Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Falaën: Naar de ruïne van Montaigle

Dit keer een kortere wandeling, maar daarom niet minder mooi en zeker niet minder intensief. We hadden namelijk een zeer zonnige dag gekozen, waar het temperatuur de tweede helft van de 30 zou bereiken. Om die reden was het dus aangewezen om vroeg genoeg te beginnen. Op deze lustocht vanuit Falaën, een kleine 10 kilometer, zouden we overigens het pad voor ons alleen hebben. En dat gold ook voor onze tussenstop, de mooie en romantische ruïne van Montaigle.

Falaën, een Waalse parel

De wandeling begint in Falaën, een dorpje dat ook de titel van un des plus beaux villages de Wallonie mag dragen, net zoals Vierves-sur-Viroin de dag ervoor. Dit heeft Falaën naast z’n charmante huisjes ook te danken aan de kasteelhoeve die dateert uit de 17de eeuw, gebouwd als bescherming tegen de roversbendes. Het overleefde de Franse Revolutie ongeschonden, door de connecties van de toenmalige eigenaars en is nu nog steeds in privé-bezit. Een indrukwekkend zicht.

De ruïnes van Montaigle

De wandeling volgt de rode rechthoek met nummer 5 en is dus, los van een bepaald punt waar we al dan niet door eigen toedoen even verkeerd liepen, best goed aangeduid. De gpx is hier te downloaden en is evenwel een handig hulpmiddel. Wij kozen om het kasteel meteen bij openingsuur (11 uur) te bezoeken en deden het dus in de andere richting dan wordt voorgeschreven. Maar dat maakt niet zoveel uit.

Je vertrekt vanuit het dorpje en wandelt even door de velden. In de verte kan je de indrukwekkende abdij van Maredsous zien. Na een paar kilometer ga je het bos in. Je passeert het gehucht Le Marteau. Niet veel verder zie je na een bocht plots de indrukwekkende en romantische ruïne van Montaigle opduiken.

Het kasteel werd in de 14de eeuw gebouwd door het geslacht Dampierre (ja, van Gwijde), op de plek waar eerder al een vestiging stond. Het gebouw raakte in onbruik na de oorlog tussen Karel V en Henri II. In de 19de eeuw werd de verloederde restanten gered van de totale ondergang en met de hulp van het Waals gewest en vrijwilligers kan je het vandaag bezoeken. Een aanrader voor liefhebbers.

Langs de Flavion

Vlak na het kasteel volgt een mooie passage langs de Flavion, een zijrivier van de Molignée, die tevens zijn naam aan de vallei geeft en die zelf in de Maas vloeit. Het weidepadje naast de rivier wordt al gauw onbegaanbaar en het is even nodig om onder de prikkeldraad te kruipen voor wat stevige ondergrond. Een stijgend stuk over asfalt brengt je naar de hoeve van Montaigle.

Vervolgens klimt het pad terug langs de rivier, waar enkele strategisch geplaatste boomstammen ons een mooie picknickplaats schonken. Het bospad komt uiteindelijk via het gehuchtje Flun uit op een asfaltpad dat enkele keren stijgt en daalt, wat geen sinecure is door de temperatuur, die ook al serieus gestegen is. Eens bovenaan passeer je de kasteelhoeve en ben je al snel weer in het centrum van Falaën

 

 

 

Nismes: Een totaal andere omgeving

Deze wandeling van 14,5 km werd op de website van toerisme Wallonië aangekondigd als een mentale reis naar het Zuiden van Frankrijk. Misschien is het onze eigen heimwee na de prachtige wandeling die we daar vorig jaar deden, maar waar het eerst op enig hoongelach werd onthaald, werd met elke stap duidelijker dat het meer was dan een promopraatje. Deze pittige uitstap brengt je inderdaad even in een totaal andere omgeving, en gaf ons alvast een echt vakantiegevoel.

Nismes naar Dourbes

We zouden vandaag 4 van de 8 deelgemeenten van Viroinval zien. Ons startpunt Nismes was al tamelijk charmant, maar dat zou al verbleken bij onze doortocht door Dourbes. Maar eerst moesten we al een flink stuk van de wandeling afleggen. Het begon langs de weg, waar ik getrakteerd werd op twee kleine hagedissen. Meteen goed om de toon te zetten. Al snel gaat het door een bos, dat eerst nog langs de met chiro- en scoutstenten bezaaide weidelanden kronkelde.

Eens het echt door het bos ging begon het pad te klimmen, iets wat het nog enkele keren zou doen. Dat merkte ook een fietser, die hoopte dat zijn elektrische fiets hem naar boven zou stuwen. Helaas kwam hij door de vele stenen vaak tot stilstand en moest hij ietwat gelaten even de strijd staken. Het pad werd breder en al gauw waren we uit het bos en kondigde Dourbes, het tweede dorpje zich aan.

DSC09828

Eerst gebeurde dit via een collectie houten huisjes, waarvan we niet wisten of het nu een bungalowpark was of gewoon de plaatselijke bouwstijl. Maar in het dorpje werd al duidelijk dat men hier toch koos voor een grijze baksteen, die we ook in de andere dorpje aantroffen. Dourbes was charmant, maar helaas werden de beloofde picknickbankjes al ingepalmd door mensen die zich vlakbij hadden geparkeerd.

Avontuur naar de Haute Roche

Ik had op de kaart gezien dat er een kasteelruïne in de buurt was. Aanvankelijk dachten we dat we een steil steenpad moesten nemen, tot ik vol enthousiasme iets verder een bospad zag. De eerste tientallen meters waren best te doen, maar dan werd het zo steil dat je zonder de houvast van de bomen, die steeds zeldzamer werden, af en toe naar beneden schoof. Sara en haar kersverse Lady Journey-schoenen hadden er minder last van. Misschien was ik met mijn lengte, gewicht en het feit dat ik de rugzak droeg in het nadeel. Ondanks mijn beperkte klautertechniek geraakte ik toch naar boven, waar duidelijk werd dat het kasteel privé-eigendom was. Het werd helemaal puffen als we ook nog eens constateerden dat er een minder steil wandelpadje vanuit het dorp vertrok. Het was in ieder geval het uitzicht wel waard.

Picknick aan het water, uitkijkpunt en een bijzondere rotsformatie

Het gebrek aan bankjes werd alvast gecompenseerd door een heerlijke plekje aan de Viroin, de plaatselijke rivier. En zoals dat vaak gaat na een lunch ging het daarna vrij hard omhoog, opnieuw door bosland, om dan te dalen naar een plateau met een geweldig uitzicht. We passeerden ook nog een steengroeve, waarna we niet veel verder de Viroin overstaken via de spoorwegbrug.

Daarna volgde weer een nieuwe type bos, met meer kronkelende begroeiing en eventjes zelfs met wat trappen om de steilte te compenseren. Het uitzichtpunt La Roche Aux Faucons was dan weer net iets minder spectaculair dan de tegenhanger in Luik. Maar het beste moest nog komen. De Fondry de Chiens is een erosiegat dat ontstaan is door de erosie van de kalksteenformatie. Het is bovenaan al indrukwekkend en via een padje, dat gelukkig wat soepeler wandelt dan dat naar de ruïnes van de Haute Roche. De aanwezigheid van parkeerplaatsen zorgde voor opvallend veel volk, en dus bleven we niet te lang plakken. Het was daarna nog maar een goede tien minuten voor we opnieuw in het centrum van het mooie Nismes kwamen.

Een vreemd museum en een van de mooiste dorpjes van Wallonië

We besloten nog wat van de streek te genieten. Eerst door een bezoek aan het museum Malgré-Tout, een archeologiemuseum dat een ietwat bijzonder insteek heeft. Geen werktuigen en scherven die in de regio gevonden werden, maar een tentoonstelling over speerwerpers en over de menselijke evolutie. Oh, en in de tuin ook nog replica’s van hutten en tenten. Op zich wel eens fijn om te bezoeken, maar toch goed dat het gratis was met de museumpass. (Zo wordt die ook nog eens gebruikt)

Wallonië telt ook een netwerk van mooie dorpjes die verzameld zijn onder de niet echt verrassende naam Les Plus Beaux Villages de Wallonie. Een daarvan ligt niet ver van Nismes, met name Vierves-sur-Viroin. Het eerste wat je ziet is het indrukwekkende kasteel, dat vandaag in privé-bezit is. Een korte wandeling van anderhalve kilometer brengt je door het hart van het charmante dorpje. Het is inderdaad niet moeilijk in te zien waarom Vierves deze titel heeft gekregen.

 

Dag 2: Le Monastier-sur-Gazeille – Le Bouchet-Saint-Nicholas

Langsheen de eindeloze zandweggetjes

Nog 202 km te gaan – 33.373 stappen gezet (26 km, waarvan 23 km op de GR 70)

727 meter gestegen, 439 meter gedaald.

Le Monastier-sur-Gazeille (930 m) – Goudet (760 m) – Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m)

Ah, het land van de duizend zandweggetjes. Soms tergend rood, soms simpel bruin. Vaak afwisselend kronkelend in de richting van en vervolgens weg van de vele kleine dorpjes die ook op deze dag typische namen dragen zoals Le Cros, Montagnac en Preyssac. Maar vandaag simpelweg herleiden tot de soms gruwelijk eindeloze zandweggetjes zou deze tweede wandeldag, en de eerste echte op de Chemin de Stevenson, oneer aandoen.

De treurnis van een Frans ontbijt

Ons eerste ontbijt, in Bristol-en-Velay, was nog wat je meestal krijgt aangeboden als het wordt aangekondigd als continentaal. Vandaag was het voor het eerst op z’n Frans. Wit brood, confituur, niet al te veel fruitsap en redelijk slappe koffie. Je kan dat soort culinaire fratsen nog enigszins plaatsen, zeker als je in een relatief goedkoop hotel verblijft. Maar het is ook wel ergens vreemd, aangezien je je profileert op een wandelroute en dus voornamelijk wandelaars ontvangt. Een verschrikkelijk snel verteerbaar ontbijt verandert toch wel het een en het ander.

Zeker als je te maken hebt met twee notoire anglofielen. In het Verenigde Konkrijk krijg je in de B&B’s  en guesthouses een Engels ontbijt, wat op gewone dagen redelijk overdreven is. Maar als je gaat wandelen is het wel ideaal om het tot de middag of vroege namiddag uit te houden. Maar de overgang van Bristol naar de Provence betekende ook het einde van spek en worst en het begin van de hegemonie van wit brood met confituur.

Naast ons zat een koppel uit Aken, Duitsers die net over de grens woonden. Ze bleken fervente GR 70-wandelaars te zijn en hadden de 12 wandeldagen in vier gekapt. De eerste negen etappes hadden ze in de omgekeerde richting gedaan, beginnend in Saint-Jean-du-Gard en zo richting Le Puy wandelend. Voor dit laatste stuk hadden ze besloten om het toch omgekeerd te doen. En dus waren ze, na enkele jaren, nog twee dagtochten verwijderd van het vervolledigen van hun route.

Uit ons gesprek bleek ook dat we een gedeelde voorliefde hadden voor Malmedy en omgeving. Ook daar proberen we minstens een keer per jaar naar toe te gaan. De Oostkantons, met zijn venen, rivieren en bossen is waarschijnlijk van het mooiste wat België te bieden heeft aan fervente wandelaars. Tussen Kerstmis en Oudjaar vertoeven we vaak in de plaatselijke jeugdherberg, de ideale uitvalsbasis voor wandelingen. Maar, zo leerde de Duitser mij, is Malmedy ook de plek waar jaarlijks een redelijk uit de kluiten gewassen badmintontoernooi doorgaat. Voor elk wat wils.

Eindelijk op de GR 70

Maar wij waren hier voor de eigen wandelervaring. En dus verlieten we, zonder al te veel spijt Hotel Le Provence. Nadat we Le Monastier achter ons lieten, zakten we even af tot aan de Gazeille, een rivier die maar 27,2 kilometer stroomt tot ze opgeslokt wordt door de machtige Loire. Het landschap is vergelijkbaar met de eerste etappe. De uitzichten over de Velay, met z’n door vulkanen gevormd landschap, is ook hier aanwezig. Soms worden deze vergezichten afgeschermd door bossen. De GR 70 is bosrijk, en je wandelt hier vaak in de beschutting. Maar eens je de open ruimte vindt, is het genieten van een mooi uitzicht.

Op onze weg liggen ook enkele kleine dorpjes. Zo is er Le Cluzel, met een bijhorend schrijn, of Saint-Martin-de-Fugères, waar de weinige straten gecentreerd liggen rond een gezellig dorpsplein. Tussen twee dorpjes in volgt een mooi stuk met een geweldige vista over het door vulkanen gevormde landschap van de Velay. We worden hier even vergezeld door een Fransman uit Bordeaux, met wandelstokken, uit de kluiten gewassen kuiten en een al even impressionant wandeltempo. Desondanks zouden we hem achter ons laten. Om het dorpje Goudet te bereiken, moesten we namelijk afdalen via een pittig, steil en met kleine steentjes bedekt pad, met bijhorend gevaar op uitschuiven. Gelukkig geraakten we zonder kleerscheuren beneden, tot aan een brug over de Loire en met boven ons de ruïne van chateau Beaufort.

DSC07848

In this pleasant humour I came down the hill to where Goudet stands in a green end of a valley, with Château Beaufort opposite upon a rocky steep, and the stream, as clear as crystal, lying in a deep pool between them.

Van het kasteel zelf, dat oorspronkelijk in de 13de eeuw werd gebouwd, blijft vandaag niet veel over. En ondanks het feit dat het augustus, en dus hoogseizoen is, is het slechts zeer beperkt en 1 dag per week toegankelijk. We konden dan ook niet veel anders doen dan, na een korte snack, onze tocht verder te zetten.

De klim omhoog en naar de zandweggetjes

Even tartte ik de wandelgoden door laatdunkend te doen over de beklimming uit Goudet, tot we er echt aan begonnen. Het bleek een pittig, steil bospad te zijn. Al na enkele minuten waren we opnieuw boven de ruïne van het kasteel geklommen, en dan was er nog een aanzienlijk stuk omhoog te gaan. Het was niet echt onlogisch. Vanaf het beginpunt waren we 170 meter gedaald en nu moesten we een kleine 500 meter terug omhoog. Maar het klimmen zou niet eens het zwaarste gedeelte van de dag blijken.

Terwijl de temperatuur stilaan begon te klimmen, kwamen we op een pad terecht dat ons naar Ursel moest leiden. Het dorpje was in de verte min of meer te zien, maar we moesten weliswaar eerst een kronkelende zandweg temmen. Wanneer je wandelt kan je soms voor jezelf uitmaken dat je nog wel even kunt wachten met eten tot je een goede picknickplek vindt, maar wanneer die plek zichtbaar is, maar niet dichterbij lijkt te komen door het betere bochtwerk, en er ook nog eens zand in je schoenen kruipt, dan is het soms aanlokkelijk om binnensmonds te vloeken.

Soms tart je de wandelgoden zelf, door bijvoorbeeld een perfect gelegen picknickbank links te laten liggen. Toegegeven, deze stond weliswaar in de vlakke zon, die op dat moment van de dag stilaan begon te branden, maar tegelijkertijd was het wel een beter alternatief dan de pijnlijke rotsen. Deze hadden dan weer het voordeel dat ze strategisch onder een reeks bomen waren gesitueerd en we even afkoeling konden vinden. Later op de avond zou blijken dat mijn kuiten al stevig verbrand waren van het eerste deel van de dag.

Le Bouchet

Na de lunch restte ons nog +- 8 km en drie dorpjes, met name het gezellige Bargettes, het uit welgeteld 4 huizen bestaande Preyssac en onze eindbestemming van de dag, Le Bouchet-Saint-Nicholas. Geen idee wat een bouchet is, maar ik ontdekte wel dat étang het Frans voor pond is. Op deze tweede wandeldag konden we ook meteen onze gpx-track ten volle benutten. Hoewel de GR 70 over het algemeen goed is aangeduid, was er ergens tussen Preyssac en Le Bouchet toch een kleine fout ingeslopen. Gelukkig konden we dit snel rechtzetten.

Nog een laatste zandweggetje, met zicht op het dorpje, restte ons voor vandaag. Net als het geval was bij het dorpje Ursel zagen we ook hier de kerk al redelijk vroeg. Gelukkig was onze kronkelkwelling iets beperkter en bereikten we al snel onze eindbestemming, waar we in ons verblijf, de L’Auberge du Couvige ons op het terras neerzette voor een welverdiende cola, terwijl ons verhaal van de dag neerpennend.

Op het moment dat Stevenson Le Bouchet bezocht had het ongeveer 553 inwoners, dat zakte tegen het begin van de 21ste eeuw naar iets meer dan 230. De laatste jaren zijn er terug wat mensen bijgekomen, maar het toont aan hoezeer deze dunbevolkte periode met de eeuwen is leeggelopen. Terwijl we op het terrasje zitten passeert er af en toe een auto op de parking. Het dorpswinkeltje is pal tegenover onze herberg gevestigd.

We waren tamelijk vroeg aangekomen en moesten dus nog wat extra tijd doden tot het eten. Dat deden we in eerste instantie met een korte wandeling naar de kerk, de église Saint-Nicolas, die we beiden probeerden te vereeuwigen met een tekening. Ik ben geen Da Vinci en als ik thuis teken stop ik vaak gefrustreerd uit onvrede met het tussentijdse of eindresultaat, maar hier was er geen alternatief. Er was geen gom, enkel een potlood. Het was een andere manier van tekenen, een waar het proces nog belangrijker was dan anders. En het was, op een bankje in een klein Frans dorpje, een aangenaam tijdverdrijf.

Aan de gemeenschappelijke tafel

Deze avond hadden we ook onze eerste ervaring aan een table commune. De mensen die hebben gekozen voor de demi pension, of later nog hebben aangegeven in de herberg te willen eten, worden aan een lange tafel gezet. Ik was hiervoor enigszins nerveus. Ten eerste ben ik uit mezelf niet altijd de meest vlotte persoon bij mensen die ik niet ken. Ten tweede moest ik nog eens Frans spreken. Uiteindelijk schoven we onze benen aan de lange tafel, samen met tien anderen.

Er was een jong koppel uit de buurt van Lille, een praatgrage man en zijn vrouw uit Lyon, een koppel uit de Provence, een koppel dat we al meermaals hadden tegengekomen, maar die zich nu aan de andere kant van de tafel begaven, en ten slotte twee Duitsers, de enige niet-Fransen in het gezelschap. De vrouw, die er in eerste instantie nogal nors uitzag, had duidelijk een redelijke kennis van het Frans en probeerde, af en toe struikelend over haar woorden, verdienstelijk te participeren aan het gesprek. Haar man, die schijnbaar geen woord Frans sprak, zat er wat bij en keek er naar.

Ik deed het zelf niet veel beter. Misschien had ik aanvankelijk de fout gemaakt om te zeggen dat we van Vlaanderen waren i.p.v. België, want naar mijn gevoel werden we nogal uit het gesprek gehouden. Of misschien lag het gewoon aan het feit dat we nog onvoldoende waren geacclimatiseerd en ons Frans nog te hakkelig was om echt te participeren. Ik vond het, los van het eten, een onaangename ervaring, maar volgens Sara viel het allemaal goed mee. Even werd er wel over ons geroddeld, toen er gesproken werd over een jong koppel dat snel wandelde met een absurde Eastpack als bagage. Na wat geschuifel lieten we toch voorzichtig weten dat wij dat waren. De volgende dag had je in principe de keuze tussen een lange en een korte route. De meesten kozen voor het tweede. We zouden dus zien wat morgen bracht, en met wie.

Het verblijf

L’Auberge du Couvige zelf is een aangename plek. Het is geweldig gelegen, in het centrum van het dorpje, is heel gezellig en ruim. Dit keer hadden we een kamer voor vier, na de kamer voor drie van gisteren. Tegen dit tempo eindigen we met een slaapzaal voor ons alleen!

Het eten

Het eten was in ieder geval absoluut verrukkelijk. Als voorgerecht aten we de befaamde linzen uit Le Puy. Het hoofdgerecht bestond uit zeer romige gratin dauphinois met heerlijk gekruide kippenboutjes. Het dessert was een clafoutis van pruimen. Lekker en leuk om de linzen, de trots van deze streek, te kunnen proeven.

Dag 2: Marvaõ – Marvaõ

Op deze tweede dag werd er een luswandeling gemaakt vanuit het heuveldorpje Marvaõ. Het gaat in deze tocht van 20 km naar de Spaanse grens en het dorpje La Fontañera, waarbij er oude smokkelroutes worden gevolgd. Het pad daalt naar de vallei van  de Rio Sever om opnieuw steil te klimmen richting Marvaõ.

Marvaõ – Fontañera

Vanuit Marvaõ dalen we aanvankelijk terug af via dezelfde middeleeuwse weg, te midden de kurkeiken, maar na een goed kwartier duiken we een landweggetje in. Meteen worden we getrakteerd op een mooie ruïne van een boerderij. Dan wordt het even verwarrend aangezien in onze beschrijving staat dat we tussen een zonnepaneel en een waterstationnetje moeten wandelen, terwijl we uiteindelijk gewoon de beide links moeten laten. Voeg daar nog het verkeerde padje naar rechts aan toe, en voor je het weet ben je een half uur verloren met in struikgewas te ploeteren.

Gelukkig vinden we de juiste weg en komen we aan de wijngaarden en de baan die we moeten hebben. Er volgt een redelijk lang stukje over asfalt, maar gelukkig compenseren de uitzichten. We zien Marvaõ op een heuvel liggen, steeds verder en verder. Vooraleer we aan de Spaanse grens komen passeren we nog het mooie doch ietwat typische kerkje van Galegos, een boerderij met de porcos ibericos, de typische zwarte varkens die al eens op ons bord durven belanden (Portugal is geen lachertje voor flexitariërs) en het klein, maar ietwat charmeloos gehuchtje Pitaranha. Het grensdorpje Fontañera is een ideale lunchplek.

Fontañera – Marvaõ

Na een voet te zetten in Spanje, dalen we af via de oude, rotsige smokkelpaden, die vooral werden gebruikt toen beide landen een dictatuur waren, nog niet zo lang geleden. Zoals zo vaak werd hier onder andere koffie en tabak gesmokkeld. Na een redelijk pittige afdaling, gaat het via een asfaltbaantje en een landbouwweg naar de Rio Sever, die we oversteken met stapstenen, waarna we de ruïnes van een watermolen zien, die al helemaal zijn begroeid met mossen.

Na een goede drie kilometer beginnen we terug te stijgen richting Marvaõ. Op dat moment is het niet duidelijk hoe we ons langs het kronkelige pad terug een weg naar boven  gaan hijsen. We komen nog langs een charmant gehuchtje, Abegao, dat helaas geplaagd wordt door een hondsdolle hond. Hetzelfde lot is ons beschoren wanneer we enkele middeleeuwse tomben van dichtbij willen bekijken. Deze liggen echter op privéterrein en ook hier zijn de waakhonden meer dan onvriendelijk. We besluit dan maar het laatste stukje te klimmen, waarna we op een kasseiweg komen met een vrij impressionante hellingsgraad, om zo weer op onze uitvalsbasis aan te komen, waar we nog vlug een bezoekje brengen aan het kasteel en een taartje eten.

Eten

In de Varanda do Alentejo heb je een mooi uitzicht over het dorpje. Het eten is er ok, maar we dachten beiden eens iets anders te nemen en kozen voor respectievelijk vis en een lamsstoofpotje. Beiden vielen wat tegen. Maar dat kan ook liggen aan ons.

Trivia

– Het is op deze 24ste maart dat ik mijn vriendin, op deze mooie plek, ten huwelijk heb gevraagd.

 

Dag 6: Llanymynech – Welshpool (18,5 km)

Llanymynech

De regen die een code geel had gerechtvaardigd, had vooral ’s avonds lelijk huis gehouden. Gelukkig zaten we toen al eventjes in de veiligheid, warmte en droogte van onze kamer. Op deze zesde wandeldag zou er weliswaar ook wat nattigheid vallen, alleen was het eerder miezer dan een volwaardige bui. Nadeel is wel dat je er even nat van wordt en dat het er ook voor zorgt dat je niet meteen een droge plek vindt om te pauzeren, waardoor we ons middagmaal half zittend onder een boom moesten nuttigen. Het was echter een redelijk vlakke, maar helaas ook vrij monotone etappe.

Llanymynech – Pool Quay (14,5 km)

In feite begon en eindigde deze zesde dag op dezelfde manier, langs een kanaal. Het kanaal van Montgomery is hetzelfde kanaal dat we op dag 4 tegenkwamen, tussen Llangollen en Chirk. Hier is het in eerste instantie licht verloederd. Het is dus wat minder mooi voor de dagjestoeristen die graag met hun boten varen, maar voor de wandelaar die houdt van een beetje Romantische chaos is het wel aangenaam. Zeker aangezien we af en toe een zwanennestje passeren.

345

Een lichtjes verloederd kanaal kan ook mooi zijn

Na het kanaal duikt het pad de weilanden in. De nevelwolken en lichte mist geven het landschap nog een zeker karakter, maar het kan niet verbergen dat je 8 km lang dezelfde, ietwat saaie weg volgt. Er zijn wel enkele lichtpunten. Zo wandel je een stuk op de dijk, volg je voor het eerst de rivier Severn en zie je in de verte ook een indrukwekkende groeve opduiken. Het ligt misschien ook aan het feit dat ik die dag zelf niet in beste vorm was, en dus heel de tijd op Sara’s kleurrijke rugzakregenhoes moest kijken.

361

Het uitzicht van een man met een mindere wandeldag

Pool Quay – Welshpool (4 km)

Alsof dat nog niet ‘erg genoeg’ was, moesten we nog voorbij de grootste hindernis van de dag. We hadden al reeds ontdekt dat koeien nogal assertief uit de hoek konden komen, maar net voor Pool Quay, een klein dorpje, wachtte een sliert koeien ons op, allemaal netjes op een rij, ietsje hoger gepositioneerd, op de Dyke zelf, ons aanstarend als een bende vorte sekteleden. Associaties met Children of the corn waren onvermijdelijk. Op dat moment gebeurde er iets bizar. Een van de koeien liep naar beneden op ons af. Je zou dan kunnen denken dat het niet onlogisch is dat een moeder haar kalfje verdedigt, ware het niet dat het het kalfje was dat ons leek te willen aanvallen. Alsof het een bende wilde honden betrof, probeerden we snel maar geruisloos voorbij de colonne koeien te wandelen. Sindsdien hebben runderen hetzelfde effect op mij als vrachtwagens op de autostrade. Hoe sneller ik er langs ben, hoe beter.

366

Psycho Killer, qu’est-ce que c’est?

Eens Pool Quay voorbij werd ons gelukkig wat rust gegund en kwamen we opnieuw aan het Montgomery Canal. Dat bleven we nog verder volgen dan de feitelijke eindhalte van de dag, Buttington, richting Welshpool, een klein maar gezellig stadje. Door de regen hadden we niet al te veel pauze gehad. In feite hadden we de 18,5 km zo goed als in een trek gewandeld. We (of vooral ik) strompelden dan ook Welshpool binnen, maar voor we op onze lauweren gingen rusten, bezochten we nog Powis Castle (zie onder)

Het eten

Een vreemdsoortig keten, type Lunch Garden, waarbij je zowel wereldkeuken, als hamburger, als pizza als vol-au-vent kunt eten. Niet meteen onze eerste keus, maar de andere opties in Welshpool waren vreemd genoeg volboekt en dit werd ons aangeraden door de eigenaar van de B&B.

Het verblijf

The Stone House is een recent (toch in 2015) gerenoveerde B&B, met een vriendelijke gastheer, een goed ontbijt en een meer dan degelijke packed lunch. Het is gelegen in Welshpool, ongeveer drie kilometer van de route, maar het is sowieso handig om naar daar uit te wijken wanneer je op dit punt komt.

Bijzonderheden

  • Het kanaal werd in 1936 officieel gesloten. De restoratie is sinds 1987 traag maar gestaag bezig.
  • Koeien zijn wel degelijk gevaarlijke dieren. In het Verenigd Koninkrijk zijn er elk jaar 4 à 5 doden door koeien, 74 sinds 2000. Maar het cijfer van aanvallen door koeien ligt hoger. Ook opvallend. De aanvallen gebeuren wel degelijk eerder door koeien dan stieren.
  • Powis Castle is zonder twijfel mijn favoriete kasteel in Wales. Oorspronkelijk gebouwd in de 13de eeuw, kende het zijn glorieperiode onder Edward, zoon van Clive of India, die zelf ook governeur van Madras was. Het kasteel wordt gekenmerkt door prachtige kamers, kunst, artefacten en kledij van over de hele wereld en vooral een prachtige tuin.
379

Powis Castle

Dag 4: Llangollen – Chirk (16 km)

Llangollen

Het is een gouden regel onder de wandelaars. Na een zware dag plan je best een kortere etappe in, zeker als je die luxe hebt. Na de onverwachte uitputtingsslag van de derde dag was er een relatief korte wandeldag gepland op dag 4. Aangezien we ’s avonds terug naar de hostel zouden gaan, konden we gewoon met een beperkte rugzak en alle tijd van de wereld genieten.

211

Op de Panorama Walk

Llangollen – Froncysyllte (7 km)

Na een korte klim richting Offa’s Dyke Path vanuit Llangollen begint de dag opnieuw zoals de vorige geëindigd was, langs de brede, geasfalteerde Panorama Walk. Het uitzicht is inderdaad mooi, al is asfalt natuurlijk minder aangenaam aan de voeten en zijn de passerende auto’s ook een (licht) storende factor in de zoektocht naar peis en vree. Gelukkig duik je al snel een bos in, meer bepaald Trevor Hall Wood.

Trevor Hall is een Victoriaans landhuis dat vandaag gedeeltelijk gebruikt wordt voor recepties en trouwfeesten. Het bos maakt deel uit van het domein, maar, zoals dat zo vaak gaat in het Verenigd Koninkrijk, is het wel toegankelijk door middel van een vast te volgen wandelpad. Het bos zelf is anders dan het gruwelijke Llandegla bos (zie dag 3) feeërieker, en herinnert de wandelaar er weer aan waarom J.R.R. Tolkien Wales gedeeltelijk als inspiratiebron nam voor zijn Midden-Aarde.

219

Wél een tof bos

Eens het bos uit ga je onder een tunnel en kom je via een poortje in een weide met paarden. Het is hier waar ik een van de diepere dierenconnecties uit mijn leven heb mogen ervaren, dankzij een kortstondige maar innige vriendschap met een paard. De selfie was al leuk, maar toen het dier het grootste stuk van de weide niet afweek van mijn zijde, had ik even het gevoel dat ik een echte paardenfluisteraar was. Helaas kwam het afscheid er snel aan. Na een korte middagpauze in Trevor, ging het naar Froncysyllte (alweer een makkelijke naam) waar het bekende (toch in het Verenigd Koninkrijk) aquaduct van de Schotse ingenieur Telford staat.

231

Vriendschap voor het leven

Froncysyllte – Chirk (9 km)

Hou je vast. Het aquaduct in Froncysyllte heet Pontcysyllte. Oorspronkelijk maakte het deel uit van een plan om de Severn in Shrewsbury te verbinden met de Mersey in Liverpool. Het aquaduct werd gebouwd in 1805. Maar de nodige middelen waren niet aanwezig om het hele traject af te maken en de komst van de trein zorgde ervoor dat ook het kanaal van Llangollen niet lang voor industriële doeleinden werd gebruikt. Het  is vandaag nog wel operationeel (bevaarbaar) maar dan eerder voor pleziervaarten. Af en toe zie je er ook nog de bekende bootjes die door paarden worden getrokken. Telfords aquaduct is wel het oudste en langste nog bevaarbare aquaduct van het Verenigd Koninkrijk en is met z’n 38 meter hoogte ook indrukwekkend.

Het pad volgt het kanaal een paar kilometer, tot je aan de zogenaamde Irish Bridge naar beneden moet en terug de groene weilanden intrekt. Het goede nieuws is dat er ook meer (of beter gezegd iets) van Offa’s Dyke te zien is.  In eerste instantie is het nog redelijk subtiel, maar na een tijdje is de aarden muur duidelijk waarneembaar. Na een stevig stuk dalen draait het pad rond Chirk Castle (zie onder), waar achter de omheining Offa’s werk te bewonderen is. Het is vanaf daar nog een half uurtje naar het eindpunt van de dag (Castle Mill) en voor ons nog twee kilometer naar het centrum van Chirk, waar ons een weerzien met familie en vrienden wachten.

249

Chirk Castle & Offa’s Dyke

Het eten

Heerlijke spaghetti bij Paul & Ruth, de Welshe volksdansvrienden van mijn ouders.

Dag erna naar Corn Mill, leuk restaurantje met zicht op de Dee.

Het verblijf

Llangollen Hostel was gedurende drie nachten onze uitvalsbasis, omwille van het feit dat mijn ouders op dat moment in het naburige Chirk bij Welshe vrienden zaten, waar de volgende wandeldag ons naartoe zou brengen, en we daarna nog een rustdag extra inplanden. Het was een leuke hostel, met goede faciliteiten.

Bijzonderheden

In Chirk ligt een van mijn favoriete (Welshe) kastelen, het gelijknamige Chirk Castle. Zowel vanbinnen als vanbuiten de moeite. Ook de kasteeltuin en het omliggende domein zijn aanraders, met bijzondere aandacht voor de poort en de legende van de rode hand.

269

Chirk Castle vanuit de kasteeltuin

De legende van de rode hand wil dat een stervende feodale heer niet wist welke van zijn zonen de oudste was. Hij besloot een race te organiseren en de eerste die zijn sterfbed met de hand zou aanraken zou zijn bezittingen en titel erven. Toen een van de zonen merkte dat hij de race zou verliezen, hakte hij zijn hand af en gooide het naar het bed. Vandaar dus de rode, bloederige hand die in de poort verwerkt zit.

Thomas Telford was in zijn tijd een groot ingenieur en bouwde naast kanalen en bruggen, tunnels en havens.

 

 

 

 

Dag 3: East Wallhouses – Chollerford (14,4 km)

East Wallhouses

Wandelvakanties hebben vele voordelen. Ten eerste verlies je er geen tijd mee. Je wandelt van plaats A naar plaats B en elke stap die je zet maakt deel uit van het totaalspektakel. Het is ten tweede ook een heel vrije manier van reizen. Je hebt je dagplanning volledig zelf in de hand en vooral, het geeft je de nodige vrijheid om de eigen denktank eens wat rust te gunnen. Maar er is nog een derde voordeel, een dat niet te versmaden is voor een anglofiel. Als je elke dag een aanzienlijk aantal kilometers wandelt met een rugzak van om en beide 13 kg op de rug, dan kan je je al eens laten gaan en ’s morgens opteren voor de full English breakfast. Het ontbijt in de Robin Hood Inn volstond in ieder geval om voor een uur of vier vol energie door de Northumbrian natuur te wandelen.

East Wallhouses – The Portgate  (6,7 km)

Onze derde dag begon met veel laddertjes, waarvan de eerste paar nog werden verwelkomd, omdat het nu eenmaal zorgde voor leuke foto-opportuniteiten. We zouden er die dag echter dertig doen. De pret was er dus relatief snel van af. Hier, in de landweggetjes van East Wallhouses, werden we ook getrakteerd op interessante fauna en flora, zoals een mini-kikker en een slak met een dubbele behuizing (een huis groeide op zijn huis). Maar ook onze historische dorst werd gelest, reeds na een drietal kilometer, met het meest spectaculaire stukje vallum dat we de hele reis zouden zien. De vallum is een aarden constructie, waarbij een gracht gecombineerd wordt met twee opgehoopte aarden muren. Dit moest ervoor zorgen dat een doorgang werd bemoeilijkt en dat het vijandelijke leger in een kwetsbare positie terechtkwam. Op dat moment woedde er even een bescheiden historikerstreit over de ligging van de vallum, waarbij Sara het Caledonische standpunt verdedigde (de vallum ligt achter de muur, en dus Romeinen – vallum – muur) en ik het Romeinse (de vallum ligt voor de muur, Romeinen – vallum – muur). Een kilometer verder zie je vanuit de verte Halton castle, een kasteel dat in zijn huidige vorm dateert van 1696.

DSC04348

Vallum met uitzicht

The Portgate –  Heavenfield (5,9 km)

Dag 3 was de eerste dag dat er regen werd voorspeld. Bij het eerste, voorzichtige nederdalen van druppels namen wij dan ook onze voorzorgen en trokken wij zonder enig aarzelen onze regenjassen aan. Aangezien het bij dat miezeren bleef, waren we uiteindelijk natter van het zweet dan van de regen. Een t-shirtwissel drong zich op. Door het coniferenbos van Stanley’s plantation is het nog een goede twee kilometer tot het pittoreske St. Oswald’s Hill, met het gelijknamige kerkje gelegen in het midden van een veld. Deze kerk werd deels opgetrokken met stukken van de muur. Het vindt zijn vroegste oorsprong in de 7de eeuw, maar werd in zijn huidige vorm in de 18de eeuw afgewerkt. Het kerkje zou op de plaats staan waar St. Oswald, toen nog een gewone sterveling die koning van de katholieke Angelen was, een houten kruis zou hebben geplaatst voor hij de slag tegen de heidenen uit Mercia en Gwynedd won. De veldslag wordt gezien als cruciaal in de doorbraak van het christendom op de Britse eilanden.

DSC04376

St. Oswald’s Church

Heavenfield – Chollerford (3,8 km)

Van Heavenfield is het nog maar 3,8 km naar Chollerford, de eindbestemming van de dag. Maar op deze korte afstand bevinden zich wel twee mooie stukken muur. Er wordt gedacht dat het in Planetrees (of in de nabijheid ervan) was dat de Romeinen besloten om een smalle muur op de brede funderingen te plaatsen. Het voortbestaan van dit stuk muur is volledig te danken aan William Hutton, de eerste volwaardige Hadrian’s Wall-historicus, die een groep werkmannen die de muur aan het afbreken waren, tegenhield. Hutton, die in 1801 op zijn 78ste besloot om de muur af te wandelen, ging verhaal halen bij de landeigenaar. Hij kreeg van hem gedaan dat de rest van de muur mocht blijven staan, al was er reeds een goede 200 meter gesneuveld. Het tweede stuk muur is te vinden in Brunton Turret en is spectaculairder dan de reeds gepasseerde brokken in Heddon-on-the-Wall en Planetrees. Het gaat hier namelijk om een stuk van de Romeinse verdedigingstorens die tussen elke twee mijlkastelen te vinden was.

DSC04383

Chollerford

Chollerford zelf is een klein dorpje dat naast de muur ook kan pronken met de Chollerford Bridge, die in 1785 werd gebouwd door Robert Mylne. Hier is ook een van de musea gevestigd die men op de trail kan vinden. Chesters museum toont de restanten van een Romeinse fort, met onder meer een goed bewaard badhuis. Aan de overkant vind je de restanten van de brug. Hier werd de muur namelijk over de Tyne gegidst. Chesters museum ligt op een kilometer van de kern van Chollerford, maar liefhebbers van het betere archeologische werk kunnen dit beter na hun aankomst nog bezoeken. De volgende dagetappe is namelijk relatief lang en zwaar en het is niet meteen aangeraden om dit museum in de ochtend te bezoeken.

DSC04399

Romeins fort in Chesters

Het eten

Een simpele fish & chips & mashed peas en fried scampi in de Cross inn, de (enige) pub van Humshaugh.

Het verblijf

In Chollerford zelf ligt het George Hotel, een redelijk prijzig en vrij chique hotel dat zich vooral lijkt te richten op redelijk welgestelde, bejaarde Engelsen. Wij opteerden om een kilometer van Chollerford weg te gaan, richting Humshaugh (Hums-half). In Vallum Barn word je getrakteerd op een zeer comfortabel verblijf. De hartelijkheid van de gastvrouw laat wat te wensen over, maar zelfs dat hoeft geen probleem te zijn. Een B&B is zeer welgekomen na een zweterige wandeltocht, maar het noopt wel tot sociaal contact met de eigenaars en de gasten. Met het comfort dat je hier krijgt aangeboden, is het geen probleem dat de social niceties wat minder zijn.

Bijzonderheden

– Dat de mini-kikker, waarvan hierboven sprake, echt mini was, bewijst onderstaande foto. Het kleine beestje heeft zijn leven te danken aan een attente Sara, waardoor onzacht contact met mijn schoenzool kon vermeden worden.

DSC04333

Mini-kikker in East Wallhouses

– Onze reisgids wist ons te zeggen dat er zich ergens op de restanten van de brug een afbeelding van een penis te zien is. Helaas voor ons gaf hij de locatie niet prijs en zijn wij er ook niet in geslaagd om het te lokaliseren. Hiervan dus geen foto!

– Een full English breakfast bestaat uit spek, eieren, gebakken tomaten, gebakken champignons, toast, worst en bonen in tomatensaus. Optioneel kan er nog bloodpudding en hash brown, een soort aardappelgebak, aan worden toegevoegd.

– William Hutton schreef in 1802, op 79-jarige leeftijd dus, The History of the Roman Wall,  over zijn reis langs de muur.