Etappe 1: Pieterburen – Winsum (13 km)

Een reis naar de reis

Deze eerste dag is, alsof het zo voorzien is voor ons, een korte dag. Met maar 13 kilometer voor de boeg is het perfect mogelijk om aan te komen en zonder voorafgaande overnachting naar de eerste eindhalte te wandelen. Het was wel nog steeds voor het ochtendgloren vertrekken. Om 20 na 6 startte de reis al vanuit Halle en daarna volgde nog drie overstappen.

Tegen een hoge snelheid ging het naar Schiphol, met een kleine pauze, om vervolgens met iets minder marge over te stappen in Groningen, waar we een dag later naartoe zouden wandelen. Ten slotte bracht een lokale trein ons naar Winsum, het eindpunt van de dagetappe. Een gezwinde busrit later waren we eindelijk in Pieterburen, een dikke 6 uur na het vertrek thuis.

Pieterburen

Pieterburen zelf is klein maar gezellig, ook al zagen we maar een deel van het dorp. Er was nog ergens in de buurt een zeehondcentrum, maar deze kwamen we niet tegen. Ondanks het enthousiasme van mijn reisgezel lieten we ook de midgetgolf voor )wat het was. Omdat we over voldoende tijd beschikten voor de wandeldag besloten we onszelf wel te trakteren op een lunch. Dat deden we in de tuin van het lunchcafé Bertje Jans, genoemd naar een van de twee uitdenkers van onze wandelroute. Een tosti en een quiche (verdeeld over ons getweeën) later waren we klaar voor het feitelijke begin.

Of toch nog niet helemaal. Want we besloten nog even een bezoek te brengen aan de plaatselijke kerk. De Petruskerk (om in thema te blijven, maar toch nog een beetje af te wijken) gaat terug tot de 15de eeuw, maar de opvallende toren is wel een 19de eeuwse toevoeging, nadat de vorige werd afgebroken. Vanbinnen is het interieur nog bewaard, maar tijdens ons bezoek werd het aangevuld met kunstwerken van de plaatselijke kunstenaar Koos van Bruggen (1914-1979), die naast een carrière als huisarts zich op de beeldende kunsten toelegde.

De wierden en het water

Dit deel van het Pieterpad wordt mee vormgegeven door de zogenaamde wierden. Gelegen aan de zee heeft dit gebied een lange geschiedenis met de strijd tegen het water. In die strijd werden wierden gebouwd. Dit waren aarden woonheuvels die ervoor moesten zorgen dat bij overstromingen huis en huisraad veilig boven het water uitstak. Doorgaans was dit succesvol. Maar af en toe liep het toch mis, zoals bij de Grote Kerstvloed van 1717, die in totaal 14.000 levens eiste.

Later werden de woonheuvels heuse wierdedorpen, waarbij de belangrijkste gebouwen allemaal op een verhoging werden gebouwd. Vandaag de dag is dit her en der nog te zien. Want door beter landschapsbeheer en sterkere dijken werden de wierden meer en meer overbodig. Net zoals de muur van Hadrianus werd afgebroken voor het bouwen van huizen en boerderijen, werden ook de wierden afgegraven. Alleen werd deze grond getransporteerd naar andere delen van Nederland waar de bodem minder vruchtbaar was. Vanaf de 20ste eeuw kwam er meer en meer aandacht voor de bescherming, waardoor sommige wierden toch nog te ‘bewonderen’ zijn.

Maar dat wil niet zeggen dat water geen rol meer speelt op deze eerste dag. In de tuin van het lunchrestaurant was er al een vijvertje. En het eerste deel gaat voor een groot stuk langs de Pieterbuurstermaar, een voormalige wadgeul. Dit waren vaarwegen naar de dorpen. We volgden een klein asfaltwegje langs het water, tot we bij een houten brug de maar overstaken.

Het bleef nog even door de velden gaan. Het landschap op deze eerste dag wordt sterk bepaald door landbouw en dan vooral teelt van graan en gewassen. Wat ook een constante is, is het verharde pad. Slechts her en der gaan de voeten weg van het asfalt, doorgaans een graspad. Zelfs in het compensatiebosje Oosterbos is het op het een verharde weg te doen. Dat maakt dat het niet altijd even aangenaam wandelen is, maar het mooie landschap maakt gelukkig veel goed.

Molens, kerkjes en boerderijen

Naast de landschapselementen heb je natuurlijk ook heel wat geschiedenis en erfgoed. Dat neemt hier de vorm aan van molens, kerken en historische hoeves en boerderijen. In Eenrum brachten we even een bezoek aan de kerk. Daar werd ons een doopvont uit de 11de eeuw beloofd. Helaas was dit weggehaald om in Groningen tentoongesteld te worden. De kerk zelf was sober.

Het volgende plekje liet niet lang op zich wachten. Mensingeweer is een kleine wierde aan het Mensingeweersterloopdiep (ademt uit). Naast een hoop mooie huizen had het ook de molen Hollands Welvaart te bieden. De molen dateert van 1855 en was een koren- (maalt graan tot meel) en pelmolen (pelt gerst tot gort). Decennia na decennia ging het bergaf en in 1969 werd het door een storm vernield. De eigenaar verkocht het aan de gemeente. Bijna 55 jaar later is Hollands Welvaart in ere hersteld. Een fijn bankje aan de molen maakt het ook nog eens een goede plek voor een tussendoortje.

Wandelaars hebben vaak een streepje voor, zo lijkt. En dat is op dit Pieterpad niet anders. Mensen spreken je sneller aan, vragen waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat, wensen je succes en delen eigen ervaringen. De gastvrijheid is hier groot. En dat uit zich ook bv. door de bankjes of stoeltjes die mensen aanbieden in hun voortuin. Op een tafeltje vonden we een boekje waar heel wat mensen boodschappen in hadden geschreven. Een leuk initiatief waar ook wij gebruik van maakten.

Na Mensingeweer ging het naar Maarhuizen, waar de Enna Jans Heerd, een monumentale boerderij staat. Deze is beschermd omwille van de grote historische waarde. De gebouwen liggen op een wierd, die deels is afgegraven. Verder op het pad vonden we nog een boekje om in te schrijven, een vijver en een kerkhof met graven uit de 17de eeuw. Ook dit kerkhof lag nog op de oorspronkelijke wierd.

Het mooiste dorp

Het is van daaruit niet meer lang tot we in Winsum aankomen, een dorpje dat in 2020 nog werd verkozen tot mooiste dorp van Nederland. Winsum bestaat uit eigenlijk uit twee wierdedorpen, waarvan Winsum een is en Obergum het ander. Daartussen ligt het Winsumerdiep. Het is inderdaad een gezellig plekje, met mooie huizen, een molen en een leuk pad naast bovenstaande waterloop.

Wij verbleven op camping Marenland, meerbepaald in een leuke trekkershut, een ideale setting voor onze eerste avond. Bij onze check-in was er eventjes rumoer toen een automobilist met de kano die op zijn dak stond de slagboom ramde en deze naar de vaantjes hielp. Onze relatief vroege aankomst gaf ons de kans om door de straten te dwalen, door de hoofdstraat, de zijstraatjes, naar de kerk en de molen en zo terug naar onze camping. De zoektocht naar avondeten was wat moeilijker, deels door de vegetarische insteek die mijn wandelgezel zocht.

Uiteindelijk belandden we gewoon terug op de camping waar De Jongens uit de Buurt niet alleen een goed menu maar ook een heel vriendelijke bediening bood. Door ons late uur waren we genoodzaakt om ons als enige buiten te zetten. Maar ondanks het wat vreemde zicht, was de avondzon wel genadig en hadden we waarschijnlijk nog de beste omstandigheden. We gingen ook voor het Weiland Weibier van de lokale brouwerij Het Zotte Kalf, waarbij het brouwwater vervangen werd door wei, de vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel. Speciaal!

Na het avondeten gingen we opnieuw de trekkershut in, waar het inmiddels toch al wat kouder was geworden. Onder het schuchtere licht van onze lamp speelden we nog eventjes wat gezelschapsspelen (voor de liefhebbers Lost Cities en Take Ten) waarna we vrij vroeg, moe maar tevreden, ons bed inkropen, klaar voor onze eerste volledige wandeldag.

Het Pieterpad: Wat?

Pieterwat?

Anders dan bij sommige wandelpaden hoeft het Pieterpad misschien minder introductie. Het is sowieso al een van de populairste langsteafstandspaden van Nederland, maar het werd ook bij ons bekend dankzij een van de wandeltochten en bijhorend programma van Arnout Hauben.

40 jaar geleden hadden Bertje Jans en Toos Goorhuis-Tjalsma een droom om ook Nederland een groots en lang pad te schenken. Afgaande op de vorm maar ook de geologie en eigenheid van Nederland werd er gekozen om verticaal te gaan. Met startpunt Pieterburen in het Noorden en eindpunt Sint-Pieterskerk in Maastricht was het Pieterpad, zowel de naam als het pad, geboren.

Het pad is ongeveer 500 kilometer lang, al zegt het bordje aan het begin dat je 482 kilometer moet overbruggen. Wat er ook van aan is, er zijn voldoende kilometers te temmen. De officiële website stelt voor om dit in 26 dagetappes te doen. Daarop gebaseerd heb je twee handige wandelgidsen. Het eerste deel gaat van Pieterburen naar Vorden (de eerste 13 etappes), het tweede van Vorden naar Maastricht (de tweede 13 etappes).

Het wat en het hoe

In een voorwoord uit 1983 beschrijft Goorhuis-Tjalsma zelf de veelzijdigheid van het wandelpad. Het gaat over de rijke Groninger klei, de Drentse zandgronden, de Sallandse Heuvelrug, de lommerrijke Achterhoek, het Montferland en tenslotte het langgerekte, gevarieerde Limburg. Het zijn streken en landschappen waar een Belg zich misschien minder bij kan voorstellen.

26 etappes zijn ook niet min. Maar de wandelroute is wel goed ontsloten via het openbaar vervoer, waardoor je perfect kunt opdelen en er een fijn langetermijnsproject van maken. Dat is ook de bedoeling. Hoe dichter richting Vlaanderen, hoe makkelijker het zal zijn om in te plannen, maar ook de noordzijde is per 4 of 5 etappes af te vinken.

Epiloog 2 en slotbeschouwing: Killarney – Dublin

Ulysses en literaire helden

Na het gedoe met de tickets ging ik voor het ochtendgloren (het ontbijt) naar het station, waar ik eventjes onverwacht doorweekt werd. De tickets werden weliswaar vlot opgepikt. Na een vlug maar lekker continentaal ontbijt ging het naar het station, waarna we 2,5 uur later weer in Dublin belandden.

We waren hier in 2016 al geweest. Nu keerden we terug in het jubileumjaar (100!) van Ulysses. Onze eerste tussenstap was dan ook het Museum of Literature of Ireland (MOLI), waar Ulysses en Joyce onder de loep werden genomen. Het museum was modern zonder artsy fartsy te worden. Het heeft ook een eetcafé (The commons) waar we een lekkere toast aten. (Ik Ierse cheddar en brie & Sara geitenkaas en chocolade-Guinness cake).

Na ons bezoek gingen we nog langs bij twee helden. Bij Oscar Wilde was het gezellig druk, met heel wat Aziatische toeristen die bij het standbeeld poseerden. Bij James Joyce was het een gezette vrouw die het voetstuk als zitplaats gebruikte (bellend en haar kind negerend) en daarna een dakloze vrouw met een oog. Maar uiteindelijk lukte the portrait of a 35-year old man with the artist’s statue dan toch.  Onze Premier Inn was gelegen in het bruisende Temple Bar. Zeer bruisend. We besloten dan ook om voor de standaard hamburgerhap te gaan.

Geschiedenis en taart

Onze laatste dag was een gedeeltelijke in Dublin, net iets te kort om veel te doen en net iets te lang om niets te doen. We besloten te genieten van ons ontbijt, met mate, en vervolgens opnieuw een bezoek te brengen aan het Museum of Ireland, waar we zes jaar geleden ook al onder de indruk van waren.

Het was opnieuw het geval. De Tara Brooch was nog steeds de meest in het oog springende attractie, maar ook de info over de slag van Dublin en de bog corpses was boeiend. Ook onze lunch was een gekende plek, The Silk Road Café bij de Chester Beaty library. Ze serveren er lekkere gerechten uit het Midden-Oosten. Ik deed me te goed aan Palestijnse kip en Sara koos voor een curry.

Na een korte discussie besloten we niets meer te bezoeken maar nog een koffie en taart te gaan eten bij de Queen of tarts. Sara koos opnieuw voor een combinatie van chocolade en drank (ditmaal Baileys) en ik koos voor banaan, caramel en pecanoten. Daarna gingen we onze zakken ophalen en hadden we gepland om rustig een bus naar de luchthaven te nemen.

Helaas was het eerst moeilijk om de halte te vinden en bleek vervolgens alles volgeboekt te zijn. Ondanks onze gewoonte om alles op voorhand te boeken, brak de ene keer dat we het niet deden ons wat zuur op. Gelukkig kwamen we snel bij een taxi die ons gezwind naar de luchthaven bracht en mij afhielp van de grootste acute stress.

De slotbeschouwing

Op de luchthaven was er tijd en ruimte voor een slotbeschouwing. Eerst en vooral over Dublin. Het was fijn nog eens in de stad van Wilde en Joyce te zijn, maar het was ergens ook meteen genoeg. Dublin is een levendige stad, met heel wat toeristen en bruisende locals, maar er is ook een hoop armoede, gekarakteriseerd door de vele bedelaars en daklozen, soms dronken, soms agressief, soms gelaten, soms wanhopig. En Dublin is druk.

Het contrast met de Beara Way kon niet veel groter zijn. En meer nog, het is dat contrast dat we bewust hebben opgezocht. De Beara Way was niet levendig en meestal niet bruisend. Het was wel rustig, pittig en enig mooi. En in dit decor van groene heuvels, grijze, rotsige bergen, opgedroogde beekjes en een oceaan die van het warme weer leek te genieten, waren er heel wat ervaringen te rapen.

Ervaringen met Ierland en het landschap, een nietig gevoel, verwondering over de onverwachte vergezichten, de gevarieerdheid en de zuivere natuurervaring, waarbij je je echt samen alleen (of alleen samen) kon wanen. Er waren ook ervaringen met mensen. De gastheren en -vrouwen in onze verblijven, met hun eigen persoonlijkheid en (meestal) een hoop hartelijkheid.

Ook de medewandelaars, met wie we doorgaans veel contact hadden. De cast was wel minder afwisselend dan op de Chemin de Stevenson, maar de metgezellen hadden wel allemaal een duidelijk verhaal, in meerdere of mindere mate getekend door de Beara Way (of het onverwachte weer).

En dan was er de ervaring met onszelf. Na 6 wandeldagen waren onze voeten, schouders, enkels en knieën stevig getest. Sara was nog voor de 1 voet op Ierse bodem hadden gezet gehavend, ik had vooral te kampen met hongerige insecten, steekvliegen en, zo wil de legende, vlooien, waardoor mijn hele lichaam vol rode bultjes stond. (Ik hield het op apenpokken). Maar los van de fysieke mankementen was het vooral een reis van en voor fysieke uitdaging, een gezonde moeheid en bijgevolg een hoofd dat ze leeg als mogelijk was.

De Beara Way was memorabel, verrassend, uitdagend en deugddoend. Een ruig landschap in een hete zon, waardoor elke stap een dubbele uitdaging werd. Er werden liters en liters zweet verloren en ter compensatie probeerden we niet gedehydrateerd te geraken. We ontdekten ook de geneugten van apple cider (Bulmers). We temden een landschap waar zelfs op het vlakke geen centimeter vlak was.

We genoten van plekken waar de stilte vaak enkel werd doorbroken door het gekraak van onze voeten die de grond verstoorden, soms met de hulp van een schaap en occasioneel een raaf. Dit was een welverdiende decompressie, het gevoel om enkel te doen wat we graag doen en ons te omringen met positieve impulsen. Het was een zoveelste memorabele wandelreis, waar we elke stap, hoe pijnlijk het soms ook was, mogen koesteren.

Epiloog 1: Kenmare – Killarney

Storytelling voor gevorderden

De Beara Way zat er definitief op. Onze reis werd echter nog eventjes verdergezet. Dit betekende wel dat het ontbijt stilaan kon worden afgebouwd, hoewel ik opnieuw overstag ging voor eieren (met zalm). Aan de ontbijttafel namen we afscheid van Harvey & Betty, het Australisch koppel dat vandaag nog naar Glengarriff ging wandelen en misschien ook van Michael en Suzanne, al was er nog een kans dat we hen zouden zien aan het station van Killarney.

We hadden in Kenmare nog eventjes wat tijd te doden en dat deden we door middel van een kort bezoek aan de artisan’s market en een kort rondje story cubes. Het eerste bestond uit een uiteenlopende selectie, van pensnijders tot kunstenaars en van kaarsverkopers tot draaiers van de betere worst. Het tweede had dan weer heel wat potentieel.

De protagonist was Cornelius de Kat die op zijn jacht naar muizen en vissen werd opgejaagd door de Franciscaan gone dark Father Cadfair. Geholpen door o.a. de leprechaun Seamus O’Leary gaat hij op zoek naar de markt waar hij een gebraden varken moet stelen. Hierna was Sara het beu.

Nog een laatste keer de natuur in

Op de middag namen we de bus, een (letterlijk) schokkende rit waar we beide wat misselijk van werden. Aangekomen in Killarney besloten we meteen onze zakken te droppen. De vrouw aan de balie gaf eerst een kwartier uitleg aan een koppel dat heel graag de Dingle way wilde verkennen, maar duidelijk niets hadden opgezocht en dat ook niet van plan was. Toen het aan ons was volgende een ietwat verwarrende episode, waarbij ik het gevoel kreeg dat onze wandeloutfit ons een zeker imago gaf. Maar volgens Sara was dit ingebeeld.

Na een lekkere lunch (Wat bulgur, een Italiaanse wrap, twee authentieke Ierse zakjes chips (Cheddar & Onion en Shamrock & Sour Cream) zetten we ons aan de laatste (officieuze) wandeling. Eerste wilden we ook Ross Castle bezoeken, maar dat was enkel met guided tour en toen we terugkwamen begon het licht te regenen.

De wandeling zelf was deels op asfalt, deels op een bospadje met af en toe zicht op het meer en het omliggende landschap. Sara had gehoopt op nog wat ruige padjes en indrukwekkendere uitzichten (mogelijks door mijn toedoen) maar ik was tevreden met het laatste stukje wandeling.

Killarney

We besloten hierna meteen door te trekken naar het centrum waar we een leuk restaurant vonden (Half italiaans – half Iers) en nog wat bezienswaardigheden (waaronder St. Mary’s kathedraal en Holy well) afwandelden. Ons plan om de treintickets al te kopen werd doorkruist omdat er enkel tickets van de dag zelf konden worden gekocht.

Eten: Salvatore’s pizza (met parmaham, chorizo en paprika) en tagliatelle met ham, rucola en mascarpone. Ook nog een tiramisu en de slechtste cappuccino ter wereld.

GRP 127.1: Hennuyères – Nijvel

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober deed ik met een vriend twee etappes. Dit is het verhaal van wandeldag 1, dat begon in het station van Hennuyères voor een tocht van een goede 22 km.

Een gemeenschapsbos

Hennuyères zelf is niet het meest spectaculaire dorpje. Maar gelukkig konden we al snel een padje inslaan en kwamen we terecht aan de flanken van Le Grand Bois Commun. Dit bos werd in 2018 te koop gezet. Uiteindelijk was het een coöperatieve van 2000 burgers die het kocht voor een flinke duit geld, maar het dus wel openstelt voor wandelaars en inzet op beheer en versterking van het bosgebied. Een bijzondere start en een bijzonder ontdekking.

Nadat we uit het bos kwamen, ontdekten we even de kleindorpelijke kant van dit stukje Waals-Brabant. Eerst gingen we door het gehuchtje Rouge Bouton, daarna naar het centrum van Virginal-Samme, een deelgemeente van Ittre. Daar brachten we een kort bezoekje aan de plaatselijke kerk, de église Saint-Pierre, die werd heropgebouwd in de 19de eeuw. Het is weinig opzienbarend, maar er zijn wel her en der mooie glasramen.

Een akelig bos en een vreemde boom

Het centrum van Virginal wordt verlaten via enkele kleinere buurtwegen, waarna het opnieuw naar een bos ging, dit keer het bois des nonnes. Het was er op zich aangenaam vertoeven, zeker gezien de oranje herfstpracht. Het bospad ging ook op en neer en de glooiingen zorgden voor de nodige wandeluitdaging. Er was wel een vreemd tafereel toen we plots een verlaten en licht getoucheerde caravan zagen. Gezien onze eindbestemming, Nijvel, ging mijn gedachten plots naar een zekere bende uit de jaren 80.

Eens het bos uit ging het eventjes door de velden, waarna opnieuw een ander stuk bosrand volgen. Daar zag ik een boom die niet aan niet-fictieve gangsterbendes deed denken, maar wel aan Cthulhu, het fictieve opperwezen uit de werken van H.P. Lovecraft. De boomwortels leken vervaarlijk op het sliertige gelaat van de gigantische inktvisgod. Gelukkig is het maar hout.

Ingenieuze constructies à volonté

We verlieten opnieuw het bos en kwamen dan aan een oude bekende. Het kanaal Brussel-Charleroi is uiteraard een vast gegeven in mijn leven, als Hallenaar. Hier kruisten we het opnieuw, maar kilometers verder, in Ittre. Het is maar een korte passage tot we een brug over moeten. Daarna is het terug naar een meer vertrouwd landschap, met licht glooiende velden en weiden. Maar ook hier hadden we, hetzij vanuit de verte, zicht op een ingenieuze constructie. De hoge toren van het hellend vlak van Ronquières zou enkele kilometers keer op keer opduiken.

Kleinere bouwwerken

Daarna is het nog even in en langs de bosrand, het zogenaamde Bois d’En Bas. In de verte zien we een voormalig kasteel, La Castia, dat vandaag dienst doet als boerderij, nadat het in verval geraakte en opnieuw werd opgebouwd. Een volgend historisch ijkpuntje is de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg of Onze-Lieve-Vrouw van Walcourt. Deze gaat terug tot een kapel die gebouwd werd rond 1767. Vandaag is het een klein rustpuntje voor de wandelaar.

Een aangename binnenstad

Het is dan niet meer al te ver naar Nijvel. Het pad gaat nog even door wat velden, met zicht op een witte vierkantshoeve en een kerkje, dat van Monstreux. Het duurt dan niet meer lang of we wandelen op de RAVel, de vroegere spoorwegbedding, dat doorheen de decennia evolueerde van personenvervoer naar later vervoer in functie van de suikerindustrie. Vandaag is het dus geasfalteerd en is het aan de fietsers en de voetgangers.

Na een tijdje is het afdalen via een trap en zo Nijvel binnen. Dat gebeurt eerst via een uit de kluiten gewassen muur. Daarna gaat het de verrassend aangename binnenstad in. De collegiale kerk staat helaas in de stijgers. Verder passeren we ook nog de restanten van de omwalling, met de Tour Simone, de enige die overbleef van de omwalling met 11 torens. Deze omwalling ging terug tot de 13de eeuw maar de reeds vervallen restanten werden al door de Fransen vernield of in dienst genomen voor andere doeleinden.

Via het centrum trokken we naar het stationsgebouw, waar vreemd genoeg niet “Gare” maar wel “Station” staat. Daarmee eindigde deze eerste tocht op de GRP 127 door Waals-Brabant, een opvallend glooiende etappe met heel wat mooie natuur en her en der ook architecturaal wat verrassingen. Een mooi begin van de kennismaking met deze buurtprovincie over de taalgrens.

Etappe 6: Lauragh – Kenmare

37.158 stappen, 28,7 km waarvan 21,8 km op de Beara Way

599 meter gestegen, 687 meter gedaald

Een vroeg ontbijt en carpool

We hadden de avond ervoor met de Australiërs afgestemd dat we zouden carpoolen. Wij konden op deze manier asfalt vermijden, zij konden beginnen aan een tweede beklimming van de dag. Het was voor ons de tweede vroege start op rij. Het ontbijt was om 7u30 en de start om 8u45.

Een val en een droge waterval

We begonnen meteen met een klim door het inmiddels gekende landschap, met hoog gras en rotsige stenen. Het was nog een hoogtepunt op de schouder van de Knockagarrane Mountain. De afdaling was aanvankelijk lastig maar gelukkig niet al te glibberig. Het was op een onbewaakt moment, vlakbij de weg, dat ik wel viel. Een stile had een ijzeren en een houten paal. Bij het afdalen verloor ik mijn evenwicht en schraapte ik met mijn hand de houten staak, waarna ik op mijn schouder viel.

De weg was mooi maar twee veelbelovende hoogtepunten werden ons wat ontzegd. De Uragh stone circle was betalend en de 140 meter hoge Gleninchaquin waterval was verborgen in de schaduw maar stond vooral heel erg droog. Kort daarna klommen we naar onze laatste top, op een goede 350 meter.

Nog een keer afdalen

De afdaling was technisch en verraderlijk en ook best uitdagend voor de knieën. Maar halfweg konden we ons tegoed doen aan enkele scones die we van Sheila, de B&B-eigenares hadden gekregen. Een iets makkelijkere afdaling leidde naar een verhard pad richting Kenmare. We hadden de hele tijd zicht gehad op de gelijknamige rivier. Helaas eindigt het in een flink aantal kilometers asfalt, dat nog even wordt onderbroken door een bospad. Uiteindelijk kwamen we moe maar tevreden aan in Kenmare.

Afscheid van de wandelvrienden

Na een kleine pauze op de hotelkamer gingen we naar het centrum van de stad, waar we hadden afgesproken met de Duitsers. Zo leerden we eindelijk hun naam (Michael en Suzanne) en ook dat van de Duitser die alleen reisde (Olliver). We gingen uiteindelijk iets eten in een pub waar de muziek net iets te luid stond en iets drinken in een iets stillere pub, waar al snel ook wat live muziek begon. Het was een gezellige afsluiter van een gedeelde wandelreis die door omstandigheden voor ons en voor hen anders verliep.

Eten

Roasted turkey  & ham met aardappeltjes en fish  chips – lemon taart en & browniers

Verblijf

Rose garden Hotel. Nette kamer, alleen jammer dat het cafétje niet open was op dinsdag.

Etappe 5: Eyeries – Lauragh

44.213 stappen, 34,6 km waarvan 28 km op de Beara Way

656 meter gestegen, 684 meter gedaald

Een vroege start

Op deze dag stond qua kilometers de koninginnenetappe op het programma. 29,8 kilometer van B&B naar B&B. En wat de wandeling nog extra pit gaf, ze voorspelden ook voor het eerst regen en meteen ook onweer. Ons plan A was alles doen. Ons plan B was tot in Ardgroom geraken en dan de situatie beoordelen. Beide plannen vereisten evenwel een vroeg ontbijt. Om 7u30 stonden we paraat, om 8u30 waren we vertrekkensklaar.

Langs de kust en een lang, smal meer

En we kregen absolute pracht voorgeschoteld. De eerste kilometers gingen naar en langs de kust. Het was een prachtige, ruige kustlijn, met zelfs een heuse ruïne. De ondergrond varieerde van moeilijk te bewandelen kiezels tot padjes tussen hoog gras of struiken. Daarna ging het even op een verhard pad langs de baai, waar een stone circle geblokkeerd en afgeschermd werd door een bord ‘private property’.

Het volgend hoogtepunt liet niet lang op zich wachten. Na een kilometer weg van de baai, sloegen we af naar Lough Fadda, een lang, smal meer in een prachtig decor. Dat werd nog verlengd door eenzelfde heidepadje met zicht op de oceaan. Daarna moesten we een verraderlijk steil pad naar beneden. Een kleine 2 kilometer later kwamen we aan in Ardgroom, ongeveer op de helft van de weg.

Dit was een ideale plek om te pauzeren, zeker omdat er een bankje en enkele tafeltjes stonden. In afwezigheid van hitte en aanwezigheid van verse producten, waagden we ons aan versgemaakte sandwiches. Het was, met op de achtergrond een huilende baby en occasioneel een voorbij rijdende auto, een iets minder idyllische lunchplek dan dat we inmiddels gewoon waren.

Op en neer

Het weer bleef voorlopig nog meezitten en dus konden we ons zetten aan de grote klim van de dag. Deze ging weer stijl omhoog via een paaltjesparcours. Daarna ging het weer over de kam, met de gebruikelijke uitdagende ondergrond. Na het dalen werd de weg vermeden. Er restte ons nog 8 kilometer.

Het bleef op- en neergaan en ikzelf ging ook, voor de tweede keer deze wandelreis, neer. Sara noemde het een gracieuze voetballersduik. Gelukkig landde ik tussen twee schapendrollen in. We besloten nog een keer te pauzeren, voor een deugddoende appelsap, en zetten ons vervolgens aan het laatste gedeelte.

De wolken kwamen namelijk meer en meer op. Onze laatste twee klimmen en dalen bleven nog droog. Maar moeheid en pijn begonnen toch wat hardnekkiger te worden. We besloten bij de eerstvolgende mogelijkheid van de baan te gaan. Die keuze werd nog verder beïnvloed door het gerommel dat op de achtergrond hoorbaar werd.

Storm op komst

We passeerden nog langs een stone circle en daarna bleef er nog een ruig stukje over tot we op de weg konden. Dat was mij niet gegund zonder voor het eerst in het zompige, moerassige bog te zakken met een groot deel van mijn voet en scheenbeen. Kort daarna begon het te regenen. Na 1,5 kilometer op de baan werden we van de weg geplukt door Sheila, de eigenares van de B&B, die door een vriendin was gewaarschuwd dat het inmiddels ruig weer was in de heuvels.

We deelden een cottage met een ouder Australische koppel, uit Tasmanië, die we opnieuw troffen aan de tafel. Doordat Lauragh zo’n afgelegen plekje was, was het eten ter plekke voorzien. Gelukkige konden we kort daarna snel in onze cocon gaan.

Eten

Vegetarische curry en ijs met fruit

Verblijf

Een kamer in een cottage. In de woonkamer stond een grote televisie en lag er ook een boek met oude foto’s uit de regio. Sheila was een heel vriendelijk eigenares.

Etappe 6: Sint-Kwintens-Lennik – Halle (22 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen, van Kortenberg naar Eppegem. Een langere etappe van Eppegem naar Mollem volgde in september. Met het mooie wandelweer in het vooruitzicht, was het in juli de opportuniteit om deel vijf te temmen, van Mollem naar Sint-Kwintens-Lennik. En dan, bijna vier jaar na de start van de eerste etappe was daar eindelijk het slotstuk.

Naar Gaasbeek in een wandelgekte

Langs een klein buurtwegje wordt het marktplein, met standbeeld Prins opnieuw in een hoofdrol, verlaten. Wat volgt is een mooi parcours te midden het glooiende landschap van het Pajottenland, af en toe onderbroken door de dorpskern van een van de vele dorpse deelgemeenten. Het eerste daarvan is Gaasbeek, gekend van het gelijknamige kasteel. Maar ook de kerk op het dorpsplein is de moeite waard om eventjes binnen te springen. Daar waren we getuigen van het feit dat devotie hier nog een ding is. Een vrouw zat knielend te bidden aan het standbeeld van Maria.

Tijdens onze rit naar het startpunt waren we al te weten gekomen dat ook de wandelvereniging van het Pepingse Bellingen vandaag een wandeldag organiseerde. Deelnemers konden kiezen tussen wandelroutes gaande van 7 tot 50 km. Deze volgde vaak ook onze GR, waardoor we tussen Gaasbeek en Sint-Pieters-Leeuw geregeld tussen een opvallend aantal medewandelaars liepen. Het was enerzijds verbazend maar anderzijds ook fijn om te zien hoeveel mensen op de grauwe februaridag kozen om toch naar buiten te gaan.

Van het dorpsplein van Gaasbeek ging het richting het kasteel. Hier werd echter enkel de rand van het park gevolgd. We zagen dus wel het kasteel van z’n meest spectaculaire kant, langs het water met de bescheiden terrassen, maar de kapel of de voorkant van het kasteel werd niet bezocht. Er werd doorgestoken richting onze volgende bestemmingen, de dorpjes Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken.

Zendmast en een tweede kasteel

Vanaf een bepaald punt wordt de gekende VRT-zendmast een vast element in het decorum. Deze toren van bijna 300 meter is in Sint-Pieters-Leeuw en omgeving een haast iconisch landschapselement. Het is niet bijster mooi, maar het zorgt wel voor een grote herkenbaarheid en oriëntatie. Gelukkig is er daarnaast vooral veel natuurpracht tussen de kerken van Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken zijn de uitzichten mooi en is er ook een passage door een klein bosje.

Er worden ook diverse beekjes gevolgd op weg naar het centrum van Sint-Pieters-Leeuw, waar na enige tijd de kerktoren zichtbaar wordt. Eens voorbij het kerkplein gaat het naar het park van het kasteel van Coloma, vooral gekend van zijn rozentuin vanaf mei, maar nu misschien op z’n minst mooi, zonder vallende bladeren maar wel met kale bomen. In ieder geval was het wel de ideale plek om te lunchen en ons laatste stukje streekGR te temmen.

Naar de basiliek

Dat stukje pelgrimstocht is gekend terrein. Het is maar enkele kilometers van mijn woonplaats en het is dan ook meermaals bewandeld. Toch is het nog een mooi slotstuk. Langs de Leeuwse velden gaat het net niet naar de zendmast en daarna blijft het pad op en neer kronkelen door velden en weiden, tot de wijk Stroppen, met gelijknamige voetbal- en jeugdbewegingterreinen worden bereikt. Er wordt nog een laatste keer afgedaald langs het kanaal Brussel-Charleroi, een brugje over de Zenne genomen (waar mijn wandelgezel net voor het einde nog te maken krijgt met wat hondenpoep) en zo naar de basiliek.

Ook hier zien we nog een vroom koppel. Zij biddend op de knieën, hij biddend met een paternoster. Ons bezoek is niet sacraal, maar heeft wel iets mooi. In april 2019 begonnen we hier aan een tocht van een goede 150 km, waar we uiteindelijk, door omstandigheden net geen 4 jaar over deden. De streekGR is echter een mooie tocht rond Brussel, gevarieerd met heel wat ontdekkingen. Maar het is vooral het beste bewijs dat je niet ver hoeft te gaan voor een leuke wandelervaring.

Etappe 4: Castletownbere – Eyeries

28.655 stappen, 23,9 km waarvan 15 km op de Beara Way

De Wonde #1

Na een nachtje tobben over de wonde besloten we de man van de lokale organisatie, Footfalls, te contacteren. Het toeval wilde dat hij op dat moment aan onze B&B Stond. Sara mocht haar been openbaren voor een groep Amerikaanse toeristen. Een van hen was een verpleegster. Ze zag een ontsteking maar niets te alarmerend. We besloten in de namiddag te kijken naar de evolutie.

Prehistorie

Gezien de voorspelde hitte (die later minder echt bleek te zijn dan voorspeld) en het feit dat het enige restaurant in onze verblijfplaats Eyeries al om 18 uur sloot, besloten we de kortere etappe te doen, waardoor we helaas het dorpje met de restanten van de kopermijnen links moesten laten liggen. Maar gelukkig was het een korte maar mooie etappe.

Een asfaltbaantje met zicht op Bere Island bracht ons naar de Derrenataggart West Stone Circle, een collectie van twaalf stenen waarvan negen staand en drie op de grond. Zeker met de heuvels in de verte was het een hoogtepunt(je). Aan de andere kant zagen we de vuurtoren op het eiland, waar we gisteren vlakbij hadden gestaan.

Mooi wandelen in the middle of nowhere

500 meter verder gingen we alweer wat meer de wilde weg op. Een gravelpadje werd al snel een graspadje  en de gestage klim werd al snel een heel pak steiler. Opnieuw was het opletten waar we onze voeten zetten. Een putje loerde om elke hoek.

Na de top volgde een hobbelig parcours op het zadel, waar ik voor de eerste keer tegen de grond ging. Gelukkig was de omgeving weer fantastisch. Om onze etappe in te korten, moesten we een gravelpad naar beneden nemen (waar honden worden doodgeschoten, zo leerde een waarschuwingsbord ons).

Daarna ging het van weide naar heide, daalden we af naar het kleurrijke Eyeries, waar we avontuurlijk ijs uitprobeerden (Iceberg en Brunch, voor de liefhebbers) en naar de aangename B&B wandelde. Op dat moment overwogen we toch een doktersbezoek, maar besloten we vooral van onze avond te genieten.

De Wonde #2

Uiteindelijk kwam er geen dokter aan te pas, wegens geen beschikbaar. Wel een hele hoop zalf en nieuwe plakkers. We bleven afwachten wat het gaf en dat was ook het geval voor de lange etappe van de volgend dag en vooral het onweer dat voorspeld werd.

Eten

Chicken ceasar en cajun chicken burger in het etablissement dat tot 18 uur open was.

Verblijf

Coulagh Bay House. Vriendelijke vrouw, heel ruime kamer (4 bedden). Helaas geen TV-signaal, maar dan kan een mens wat lezen.

GR5A.4 Geraardsbergen – Flobecq (26,8 km)

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Tijdens het Allerheiligenweekend zetten we ons aan de inmiddels 4de etappe, dwars door de Vlaamse Ardennen.

De laatste Dender en Vlaamsche dorpjes

Bij het verlaten van Geraardsbergen gaat het nog even langs de Dender, die al vanaf de eerste etappe af en toe opdook op de route. Aan de overkant van de rivier liggen enkele grotere industriële gebouwen. Het doet ons op een vreemdsoortige manier denken aan onze eerste wandeldag op een langeafstandswandeling ooit, in Newcastle langs de Tyne. Hetgeen wat kort daarna volgt is wel ietsje minder spectaculair dan de weiden en velden van Northumberland.

Het pad langs de Dender wordt verlaten en als snel wordt het centrum van Overboelare, een deelgemeente van Geraardsbergen bereikt. Los van het kerkje is het niet al te opzienbarend. Bij het verlaten ervan gaat het vooral langs en door de velden, met een beetje geluk langs veldwegen of onverharde paden, maar ook vaak net ietsje te veel op asfalt. Dat wandelt natuurlijk net ietsje minder aangenaam.Even later arriveren we in het al even exotische Zarlardinge, een al even typisch Vlaamse dorpje met kerkje in het midden. Een ideale plek om te lunchen.

De Vlaamse Ardennen en bossen

Het tweede deel van de wandeling is wel veel aangenamer. Het gaat door het al veel heuvelachtigere Brakel, waardoor de echte passage door de Vlaamse Ardennen begint. Het asfalt wordt ook ingeruild voor velden en vooral voor bospaden, want het ene bos volgt het andere op. Het begint met een korte passage door het Hayesbos, gelegen op de zogenaamde getuigenheuvels in de Vlaamse Ardennen. Dit zijn overblijfselen van zandbanken die hier al enkele miljoenen geleden waren, toen de zee begon langzaam terugtrok.

De bossen daarna zijn ietsje groter en de passages worden ook wat langer. Het volgende, en laatste, dat op het menu staat is het Livierenbos of het Bois de La Louvière. Dat betekent inderdaad dat deze GR, de wandelronde van Vlaanderen, flirt met de taalgrens. Het ligt in de Pays de Collines, de Waalse broer van de Vlaamse Ardennen. De naam geeft al aan dat het vroeger een bos was waar menig wolf te vinden was.

Het is een lang bospad, maar kaarsrecht en op de zonnige novemberdag is er heel wat volk op de baan. Aan het einde van het bos vinden we nog een picknickbankje waar we ons te goed doen aan wat appelcake. Daarna wandelen we Flobecq binnen, waar we opgepikt worden. Het was een relatief lange wandeldag op de GR, maar het verschil met de vorige, vooral dankzij de verandering in het landschap, was fijn. Het toont meteen dat deze GR5A een enorm gevarieerde wandelroute is.