Groene wandeling 3: Evere – Sint-Agatha-Berchem (13,8 km)

Onze hoofdstad wordt vaak nogal meewarig bekeken en komt niet altijd even goed in het nieuws. Na het temmen van de streekGR Groene Gordel rond Brussel leek het mij dan ook leuk om de Groene wandeling door Brussel af te wandelen. Meer info kan je alvast hier vinden. Het derde deel vertrekt in Evere en eindigt in Sint-Agatha-Berchem.

Een woonwijk, een spoorlijn en een kanaal

Het eerste stuk van de wandeling gaat voornamelijk door de straten van Evere. Naast de vaak aangename rijhuizen springt vooral het stadhuis in het oog. Het modernistische gebouw werd in 1938 gebouwd en heeft onder andere een imposante toren. Het was maar een van de vele bijzondere gebouwen op deze derde wandeldag.

Na het meer bebouwde stuk gaat het door twee parken, eerst het kleinere Doolegtpark en vervolgens het al grotere en bosrijke Goede herderpark. Na een klein en wat verloederd moerasje te passeren, gaat het terug richting de beschaving, namelijk naar het mooie station van Schaarbeek en bijhorende omgeving. Hier is het eventjes moeilijk om de weg te vinden, maar we geraken uiteindelijk toch over het kanaal.

Parkenhoogtepunten

Dit is het begin van een reeks hoogtepunten waar parken de hoofdrol spelen. Het eerste is nog een beetje van een tegenvaller. Ik zag namelijk op mijn kaart ruïnes aangeduid, maar dit bleek in het deel van het park van Laken te liggen dat niet toegankelijk was. Gelukkig volgde al snel iets opzienbarend, het park van het Chinees Paviljoen en de Japanse Pagode.

Deze tuin werd in 1910 geopend, na het overlijden van Leopold II, maar ontsproot (uiteraard) ook aan diens brein. Vroeger zat hier ook nog een museum met Oriëntaalse kunst. Vandaag is de tuin zelf wel onderhouden, maar dat kan helaas niet gezegd worden van het mooie paviljoen zelf, dat achter een omheining staat te verloederen. Jammer!

Een volgen park is het park van Laken, onderdeel van het Koninklijk Domein. Ook hier gingen we even een zij-uitstap doen naar het Monument voor de Dynastie, dat bovenop een heuvel van 50 meter staat te pronken, tussen 1878 en 1881 gebouwd ter ere van Leopold I. Als bonus wandel je terug naar de Groene Wandeling via een stukje Camino en een GR.

In de verte is het Atomium te bewonderen, terwijl in het park Brusselaars in grote getale naar buiten zijn gekomen om te genieten van de zon. Aan het Atomium is het ook drummen geblazen, want daar hebben de supporters van Union (die de beker van België zou winnen tegen Antwerp, nvdr.) zich verzameld. Wij kiezen terug voor de rust van de Koloniale Tuin (ja, er is een thema). Daar staat een enig mooie Normandische cottage. Want waarom ook niet.

Koning Boudewijn en de Molenbeek

Na een akkefietje op een kruispunt, waar een lijnbus gedurende enkele minuten zorgt voor een blokkering op de weg en in het hoofd van enkele chauffeurs, gaat het naar het Koning Boudewijnpark in Jette. Dit is een uitgestrekt park, dat uitloopt in de Poelbos, maar eerst nog passeert langs weiden, speeltuinen en vijvers. En de Molenbeek, die hier ook rustig naast de Groene Wandeling ligt de kabbelen.

Het enige wat dan nog rest is een passage op de Bosstraat, waar natuur en woontorens in de verte elkaar ontmoeten. Daarna gaat het nog langs een spoorlijn en het ietwat weinig indrukwekkend moeras van Ganshoren naar het Populierenbos van Nestor Martin, om daar de Groene Wandeling opnieuw achter ons te laten, richting het station van Sint-Agatha-Berchem.

Wil je nog meer wandelingen op de Groene Wandeling? Deze kan je hier vinden: https://fromtheseatothelandbeyond.com/groene-wandeling-brussel/

Wandelproject: De kastelenroute

België telt maar liefst 3000 kastelen. Daarmee is het het land met het hoogste aantal per km². Dat wil niet zeggen dat ze allemaal te bezichtigen zijn noch dat ze zichtbaar zijn langs de straatkant. Maar je kan er wel een hele hoop voorbijwandelen en een klein deeltje kan je ook echt bezoeken. Ik hou van wandelen en ik hou van langeafstandsroutes met een thema. Zo kwam ik op het idee om bijzondere, mooie, bijzonder mooie en boeiende kastelen op te lijsten en hier zelf een aaneensluitende route van te maken. Om het praktisch haalbaar te houden, wil ik (voorlopig) focussen op de kastelen in Vlaanderen.

Daarbij heb ik enkele basisregels opgesteld. Ten eerste probeer ik van station naar station te gaan, met tussenin ook voldoende plekken die met de bus toegankelijk zijn. Ten tweede probeer ik de etappes te houden rond de 20 kilometer. En ten derde plan ik de routes zo dat er naast mooie kastelen ook vooral mooie natuur te zien is, preferabel op onverharde paden.

Uiteraard is dit een langetermijnsproject. Ik weet zelf op dit moment nog niet waar de route gaat leiden en hoe deze gaat lopen. En of het überhaupt te doen is. Maar ik hoop wel aan de ontdekkingsreis op papier een mooie ontdekkingstocht op Vlaamse wegen te kunnen koppelen. Eentje waar ik zelf de elementen in steek die ik tijdens een tocht graag heb, in de hoop dat ook andere wandelaars dit weten te appreciëren.

Ik heb zelf al een lijst samengesteld met kastelen in alle provincies die zeker niet mogen ontbreken op een tocht, maar wil graag the wisdom of crowds inroepen. Ken jij een mooi kasteel, kasteeldomein of -tuin of kasteelruïne in je buurt? Laat het zeker weten!

GR 128.3 Drongen – Gent-Dampoort (16 km)

Nadat we de streekGR Groene Gordel na enkele jaren eindelijk hadden getemd, was het voor mijn wandelgezel en ik zoeken naar een nieuw wandelproject waar we ons voor langere tijd zoet mee konden houden. We zochten het dit keer, toch om te beginnen, iets verder en kozen voor de GR 128, de Vlaanderenroute. Deze start eigenlijk in Wissant aan de opaalkust en gaat zo door Vlaanderen naar Aken. Wij gingen echter voor de meest haalbare startplaats i.f.v. openbaar vervoer en begonnen ons GR 128-avontuur in het West-Vlaamse Tielt. De tweede etappe bleef voor het grootste stuk in de Leiestreek. Maar gaandeweg werd de rustige natuur ingeruild voor het historische centrum van Gent.

Een gezellige wijk en gekronkel langs de Leie

Vanaf het station van Drongen kom je snel in het gezellige centrum van Drongen, waar de mooi uitziende kerk van ver de aandacht trekt. Binnenin is het misschien net iets minder indrukwekkend. We passeren ook de gebouwen van de Oude Abdij, een indrukwekkend complex dat wel niet vrij te bezoeken is. De dekolonisatiebeweging is hier halvelings gepasseerd. Aan de kerk is de kleine gedenksteen voor landbouwopzichter Adolf Lootens, voor zijn beschavingswerk, veranderd. De Drongense kolonialist wordt vandaag onbedoeld geprezen voor zijn betuttelwerk.

Al snel pikt de GR op waar het vorige keer is geëindigd, namelijk voornamelijk onverharde en aangename paden langs de Leie. Het deed soms wat denken aan het stuk in Sint-Martens-Latem, alleen in een iets minder exclusieve versie. De indrukwekkende nieuwbouwwoningen werden afgewisseld met iets minder verfijnde en oudere woningen. Op de Leie zelf worstelde een groep scholieren met hun kajak, de een al wat beter en gemotiveerder dan de ander.

Dit stuk bracht drie hoogtepuntjes voort. Ten eerste was er het veer van Afsnee, waar vooral de plaatselijke kerk fotogeniek stond. Ten tweede was er de zeer kleine zij-uitstap, van weliswaar enkele meters, naar natuurgebied De Assels, van waaruit de eerste torens van Gent zichtbaar werden. En dan was er nog wat vogelvertier, eerst met een Zwartkop (met dank aan de vogel-app), maar vooral met een koekoek die we wel duidelijk hoorden, maar helaas niet zagen.

De Blaarmeersen en de Gent Mountain Trail

Even later ga je via de Blaarmeersenbrug over de Ring van Gent en de Ringvaart. Niet veel later kom je in de Blaarmeersen, het recreatief domein dat af en toe in het nieuws komt en niet altijd op de beste manier. Vandaag was het echter kalm. Toen we aankwamen werden we door een jonge vrouw meteen richting een uitkijkpunt geleid. Het bleek om een uitkijktoren op de Karel Sabbeberg te gaan.

Karel Sabbe is de ultraloper die in 2023 de Barkley Marathon uitliep als 17de loper ooit. Maar de reden dat hij zijn eigen berg (38 m) op dit domein kreeg was omdat hij in 2016 het record op de Pacific Crest Trail op zijn naam schreef en twee jaar later hetzelfde deed met de Appalachian Trail. Hij bereidde zich voor door de huidige Karel Sabbeberg 100 keer per dag op en af te lopen. Indrukwekkend en welverdiend. Maar geef mij toch maar gewoon wandelen. Desalniettemin was het zicht op de toren best leuk en de tip van de Gentse local dus zeer welgekomen. En het deed de hoogtemeters verviervoudigen.

Een tocht door de geschiedenis

Het natuurgedeelte was bijna achter de rug. Niet veel later voerde de Leie naar het centrum van Gent, waar de ene bezienswaardigheid de andere opvolgde. Via het Oud Justitiepaleis en het Pand ging het naar de Sint-Michielsbrug en de Gras- en Korenlei. Ook was het een goede gelegenheid om een bezoek te brengen aan de Sint-Nicholaaskerk en de Sint-Baafskathedraal, weliswaar zonder Lam Gods.

Op deze woensdagnamiddag was Gent een mix van jonge leerlingen, studenten en een hele hoop toeristen. Met een wandeloutfit wijk je wat af van de rest. En ook in deze binnenstad leek het even alsof de GR een imaginair pad was. De rood-witte markering was iets moeilijker te vinden en af en toe moesten we op onze passen terugkeren of het pad terug oppikken.

Vaarwel Leie, hallo Schelde

De doortocht door het centrum van Gent duurt niet te lang en dat betekent ook een afscheid van de Leie. Die vloeit namelijk in de Schelde in de Porta Ganda, de nieuwe jachthaven waarvan de naam wat blitser is dan de plek zelf. Hier is het Zwembad Van Eyck, dat in de gids werd aangekondigd als een Art Deco gebouw. Ook dat was eventjes verwarrend, aangezien je eerst de moderne aanbouw ziet. Het gebouw zelf is helaas ook niet meteen het meest indrukwekkend.

Even dreigt het weer toch nog om te slaan en begint het te druppelen, maar uiteindelijk blijft het droog. En dat is fijn want de laatste passage, richting Gentbrugge. Het kleine padje langs de Visserijvaart voert langs de achterkant van de huizen, waarvan sommige modern en gerenoveerd zijn. Een laatste hoogtepunt is de Sidonie Verhelststraat. Neen, geen familie. Ze was de eerste vrouwelijke studente aan de UGent en koos voor Natuurwetenschappen. Ondanks de onderscheiding in de tweede kandidatuur zou ze wel stoppen en dus niet de eerste vrouw zijn die afstudeerde.

Een kort stukje voert naar een brug over de Schelde. Die ziet er hier nogal pover en mistroostig uit. Maar, nu we het stuk GR 128 in Leiestreek achter de rug hebben, zal de Schelde het volgende stuk die rol overnemen. Er is dus nog ruimte voor herkansing. Daarmee was de 16 km afgelopen en was het een goede 2 kilometer noordwaarts richting Gent-Dampoort, om daar met de trein terug te keren.

Groene wandeling 2: Bosvoorde – Evere (14,8 km)

Onze hoofdstad wordt vaak nogal meewarig bekeken en komt niet altijd even goed in het nieuws. Na het temmen van de streekGR Groene Gordel rond Brussel leek het mij dan ook leuk om de Groene wandeling door Brussel af te wandelen. Meer info kan je alvast hier vinden. Het tweede deel vertrekt in Bosvoorde en eindigt in Evere.

Bosvoorde city

Aangezien ik vorige keer even van het pad af moest (letterlijk) om naar station Bosvoorde te gaan, ging ik logischerwijs eerst opnieuw via deze zijweg terug. Dat duurde een kleine tien minuten, waarna ik mijn tweede stuk op de Groene Wandeling echt kon aanvatten. Het pad voert langs het Solvaypark, dat er van de zijkant best leuk uitziet. Maar door het voorspelde wisselvallige weer koos ik om mij toch aan de route te houden.

De weg komt al snel uit bij de Bosvoordse vijvers en vervolgens gaat het eventjes door de straten van Bosvoorde en langs het plaatselijke kerkhof, het eerste van drie. Niet veel later zit ik weer in het Zoniënwoud, deze keer weliswaar een leuker stukje dan het vorige. Het is minder brede laan en meer bospad, wat de boswandelervaring ten goede komt.

Parken, parken, parken en de Woluwe.

Terwijl de eerste dag nog wat meer door natuurgebied en bos trok, is er nu veel parkvertier. Dat begint met het Ten Reukenpark. Het introduceert ook een belangrijk element dat de hele route zou kleuren, de Woluwe, een zijriviertje van de Zenne. Hier wordt het nog overvleugeld door de grote vijver met enkele zwanen en ganzen.

Het volgende park is het kleinere Senypark. Niet veel later volg je een klein wegje langs de Woluwe, om uit te komen om een drukke baan. De bebouwing en de grote appartementsblokken en kantoorgebouwen zijn hier erg aanwezig, maar gelukkig maar voor een beperkte fractie van de wandeling.

Recreatief door Brussel

Het volgende stuk gaat lange tijd langs een recreatieve zone waar wandelaars, joggers en fietsers het rijk helemaal voor zich hebben. Links en rechts bevinden zich straten, de een al drukker dan ander en, voor de verandering parken. Zo gaat het langs Hertoginnendal, de Mellaertsvijvers en het park van Woluwe. Hier, in de verte, was er een bijeenkomst dat zowel een manifestatie als een bijeenkomst van een jeugdbeweging kon zijn. In ieder geval bracht het veel geroep met zich mee.

Een authentieke molen

Hoewel ik grotendeels gespaard bleef, begon het even verder te hagelen, gelukkig maar voor korte duur. Maar de dreigende wolken waren nu wel vaker aanwezig. Dat belet niet dat het volgende park, het Maloupark, ook weer best mooi is. Het is stilaan een constante, maar ook hier is er een best uit de kluiten gewassen vijver, met name de Struybeekvijver.

Een hoogtepunt van dit deel is echter de Lindekemalemolen, niet alleen vanwege de variatie, maar ook omdat het een historisch ijkpunt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is. Deze watermolen werd al in de 12de eeuw vermeld. Het diende aanvankelijk als graanmolen maar werd later een papiermolen. Het is nu in bezit van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe. Leuk om te passeren!

Modderige paden en drukke wijken

Na de authentieke molen is er nog een stukje onversneden wandelgenot naast de Woluwe. Door de regen was dit stukje best modderig en was het opletten geblazen dat je niet struikelde en zo het water kon voelen in plaats van het enkel te zien en horen kabbelen. Helaas was het ook het laatste stukje echte natuur.

Daarna was het nog enkele kilometers wandelen langs drukkere wegen, met opnieuw heel wat appartementsblokken en kantoorruimten. Even week het pad af van de gpx-track. Ik volgde het, tot ik de wegwijzers niet meer vond en me dus maar opnieuw terug richting het ‘officiële’ (of voormalig officiële?) pad. Waarschijnlijk gaat de nieuwe weg via het Roodebeekpark, wat ongetwijfeld wat charmanter is.

Ik nam echter het pad door de Sterrenbeeldenwijk. En daarmee was de laatste 2 kilometer ingezet. De bebouwing en beschaving waren nooit ver. Nog een laatste opzienbarendheid was het kerkhof van Brussel (fotograferen niet toegelaten!) waar naast enkele Brusselse burgemeester ook onder andere Jacques-Louis David, Paul Van den Boeynants en de schrijver van de Brabaçonne begraven liggen. Na een kilometer was het opnieuw tijd om de groene wandeling te verlaten en een 500 meter later te eindigen aan het station van Evere.

Wil je nog meer wandelingen op de Groene Wandeling? Deze kan je hier vinden: https://fromtheseatothelandbeyond.com/groene-wandeling-brussel/

GR 128.2 Deinze – Drongen (24 km)

Nadat we de streekGR Groene Gordel na enkele jaren eindelijk hadden getemd, was het voor mijn wandelgezel en ik zoeken naar een nieuw wandelproject waar we ons voor langere tijd zoet mee konden houden. We zochten het dit keer, toch om te beginnen, iets verder en kozen voor de GR 128, de Vlaanderenroute. Deze start eigenlijk in Wissant aan de opaalkust en gaat zo door Vlaanderen naar Aken. Wij gingen echter voor de meest haalbare startplaats i.f.v. openbaar vervoer en begonnen ons GR 128-avontuur in het West-Vlaamse Tielt. De tweede etappe bleef in de Leiestreek. Tussen Deinze en Drongen volgen de kleine dorpjes elkaar op.

De Leie part one

Vanaf het station van Deinze is het een goede driehonderd meter om terug op de GR 128 te geraken. Het begint waar het vorige keer eindigde, namelijk aan de Leie. Die zou de hele dag komen en gaan. Op dit eerste stuk is het minder gezellig. Het volgt voor een groot stuk een industriezone waarbij oudere en moderne fabrieken elkaar afwisselen. Een eerste “hoogtepuntje” is te vinden aan het Sas van Astene, die dateert van 1861. Aan de overkant is er nog een oude sasmeesterhuis is er ook nog een museum en een café. Maar wij volgden het jaagpad verder.

Het tweede hoogtepunt mocht er helemaal zijn. Door de bomen is het Kasteel van Ooidonk te zien, een kasteel in Vlaams-Spaanse Renaissancestijl. Het werd in 1595 herbouwd en werd daarvoor nog bewoond door Filips van Montmorency, de graaf van Horne, die in 1568 werd onthoofd op de Brusselse Grote Markt. Vandaag is het nog steeds in adellijke privéhanden, al kan je vanop een afstand gebouw en diverse bijgebouwen bewonderen.

Kleine dorpjes en vele kerken

Na een afstandelijk bezoek aan het kasteel, gaat de GR 128 langs drie kleine gehuchten. Het eerste is Bachte-Maria-Leerne, met een gezellige dorpskern aan de plaatselijke kerk, waar vooral de glasramen de moeite zijn. Even verder, op een drukke steenweg, ligt de tweede kerk, deze van Sint-Martens-Leerne. De kerk is vanbinnen waarschijnlijk iets mooier, maar de alienachtige figuren op de glasramen zijn dan weer wat bizar.

Een brug over de Leie voert naar het mooiste dorpje van de drie. Deurle heeft waarschijnlijk de mooiste kern van de drie, met een straat vol mooie, witte huizen. Dit is ook het begin van een tocht langs villa’s en kasten van villa’s. De kerk van Deurle is dan weer eerder spaarzaam en doet wat Protestants aan, waardoor deze van Bachte-Maria-Leerne uiteindelijk tot winnaar van de drie.

How the other half lives

Na het stuk Deurle gaat de GR voor het grootste stuk over verharde lanen en dreven. Aan weerszijden vallen steeds grotere huizen te bewonderen. Het zou Vlaanderen niet zijn mocht het niet heel eclectisch zijn, met landhuizen afgewisseld met moderne glazen gebouwen en af en toe ook lelijke, maar opnieuw uit de kluiten gewassen, betonnen constructies.

Het is een bijzonder stuk, vooral omdat het lange tijd door eenzelfde soort woonwijk gaat. Je kan je de ogen wel de kost geven, maar het is toch iets anders dan met een mooi landschap, een pittoresk riviertje of een gezellig dorpsplein. De hekken en hagen volgen elkaar op. Dat verandert wanneer je een graspad langs de Leie volgt. Aan de overkant zie je nog steeds grote huizen, maar de setting, vlak aan het water geeft het geheel extra cachet.

Kunstenaars

Daarna volgt nog een tweede leuk stuk. Dat begint aan de veerpont van Baarle, waar drie banken een ideale lunchplek vormen. Bij aankomst werd een groep fietsers net over de Leie gevoerd. De veerman was tijdens het kuisen van zijn aanlegsteiger best praatgraag. Hij wist te zeggen dat de steiger best glad was en enthousiaste fietsers gevaar liepen om tegen de grond te gaan als ze niet afstapten en dat door het regenweer het water zo hoog stond dat de veer niet kon uitvaren omdat het boven het hout van de steiger uitkwam.

Na deze deugddoende pauze volgde opnieuw een stuk langs grote huizen, met onder andere het ereconsulaat van Namibië in the middle of nowhere, Kort daarna volgt wel nog een stuk ongerepte natuur. De Latemse Meersen is een natuurgebied met enkele waterloopjes dat door de omstandigheden vrij moerassig aandoet. Het was blijkbaar ook het inspiratiegebied van de Latemse kunstenaar Albijn Van den Abeele.

Er komt daarna nog artistiek verantwoorde passages want ook het centrum van Sint-Martens-Latem wordt aangedaan. Naast dure en gigantische huizen wordt dit uiteraard ook vandaag nog geassocieerd met de twee Latemse scholen, met kunstenaars als Gustaaf De Smet, Gustave van de Woestyne en Constant Permeke. Ook vandaag is er nog kunst te zien in het plaatselijk museum en in de exclusievere galerijen.

Rennen naar Drongen

En dan is er nog een goede drie kilometer tot station Drongen. In eerste instantie kunnen we nog de Koutermolen bewonderen. Deze dateert van 1614 en werd in 1977 gedemonteerd en op deze plek gezet. Daarna gaat het opnieuw door een chique wijk met hoge heggen en poorten. Het contrast met de drukke E40, die even verder wordt opgezocht kan niet groter zijn.

Na een tijdje deze te volgen op een asfaltbaan, gaat het via de bijzondere Goedingebrug naar de andere kant van de Leie. Deze brug gaat onder de E40 en je hoort het dus letterlijk rammelen. De Leie wordt dan nog gevolgd in de natuurlijke setting van de Beelaartmeersen en de Hoge Laak. Ook hier zijn aan de overkant prachtige huize aan de rivier te vinden, met zelfs een mini-jachthaven. Om toch onze trein te halen werd het laatste stuk in Drongen al lopend afgelegd. Een pittig einde van een bijzonder etappe op de GR 128.

Groene wandeling 1: Vorst – Bosvoorde (11,3 km)

Onze hoofdstad wordt vaak nogal meewarig bekeken en komt niet altijd even goed in het nieuws. Na het temmen van de streekGR Groene Gordel rond Brussel leek het mij dan ook leuk om de Groene wandeling door Brussel af te wandelen. Meer info kan je alvast hier vinden. Voor de eerste kennismaking kies ik voor een korte tocht tussen twee treinstations, dat van Vorst-Zuid en Bosvoorde.

Industrie en parkvertier

Het begin van deze wandeling is misschien nog wel het meest karakteristieke. Vorst-Zuid ligt middenin een stuk Brussel met heel wat industriële activiteit. Gelukkig duurt het maar even voor je dit achter je laat en in het eerste park terechtkomt. Het Bemptpark is een klein stadspark waar de vijvers achter omheiningen staan en er ook een dood spoor is voor een klein treintje.

Uitkomend op het sportcomplex van Neerstalle en het tramdepot in Ukkel, gaat het opnieuw naar een stukje groen. Keyenbempt is een natuurlijk gebied dat naast een grote ecologische waarde ook volkstuintjes huisvest, iets wat op dit stukje Groene Wandeling een constante is. Daar aansluitend is er nog een heraangelegde vlakte van Bourdon, waar je onder een best indrukwekkende spoorwegbrug wandelt.

De betere ongereptheid

De echte natuurpracht komt er al snel aan met het natuurgebied Kinsendael en Kriekenput. Kinsendael werd ooit gekocht door Charles Woeste (ja, die van Daens) en lag voor een groot stuk van de twintigste eeuw verlaten en werd niet onderhouden. Vandaag is ook dit een belangrijke stuk natuur voor fauna en flora. De Groene Wandeling doet er maar een stukje van.

Ook een volgend stukje natuurgebied mag er zijn. Het Engelandplateau stond lange tijd onder druk maar is vandaag beschermd natuurgebied. De regen van de voorbije dagen had een stuk van het pad best modderig gemaakt waardoor het oppassen geblazen was. Het is trouwens best pittig. Tussen Vorst-Zuid en het Englandplateau ligt toch al een 70 meter verschil in hoogte. Het pad stijgt best.

Tussen bos en villawijk

Na een klein stukje verkaveling volgt een eerste van twee bossen. Het Verrewinkelbos bevindt zich op de noordelijke helling van de Verrewinkelbeek en bestaat voornamelijk uit beuken. Ooit was het een onderdeel van het Zoniënwoud. Een bord waarschuwt dat het er bij stormweer best gevaarlijk kan zijn, maar vandaag was het erg fijn wandelen. Dat we ons in het rijkere stuk van Brussel begeven wordt hierna duidelijk, met een passage langs indrukwekkende villa’s, meestal met hekken en toegangspoorten.

Daarna rest nog enkel een goede drie kilometer door een oude gekende. Het Zoniënwoud werd ook aangedaan op de eerste wandeldag van streekGR Groene Gordel, maar dan wel in het nabije Sint-Genesius-Rode. Nu leidt het richting Bosvoorde. Het is vooral wandelen op een brede, rechte dreef, wat niet meteen het meest avontuurlijk is. De route bereikt hier wel het hoogste punt (126 meter). Toch is er ook nog een ander klein hoogtepuntje. Je passeert namelijk langs de Tumuli van het Zoniënwoud, twee historische grafheuvels.

Mooi en lelijk Bosvoorde

Om aan het station van Bosvoorde te geraken besloot ik naar links te gaan net voor een spoorwegbrugje, zodat ik ook nog een van de vijvers kon bezoeken en het nabijgelegen Solvaypark als start van de volgende etappe. Na een korte maar pittige klim, kom je aan in het iets minder aangename Bosvoorde, waar geen bomen maar kantoorgebouwen boven je uittorenen. Voeg daar nog een versleten, lekkend station aan toe en het is iets minder fijn. Maar toch is dit eerste stukje Groene Wandeling heel erg bevallen. Als het een voorbode is van wat nog komen moet, dan is het een leuke manier om het Brussels gewest te ontdekken.

Wil je nog meer wandelingen op de Groene Wandeling? Deze kan je hier vinden: https://fromtheseatothelandbeyond.com/groene-wandeling-brussel/

GRP 127.2 Nijvel – Villers-La-Ville

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober 2022 deed ik met een vriend twee etappes. Dit is, met serieuze vertraging, het verhaal van wandeldag 2, dat begon op het marktplein van Nijvel, voor een tocht van 25,4 km.

Een onverwacht Nijvel

Op de eerste dag ontdekte we al dat Nijvel een opvallend aangename binnenstad had. Dat werd nog versterkt door het plaatselijke park Parc de la Dodaine, in 1815 aangelegd met vijvers en volgens de Franse stijl. De beelden, zoals de waterspuwers en de engeltjes, zijn blijkbaar later uit Brussel naar hier verhuisd. Maar het helpt wel om de dag te starten en is slechts een van de vele ontdekkingen tussen Nijvel en Villers-la-Ville.

Het hoogste punt en asfaltpassages

Vanuit Nijvel werd een klein beekje gevolgd om vervolgens op een afstalfweg te belanden. Het eerste deel van deze tweede dag doet dat helaas wel een beetje meer. Het uitzicht is weliswaar mooi, dus dat is een meevaller. Na enkele kilometers kwamen we al aan het hoogste punt van deze GRP 127. Iets voor de kapel van het gehucht Bois de Nivelles halen we de 167 meter. Vanaf dan is het niet enkel bergaf, maar wel sowieso lager.

Daarna ging het terug opnieuw een tijdje over asfalt. Onderweg was er wel voldoende entertainment. Zo passeerden we langs een kapelletje, een niet nader geïdentificeerde centrale en vooral langs een vliegveld voor miniatuurvliegtuigjes dat op de zonnige dag door enkele enthousiastelingen werd gebruikt. Het gezoem van de modelvliegtuigjes was gedurende een groot deel van het asfaltstuk de soundtrack. Na een tijdje werd het gelukkig onverhard en niet veel later bevonden we ons in Hautain-le-Val.

Twee bronnen en een heus kasteel

Was het park in Nijvel nog een kleine ontdekking, dan bood Hautain-le-Val er nog wat meer en meer opzienbarende. Eerst was er de bron van de beek Mayaux, inclusief een bankje. Ideaal om de lunch te nuttigen. Even verder is er een brugje dat een andere bron vermeldde, dat van de Dijle. De bron zelf is weliswaar nog een goede kilometer verwijderd, net iets te ver voor een omweg.

Het hoogtepunt is echter een heus kasteel. Het chateau van Hautain-le-Val heeft roots in de twaalfde of dertiende eeuw, maar het symmetrische uiterlijk dateert van veel later, al zijn er nog wel elementen uit de zestiende eeuw bewaard gebleven. Het kasteel is vandaag niet toegankelijk, maar het is wel indrukwekkend en aangenaam om langs verschillende kanten te bewonderen.

Nog een kasteel te gaan

Het tweede deel is sowieso aangenamer dan het eerste. Het voornaamste stuk asfalt is achter de rug en nu volgden we vooral bospaden, veldwegen en ander onverhard vertier. Even volgen we de jonge Dijle, nog niet meer dan een potige beek. Het terrein glooit en het was op sommige stukken aangenaam wandelen maar ook geregeld uitdagend.

Dit gedeelte is opvallend afwisselend en aangenaam om te ontdekken en te bewandelen. Een deel gaat over glooiende heuvels, een deel door mooie, dichte bossen en een deel door een meer agrarisch landschap. Af en toe zijn er tekenen van kleine woonkernen. En dan is het wachten op ons tweede kasteel van de dag.

Was Hautain-le-Val al een fijne ontdekking, dan was dat helemaal het geval voor Le Châtelet. Hier zagen we de restanten van een twaalfde eeuwse burcht, ooit bezit van de kasteelheren van Marbais, die ook de grond zouden schenken waar later de abdij van Villers-la-Ville werd gebouwd. Ooit een machtige uitvalsbasis, geraakte de burcht vanaf de 16de eeuw in onbruik en werd in latere eeuwen herbestemd als onderdeel van een hoeve. Tijdens onze passage kreeg het geheel nog extra cachet door een voorbijglijdende luchtballon. De moeite!

Naar Villers-La-Ville (deel 1)

Daarna zijn we niet meer zo ver van onze eindbestemming. De GRP 127 volgt Le Sentier au Grand Pré en houdt daarmee een deel de rivier Thyle, een zijrivier van de Dijle, links van de wandelaar. Na een tijdje werd deze overgestoken om zo in Villers-La-Ville te komen. Van de befaamde abdij is op dat moment nog niets te merken. Dat is pas het geval op de volgende etappe. We krijgen wel al een eerste blik op de treinrit terug. Goed vooruitzichten dus.

Wandeldag 5: Krippen – Krippen

Vandaag gingen we de Malerweg grotendeels laten voor wat het was. In het normale programma was nog een stuk Tsjechië voorzien. Vorig jaar woedde er echter een grote brand, waardoor er twee alternatieven werden aangeboden. Een in Tsjechië, naar de Prebistor, wat een beetje de Boheemse tegenhanger van de Basteibrug is. Maar het is ook een enorme toeristische trekpleister. En dus, ook omwille van het voorspelde onweer en regenweer, kozen we voor het tweede alternatief, vertrekkend aan ons hotel, naar het hoogste punt van de Saksische Schweiz.

Een nodeloze zij-uitstap

De landschappen en wandelwegen waren ietsje anders dan de voorbije dagen. De route ging meer langs bospaden. En wat nog meer opviel, er waren veel minder collega-wandelaars op dit stukje. Het zorgde niet enkel voor een andere wandelervaring, maar sommige stukken waren ook duidelijk minder bewandeld en onderhouden.

Na een gezapige start ging het pad al wat steviger naar boven. Ik had in de beschrijving verkeerdelijk gelezen dat het uitzicht op de Kohlbarnstein de moeite was. Het pad ernaar toe en terug naar beneden was echter pittig en het uitzicht zo goed als afwezig. Iets wat Sara, die zich niet 100% voelde en niet doorhad dat dit een zij-uitstap was, maar matig kon appreciëren.

Op artisanale wijze naar de top

Het vervolg was opnieuw dalend langs een breed bospad waar de vista’s mooier waren dan op onze top. En zo ging het verder tot in het klein dorpje Kleingießhübel, waar we vooral de hoofdstraat moesten volgen tot aan der Hirschgrundweg, die opnieuw naar een bos voerde. Er waren op dat moment nog een goede 300 meter hoogte te overwinnen.

Dat ging doorgaans gestaag. Slechts op enkele stuken werden de trappen en treden bovengehaald. Het was op zich leuk om nog eens ‘artisanaal’ te stijgen en te dalen, een pad zoekend via stenen en boomwortels. Na een goed half uur kwamen we uiteindelijk aan op de Großer Zschirnstein (561 meter). De uitzichten waren hier heel anders dan deze van de voorbije dagen, met vooral veel bossen en de hogere Boheemse toppen in de verte.

Een beetje ongerepter

De weg ging even terug in dalende richting om vervolgens verder af te buigen. Vanaf dan zou het vooral naar beneden gaan. De Salzleckenweg was eerder verwilderd, waardoor benen en armen werden afgeranseld door takken, struiken en planten. In het stuk bos daarna werden we vooral geteisterd door steekmuggen. Tot mijn grote verbazing leidde een prikje tot een dramatisch ogende bloedpartij.

Aan de “voet” van de Wolfsberg vonden we een leuk bankje om te picknicken. Gaandeweg begon het echter te overtrekken. Tot we het plots in de verte hoorden rommelen. We besloten naar Reinhardtsdorf te wandelen, in de hoop daar een café te vinden om eventueel te schuilen. Zonder succes. Ondertussen zagen we in de verte bliksem en regen.

Schuilen in de kerk

We besloten dan maar eventjes onderdak te zoeken in de Lutherse Kerk, die gelukkig open was. Deze was ook prachtig versierd, met nog heel wat authentieke delen uit de 16de en 17de eeuw. En ons verblijf had er schijnbaar voor gezorgd dat het onweer was gaan liggen. Uit dankbaarheid besloten we een kleine donatie te geven.

Met nog 2,6 kilometer voor de boeg, vooral in bos, probeerden we zo snel mogelijk verder te trekken. We kwamen al snel terug op het stuk dat we de dag ervoor naar boven hadden gedaan, op de plaatselijke lus. Ook dalend bleef het bos mooi, met her en der ‘droge stenen muren’, zoals op de GR 221. Niet veel later waren we, opnieuw droog, in het hotel.

Afscheid van Saksisch Zwitserland

We namen nog een laatste keer de ferry nar Bad Schandau om iets te gaan drinken. Na een heerlijke ginger ale volgde een huiswijntje met bruschetta en een pizza Mista en een schapenkaasgerecht bij café-restaurant Memory, waar sommige aanwezigen nog aan een ijscoupe begonnen. Het was een fijn afscheid van Bad Schandau, de toegangspoort naar het wondermooie Saksische Zwitserland.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 4: Kurort Gohrisch – Krippen

Het stenen rijk

Onze 4de wandeldag was ook een kortere, die net onder de tien kilometer zou blijven met meer meters in dalende dan stijgende lijn (voor de verandering). Het ontbijt was lekker maar ietsje beperkter. Wat op zich niet erg was, gelet op de beperkte wandeltijd. Sara was wel het verse fruit zo gewoon dat ze onbewust het enige potje druiven meenam, in plaats van gericht te plukken.

We verlieten Gohrisch langs de velden, met uitzicht op enkele rotsformaties in de verte. Daarna ging het opnieuw het bos in, waar we niet 1 maar 2 massieven zouden temmen. Het eerste, Gohrischstein, werd door onze beschrijving als deel van het ‘stenen rijk van Gohrisch’ gedoopt. Ook werd de beklimming en afdaling gecategoriseerd als ‘voor mensen met een vaste tred’. Er ontstonden dus wat verwachtingen.

En inderdaad, na de makkelijke bosweg werden de treden wat steiler en kwam er occasioneel een laddertje aan te pas. Ook werd er een nieuwe stijlvorm geïntroduceerd, de ijzeren treden die relatief ver van mekaar in de rotswanden waren verwerkt. Deze boden waarschijnlijk nog het meeste uitdaging, al werd het nergens echt lastig of gevaarlijk.

Voor we doorgingen besloten we op de top van de rots nog eventjes een zijsprong te maken naar een panorama. En de Gohrischscheibe (448 m) was absoluut de moeite. Het vereiste ook enig klauterwerk, en hier was het heel even klimmen en dalen met hulp van een ijzeren ketting. Maar dit panorama zorgde wel voor de nodige added value.

Ook de afdaling bleek best entertainend. Het ging opnieuw via trappen, ladders en de hierboven vermelde eenzame ijzeren treden. Ook de uit de rotsen gehouwen treden waren net dat tikkeltje meer oneffen, met meer hoogteverschil en met meer schokken op de knieën. Het was dus nog steeds geen avonturenparcours, maar je moest wel goed op de voeten letten.

Historische etablissementen

Onze volgende -stein was op dat vlak ietsje minder spectaculair. De weg naar Papstein verliep vooral via een veelheid aan trappen die je gestaag naar boven voerden. De top zelf bestond uit een drankgelegenheid (met enige historie) en een panorama dat we elders net ietsje indrukwekkender zagen. Op het plateau dacht ik opnieuw animo te vinden via een zij-uitstap, maar het pad naar de Große Hunskirche was net ietsje te verwilderd om tussendoor te doen. En dus was het vrij eenvoudig dalen, tot we uit het bos kwamen waar we werden opgewacht door damherten.

Vervolgens kwamen we op een pad met naast ons, voor de variatie, een weide. Het bracht ons een beetje later in het kleine dorpje Kleinhennersdorf, een plekje met vooral her en der gespreide huizen. Daarna ging het terug het bos in, langs iemands tuin. Het was waarschijnlijk verkocht als een lokale buurtweg, maar de eigenaars lieten weten dat de wandelaar op eigen risico de tuin betrad, gevolgd door een tekst waarop te lezen viel dat wandelaars zich niet mochten laten afschrikken door de waarschuwing. Duidelijk een lokaal dispuut.

We daalden af via de weg, waar ik nog een mooie witte slak met huisje kon ontwijken. Via een klein reservoirtje en een beekje ging het naar het etablissement Liethermühle, opnieuw een historische horecagelegenheid. Daarna moesten we volgens de gids nog even klimmen en dalen. Het klimmen viel mee, al moesten we ons een weg door, boven en onder een weggevallen boom manoeuvreren.  De afdaling, hoewel met treden, was ook nog een uitdaging. Zo wandelde we Krippen binnen, waar Casper Friederich tijdens de oorlog van 1813 had verbleven. Onze welgekomen lunch werd verorberd aan de Elbe.

Rondje Krippen

Omdat het nog maar half twee was en we pas om drie uur konden inchecken, besloten we om nog een vervolg te breien aan onze kortere wandeldag. We kozen voor de Große Carolaschleife (3,7 km en 1u05) dat ook voor een deeltje het Caspar Friederich-pad volgde. De lud voerde door een mooi bos met panorama’s vanop de Koningstein. Wat later werd het pad afgebogen en gingen we opnieuw richting Krippen, eindigend in mooie afdaling.

Bad Schandau

Na het inchecken namen we de ferry (al wat langer en gratis dankzij de gastenkaart) naar Bad Schandau, waar we ons aan goed vullende Saksische kost met veel kaas (varken en kip) waagden, om zo weer te varen naar Krippen, daarbij de traag voorbij glijdende Bohemia op de hielen zittend. Een leuke manier om een goed gevulde dag af te sluiten.

Het eten

Bovenstaande zware Saksische kost

Het verblijf

Hotel garni Grundmühle, een aangenaam hotel met een ruime kamer en een douche die je doet denken dat je midden Saksisch Zwitserland staat.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 3: Königstein – Kurort Gohrisch

Königstein ontdekken

Neue Schanke was de hele avond onze uitvalsbasis geweest. Het was namelijk niet mogelijk om zomaar even het dorpje zelf te verkennen. Dat moest steeds door het stukje te klimmen naar de burcht en dan flink te dalen. Op de derde wandeldag zouden we dit echter doen als deel van de route, na een ontbijt waarin de artistiek gesneden worstjes de show steelden.

Na het uitchecken moesten we dus opnieuw klimmen en daarna best pittig afdalen door een bos. Zo kwamen we aan in Königstein wat best een gezellig centrum heeft. Het maakte het extra jammer dat we aan de overkant van de heuvel hadden moeten overnachten. Maar goed, we konden hier proviand voor twee dagen inslaan en een sanitaire stop inlassen. Ik vreesde wel plots dat mijn bril was blijf liggen in ons vorig verblijf, maar terugkeren was niet echt een optie. Het was wachten op de bagage vanavond.

Opnieuw een icoon van de Malerweg

Eens uit Königstein was het meteen stijl stijgen, eerst langs een klein lokaal weggetje, daarna opnieuw via een bosweg en zo naar een bos, waar we best lang in zouden vertoeven op deze korte wandeling. Het smalle, kronkelende pad voerde langs de rotsformaties en heuveltoppen met namen als Kletterhöle en Quirlwachter, alsook een stenen drinktrog. Daarna werd het bos even verlaten om niet veel later naar het hoogtepunt van de dag te gaan, het massief van Pfaffenstein. De weg ernaar toe ging al gepaard met een toename van grillige en imposante rotsen en formaties.

En we konden ons tegoed doen aan een drieluik van natuurlijk vertier. Eerst was er de zij-uitstap naar de Barbarine, een rotsnaald van 42 meter hoog en een lokale darling. Het vergde wel wat zoekwerk maar gelukkig misten we deze parel niet. De aanhouder won in deze. De weg ernaar liep ook via een eerste smalle kloof.

Rotsen en afdaalvertier

Eens teruggekeerd hadden we twee opties. Optie 1 was een makkelijke afdaling, optie 2 gaf ons panorama maar volgens de reisgids ook een pittige afdaling. We kozen voor de volledige ervaring en dus voor het laatste. Na wat klimmen en de plaatselijke horecatrekpleister op het plateau te passeren, deden we een rondje langs de panorama’s allerhande, waaronder de Teufelskessel, de Dom en de Einsamer Ritter. Het bleek ook een goede picknickplek. Wat wel opviel waren de vele jonge ouders en zeer jonge baby’s die de tocht eveneens waagden.

Daarna restte nog de afdaling langs de zogenaamde Nadelöhr, een flessenhals waar eventjes een laddertje en een steile ijzeren trap nodig was. Ik wist er met mij met enig geschraap van de rugzak door te wurmen. De stukken daarna waren wel pittig door de hoogteverschillen van de stenen en treden, maar eerder traditioneel qua afdalingskunsten.

Een kuuroord met beperkte eetgelegenheden

We daalden verder af naar Pfaffendorf, een klein gezellig dorpje, en ten slotte naar Kurort Gohrisch, al even gezellig, ietsje groter, maar ook met veel verblijven en weinig horeca. Gelukkig verbleven we in Pension Villa Irena, waar ze zo behulpzaam waren om voor ons te reserveren. Even daarvoor hadden we ons ook gewaagd aan ons eerste (en enige) ijsje.

Uiteindelijk geraakten we zo bij Margaretehof, een gezellig restaurant dat bij het gelijknamige hotel hoort. We waagden ons aan een voorgerechtje (geitenkaaskroketjes en champignonsoep). Als hoofdgerecht namen we de lokale specialiteit, Boheemse goulash met knödelen. Het was lekker en de bediening was vriendelijk. Ik verraste onbedoeld de serveuse door per ongeluk een briefje van twintig i.p.v. vijf euro als tip te geven. Gelukkig was ze zo eerlijk om te zeggen dat dat echt wel te veel was.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/