GRP 127.1: Hennuyères – Nijvel

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober deed ik met een vriend twee etappes. Dit is het verhaal van wandeldag 1, dat begon in het station van Hennuyères voor een tocht van een goede 22 km.

Een gemeenschapsbos

Hennuyères zelf is niet het meest spectaculaire dorpje. Maar gelukkig konden we al snel een padje inslaan en kwamen we terecht aan de flanken van Le Grand Bois Commun. Dit bos werd in 2018 te koop gezet. Uiteindelijk was het een coöperatieve van 2000 burgers die het kocht voor een flinke duit geld, maar het dus wel openstelt voor wandelaars en inzet op beheer en versterking van het bosgebied. Een bijzondere start en een bijzonder ontdekking.

Nadat we uit het bos kwamen, ontdekten we even de kleindorpelijke kant van dit stukje Waals-Brabant. Eerst gingen we door het gehuchtje Rouge Bouton, daarna naar het centrum van Virginal-Samme, een deelgemeente van Ittre. Daar brachten we een kort bezoekje aan de plaatselijke kerk, de église Saint-Pierre, die werd heropgebouwd in de 19de eeuw. Het is weinig opzienbarend, maar er zijn wel her en der mooie glasramen.

Een akelig bos en een vreemde boom

Het centrum van Virginal wordt verlaten via enkele kleinere buurtwegen, waarna het opnieuw naar een bos ging, dit keer het bois des nonnes. Het was er op zich aangenaam vertoeven, zeker gezien de oranje herfstpracht. Het bospad ging ook op en neer en de glooiingen zorgden voor de nodige wandeluitdaging. Er was wel een vreemd tafereel toen we plots een verlaten en licht getoucheerde caravan zagen. Gezien onze eindbestemming, Nijvel, ging mijn gedachten plots naar een zekere bende uit de jaren 80.

Eens het bos uit ging het eventjes door de velden, waarna opnieuw een ander stuk bosrand volgen. Daar zag ik een boom die niet aan niet-fictieve gangsterbendes deed denken, maar wel aan Cthulhu, het fictieve opperwezen uit de werken van H.P. Lovecraft. De boomwortels leken vervaarlijk op het sliertige gelaat van de gigantische inktvisgod. Gelukkig is het maar hout.

Ingenieuze constructies à volonté

We verlieten opnieuw het bos en kwamen dan aan een oude bekende. Het kanaal Brussel-Charleroi is uiteraard een vast gegeven in mijn leven, als Hallenaar. Hier kruisten we het opnieuw, maar kilometers verder, in Ittre. Het is maar een korte passage tot we een brug over moeten. Daarna is het terug naar een meer vertrouwd landschap, met licht glooiende velden en weiden. Maar ook hier hadden we, hetzij vanuit de verte, zicht op een ingenieuze constructie. De hoge toren van het hellend vlak van Ronquières zou enkele kilometers keer op keer opduiken.

Kleinere bouwwerken

Daarna is het nog even in en langs de bosrand, het zogenaamde Bois d’En Bas. In de verte zien we een voormalig kasteel, La Castia, dat vandaag dienst doet als boerderij, nadat het in verval geraakte en opnieuw werd opgebouwd. Een volgend historisch ijkpuntje is de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg of Onze-Lieve-Vrouw van Walcourt. Deze gaat terug tot een kapel die gebouwd werd rond 1767. Vandaag is het een klein rustpuntje voor de wandelaar.

Een aangename binnenstad

Het is dan niet meer al te ver naar Nijvel. Het pad gaat nog even door wat velden, met zicht op een witte vierkantshoeve en een kerkje, dat van Monstreux. Het duurt dan niet meer lang of we wandelen op de RAVel, de vroegere spoorwegbedding, dat doorheen de decennia evolueerde van personenvervoer naar later vervoer in functie van de suikerindustrie. Vandaag is het dus geasfalteerd en is het aan de fietsers en de voetgangers.

Na een tijdje is het afdalen via een trap en zo Nijvel binnen. Dat gebeurt eerst via een uit de kluiten gewassen muur. Daarna gaat het de verrassend aangename binnenstad in. De collegiale kerk staat helaas in de stijgers. Verder passeren we ook nog de restanten van de omwalling, met de Tour Simone, de enige die overbleef van de omwalling met 11 torens. Deze omwalling ging terug tot de 13de eeuw maar de reeds vervallen restanten werden al door de Fransen vernield of in dienst genomen voor andere doeleinden.

Via het centrum trokken we naar het stationsgebouw, waar vreemd genoeg niet “Gare” maar wel “Station” staat. Daarmee eindigde deze eerste tocht op de GRP 127 door Waals-Brabant, een opvallend glooiende etappe met heel wat mooie natuur en her en der ook architecturaal wat verrassingen. Een mooi begin van de kennismaking met deze buurtprovincie over de taalgrens.

Etappe 6: Lauragh – Kenmare

37.158 stappen, 28,7 km waarvan 21,8 km op de Beara Way

599 meter gestegen, 687 meter gedaald

Een vroeg ontbijt en carpool

We hadden de avond ervoor met de Australiërs afgestemd dat we zouden carpoolen. Wij konden op deze manier asfalt vermijden, zij konden beginnen aan een tweede beklimming van de dag. Het was voor ons de tweede vroege start op rij. Het ontbijt was om 7u30 en de start om 8u45.

Een val en een droge waterval

We begonnen meteen met een klim door het inmiddels gekende landschap, met hoog gras en rotsige stenen. Het was nog een hoogtepunt op de schouder van de Knockagarrane Mountain. De afdaling was aanvankelijk lastig maar gelukkig niet al te glibberig. Het was op een onbewaakt moment, vlakbij de weg, dat ik wel viel. Een stile had een ijzeren en een houten paal. Bij het afdalen verloor ik mijn evenwicht en schraapte ik met mijn hand de houten staak, waarna ik op mijn schouder viel.

De weg was mooi maar twee veelbelovende hoogtepunten werden ons wat ontzegd. De Uragh stone circle was betalend en de 140 meter hoge Gleninchaquin waterval was verborgen in de schaduw maar stond vooral heel erg droog. Kort daarna klommen we naar onze laatste top, op een goede 350 meter.

Nog een keer afdalen

De afdaling was technisch en verraderlijk en ook best uitdagend voor de knieën. Maar halfweg konden we ons tegoed doen aan enkele scones die we van Sheila, de B&B-eigenares hadden gekregen. Een iets makkelijkere afdaling leidde naar een verhard pad richting Kenmare. We hadden de hele tijd zicht gehad op de gelijknamige rivier. Helaas eindigt het in een flink aantal kilometers asfalt, dat nog even wordt onderbroken door een bospad. Uiteindelijk kwamen we moe maar tevreden aan in Kenmare.

Afscheid van de wandelvrienden

Na een kleine pauze op de hotelkamer gingen we naar het centrum van de stad, waar we hadden afgesproken met de Duitsers. Zo leerden we eindelijk hun naam (Michael en Suzanne) en ook dat van de Duitser die alleen reisde (Olliver). We gingen uiteindelijk iets eten in een pub waar de muziek net iets te luid stond en iets drinken in een iets stillere pub, waar al snel ook wat live muziek begon. Het was een gezellige afsluiter van een gedeelde wandelreis die door omstandigheden voor ons en voor hen anders verliep.

Eten

Roasted turkey  & ham met aardappeltjes en fish  chips – lemon taart en & browniers

Verblijf

Rose garden Hotel. Nette kamer, alleen jammer dat het cafétje niet open was op dinsdag.

Etappe 6: Sint-Kwintens-Lennik – Halle (22 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen, van Kortenberg naar Eppegem. Een langere etappe van Eppegem naar Mollem volgde in september. Met het mooie wandelweer in het vooruitzicht, was het in juli de opportuniteit om deel vijf te temmen, van Mollem naar Sint-Kwintens-Lennik. En dan, bijna vier jaar na de start van de eerste etappe was daar eindelijk het slotstuk.

Naar Gaasbeek in een wandelgekte

Langs een klein buurtwegje wordt het marktplein, met standbeeld Prins opnieuw in een hoofdrol, verlaten. Wat volgt is een mooi parcours te midden het glooiende landschap van het Pajottenland, af en toe onderbroken door de dorpskern van een van de vele dorpse deelgemeenten. Het eerste daarvan is Gaasbeek, gekend van het gelijknamige kasteel. Maar ook de kerk op het dorpsplein is de moeite waard om eventjes binnen te springen. Daar waren we getuigen van het feit dat devotie hier nog een ding is. Een vrouw zat knielend te bidden aan het standbeeld van Maria.

Tijdens onze rit naar het startpunt waren we al te weten gekomen dat ook de wandelvereniging van het Pepingse Bellingen vandaag een wandeldag organiseerde. Deelnemers konden kiezen tussen wandelroutes gaande van 7 tot 50 km. Deze volgde vaak ook onze GR, waardoor we tussen Gaasbeek en Sint-Pieters-Leeuw geregeld tussen een opvallend aantal medewandelaars liepen. Het was enerzijds verbazend maar anderzijds ook fijn om te zien hoeveel mensen op de grauwe februaridag kozen om toch naar buiten te gaan.

Van het dorpsplein van Gaasbeek ging het richting het kasteel. Hier werd echter enkel de rand van het park gevolgd. We zagen dus wel het kasteel van z’n meest spectaculaire kant, langs het water met de bescheiden terrassen, maar de kapel of de voorkant van het kasteel werd niet bezocht. Er werd doorgestoken richting onze volgende bestemmingen, de dorpjes Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken.

Zendmast en een tweede kasteel

Vanaf een bepaald punt wordt de gekende VRT-zendmast een vast element in het decorum. Deze toren van bijna 300 meter is in Sint-Pieters-Leeuw en omgeving een haast iconisch landschapselement. Het is niet bijster mooi, maar het zorgt wel voor een grote herkenbaarheid en oriëntatie. Gelukkig is er daarnaast vooral veel natuurpracht tussen de kerken van Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken zijn de uitzichten mooi en is er ook een passage door een klein bosje.

Er worden ook diverse beekjes gevolgd op weg naar het centrum van Sint-Pieters-Leeuw, waar na enige tijd de kerktoren zichtbaar wordt. Eens voorbij het kerkplein gaat het naar het park van het kasteel van Coloma, vooral gekend van zijn rozentuin vanaf mei, maar nu misschien op z’n minst mooi, zonder vallende bladeren maar wel met kale bomen. In ieder geval was het wel de ideale plek om te lunchen en ons laatste stukje streekGR te temmen.

Naar de basiliek

Dat stukje pelgrimstocht is gekend terrein. Het is maar enkele kilometers van mijn woonplaats en het is dan ook meermaals bewandeld. Toch is het nog een mooi slotstuk. Langs de Leeuwse velden gaat het net niet naar de zendmast en daarna blijft het pad op en neer kronkelen door velden en weiden, tot de wijk Stroppen, met gelijknamige voetbal- en jeugdbewegingterreinen worden bereikt. Er wordt nog een laatste keer afgedaald langs het kanaal Brussel-Charleroi, een brugje over de Zenne genomen (waar mijn wandelgezel net voor het einde nog te maken krijgt met wat hondenpoep) en zo naar de basiliek.

Ook hier zien we nog een vroom koppel. Zij biddend op de knieën, hij biddend met een paternoster. Ons bezoek is niet sacraal, maar heeft wel iets mooi. In april 2019 begonnen we hier aan een tocht van een goede 150 km, waar we uiteindelijk, door omstandigheden net geen 4 jaar over deden. De streekGR is echter een mooie tocht rond Brussel, gevarieerd met heel wat ontdekkingen. Maar het is vooral het beste bewijs dat je niet ver hoeft te gaan voor een leuke wandelervaring.

GR5A.4 Geraardsbergen – Flobecq (26,8 km)

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Tijdens het Allerheiligenweekend zetten we ons aan de inmiddels 4de etappe, dwars door de Vlaamse Ardennen.

De laatste Dender en Vlaamsche dorpjes

Bij het verlaten van Geraardsbergen gaat het nog even langs de Dender, die al vanaf de eerste etappe af en toe opdook op de route. Aan de overkant van de rivier liggen enkele grotere industriële gebouwen. Het doet ons op een vreemdsoortige manier denken aan onze eerste wandeldag op een langeafstandswandeling ooit, in Newcastle langs de Tyne. Hetgeen wat kort daarna volgt is wel ietsje minder spectaculair dan de weiden en velden van Northumberland.

Het pad langs de Dender wordt verlaten en als snel wordt het centrum van Overboelare, een deelgemeente van Geraardsbergen bereikt. Los van het kerkje is het niet al te opzienbarend. Bij het verlaten ervan gaat het vooral langs en door de velden, met een beetje geluk langs veldwegen of onverharde paden, maar ook vaak net ietsje te veel op asfalt. Dat wandelt natuurlijk net ietsje minder aangenaam.Even later arriveren we in het al even exotische Zarlardinge, een al even typisch Vlaamse dorpje met kerkje in het midden. Een ideale plek om te lunchen.

De Vlaamse Ardennen en bossen

Het tweede deel van de wandeling is wel veel aangenamer. Het gaat door het al veel heuvelachtigere Brakel, waardoor de echte passage door de Vlaamse Ardennen begint. Het asfalt wordt ook ingeruild voor velden en vooral voor bospaden, want het ene bos volgt het andere op. Het begint met een korte passage door het Hayesbos, gelegen op de zogenaamde getuigenheuvels in de Vlaamse Ardennen. Dit zijn overblijfselen van zandbanken die hier al enkele miljoenen geleden waren, toen de zee begon langzaam terugtrok.

De bossen daarna zijn ietsje groter en de passages worden ook wat langer. Het volgende, en laatste, dat op het menu staat is het Livierenbos of het Bois de La Louvière. Dat betekent inderdaad dat deze GR, de wandelronde van Vlaanderen, flirt met de taalgrens. Het ligt in de Pays de Collines, de Waalse broer van de Vlaamse Ardennen. De naam geeft al aan dat het vroeger een bos was waar menig wolf te vinden was.

Het is een lang bospad, maar kaarsrecht en op de zonnige novemberdag is er heel wat volk op de baan. Aan het einde van het bos vinden we nog een picknickbankje waar we ons te goed doen aan wat appelcake. Daarna wandelen we Flobecq binnen, waar we opgepikt worden. Het was een relatief lange wandeldag op de GR, maar het verschil met de vorige, vooral dankzij de verandering in het landschap, was fijn. Het toont meteen dat deze GR5A een enorm gevarieerde wandelroute is.

Etappe 1: Glengarriff – Adrigole

33.479 stappen, 26 km waarvan 19 km op de Beara Way

702 m gestegen en 708 m gedaald.

Upward and onwards!

Dit keer was het ontbijt voor echt. En dus nam ik de Full Irish Breakfast. Onze anonimiteit werd in de ontbijtruimte al meteen doorprikt. We deelden dezen namelijk met 3 West-Vlamingen (die de route weliswaar deden met een dag voorsprong) en twee vrouwen uit de Kempen. Daarnaast was er ook nog een Duits koppel en een Duitse eenzaat. Onze gesprekken waren dus voor het grootste deel verstaanbaar.

Om 9u30 waren we uiteindelijk klaar om deze eerste wandeldag aan te vatten. Terwijl Sara inkopen deed in de Spar, sloeg ik een praatje met de West-Vlaamse avonturiers. Zij vertelden dat het best pittig was, maar heel erg mooi. Het profiel van vandaag leek vrij eenduidig. We wandelden eerst op het relatieve vlakke, om vervolgens naar het hoogste punt van de Beara Way te klimmen en daarna in de tweede helft vooral te dalen.

Van bos naar top

Het eerste stuk liep nog langs de weg. Na een scherpe bocht trokken we het Glengarriff Woods Nature Reserve in, dat ook eerst geasfalteerd was, maar vervolgens wel een echt bospad werd. Na de oversteek van een rivier (dat kletterend geluid!) ging het weer eventjes via een asfaltweg. Maar vanaf het bord dat ons naar de berg stuurde, met obligatoire tekenwaarschuwing, werd het spectaculairder met elke stap.

Deze eerste wandeldag was namelijk samen te vatten als weg richting bergpad, bergpad richting top, top, meertje en dalen richting Adrigole. Het bergpad was op zich nog vrij goed te doen. Pas op het einde werd het wat venig (lees een tikkeltje zompig en een beetje alsof je op een trampoline wandelde). Het deed enigszins nadenken over hoe dit pad erbij ligt als het veel heeft geregend.

Een korte maar krachtige klim leidde naar de top van de Sugarloaf Mountain (en het hoogste punt van de Beara Way). Een korte maar krachtige afdaling bracht ons dan weer naar het Tobervanaha Lough, een absoluut gezellige picknickplek. Tot dan was de bewegwijzering heel duidelijk geweest en waren GPX en aanvullend boekje niet echt nodig.

Dilemma’s en vreemde omens

Maar dan kwamen we aan een tweeluik van dilemma’s. Het eerste was nog enigszins vlot opgelost. Bij het tweede was het iets lastiger. De Duitsers en de 2 Kempische vrouwen kozen de weg naar beneden. Na enig aarzelen besloot ik te vertrouwen op de GPX-track (en gelukkig maar). Het betekende dat we op het juiste pad zaten.

Het pad zelf was iets minder aangenaam. Eerst een venig pad langs prikkeldraad, dan een doodlopend stuk met een ietwat dreigende schapenschedel. We klommen dan maar over een stuk roestige prikkeldraad. En toen moest er opnieuw een steil pad met losliggende stenen komen. De Duitsers hadden ons inmiddels ingehaald, nadat ze waren teruggekeerd en ons voorbeeld hadden gevolgd.

De afdeling op de stenen duurde maar 450 meter, maar het voelde als 4,5 kilometer. Het veranderde in een bospad waar onze volgende uitdaging op ons wachtte, een hoop gigantische koeien (psychopaten op 4 poten). Dit kwam dan weer uit op een asfaltweg die naar Adrigole leidde.

Uitgeput en uitgedroogd

Daar dronken we heerlijk gekoeld water, want ondanks de kortere dag hadden we ons misrekend qua water. Aan Peg’s shop zagen we het Duits koppel weer (helaas voor hen had de vrouw last van haar knieën gekregen) en de twee vrouwen, die de verkeerde weg hadden genomen en 4,5 kilometer op asfalt hadden moeten wandelen. Dat kwam bovenop hun eerdere pech (vlucht uitgesteld en bagage verloren) en het feit dat een van hen serieus verbrand was aan de schouders.

Zij bleven in Adrigole. Wij gingen terug naar Glengarriff, met de taxi van dé Finbar, de beste steel guitar player van het dorpje die ook nog eens een begenadigd golfer bleek. Na een deugddoende douche en tekencheck, gingen we naar Casey’s bar, die vandaag wel eten serveerden. We scoorden nog nipt een plekje en maakten kennis met de geneugten van de Ierse cider (Magners).

Verblijf

Island view B&B deel twee.

Eten

Fish & chips (J) en beef lasagna (S)

Beara Way-proloog: Cork – Glengarriff

Slenteren door de stad

Een goed ontbijt is een eerste voorwaarde om een wandeldag goed te beginnen. Vandaag was het in se niet nodig, maar we hielden toch al een geslaagde generale repetitie. Sara ging, eerder uit goesting dan uit nostalgie, voor de Belgian waffles en ik nam scrambled eggs en zalm. Genoeg om onze actieve ochtend in te zetten.

Want om ons ontbijt toch goed te benutten, hadden we nog enkele uren Cork te goed. De positieve eerste indruk op dag 1 werd op dag 2 bevestigd. Fitzgerald Park was charmant en bracht ons naar de overkant van de rivier Lee. Daarna bezochten we de English Market, een overdekte markt met lokale en onafhankelijke verkopers die in vaak kleurrijke kraampjes hun producten verkochten.

We bevestigden ook onze liefde voor lokale musea, met een bezoekje aan het Cork Public Museum, dat een stadsgeschiedenis geeft aan de hand van archeologische vondsten, historische objecten en heel wat infopanelen. Naast deze globale indruk was er ook nog een tijdelijke tentoonstelling over twee lokale helden van de Ierse onafhankelijkheidsoorlog, Tomas McCurtain & Terence MacSwiney. Met een afsluitende lunch aan een kletterende fontein met kabbelende vijver namen we afscheid van Cork.

Van groot naar klein

Contrasten moeten er zijn. En gevoelsmatig, rijdend en reizend op en met een bus naar Glengarrif, was het gevoel dat de overstap van de bruisende stad van 200.000 naar een dorp met een goede 200 inwoners een serieus contrast was. Maar onze bus was vol, op het eerste zicht met heel wat collega-wandelaars, dus het was best mogelijk dat ook het kleine dorpje op zijn manier zou bruisen.

Aangekomen in Glengarriff installeerden we ons eerst in de gezellige B&B waar we een warme welkom kregen van gastvrouw Imelda. Daarna gingen we naar het terras van Casey’s Bar, waar we de warme temperaturen trachtten te temmen met een verfrissende drank. Zoals gedacht was het dorpje heel anders dan Cork, ook al is er een drukke hoofdstraat, waar al het verkeer passeert. Er zijn hier ook opvallend veel cafés en restaurants voor een dorp van deze grootte. Aan het diverse aanbod van Cork valt niet te tippen, ook al is er hier een pizzeria en kebabzaak.

De busrit gaf ons al een eerste vooruitblik op onze wandeling van morgen. Het was een kleine maar fijne sensatie om bos en heuvel te zien veranderen in berg (iets grotere heuvel) en oceaan. Vanwege de ligging zou dit deel van de Beara Peninsula een subtropisch klimaat hebben. We zagen toch meteen enkele palmbomen.

Het was met enige spanning afwachten wat de route zou geven, maar vooral hoe het zat met onze eigen conditie, bij gebrek aan een gedegen voorbereiding. Mooi zou het in ieder geval wel worden, en gezien de warmte zouden we sowieso zweten en al minstens een beetje afzien. Ook de vergezichten zouden ons gegund zijn.

Muziek en mooie uitzichten

De avond bracht ook nog wat leuks. De bar Murphy’s bleek ook The Park Bistro te zijn. Daardoor kregen we culinair ietsje meer dan pubfood. Maar de pub zorgde dan wel weer voor muzikaal vertier, gepresenteerd door een zanger-gitarist die wat weg had van Richard Hawley (qua stem) en, aldus de man, zijn vriend Finbar, de beste ‘steel guitar player’ van Glengarriff.

Na het eten deden we uit nieuwsgierigheid nog een korte uitstap naar Blue Pool, waar we de Seal Point Walk deden. We zagen (voorlopig) nog geen zeehonden, maar hadden wel al enkele mooie uitzichten over het water en het groene Garnish Island. Het begon zeker te kriebelen om eindelijk op pad te gaan.

Verblijf

Island view B&B biedt een geweldig uitzicht maar ook een heel ruime kamer en comfortabele douche. Ideaal voor een verblijf van twee dagen.

Eten

Ik nam de seafood tagliatelle en Sara een creamy chicken supreme. Daarna nog een apple crumble met een bolletje ijs en een passievrucht-cheescake.

Proloog: Brussel – Dublin – Cork

Dromen van Ierland

Het zoeken van de juiste reisbestemming is een proces, waarbij voor- en nadelen zorgvuldig worden afgewogen. Dit jaar ging onze zoektocht echter opvallend vlot. Misschien lag het aan het gebrek aan tijd en ruimte om al te veel zelf te boeken en te plannen. Of misschien was er bij ons beide een gezamenlijk verlangen naar een terugkeer naar onze wandelroots, groene weiden bezaaid met schapen.

Wat het ook was, de keuze voor Ierland was snel gemaakt. Het land heeft namelijk heel wat te bieden qua wandelpret. Bovenstaand gebrek aan tijd en ruimte, door studie- en werkdrukte, leidde ons weer naar Zuiderhuis, en daardoor kwamen we uit bij de Beara Way, een van enkele opties die zij op hun website aanboden.

De omschrijving deed ons dromen van datgene waar we onze wandelreizen graag op enten. Er zijn groene heuvels en (bescheiden) bergen, meren, rivieren en een oceaan en gezellige, pittoreske en soms kleurrijke dorpjes. Voeg daar nog de belofte van prehistorische megalieten, verlaten mijnsites, vuurtorens en militaire ruïnes aan toe. Een perfecte cocktail voor een flinke dosis enthousiasme.

Daarnaast hebben we ook mooie herinneringen aan onze twee bezoeken aan het eiland. In 2016 fietsten we langs de baai van Galway, met ook een bezoek aan Inis Mór, een van de Aran Islands. Een jaar later was er een korte maar gesmaakte trip naar het Causeway Coastal Path in Noord-Ierland. We waren dan ook al enigszins vertrouwd met de Ierse kust, zowel de idyllische kant als de ruige.

Een onverwachte wending

Onze reis begon echter met een onverwachte wending, die onze wandelintenties al meteen de das hadden kunnen omdoen. Door het relatief vroege uur, de hectische sloomheid van het luchthavengebeuren of het vermoeide thesishoofd (of een combinatie hiervan) struikelde Sara bij het betreden van het busje dat ons van de gate naar het vliegtuig moest brengen, waardoor er op haar scheenbeen een akelige wonde verscheen. Hoewel deze uiteindelijk het wandelen niet zou beletten, was het wel een belangrijke figurant doorheen de reis.

Nadat de eerste paniek ging liggen, stapten we het vliegtuig op en landden we een goede honderd minuten later in Dublin. Om praktische redenen hadden we een bufferdag ingebouwd. Van Dublin naar Cork is het een goede 3,5 uur rijden. Van daaruit moet er nog 2,5 uur afgelegd worden naar het echte startpunt, Glengarriff. Ons doel was echter onthaasten en genieten en dus was Cork onze eerste overnachtingsplaats, een grotere stad, voor we naar de beloofde ongereptheid van de Beara Peninsula trokken.

Een gezellige drukte

Cork is een stad met heel wat geschiedenis. Oorspronkelijk stond hier een klooster, wat de aandacht zou trekken van de reizende Vikings. Zoals zo vaak settelden de Noormannen zich en breidden ze de stad uit. Doorheen de eeuwen werd het een handelsstad met een Engels karakter, omringd door Gaelic gebieden. Gaandeweg zou het echter, nog meer dan Dublin, een duidelijk Ierse stad worden, voorstander van autonomie en later van onafhankelijkheid. Het werd dan ook zwaar getroffen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1919 tot 1921.

Vandaag blijkt het vooral een aangename en bruisende stad te zijn, met de rivier Lee die door het hart stroomt. Water staat ook hier centraal, met een haven en twee kanalen ter aanvulling van de grootste waterloop. Toch zijn ook hier kleine straatjes en kleurrijke huizen te vinden. Op deze eerste dag betroffen het nog eerder oppervlakkige impressies, aangezien we door de vliegreis en de relatief lange busreis, rond vijf uur aankwamen en vervolgens nog naar onze B&B, ietsje buiten het centrum, moesten wandelen.

We werden er onthaald door de zeer vriendelijke gastheer Tim, die ons op weg zette met tips over wat we konden bezoeken en waar we konden drinken en eten. Dat leidde ons naar de populaire en drukbevolkte Princess Street, waar we in Ristorante Rossini werden getrakteerd op lekkere pizza en een dolenthousiaste en licht chaotische Italiaanse ober.

De avondwandeling diende om de sfeer op te snuiven, langs het water en de straten met pubs en restaurants. Afsluiten deden we met een bezoek aan de plaatselijke campus, met heel wat groen en een hoop historische gebouwen. Het was een mooie afsluiter van een bewogen dag, een welgekomen tussenstop die ons echter deed uitkijken naar het echte begin van onze wandelreis.

Verblijf

Anam Cara is een gezellige B&B met een comfortabele kamer.

Eten

Sara ging voor de traditionele 4 kazen. Ik was (een klein beetje) avontuurlijk en ging voor de calcciatora, met kip, paprika’s en BBQ-saus. De wijn, uit Sicilië, was lekker en de hoofdreden waarom de Italiaanse ober ons zo genegen was.

Beara Way: een introductie

Ierland kent heel wat wandelpaden en ook een hoop langeafstandswandelingen. Van deze is waarschijnlijk de Wicklow Way, nabij Dublin, de bekendste. Maar ook de Kerry en Dingle Way worden vaak vermeld in wandelaarskringen. Iets ten zuiden van deze laatste twee ligt de Beara Way, omschreven als een ruigere en minder toeristische wandelroute.

De Beara Peninsula

Het Beara schiereiland ligt in het Zuidwesten van Ierland en is als dusdanig omringd door de Atlantische Oceaan. In het midden van het schiereiland liggen enkele bergketens, met name de Miskish en Caha Mountains. Het zijn weliswaar Ierse bergen, met een top van respectievelijk 490 en 685 meter. Toch wordt de relatieve laagte gecompenseerd door een ruig landschap.

Het schiereiland werd al bewoond in de prehistorie. Hierdoor zijn er her en der nog overblijfselen te vinden, zoals wedge tombs, stone circles en standing stones. Daarnaast zijn er nog twee nijverheden belangrijk. Ten eerste vind je er diverse vissersdorpjes, waarbij Castletownbere zelfs de tweede grootste vishaven van Ierland is, deels doordat het mee gebruikt wordt door Spaanse vissers. Ten tweede werd er vroeger ook veel koper gewonnen. Restanten van kopermijnen zijn nog te vinden in onder andere Allihies.

Vandaag de dag kan daar ook toerisme aan worden toegevoegd. Hoewel niet zo populair als bv. de Kerry Way, trekt het wel mensen van binnen en buiten Ierland aan. Dat heeft niet alleen te maken met de gelijknamige langeafstandswandeling, maar ook met de kleurrijke dorpjes, het lekkere eten en het feit dat er ook een Ring of Beara is, een autoroute die door zowel automobilisten als fietsers gebruikt wordt om het landschap te ontdekken en bewonderen.

De Beara Way

De Beara Way is een luswandeling van in totaal 206 km. Daarbij wordt weliswaar ook rekening gehouden met twee extra wandelingen op respectievelijk Bere en Dursey island. Hoewel het schiereiland logischerwijs compleet omringd is door kustlijn, wordt er slechts een deeltje langs de kust gewandeld. De trail gaat vooral doorheen de bergen, enkele keren op een top, maar meestal op de schouder.

Wie aan Ierland denkt, denkt misschien aan regenachtige dagen. Dat is ook wel vaak het geval. In normale omstandigheden, wanneer het eventjes geregend heeft, kan het pad vrij modderig zijn in veengebied. Alleen wandelden wij tijdens de tweede Ierse hittegolf, een zeer uitzonderlijke situatie lieten wij ons vertellen. Dat maakte het pad echter niet makkelijker.

De klimmetjes zijn meestal stijl, de afdalingen gaan vaak ook zo snel mogelijk naar beneden en ook op het vlakke heb je zelden een centimeter echt vlak. Los van het weer is de Beara Way dus wel een uitdagend pad. Een voordeel is wel dat het doorgaans over onverharde paden gaat en daar waar dat niet het geval is bieden B&B-eigenaars vaak aan om je voorbij het stuk asfalt te vervoeren. Dat heeft minder te maken met de ondergrond en eerder met de afwezigheid van voetpaden op deze stukken.

Wij lieten onze reis organiseren door Zuiderhuis, waarmee we ook onder andere de GR 70 in Zuid-Frankrijk wandelden. Zij werken samen met een lokale partner, Footfalls Walking Holidays. Onze tocht begon in Glengarriff en eindigde in Kenmare. We deden dus niet de volledige luswandeling. Daarnaast werd van de twee eilandwandelingen enkel Bere Island getemd. Desondanks kunnen we toch zeggen dat we ten volle hebben kunnen profiteren van de schoonheid en het uitdagende van de Beara Way.

Etappe 5: Mollem – Sint-Kwintens-Lennik (26 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen, van Kortenberg naar Eppegem. Een langere etappe van Eppegem naar Mollem volgde in september. Met het mooie wandelweer in het vooruitzicht, was het de opportuniteit om deel vijf te temmen.

Een valse start en een mooi begin

Op de trein was het even verwarring troef. Net voor het station Mollem besloot de boordcomputer om de bestemmingen om te keren, waardoor het leek alsof we onze startplaats al voorbij waren gereden en de trein al aan de weg terug naar Brussel was begonnen. Gelukkig kwamen we uiteindelijk toch niet terecht in Zellik of Asse, maar was het niet meer dan een glitch in de NMBS-matrix.

Het kon de pret van de start niet bederven. De etappe begon meteen met een hele hoop mooie natuur. Eerst ging het door de velden van Paddenbroeken en Mazenzele, waarmee we op de grens wandelden tussen Asse, Merchtem en Opwijk. Het eerste hoogtepuntje van de dag was echter het mooie Kravaalbos, een overblijfsel van het oude Kolenwoud. Het was er aangenaam wandelen, met een grote eigenheid en zelfs even een licht spectaculaire uitkijk op een privé-vijver.

Vuur en as(se)

Elke wandeling heeft ook een moment van spanning nodig. Dat werd dit keer gebracht door een onverwacht zicht. Na uit het bos komen zagen we in de verte plots een rookpluim. De veronderstelling dat het om een van de koeltorens van Vorst ging werd al snel de kop in gedrukt. De rookpluim werd steeds donkerder en klom ook steeds hoger. Het was spectaculair, maar er was ook nog wat onduidelijkheid (en spanning) over de oorzaak. Uiteindelijk bleek het om een brand in Mollem te gaan, waar een tweedehandslinnenfabriek in vuur opging. Wij waren gelukkig al even onderweg en hadden een alibi.

Sowieso wandelden we gestaag en dapper voort, dan eens weg van en dan eens in de richting van de rookpluim, terwijl er af en toe sirenes op de achtergrond te horen waren. De andere mensen die we tegen kwamen, inwoners van het zeer treffend genaamde Asbeek, bleven er stoïcijns bij. Gelukkig waren er ook mooie vergezichten en aangename paden. Op voorhand kon ik mij niet veel voorstellen bij deze vijfde etappe, maar met elke stap groeide de appreciatie

Van kerk naar kerk

Het eerste deel ging grotendeels door velden en bossen. Hoewel deze ook aanwezig waren in het tweede gedeelte, lag er hier toch ook meer focus op de verschillende dorpskernen. Het tweede deel kan best omschreven worden als tocht van kerk naar kerk. Van het al eerder vermelde Asbeek ging het naar Ternat, waar we even pauzeerden aan de plaatselijke Okay, waar we op een half afgebroken zitbankje onze vermoeide voeten even ademruimte konden geven.

Het centrum van Ternat, met een bijzonder schoolgebouw dat bestond uit weerspiegelend materiaal, werd niet verlaten via het mooi ogend park, maar wel via een straat met zicht op het mooi ogend park. Een bizarre keuze van de samenstellers van deze GR. We doken wat verder onder een spoorwegbrug en gingen zo naar de volgende deelgemeente van Ternat, Wambeek.

Het laatste stuk ging nog even door de velden. De glooiingen werden steeds aanweziger, het Pajottenland was finaal bereikt. Dit zorgde niet enkel voor mooie uitzichten, maar ook voor wat conditietraining. Deze was gelukkig beter dan verwacht, zelfs na 20+ kilometer. Los van de passages door de dorpskernen was het grootste deel van de route over onverharde paden, wat fijner is voor de voeten.

En zo kwamen we aan het tweeluik in Lennik. Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik liggen op een boogscheut van mekaar en zijn gescheiden door een geasfalteerd pad waar vroeger blijkbaar een tram reed. Beide kerktorens zijn in de verte te zien. Sint-Martens-Lennik doet nog iets meer denken aan een Vlaams dorp van weleer. Sint-Kwintens-Lennik kan dan weer uitpakken met een iets grotere markt, met als trekpleister het indrukwekkend standbeeld van het al even indrukwekkend Brabants trekpaard, hier gedoopt tot Prins. Een mooi eindpunt voor de voorlaatste etappe, die op verschillende manieren wist te ver(r)assen.

GR5A.3 Zandbergen – Geraardsbergen (13,4 km)

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Deze zonnige paasmaandag was perfect voor een korte etappe van station Zandbergen naar Geraardsbergen.

Een rivier en wat beekjes

Vanaf het station van Zandbergen gaat de GR opnieuw even over de Dender. De rivier, die al vanaf Dendermonde her en der opduikt, wordt ditmaal overgestoken door de Denderbrug, geen originele naam maar wel een originele brug. Eens voorbij de kerk van Zandbergen begint er een tocht door velden, veldwegen, bospaden met af en toe wat asfalt. Het merendeel is onverhard en erg aangenaam. De uitlopers van de Vlaamse Ardennen worden even opgevrolijkt door een groep die op wandel ging met enkele alpaca’s. Hierna passeren we nog een kapel en een wijk met kasten van huizen.

Het mini-boshyacintfestival

Halfweg de wandeling gaat het door het Raspaillebos, vlakbij de Bosberg. We waren al enkele keren in dit bos gaan wandelen, maar dit keer werden we getrakteerd op de paarse pracht van de bonshyacinten, aangevuld met witte bosanemonen. Terwijl het Hallerbos wat verder overrompeld worden door dagjestoeristen, was het hier relatief kalm, hoewel het natuurlijk ook een beetje minder en wat meer geconcentreerd is. Maar de hele passage doorheen het Raspaillebos is gewoon aangenaam wandelplezier.

De Muur en de Wandelronde

Uit het bos volgen we gedurende een dikke kilometer nog een pad langs akkers en velden, waarbij het vergezicht aangenamer en aangenamer wordt. Twee spannen met paarden passeren ons en even verder moeten de arme dieren alles geven om een vrij steile baan te trotseren. Wij slaan iets daarvoor naar links en gaan opnieuw tussen bos en veld.

En dan klimt het nog een keer, waarna we Geraardsbergen binnenwandelen. Daar wacht ons een stukje wielergeschiedenis. De wandelronde van Vlaanderen kan uiteraard ook niet zonder dé Muur. We maken van de gelegenheid gebruik om de Oudenbergkapel te bezoeken en daarna dalen we via een reeks kasseiwegjes en trappen naar de grote markt van Geraardsbergen. En zo komt deze korte maar mooie derde etappe op de GR5A op z’n einde.