De RLS-Proloog: Lyon – Saint-Etienne – Le Puy-en-Velay

In het hart van de devotie (en Maria)

Nog 244 km te gaan – 12.151 stappen gezet (9 km)

De Route de Gorges de la Loire

We stonden relatief vroeg op voor een relatief goed maar prijzig ontbijt, om vervolgens rond 9 uur opnieuw naar Lyon Part-Dieu te keren. Door de werken duurde het langer dan normaal, met onderweg nog een verwarrende passage langs een dakterras die naar de opzichtige toren van het Radisson Blu Hotel leidt. Tussen Lyon en Le Puy-en-Velay, onze bestemming vandaag, ligt een goede 140 kilometer, het station van Saint-Etienne Châteaucreux en een grondverzakking de mij al enkele dagen bezighield.

De website van de SNCF, de Société Nationale des Chemins de Fer français of de Franse tegenhanger van onze NMBS, is vrij complex. Wie een zoekopdracht ingeeft krijgt meestal eerst het resultaat dat wordt aangeraden, dan eentje met de kortste reistijd, dan eentje met een wagen (waarover zodra meer) en dan in willekeurige volgorde nog wat verbindingen, alles zo min mogelijk chronologisch gepresenteerd.  De aangeraden autorit lijkt helemaal vreemd, wat het ook deels is. De SNCF en de TEC, de Franse busdienst, werken samen met Bla Bla Cars, een autodeelplatform met meer dan 70 miljoen gebruikers. Wie in dit geval van Saint-Etienne naar Le Puy moet en nog plaatsen overheeft op de achterbank, kan dus reizigers meenemen. Maar dit bood niet de zekerheid waar ik naar op zoek was.

Maar goed, de grondverzakking dus. Ergens op het treintraject was er door een zware storm schade aan het spoor, waardoor er geen treinen meer reden tussen Saint-Etienne en Le Puy. De verwarrende website sprak wel over een vervangbus en er was ons een kwartier gegund om het volledig uit te klaren. Op het scherm in het station verscheen de verbinding wel, maar ik had in mijn sprint richting het ticketautomaat niet gezien dat er een bus- in plaats van een treinsymbool stond. De trein was inderdaad vervangen, maar gelukkig waren mijn twee prematuur gekochte treintickets van 15 euro geldig.

Een privéfirma was ingehuurd om de lijn over te nemen, waarbij elk station ook een halte was en de chauffeur allerhande maneuvers moest uitvoeren om zich op de vaak weinig optimale parkings te keren. Onze treinrit, die normaal anderhalf uur zou duren, werd zo vervangen door een busrit van 2u35, langs kleine dorpjes als Bas – Monistrol, Chamalières-sur-Loire en Saint-Vincent le Château. Een groot deel van dit traject was in 2019 ook door het peloton van de Tour gereden, tijdens de rit van Saint-Étienne naar Brioude, doorheen het Centraal Massief, die gewonnen werd door de Zuid-Afrikaan Daryl Impey. De vele ronde punten waren versierd met fietsen, wielen en kunstwerken die verwezen naar de gele, groene en bolletjestrui.

De trage tocht richting de Velay werd enigszins gecompenseerd door het feit dat onze baan op een scenic route lag, de zogenaamde Route de Gorges de La Loire. Enkele rivieren zullen tijdens onze reis een rol spelen en de Loire is daar een van. Haar bron ligt op 1315 meter hoogte op de mont Gerbier-du-Jonc, een goede 40 kilometer ten zuidoosten van Le Puy in de Ardèche. Met haar 1012 km is ze de langste rivier van Frankrijk en voor ze uitmondt in de Atlantische Oceaan passeert ze nog door 11 andere departementen. Wanneer onze bus ons een blik gunt op de diepe kloven waar de Loire zich een weg door kronkelt, zien we dus een jonge rivier.  Eens Lavoûte-sur-Loire voorbij was het nog maar een goede twintig minuten wachten tot we eindelijk voet aan grond kon zetten. In totaal had onze tocht van Brussel naar Le Puy-en-Velay, weliswaar met twee tussenstations 7u15 geduurd.

Le Puy, een historisch bedevaartsoord

Ons grote geluk was misschien wel dat er telkens op 15de augustus, Maria-Hemelvaart of Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, een processie doorgaat in Le Puy, met in de hoofdrol, jawel, een Zwarte Madonna. Het was een van de redenen om een dag vroeger te vertrekken en zeker vroeg genoeg in het stadje aan te komen. De link met onze thuisstad Halle was namelijk te interessant. Ook dat is historisch gezien een belangrijk bedevaartsoord met een lange traditie van Maria-devotie. En bovendien is “onze” Madonna ook zwart.

De Sint-Martinuskerk is pas sinds 1946 verheven tot basiliek door Pius XII, maar kent wel een lange geschiedenis. De toren is 71 meter hoog en werd in de 15de eeuw gefinaliseerd. De kerk had altijd een groot aanzien. Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, stierf in een herberg vlakbij de kerk, Karel V bezocht deze ooit en Hendrik VIII, koning van Engeland, schonk een monstrans, enkele jaren voor hij de Anglicaanse Kerk zou oprichten. Ook de Mariaprocessie kent een lang traditie en wordt reeds vermeld in een pauselijke Bul uit 1335 waarbij aflaten werden beloofd voor zij die vroom deelnamen aan de processie.

En dan is er nog de Zwarte Madonna van Halle. Het beeld zou door Elisabeth van Thüringen en via omwegen aan de stad geschonken zijn. In dit beeld zit Maria en geeft ze Jezus de borst. Volgens de legende komt de zwarte kleur door een miraculeuze redding van de stad, waarbij ze tijdens een belegering in 1489 door Filips van Cleef de kanonballen met haar mantel opving, waarbij gelaat en handen zwart werden van het roet. De echte reden is waarschijnlijk iets meer geaard in de realiteit en ligt waarschijnlijk aan het materiaal dat gebruikt werd en het resultaat van oxidatie of dampen. In ieder geval spreekt het, als een van de vijf overgebleven Zwarte Madonna’s in België tot de verbeelding.

Le Puy heeft geen basiliek maar een kathedraal, namelijk de Notre-Dame-du-Puy, met een al even rijke geschiedenis en een groot historisch belang. De bouw van de kathedraal zelf werd in de 13de eeuw afgerond. Net als de Basilique Fourvière in Lyon torent het boven de historische stad uit. Meer zelfs nog, het vergt een reeks trappen, die tot in het gebouw gaan om haar te betreden. En net als Halle is het een belangrijk oord voor pelgrims, waarbij de oorsprong teruggaat tot de vroege middeleeuwen. Binnenin is er een grote vulkanische steen, de zogenaamde Pierre de Fièvre of Pierre des Apparitions te zien, die volgens de legende helende krachten zou hebben. Een vrouw was op een dolmen gaan liggen nadat ze had gebeden tot de Maagd om haar te genezen. En zo geschiedde. Hier ligt de oorsprong van de Mariaverering in Le Puy. De Maagd van de Dolmen werd mettertijd vervangen door, jawel, een Zwarte Madonna.

Het oorspronkelijk beeld werd ook geschonken door een prominent historische figuur. Niemand minder dan Lodewijk IX, nadien geëerd als Lodewijk de Heilige, zou de Madonna in Ethiopische stijl geschonken hebben na terugkeer van zijn kruistocht. Ondanks de turbulente en vaak gewelddadige geschiedenis, werden de religieuze schatten, waaronder de Zwarte Madonna pas vernietigd tijdens de Franse Revolutie. Het huidige beeld is dus niet het originele beeld dat geschonken werd door Lodewijk de Heilige maar een replica uit de zeventiende eeuw.

Vandaag is Le Puy een belangrijke startplaats van een van de vier Franse routes die naar Santiago de Compostella leiden. De Via Podiensis komt net voor de Pyreneeën samen met twee andere wegen, deze uit Parijs en uit Vezelay, en vormt daar de befaamde Camino Frances, waarbij eens in Spanje er nog een vierde route, vanuit Arles, bijkomt. De Via Brabantica, die ook Halle aandoet, komt uiteindelijk uit op deze van Parijs.  Le Puy en Santiago zijn duidelijk al eeuwen met elkaar verbonden. Het zorgt ervoor dat je niet weet wie een mogelijke metgezel wordt op de Chemin de Stevenson en wie andere ambities koestert, grensoverschrijdend en spiritueel. Tenzij ze natuurlijk overduidelijk pronken met hun jakobsschelp of pelgrimsstaf.

We zouden de Zwarte Madonna die namiddag twee keer zien. Een keer in de imposante kathedraal, de weg ernaar toe versierd met vlaggen in de blauwwitte kleuren van de Heilige Maagd, en een keer tijdens de processie. Maar eerst zouden we op een heel andere manier een connectie maken met Maria. De skyline van Le Puy wordt namelijk gedomineerd door drie opvallende ijkpunten. Naast de kathedraal is er ook nog de Église Saint-Michel d’Aiguilhe, een kerk die op een vulkanische plug van 82 meter hoog is gebouwd en waar een gemotiveerde bezoeker 268 treden voor moet beklimmen.

De Rode Madonna

Het meest opvallende monument is ongetwijfeld de Rode Madonna, die vanop verscheidene plekken in het stadje te zien is en zowel kerk als kathedraal onder zich laat, pronkend op een vulkanische kegel van 132 meter, en dit op een hoogte van 757 meter boven de zeespiegel. Nadat het idee hem ter ore was gekomen via een priester, beslist Auguste de Morlhon, de bisschop van Le Puy, in 1853 om een commissie op te richten om te onderzoeken of en hoe men een standbeeld van de Heilige Maagd op de rocher Corneille kan bouwen. Niet veel later schreven zij een wedstrijd uit. Die werd in november van dat jaar gewonnen door ene Jean-Marie Bonnassieux. Eind 1854 werd begonnen aan het project, maar al snel merkte men dat men geld en materiaal te kort komt.

Dat werd opgelost in 1856, wanneer, na een smeekbede bij Napoleon III, het ijzer van 213 kanonnen die buit werden gemaakt tijdens de slag om Sebastopol in de Krimoorlog, goed voor 150.000 kilo materiaal, werden geschonken. Het beeld werd gegoten in het plekje Givors, in de buurt van Lyon, en vanaf juli 1859 werden de delen op de rots geïnstalleerd. Op 12 september 1860, 7 jaar na het gekke idee ontsproten was aan het geestelijke brein, werd het beeld ingehuldigd door bisschop de Morlhon in aanwezigheid van een massa van 120.000 pelgrims. Het moet in die tijd inderdaad een bijzonder zicht geweest zijn. Het was met z’n 16 meter hoogte (en zelfs 22 inclusief het voetstuk) 26 jaar lang het hoogste standbeeld ter wereld, tot het Vrijheidsbeeld in New York werd neergepoot. Het weegt in totaal 835 ton. Zelfs de arm van Jezus, die in de lucht wordt gehouden, weegt alleen al 600 kilo.

Wie dacht dat daarmee alles gezegd was over dit bijzondere beeld, wacht nog een aangename verrassing. De speciale connectie met Maria, directer dan in de kathedraal of tijdens de processie, ligt namelijk voor iedereen voor het grijpen. Voor slechts 4 euro kan je een ticketje kopen dat toegang geeft tot het omringende park en vooral tot de binnenkant van het standbeeld. Een wenteltrap brengt je in het hoofd van Maria en wie gemotiveerd is en geen last van hoogtevrees heeft kan nog via een ladder 3,5 meter hoger klimmen om zo via de doorzichtige kroon een 360 graden panorama van de Velay te krijgen. Ik heb maar een beetje last van hoogtevrees en aangezien ik al zo ver was geraakt, er 4 euro had voor betaald (en de vijf wachtenden achter mij verwachtten dat ik naar boven zou kruipen), genoot ik zelf ook even van het uitzicht, al waren de treden niet echt voorzien op de zool van een wandelschoen. Gelukkig geraakte ik met lijf en leden intact opnieuw uit het beeld.

De processie van het broederschap

Na het toeristische bezoek aan de Rode Madonna was het tijd voor een authentieke ervaring met de Zwarte Madonna in de hoofdrol. De historische binnenstad was volgehangen met luidsprekers, waardoor zelfs de meest cynische atheïst niet kon ontsnappen aan de misviering voorafgaand aan de processie, met bijhorende gebeden en koorgezangen. Sara en ik hadden ons strategisch op het stadsplein aan de mairie gezet. Rondom ons waren hoofdzakelijk oudere mensen verzameld, en aan de overkant stonden enkele militairen strategisch opgesteld. We hadden hen al eerder in de binnenstad zien patrouilleren. Zoals zo vaak voelt men zich net onveiliger door het machtsvertoon, maar net als met de koffer in Charles De Gaulle is het een teken van deze tijd.

Centraal in de processie bevindt zich een eeuwenoud broederschap,  la confrérie des pénitents blancs du Puy-en-Velay, opgericht in 1584, en in de eeuwen daarna een machtige actor binnen het religieuze gebeuren, onder andere door hun rol in de ziekenzorg. Ze waren zelfs zo invloedrijk dat hun kapel vandaag nog vlak naast de kathedraal ligt. Na een kort intermezzo tijdens de Franse Revolutie, waarbij het broederschap werd afgeschaft, werden ze in 1811 in ere hersteld. Tot op de dag van vandaag spelen ze een belangrijke rol in zowel de paasprocessie als deze op 15 augustus. Voor deze laatste halen ze enkel de witte gewaden boven, maar tijdens de processie op Goede Vrijdag kan je hen ook zien met hun witte kappen op.

Klokslag om 15u30 vertrok de massa aan de kathedraal. Niet veel later verschijnt het gezelschap, met achter hen de Zwarte Madonna, gedragen door vier zusters. Maar het bijzondere aan de processie was het vervolg. Het standbeeld werd gevolgd door een lange sliert toehoorders. Geen gekostumeerde folklore, geen geromantiseerde historische taferelen, geen praalwagens of toeters en bellen, maar gebeden en gezangen, gepreveld en gezongen door een divers gezelschap, verenigd in hun devotie voor de Maagd Maria, Zij die, zoals de priester eerder door de luidsprekers verkondigde, iedereen in haar armen sluit, de gelovigen, de ongelukkigen, de zondaars en ja, zelfs en vooral de ongelovigen.

Op zo’n moment is het zelfs voor een atheïst moeilijk om geen jaloezie te voelen voor de lotsverbondenheid en de samenhorigheid die de stoet uitstraalt, het vermogen om te geloven in de helende en heilzame kracht van Maria. Stevenson, een overtuigd Protestant, die overigens niet lang in Le Puy verbleef, zou het tafereel in ieder geval met argusogen hebben gadegeslagen. Het zegt misschien iets over onze tijd, of misschien over mij, dat een ongelovige met meer bewondering naar deze authentieke uiting van geloof kan kijken dan een geloofsgenoot uit de negentiende eeuw, die zich weliswaar aan een andere tak van dezelfde boom had vastgehangen.

Een duik in de geschiedenis

Om onze namiddag optimaal af te ronden gingen we nog naar het plaatselijk museum, le musée Crozatier, dat in 1820 in z’n vroegste vorm werd opgericht, om in 1851 te verhuizen naar de huidige site, in wat vandaag de Jardin Henry Vinay is. Dit park werd genoemd naar een plaatselijk politicus die tussen 1865 en 1877 enkele keren burgemeester was van Puy-en-Velay. De naam van het museum zelf is dan weer afkomstig van Charles Crozatier, een verzamelaar en mecenas die het project mee financierde. Maar in Frankrijk koestert men zelfs in stadjes van om en beide 20.000 inwoners hun erfgoed. Na een renovatie die 7 jaar duurde, opende het gebouw in juli 2018 opnieuw haar deuren om de veelzijdige collectie in een moderner jasje te presenteren.

Het is vaak die variatie en historische reikwijdte die plaatselijke musea, al zou dit zelfs in België tot de beteren behoren, die ons, zeker als historici, kan boeien. Je krijgt er een blik op de geschiedenis van de stad en de streek, die vaak getoond wordt door een massa authentieke voorwerpen. En dat is hier niet anders. Naast een bescheiden expositie over de Keltische aanwezigheid is er voor elk wat wils. Je hebt de archeologische collectie, de collectie schilderijen, een afdeling over (natuur)wetenschappen en ten slotte enkele kamers die inzoomen op het leven, de devotie en de nijverheid van Le Puy en haar inwoners. Dat gaat dan van medaillons met humoristische afbeeldingen die aan ezels werden gehangen tot een enorme kantcollectie.  Le Puy was een van de bekendste productiecentra van Franse kant. In het museum kan je zelfs het kantklossen uitproberen. Opnieuw bleek dat mijn motoriek niet al te ontwikkeld is.

Na ons museumbezoek wandelden we via het park, waar een tiental petanquebanen zijn voorzien voor de enthousiastelingen naar ons hotel, het eerste dat voor ons geregeld werd. Bristol, een onbedoelde kwinkslag richting onze voorliefde voor het Verenigd Koninkrijk en de plek waar in 2008 de reis begon die ons samen zou brengen. Waarschijnlijk werd de naam ooit gekozen omdat men hier dacht dat het internationaal klonk. Bovenop het hotel pronkt de naam in grote, rode letters. Ertegenover, in bijna even grote, blauwe letters, wordt Parking Foch aangeprezen. 7 dagen op 7, 24 uur per dag. Een troosteloze stukje asfalt, verstopt achter een slagboom en een pizzeria die ook al de naam van de maarschalk uit de Eerste Wereldoorlog draagt. De discussie die ervoor zorgde dat Foch zijn plein in Leuven kwijtspeelde aan voormalig rector De Somer was duidelijk nog niet tot de Velay geraakt.

Hoe dichter de Chemin, hoe kleiner de schaal. Maar het was ook een reis van het alledaagse, familiaire Halle naar het relatief gekende Lyon en zo de komende dagen steeds meer het onbekende in. Een aardse, profane pelgrimstocht in de voetsporen van een devoot, protestants schrijver, op zoek naar een interessant verhaal voor een publicatie en de geschiedenis van zijn medegenoten, de Camisards. Op zoek naar Goddelijke inspiratie ook, iets wat hier in Le Puy, een van de beginpunten van de Camino, in overvloed te vinden is. Hij wou de liefde vergeten, ik zou de tocht maken met mijn kersverse vrouw. Vanuit onze kamer hoorden we hoe de klokken van de kathedraal opnieuw luidden. Het officiële programma van deze 15de augustus begon met een mis om 7 uur ’s ochtends en eindigde om 21 uur met een klank- en lichtspektakel. Soms zou ik wel willen geloven, maar misschien is wandelen en ontdekken mijn manier om de schepping te eren, eerder dan zingen en bidden. Van de grootstad naar de stad naar het dorp en zo de natuur in. God, wat had ik er zin in.

De accommodatie

Op het eerste zicht komt de wat vergane grandeur die de buitengevel lijkt te impliceren overeen met het interieur. De houten trap is wat afgeleefd en de gammele lift kan ons en onze rugzakken met moeite naar boven hijsen. Instappen lukt nog net, maar draaien en keren is geen optie, en dus is het opletten om niet te struikelen bij het uitstappen. Hoewel het aangeprezen werd als een gerenoveerd hotel, is dit in de kamer slechts half te zien. Het slaapgedeelte is charmant en modern genoeg, maar de badkuip vertoont roestplekken en zelfs met mijn bescheiden maat 42 is het geen evidentie om mijn beide voeten naast mekaar te plaatsen. Het daagt ons ook pas later hoe het rolluiksysteem, waarbij men het uiteinde van een lange staaf dient te plooien en vervolgens eenvoudig te draaien, werkt, waardoor Sara en ik onszelf bijna een polsblessure wrongen.

Het eten

Daar waar de slaapkamers met gedeeltelijk succes gerenoveerd zijn, is dit voor het restaurant met meer visie en oog voor sfeer en gezelligheid gebeurt. Je kijkt wel uit op de houten trap, maar tegelijk zit je in een gezellige kader. Waar de bar duidelijk mikt op de roaring twenties, voel het restaurant modern maar warm aan. En wat meer, het restaurant kon uitpakken met het officiële label van maître restaurateur, uitgevaardigd door de Franse staat na audits en inspecties aan zaken die werken met lokale, verse producten en dit combineren met vakmanschap.

We namen beide het excellente courgettetaartje als voorgerecht. Bij het hoofdgerecht nam mijn zin voor culinair avontuur over en koos ik de brandade de morue, een stokvispuree die bekend staat als specialiteit uit Nîmes, de stad waar onze reis zou eindigen. (Ja, ik geef toe dat ik het eerst het eerst heb moeten googelen) Een bijzondere ervaring, maar een die gelukkig en misschien onverwachts, gezien je letterlijk puree met gepureerde vis eet, niet tegensteekt. Sara hield het iets traditioneler en nam het kalfsvlees met olijven en aardappelkroketjes. Eerder dan gepaneerde puree bestonden deze vreemd uit gepaneerde aardappelen. Terwijl ik daar zat met mijn gepureerde vis… Na het hoofdgerecht volgden nog respectievelijk een citroentaartje met merengue en een tiramisu met rode vruchten. Als dit ons elke avond te wachten stond, dan zouden we vier kilo zwaarder en tevreden terug in België landen.

Proloog: Brussel – Lyon

De nostalgische zijstap

Nog 244 km te gaan – 25.401 stappen gezet (20 km)

Uit praktische en ecologische overwegingen ruilden we het idee van een pelgrimstocht naar Noorwegen in voor een literair geïnspireerd wandelavontuur. We traden niet in de voetsporen van een Noorse koning maar wel in deze van een Schotse schrijver en diens ezelin Modestine. Aan onze 14 dagen, waaronder 12 volwaardige wandeldagen, hebben we nog een begin- en een slotstuk toegevoegd. Het ene misschien uit nostalgie, het andere vanwege de relatieve nabijheid en de bijhorende opportuniteit. 6 jaar geleden waren we al eens in Lyon, met twee van onze beste vrienden. Een andere tijd, schijnbaar een ander leven. Nostalgie is een tweesnijdend zwaard. De 4 kazen-pizza van pizzeria Rossi in Hasselt was zo’n transcendentale ervaring dat ik er niet meer zou teruggaan.

Maar Lyon, gelegen in de Auvergne-Rhône-Alpes, is geen vluchtig of culinair vertier. Het is de derde grootste stad van Frankrijk, en vooral een eeuwenoude stad met een geschiedenis die tegelijk klassiek Romeins, klassiek Frans als modern is. Ten tijde van het Romeinse rijk stond het gekend als Lugdunum, een belangrijke nederzetting vanwege de strategische ligging aan de samenloop van twee rivieren. Naast een boeiend archeologisch museum kan je ook nog een amfitheater en een oud stuk viaduct zien. Vervolgens heb je de middeleeuwse wijk, vieux Lyon, met nauwe straatjes en hoge huizen, een van de hoofdredenen waarom de binnenstad erkend werd als UNESCO werelderfgoed, en Fourvière, waar de basiliek staat die boven het stadsbeeld uittorent. Daarnaast heb je de iets recentere volkswijk, gelegen op La Croix-Rousse, een heuvel van 254 meter. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw schoten de zijdefabrieken hier als paddenstoelen uit de lucht, en de arbeiders die de machines bemanden woonden hier. Om die reden werd deze wijk la colline qui travaille genoemd, terwijl Fourvière gekend stond als la colline qui prie.

DSC07664

Zicht op het middeleeuwse Lyon

Ik herinnerde mij Lyon als een stad gespleten door bruggen, rivieren en tijdperken, een plek met lekker eten, zorgeloosheid en vriendschap. Nu is het het beginpunt van een reis weg van de drukte van de stad, en misschien zelfs een beetje weg van de moderne beschaving, hoewel dat vandaag de dag altijd relatief is.

Onze treinrit verliep grotendeels zonder ophef. In Lille Europe hield de trein wat langer halt, vooral omdat dit het station is waar de Britten, voorlopig nog genietend van het relatief eenvoudig verkeer tussen eiland en continent, in de wagon komen. Een uur later werden we vroeger dan voorzien tot stilstand gebracht. Een koffer was op een perron in het station van Charles de Gaulle, de Parijse luchthaven, onbemand achtergelaten. Anno 2019 is dat meer dan voldoende om treinen veiligheidshalve ergens tussen de velden te laten stoppen. Na een goed kwartier was de zaak opgelost en konden we het niemandsland uitrijden en de rit verderzetten. Na een goede 4 uur schrijven, lezen, dutten en door het raam staren, kwamen we aan in Lyon Part Dieu, de toegangspoort naar deze aangename stad.

En er passeerden enkele golden oldies de revue. De imposante Basilique Notre-Dame de Fourvière, via een klim door de jardien de Rosière, zoals zo vaak met een kruiswegthema. Hoewel de basiliek relatief recent is (ze werd afgewerkt in 1884) oogt ze als een eeuwenoude getuige van het passeren van de tijd, bovenop de heuvel en bekroond met een beeld van Maria, een rode draad doorheen onze reis. De straten en pleinen, zoals het immense Place Bellecour, met ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV voelden vertrouwd aan, net als de artisanale ijsjeszaak Terre Adélice, waar we zes jaar geleden ijs aten waar we tegen jan en alleman over mijmerden.

DSC07650

Uitzicht over Lyon, vanaf de bovenstad

Anders dan met de pizza uit Hasselt was een terugkeer onvermijdelijk. Sara had zelfs het avondeten ingeruild voor een hoorntje met twee bollen, wat gelukkig niet nodig was. De ijsjeszaak heeft een gamma van bijna 100 smaken, met naast de vaste waarden ook smaken als Chartreuse, geranium, gerookte spek, Piment d’Espelette en tijm. Ik vond kokosnoot en madeleine, het cakeje dat dankzij Proust tot het Franse patrimonium behoort, al avontuurlijk genoeg. Even leek er niet veel veranderd te zijn, likkend aan een ijsje met zicht op dezelfde boom die zes jaar geleden ook al in het oog sprong.

Uiteraard is de stad niet blijven stilstaan. Eens uit station Part-dieu word je in een werf gesleurd, een renovatieproject dat de wijk een nieuw elan moet geven. Het hotel Part-dieu, het oude hospitaalklooster dat toen in de steigers stond, is inmiddels een hippe multifunctionele ontmoetingsplaats met bars, winkels en atelierruimte voor jonge kunstenaars. En het netwerk voor huurfietsen dat toen zo handig was, is ten dele vervangen door de elektrische stephype die ook onze eigen hoofdstad teistert. Het zorgt voor een tussenstap in de hiërarchie. Fietsers moeten oppassen voor automobilisten, elektrische steps voor fietsers en de voetgangers voor alle drie.

Eten

Na een korte zoektocht plantten we onszelf neer in de comfortabele stoelen van het Indisch restaurant Lal Qila, vooral vanuit de verwachting dat we de komende dagen vooral oer-Franse kost voorgeschoteld zouden krijgen. Wat we krijgen is geen hoogstaande keuken. Het voor- en nadeel van veelvuldig reizen naar Engeland is dat je daar zelfs in kleine dorpjes en stadjes een verfijnde Indische culinaire ervaring op het bord krijgt. Zo aten we in Berwick-upon-Tweed, aan de Schotse grens ooit bij de 10de beste Indiër van het Verenigd Koninkrijk. Mogelijks arbitrair, maar het zegt toch iets. Misschien zat de horde wespen die het op onze schotels gemunt hadden er voor iets tussen, maar Lal Qila kon ons matig bekoren.

Verblijf

Met een volle maag en een relatief voldaan gevoel, wandelden we nog een keer over een van de vele bruggen die de stad telt, en zo naar onze Best Western, een degelijke keten waar we graag en meermaals beroep op doen. Op de regionale zender van de Franse omroep is het Festival interceltique de Lorient te zien. Doedelzakken, Irish jigs en folkloristische toeters en bellen. Net voor het licht wordt gedoofd, zien we nog even de Bretoense delegatie in volle glorie. Het authentieke Frankrijk waar we zo hopen komt al iets dichter. En dan is het tijd om te slapen, wat even wordt bemoeilijkt door onze buren, die doorheen de muren een late conversatie houden. Morgen komen de voetsporen van Stevenson dichterbij.

Le Chemin de Stevenson: Wat?

De reis van Stevenson en de GR 70

Image result for A travel through the cevennes

For my part, I travel not to go anywhere, but to go. I travel for travel’s sake. The great affair is to move; to feel the needs and hitches of our life more nearly; to come down off this feather-bed of civilization, and find the globe granite underfoot and strewn with cutting flints.

Op 22 september 1878 verlaat Robert Louis Stevenson, een Schotse schrijver en avontuurlijke geest, het kleine dorpje Le Monastier-sur-Gazeille in het zuiden van Frankrijk. Hij had hier enkele weken vertoefd om zijn reis naar de Cevennen te plannen. Die tocht stond in het teken van drie dingen. Ten eerste wou hij de liefde even ontvluchten. Fanny Osbourne, de Amerikaanse waarmee hij een relatie had, was in feite nog getrouwd. Zij had net besloten om terug naar haar thuisland te reizen om daar de situatie met haar echtgenoot te regelen. Ten tweede was hij als Protestant erg geïnteresseerd in de geschiedenis van de camisards. Dit was een protestantste verzetsbeweging die honderd jaar eerder een religieuze oorlog had uitgevochten in de Cevennen. En ten slotte zag hij ook het potentieel van deze reis. Het zou een interessant verhaal kunnen opleveren, een die zijn schrijverscarrière een boost zou geven.  Uit praktische overwegingen kocht hij in Le Monastier een ezelin, om zijn uit de kluiten gewassen bagage te dragen.

It will readily be conceived that I could not carry this huge package on my own, merely human, shoulders.  It remained to choose a beast of burden.  Now, a horse is a fine lady among animals, flighty, timid, delicate in eating, of tender health; he is too valuable and too restive to be left alone, so that you are chained to your brute as to a fellow galley-slave; a dangerous road puts him out of his wits; in short, he’s an uncertain and exacting ally, and adds thirty-fold to the troubles of the voyager.  What I required was something cheap and small and hardy, and of a stolid and peaceful temper; and all these requisites pointed to a donkey.

Modestine, zoals hij het arme dier zou dopen, was klein en niet geschikt om de hele inboedel van Stevenson te dragen. Maar de keuze om haar mee op de tocht te nemen, was wel een meesterzet vanuit literair standpunt. Heel wat van de komische noten in het verhaal vinden hun oorsprong in de koppigheid of het niet-kwaadwillige onvermogen van zijn lastdier en het feit dat Stevenson ook geen al te goede navigator bleek.

Image result for gr 70 chemin de stevenson

Desondanks maakte hij wel een mooie reis. 220 kilometer in 12 dagen, beginnend in de Velay en zo via de Gévaudan, naar de Lozère, de Cevennen door en eindigend in de Gard. Hij nam niet altijd de meest voor de hand liggende route en enkele keren was hij zelfs compleet het pad kwijt, maar het leverde een veelzijdig en boeiend verhaal op en een geweldige en al even veelzijdige route. Dit verklaart de relatieve populariteit van de wandelroute.

Maar de streek heeft al meer dan honderd jaar te kampen met depopulatie en sommige dorpen hadden ten tijde van Stevensons bezoek meer inwoners dan in de jaren daarna. De eerste wereldoorlog versterkte deze tendens nog meer. In 1929 ondernam de Amerikaan Robert T. Skinner een tocht om de mensen die Stevenson sprak te interviewen. Ook na hem wandelen heel wat avonturiers in de voetsporen van de schrijver, maar het landschap was sindsdien gewijzigd en het was niet altijd even evident of veilig om het te volgen.

Om die reden besliste de  Franse Fédération française de randonnée pédestre om een sentier de grande randonnée in het leven te roepen, de GR 70, tussen le Monastier-sur-Gazeille en Saint-Jean-du-Gard. In 1994 kwam daar nog de Association sur le Chemin de Stevenson bij, die het op zich neemt om de route en de stopplaatsen actief te promoten. Met succes. De auteur van onze reisgids, de Brit Alan Castle, deed de Chemin zowel in 1988 als in 2005. Daar waar hij in zijn eerste tocht gedurende 90 km geen enkele gîte d’etappe tegenkwam, waren er een dozijn in 2005. Zoals zo vaak doet toerisme de streek heropleven.

Naast de vele hotels, hostels, chambres d’hôtes en gites d’etappes heb je natuurlijk ook restaurants, bars en winkeltjes die kunnen overleven dankzij de toestroom van wandelaars. Maar het zorgt evenzeer voor aanverwante toeristische activiteiten, zoals groepstochten of de verhuur van ezels, die je voor een klein deeltje of de hele tocht kunnen vergezellen. Er is veel veranderd op de Chemin de Stevenson, maar de koppigheid van de ezel hoort daar niet bij. Wie een redelijk wandeltempo wilt aanhouden, wordt afgeraden zo’n lastdier te nemen.

Onze tocht door de Cevennen

DSC08268

Mont Lozère, letterlijk (en figuurlijk) het hoogtepunt

Er is uiteraard heel wat veranderd sinds 1878. Waar je vroeger enkele weken zou doen over de tocht naar het startpunt, doe je deze reis nu in een paar uren. Moest je vroeger een ezel inhuren om je spullen mee de berg op te sleuren, kan dit nu gemakkelijk via een aangepaste ergonomische rugzak, of nog beter, bagagevervoer. Wij kozen voor het maximale comfort. Alles werd geregeld door Zuiderhuis, een reisorganisatie die ter plekke met partners de hele reis uitstippelen. Onze grote rugzakken werden vervoerd door La Malle Postale. We werden geacht elke dag om 8 uur onze bagage klaar te zetten en bij aankomst in de volgende slaapplek stond deze klaar. Handig.

Zo konden we zelf op pad met twee dagrugzakken, waarbij we de fout maakten om te denken dat mijn oude schoolrugzak, een Eastpak, zou volstaan om het extra water en andere kleinere spullen te dragen. Qua gewicht was er geen enkel probleem, alleen was de ergonomie niet optimaal. Onze benodigdheden voor tijdens de wandelingen bestond meestal uit het lunchpakket, koekjes en fruit voor tijdens de wandeling, voldoende water (afhankelijk van de lengte en de temperatuur), onze reisgidsen en de kaart van de route en af en toe onze schrijfboekjes.

We hadden het plan opgevat om, geïnspireerd door Robert Louis Stevenson, zelf ook onderweg te schrijven. Over indrukken onderweg, gesprekken, het eten, de verblijven, de overeenkomsten en verschillen met zijn tocht door de Cevennen. Kortom alles wat in ons opkwam en wat later nog leuk kon zijn om te lezen. Mijn schrift vormt de basis van deze blog.

Hoewel we niet echt op het gewicht van onze bagage moesten kijken, proberen we toch steeds zo selectief mogelijk om te gaan met wat we wel en niet meenemen. Hiervoor werken we al enkele jaren met een handige Excel-lijst, die afhankelijk van de weersomstandigheden en de aard van onze bestemming meer of minder regen- en koudebestendige kledij bevat. Een regenjas en fleece staan standaard op de lijst, zeker als je boven de 1000 meter gaat, maar aangezien het toch vooral warm tot heet ging worden, konden we lichte kledij en sandalen meenemen.

Onze manier van reizen zorgde ook nog voor een ander comfortabel voordeel. In onze formule zat steeds demi pension, waardoor je zowel ’s morgens als ’s avonds gewoon de voeten onder de tafel kunt schuiven zonder te veel denkwerk of keuzestress. Dat is geen detail, aangezien we, zeker voor het Tripadvisor-tijdperk, uren hebben versleten aan het ronddwalen door straten op zoek naar een goed, gezellig en niet te duur restaurant. Een extra voordeel is dat je zaken krijgt voorgeschoteld die je anders nooit zou nemen. Zo valt er elke avond wel iets te ontdekken.

Uit praktische overwegingen viel onze reisroute niet helemaal samen met deze van Stevenson. We begonnen en eindigden in Lyon, waar onze TGV vanuit Brussel halt hield. Onze feitelijke wandeltocht vatten we aan in Le Puy-en-Velay, wat ook niet helemaal volgens het canon is, maar wat wel een bijzondere ervaring en een aangename wandeldag extra opleverde. Na onze aankomst in Saint-Jean-du-Gard reisden we nog verder zuidwaarts naar Nîmes. Het wordt in deze blog mee opgenomen omdat het nu eenmaal een deel uitmaakte van onze reis, ook al gaat het ruimer dan onze tocht door de Cevennen.

DSC07873

Op de GR 70 zijn Stevenson en Modestine nooit veraf

4 keer Oostkantons

Een tocht naar Malmedy is een jaarlijkse traditie. Meestal doen we dit met vrienden, maar door hun pril gezinsgeluk lukte dat dit jaar niet. Sara en ik besloten dan maar met ons tweeën te gaan. Het recept was nog steeds hetzelfde, een verblijf in de gezellige jeugdherberg van Malmedy en wandelingen in de dichte en nabije omgeving van het stadje. Voor de mensen die selectief willen lezen, hier volgt een korte samenvatting van elke wandeling:

  • Wandeling 1: Baraque Michel, door Venen en bossen
  • Wandeling 2: Sourbrodt, mistige venen en oorlogsmonumenten
  • Wandeling 3: Robertville, smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein
  • Wandeling 4: Ternell, een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

Wandeling 1: Een donkere tocht vanaf de Baraque Michel

12 kilometer, groene rechthoek, start aan Baraque Michel

Onze eerste wandeling startte aan de Baraque Michel en de nabijgelegen Fischbach kapel. Deze werd in 1830 gebouwd op initiatief van een industrieel uit Malmedy en fungeerde lange tijd als baken. De eigenaars van de Baraque beloofden elke avond de lamp in de klokkentoren aan te steken, zodat men op de Venen niet zou verdwalen.

DSC09033

We hadden deze route gekozen omdat we hier natuurlijk ook zijn voor de venen en deze wandeling voert ons n eerste instantie langs de Grande Fagne. Hier is men, net zoals op heel wat andere plaatsen, bezig met het herstellen van de oorspronkelijke staat. Dat betekent hier dat men heel wat dennenbomen kapt. Het pijpestrootje, in zijn gelige vorm, domineert ook hier, waardoor het soms iets weg heeft van een planeet in Star Wars. Deze wandeling is echter geen veenwandeling pur sang en een groot deel gaat via een bos, tot je na een tijdje opnieuw de gele vlakte ziet, ditmaal de Setay Veen.

Na een korte, maar relatief modderige passage gaat het terug het bos in. Ook daar heeft de regenval ervoor gezorgd dat het pad niet altijd even vlot begaanbaar is. Na wat bochtenwerk, komen we uit aan de Ru de Polleur een pittoresk riviertje dat zich klaterend een weg door de venen baant. Eens de Pont de Beleu over, gaat het opnieuw via de venen naar de parking van de Baraque Michel, waar ons helaas geen tafeltje gegund is voor een warme chocomelk.

Wandeling 2: Door de mistige venen en langs oorlogsmonumenten

7,5 kilometer, rode rechthoek, start aan kerk van Sourbrodt

Vanaf de kerk van Sourbrodt is het even twijfelend afwachten wanneer je begint in de straten van het dorpje. De mist is die ochtend serieus aanwezig. Dat maakt de tocht door de bebouwing al wat fijner, maar de echte meerwaarde wordt duidelijk wanneer je de mistige venen betreedt. Het is haast een traditie om minstens een mistige dag te hebben en dat is dit jaar niet anders. Sommige bomen zijn versierd als kerstboom. Daarnaast zijn hier ook heel wat zaken te vinden die verwijzen naar het oorlogsverleden van de streek, zoals een monument voor gecrashte Amerikaanse piloten een een orthodox kruis als gedenkmonument voor Russische gevangen.

Na de venen volgt ook hier een stuk bos. De schoenen krijgen opnieuw een laagje modder. Ook bossen krijgen iets extra wanneer het mistig is, zeker in Malmedy, waar je een soort van Scandinavische sfeer krijgt. In deze bospassage komt er zelfs wat behendigheid bij kijken. Het knuppelpad is omringd door water en dus moet je het gelegenheidsvijvertje oversteken door een geïmproviseerde brug met omgevallen bomen. Eens het bos uit, is er nog een korte passage langs de venen van Sourbrodt. We passeren ook nog het oude station en dra is daar opnieuw, al is het zeer miniem door de mist, de kerk zichtbaar.

Wandeling 3: Smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein

7 km, groene (oude)/blauwe (nieuwe) rechthoek, startplaats aan parking meer Robertville.

Omdat we drie dagen in Malmedy bleven i.p.v. de gebruikelijke 4, besloten we om op de tweede dag twee kleinere wandelingen te doen. Wie al eens in Malmedy heeft verbleven om te wandelen zal weten dat de Neus van Napoleon en kasteel Reinhardstein er twee vaste waarden zijn. We hebben er al via verschillende paden op en naar toe gewandeld, maar deze korte, maar mooie route via smalle bospaden en met mooie panorama’s, hadden we nog niet gedaan.

Meteen vanaf de parking ga je via een small bospad, met een mooi uitzicht op Reinhardstein, een kasteel dat nog enkele keren de revue zal passeren. Ook hier is het modderig, waardoor het her en der opletten is, gezien de relatief steile hellingsgraad naast je. Het is even klimmen tot aan de Neus van Napoleon, een rotsformatie die door de beboste hellingen uitsteken. Geen idee waar de naam vandaan komt, maar het uitzicht is mooi.

Ook deze wandeling heeft water als thema, of het nu de vele watervalletjes zijn die via de rotsen naar beneden stromen of de Warche, die je enkele keren moet oversteken, het geklater vergezelt je een groot deel van de wandeling. Vanaf de tweede oversteek aan de rivier gaat het opnieuw omhoog, waarbij je Reinhardstein dra in het vizier krijgt. Daar is voldoende ruimte voor een picknick. Het is daarna niet ver meer naar de parking, met een korte blik op het meer van Robertville.

Wandeling 4: Een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

21 km, rode rechthoek, maison Ternell

Op deze laatste dag besloten we voor een gevuld dagprogramma te gaan en namen we een wandeling van 21 km die start aan het natuureducatief centrum Ternell in Eupen. Het was even zoeken naar het juiste pad, maar aangezien we wisten dat we de Helle stroomopwaarts moesten volgen, konden we in principe niet missen. Het eerste deel van de wandeling volgt de rivier die wild kolkt. De hellingsgraad wordt steeds pittiger, tot we op een gegeven moment zelfs een leuning nodig hebben.

Eens naar boven geklommen verlaat je het water en zie je opnieuw de Hoge Venen. Ook hier doen ze aan ecoconservatie, waar nodig zijn er bomen gekapt en in de plaats worden berken geplant. Doordat het best een zonnige dag is, is er een mooi lichtspel in het bos, waarbij de stralen de bomen in een felgroen onthullen en dan weer schuchter komen piepen. Eens uit het bos gaat het via een nieuw stukje venen, Im Platten Ven en een grensparking tussen België en Duitsland naar de Brackvenn. We kiezen hier voor een alternatieve route zodat we in z’n volheid kunnen genieten van het mooie veenlandschap.

De Brackvenn is een mooie veenafsluiter. Een groot deel gaat via een knuppelpad, dat door de temperatuur her en der glad is. Opletten geblazen dus, zeker als je rondkijkt naar het prachtige landschap. Aan de uitgang van de Brackvenn is er een ideaal gelegen bankje voor de lunch. Daarna gaat het opnieuw door het bos en steken we de Getzbach over via een bruggetje.

Het slotstuk van deze wandelroute is nog enigszins misleidend. Een eerste deel, langs het laatste stuk veen is namelijk aangenaam wandelen op een plateau, maar daarna volgen nog een redelijk stijl stuk via glibberige stenen, een bospad waar het pad een beek is geworden en een modderpassage waardoor mijn schoen enkele keren is verdwenen met een glibberig zuiggeluid (mensen die al eens zijn weggezakt in de modder weten wat ik bedoel). Daarna is de parking terug in zicht. De cafetaria is helaas gesloten, dus er wordt ons opnieuw een warme chocomelk ontzegd.

 

Dag 2: Marvaõ – Marvaõ

Op deze tweede dag werd er een luswandeling gemaakt vanuit het heuveldorpje Marvaõ. Het gaat in deze tocht van 20 km naar de Spaanse grens en het dorpje La Fontañera, waarbij er oude smokkelroutes worden gevolgd. Het pad daalt naar de vallei van  de Rio Sever om opnieuw steil te klimmen richting Marvaõ.

Marvaõ – Fontañera

Vanuit Marvaõ dalen we aanvankelijk terug af via dezelfde middeleeuwse weg, te midden de kurkeiken, maar na een goed kwartier duiken we een landweggetje in. Meteen worden we getrakteerd op een mooie ruïne van een boerderij. Dan wordt het even verwarrend aangezien in onze beschrijving staat dat we tussen een zonnepaneel en een waterstationnetje moeten wandelen, terwijl we uiteindelijk gewoon de beide links moeten laten. Voeg daar nog het verkeerde padje naar rechts aan toe, en voor je het weet ben je een half uur verloren met in struikgewas te ploeteren.

Gelukkig vinden we de juiste weg en komen we aan de wijngaarden en de baan die we moeten hebben. Er volgt een redelijk lang stukje over asfalt, maar gelukkig compenseren de uitzichten. We zien Marvaõ op een heuvel liggen, steeds verder en verder. Vooraleer we aan de Spaanse grens komen passeren we nog het mooie doch ietwat typische kerkje van Galegos, een boerderij met de porcos ibericos, de typische zwarte varkens die al eens op ons bord durven belanden (Portugal is geen lachertje voor flexitariërs) en het klein, maar ietwat charmeloos gehuchtje Pitaranha. Het grensdorpje Fontañera is een ideale lunchplek.

Fontañera – Marvaõ

Na een voet te zetten in Spanje, dalen we af via de oude, rotsige smokkelpaden, die vooral werden gebruikt toen beide landen een dictatuur waren, nog niet zo lang geleden. Zoals zo vaak werd hier onder andere koffie en tabak gesmokkeld. Na een redelijk pittige afdaling, gaat het via een asfaltbaantje en een landbouwweg naar de Rio Sever, die we oversteken met stapstenen, waarna we de ruïnes van een watermolen zien, die al helemaal zijn begroeid met mossen.

Na een goede drie kilometer beginnen we terug te stijgen richting Marvaõ. Op dat moment is het niet duidelijk hoe we ons langs het kronkelige pad terug een weg naar boven  gaan hijsen. We komen nog langs een charmant gehuchtje, Abegao, dat helaas geplaagd wordt door een hondsdolle hond. Hetzelfde lot is ons beschoren wanneer we enkele middeleeuwse tomben van dichtbij willen bekijken. Deze liggen echter op privéterrein en ook hier zijn de waakhonden meer dan onvriendelijk. We besluit dan maar het laatste stukje te klimmen, waarna we op een kasseiweg komen met een vrij impressionante hellingsgraad, om zo weer op onze uitvalsbasis aan te komen, waar we nog vlug een bezoekje brengen aan het kasteel en een taartje eten.

Eten

In de Varanda do Alentejo heb je een mooi uitzicht over het dorpje. Het eten is er ok, maar we dachten beiden eens iets anders te nemen en kozen voor respectievelijk vis en een lamsstoofpotje. Beiden vielen wat tegen. Maar dat kan ook liggen aan ons.

Trivia

– Het is op deze 24ste maart dat ik mijn vriendin, op deze mooie plek, ten huwelijk heb gevraagd.

 

Entre Lesse et Lomme

Ik had al enige tijd met een vriend het paasweekend uitgekozen als ideaal tijdstip voor een korte maar krachtige kampeertrip. Onze keuze werd enkel verbeterd door de weersvoorspellingen. Via de website bivakzone vonden we enkele interessante mogelijkheden.

Het pad

We kozen uiteindelijk voor het nog niet zo oude “Entre Lesse et Lomme”-wandelpad, in het Luxemburgse Libin. Dit pad van 78 km werd nog maar in 2018 ingehuldigd en probeert je zoveel mogelijk in het bos te houden. Het passeert weinig wegen en dorpen en het asfalt is meestal tot een minimum beperkt. Hoewel het twee rivieren in z’n naam heeft, is het water maar zelden aan je zijde. Wel is het heel goed bewegwijzerd en zijn er drie excellente paalcampings. Wij vertrokken vanuit het station van Poix-Saint-Hubert.

Dag 1: Poix-Saint-Hubert – Bois de Bané (21 km)

Door een klein probleempje met de treinen, konden we niet, zoals gepland, starten om 14 uur, maar twee uur later om 16 uur. Vanaf Poix-Saint-Hubert, was het nog een goede 1,5 km wandelen naar het pad, dat zeer goed is bewegwijzerd door middel van bordjes met een groene rechthoek en het hert van Saint-Hubert daarop afgebeeld. Om de zoveel tijd is er ook een tussenpunt, waarbij je info krijgt over de afstand naar het volgende tussenpunt, het begin/einde in Lesse en een eventuele route naar een nabijgelegen dorpje.

De zon zou rond kwart voor 9 ondergaan, dus er zat wel enige druk op de ketel en we besloten zonder al te veel pauze naar onze bestemming van de dag te gaan. Dit eerste stuk is een goede indicatie van de route. Het grootste deel gaat door een bos, met af en toe een landschap en heel af en toe wat asfalt. Veel huizen kom je echter niet tegen. Er waren ondanks het zomerweer ook niet zoveel mensen die de wandeling deden, al kwam je af en toe iemand tegen (de ene al excentrieker dan de andere).

Vooral de mysterieuze kleuter die alleen in het bos aan het fietsen was om half 8 en daarna in het niets verdween zorgde voor enig onbehagen. Verder kwam er ook nog een klein stukje langs de weg, waar we de restanten zagen van wat een pijnlijke autocrash moet geweest zijn. Af en toe komen we ook voorbij een serieuze hoeve of een eenzaam en verlaten huis. Om 8 uur, 4 uur na ons vertrek aan het station, komen we aan in het Bois de Bané, waar al heel wat volk verzameld is. Uitgeput maar tevreden planten we nog voor het donker wordt onze tent neer.

Dag 2: Bois de Bané – Lesse (30 km)

Na de race van gisteren was het op de tweede dag eerder een duurloop. 30 kilometer is al sowieso een redelijke uitdaging wanneer je volledig gepakt en gezakt bent, en al zeker wanneer de temperaturen voor het eerst in maanden 20 graden en meer opzoeken. We hadden dan ook zoveel mogelijk water gespaard.

DSC06845

Hoewel we op voorhand dachten dat we vaak langs rivieren zouden lopen, zijn de waterpartijen vaak beperkt tot enkele stroompjes. Het is ook niet onlogisch, omdat er enkele kleinere stromen zijn en we ook nog eens aan de bron van de Lesse passeren. Het is dus niet logisch dat deze machtige Waalse rivier in eerste instantie nog bescheiden is.

Voor de rest opnieuw veel boslandschappen, met af en toe een asfaltpaadje. Deze omgeving heeft ook een oorlogsgeschiedenis. Langsheen het pad zijn er kruisen te vinden die slachtoffers van de eerste wereldoorlog, zowel aan Duitse en Franse kant, symboliseren. Ook is er een militair kerkhof in Anloy, een deelgemeente van Libin. Op dat punt zijn er nog 10 kilometer te wandelen (en dus reeds 20 gepasseerd).

De voeten beginnen wat meer pijn te ervaren en we pauzeren nog een tweetal keren. Het pad blijft ons wel langs mooie en grotendeels verlaten plekken sturen, met slechts af en toe een auto als metgezel. Na een goede 7 uur wandelen komen we aan in het dorpje Lesse, waar we onze waterflessen kunnen vullen bij een vriendelijk Brugs koppel, om ons daarna te vestigen op de geweldige bivakplaats aan de Lesse, die hier wel een indrukwekkende stroom is.

Dag 3: Lesse – Poix-Saint-Hubert (20 km)

Omdat we nog graag wouden bijtanken en we ook geen al te late trein wouden nemen, besloten we een stuk van de route af te snijden en gebruik te maken van de shortcut via Redu. Dit bleek een heel aangenaam dorpje te zijn waar telkens op Pasen (of toch al de laatste 25 jaar) er een waar boekenfestijn wordt georganiseerd. Gooi daar nog een bakker met lekkere appelflappen bij en we hebben een aanrader.

Bij het verlaten van Redu moeten we door een omheind gebied, enkel toegelaten voor de voetgangers, al plakt er wel redelijk vaak acces interdit op de bomen. Maar goed, we zien ook de groene rechthoeken en zetten onze weg door. Na een tijdje komen we terug op het pad, waar we nog een goede 13 km kunnen genieten van deze knap aangelegde route. Ondertussen brandt de zon genadeloos verder.

Tot aan onze pauzeplek, de campingplek in het Bois de Biolin in het nogal eigenaardig gedoopte Smuid, zijn er nog een paar bijzonderheden. We hebben een ontmoeting met een pad, die maar net ontsnapt aan een gewisse dood onder een wandelschoen, er is een eenzame boom en een voormalige industriële site. Aan de campingsite rusten we nog een keer voor we de laatste trek doen.

De voeten beginnen echt wel af te zien en het water slinkt. We proberen de laatste kilometers door te komen met gezang. Het wordt een dubbeltje op z’n kant om de trein nog te halen, zeker wanneer blijkt dat er zich een teek op mijn bovenarm heeft genesteld (die weliswaar vakkundig en snel werd verwijderd), maar eind goed, al goed. En we verlaten Libin na drie dagen vol jolijt en natuurpracht. Wat kan een mens meer vragen tijdens het Paasweekend?

DSC06916

Dag 1: Portalegre – Marvão

Portalegre

Op het wandelgedeelte van onze reis zouden we drie stadjes/dorpjes van de Alto Alentejo zien. Portalegre was ons startpunt. In Marvão zouden we enkele dagen blijven. Uiteraard moesten we er eerst geraken. Dat was de missie van onze eerste volwaardige wandeldag. Het weerbericht was niet echt hoopgevend. Er was een hele dag regen voorzien. Toen we uiteindelijk begonnen, bleek het in eerste instantie om miezer te gaan, maar het zou niet stoppen en soms ook harder regenen. Voor extra sfeer kregen we er ook nog een melancholisch misttapijt bij.

Portalegre – stuwmeer

De dag start in een gehucht van Portalegre, waar we via een rit van ongeveer 20 minuten door een taxi naar toe worden gevoerd. Op het kleine pleintje wordt meteen duidelijk dat het vandaag een mistige affaire zal zijn. De route gaat eerst een dikke kilometer via een asfaltbaantje omhoog. Na een tijdje moeten we naar boven een bospad tussen stenen muurtjes nemen. Hoewel het eind maart is, geeft het spel van groen en oranje een zeker herfstgevoel, zeker in combinatie met de regen en de mist.

Er wordt aardig wat geklommen aan het begin, maar het pad is zacht aan de voeten. Op de routebeschrijving die we meekregen was er een cruciaal punt dat we niet over het hoofd mochten zien. Aan een hoek van de omheining van een boerderij moesten we een pad naar boven nemen, opnieuw tussen twee muurtjes. We hadden echter twee opties en liepen al meteen verkeerd. Gelukkig konden we bij het terugkeren wel het juiste pad vinden.

De omgeving blijft nog even hetzelfde. Een zacht bospadje, met fel oranje kleuren en de kurkeiken die ons gezelschap houden. We kunnen ons ook meestal oriënteren aan de hand van de stenen muurtjes die de weiden en privégronden afbakenen. Na een tijdje komen we toch terug op een asfaltbaan en gaan we door een gehuchtje. Even volgen we een drukke(re) baan tot we aan een bepaalde elektriciteitspaal naar links moeten.

Opnieuw is het even zoeken, maar we zien wel ons doel van deze eerste fase in de verte liggen, het stuwmeer van Monte Roxo. Na een passage door het struikgewas, gaat het via een bos naar een wegje, die ons naar de brug over het stuwmeer brengt. Volgens onze beschrijving zouden we onze bestemming, Marvão, in de verte moeten kunnen zien, maar daar steekt de mist een stokje voor.

Stuwmeer – Marvão

Vanaf het stuwmeer gaat het terug omhoog via de weg, om daarna een veldweggetje, kort bospadje en lokale asfaltweg te nemen. Op deze manier passeren we in een klein gehuchtje, met slechts enkele kleine huizen. Gelukkig is er wel een bushalte waar we even kunnen schuilen en onze lunch eten. De route brengt ons nog naar twee andere plekjes. Eerst naar Olhos de Água en vervolgens naar Portagem. Tussendoor kom je nog langs een recreatieterrein en een buitenzwembad. In Portagem kan je naast een kerkje ook nog de oude brug bewonderen.
Eens in Portagem moet je na een tijdje een middeleeuws pad naar Marvão volgen. Door de regen zijn de kasseien wel wat glad, maar dat valt op zich wel mee. Het is vooral de hellingsgraad die best pittig is na een dag in verkleumde omstandigheden. Na een dik half uur kom je dan toch door de opeenvolging van poorten in Marvão, een klein omwald dorpje met witte huizen dat op bijna 900 meter op een heuvel ligt. Hoewel het een heel mooi dorpje is was er daar op de eerste dag niet veel van te merken. De heuvel was volledig omringd door dikke mist en wolken.
Estalagem de Marvão
Een fantastische hotelletje, centraal gelegen met een heel ruime kamer en een gezellige zitruimte met haardvuur. Ideaal om te lezen en je ’s avonds te verwarmen wanneer de temperatuur toch iets lager lag dan verwacht of gehoopt. We zouden hier drie dagen overnachen.
Casa do Povo
Marvão zelf heeft vier opties om iets te eten. Wij kozen tot twee maal toe voor Casa do Povo, een prijsgewijs goedkope en goede keuze. Net zoals in veel Zuiderse landen kan je in de Portugese restaurants pas terecht vanaf 7u30 of 8u. De porties zijn wel groot, maar ze zijn meestal ook meer dan welgekomen. Hier krijg je een stevige soep, een hoofdgerecht (vaak varkensvlees) en een dessert. De wijn is ook goedkoop.
Trivia
– De oude brug van Portagem wordt ook wel de Romeinse brug genoemd, maar het dateert naar alle waarschijnlijkheid uit de 16de eeuw. De verwarring komt er mogelijks door de nabijheid van de Romeinse nederzetting Ammaia.
– Een groot deel van de huizen in Marvão dateren van de 19de en de 20ste eeuw. Toch zijn deze huizen quasi exacte kopieën van de oudere exemplaren. Hier heeft de stedenbouwkundig ambtenaar duidelijk geen boodschap aan tierlantijntjes.

De Alto Alentejo: Wat?

De Alentejo

De Alentejo is een grote regio in Portugal, gelegen in het zuid-oosten en zuiden van het land, boven de bekendere Algarve. In het oosten grenst het aan Spanje, meer bepaald aan Andalusië en Extramadura. Het landschap wordt gekenmerkt door kurkeiken, wijngaarden en olijfbomen, meteen ook belangrijke exportproducten van de regio en Portugal.

DSC04532

De Alto Alentejo

In het noordoosten van de regio bevindt zich de Alto Alentejo, een groene long, met heuveldorpjes die gekenmerkt worden door de typische witte huisjes (met vaak gele of blauwe elementen in verwerkt). Onze reis bracht ons concreet naar de Serra de São Mamede, een natuurpark in de Alto Alentejo.

De reis

Ditmaal geen langeafstandspad en ook geen verplaatsing (of toch niet altijd) van plek naar plek. Via Zuiderhuis boekten we onszelf een vooraf uitgestippelde reis. Deze begon in Portalegre en ging via het prachtig heuveldorpje Marvão naar Castel de Vide, met zijn indrukwekkende kasteel dat boven het stadje uittorent. Na het wandelen werden ook nog Evora en Lissabon bezocht.

Het pad volgt wel vaak lokale GR-paden en soms ook historische routes (dat kan je er moeilijk uitkrijgen). Op voorhand kregen we per dag afdrukken van kaarten met bijhorende wegbeschrijving, die grotendeels accuraat en duidelijk was. Maar een mens moet ook af en toe verloren lopen uiteraard. Uiteindelijk hadden we 4 wandeldagen (met 1 onvoorziene rustdag), die ons van het eerste naar het derde stadje bracht.

Portalegre

Aangezien we vlogen op Lissabon kwamen we tegen de late namiddag aan in Portalegre. Het had de weken daarvoor tamelijk hard geregend in Portugal, wat voor de plaatselijke bewoners een welgekomen afwisseling was met de bosbranden, maar het zorgde er ook voor dat de weersvoorspelling redelijk slecht waren. De Alto Alentejo is sowieso al een redelijk vochtige regio binnen Portugal.

Bij ons bezoek aan Portalegre hadden we echter meteen blauwe lucht, waardoor we konden genieten van het mooie stadje, met zijn witte gevels. Door het gebrek aan tijd besloten we vooral wat rond te wandelen en was er geen tijd voor een bezoek aan een van de musea of het kasteel. Portalegre was sowieso eerder vooral het vertrekpunt naar het hart van het natuurpark.

Het eten

Wie vegetarisch of zelfs flexitarisch is zal in Portugal moeten puzzelen. De Portugezen, en zeker in de kleine stadjes en dorpjes van de Alentejo staan in het teken van (varkens)vlees en vis. Groenten bestaan vaak uit in olie verdrinkende tomaten, sla en repen ui. Gelukkig is het vlees wel echt lekker. In Solar Do Forcado moet je rekening houden met de liefde voor het stierengevecht van de eigenaar, maar het varkensvlees was heerlijk en de aardappels lekker gekruid. Alleen hebben ze niet echt een biercultuur. Wijn is aangewezen. (Het is er ook goedkoop)

Het verblijf

Manso Alto Alentejo is een net hotelletje pal in het centrum en niet zo ver van de plaatselijke kathedraal. Over de faciliteiten en de eigenaars kan ik niet slechts zeggen. Alleen is Portalegre een studentenstad en hadden wij de pech dat er tussen 23 en 01 uur een of andere zang/doopritueel aan de gang was en we dus door geroep en gemarcheer werden wakkergehouden.

Dag 7: Sóller – Deià

Sóller

Na 4 avonden en 3 dagen in Sóller, gingen we dit aangename stadje verlaten. Tijdens onze dagtocht naar Port de Sóller hadden we al een groot stuk van de GR221 naar Deià bewandeld. Gelukkig hadden we een ervaren metgezel die Sóller en omgeving als zijn broekzak kende, waardoor we een alternatieve route konden nemen. En die route zou ons naar een bijzondere plek voeren. Vanuit ons huisje in Sóller konden we namelijk een boom zien, door onze reisgezellen de eenzame boom genoemd. Vandaag zouden we dit opmerkelijk punt van dichtbij kunnen zien.

DSC03276

De eenzame boom

Sóller – Eenzame boom

Wie de heuvels op bovenstaande foto bekijkt, ziet dat er vandaag opnieuw wat geklommen zal moeten worden, al blijft het beperkt tot een goede 300 meter. Het begin van de dag is echter tamelijk stijl, het grote klimwerk zit in dit eerste stuk, en met de zon die al van ’s morgens vroeg actief is, is het meteen zweten. Zoals hierboven gezegd volgen we niet de vaste GR 221 route, maar trekken we naar de eenzame boom. We volgen voor een stuk een lokale weg, die ons onder andere naar Finca Son Mica brengt. Een finca is een domein met bijhorend gebouw, doorgaans gelinkt aan agrarische activiteit (bv. olijfteelt). Deze verdelen Mallorca nog in stukken, maar zijn vaak in het bezit van buitenlanders. Sommigen zijn ook omgebouwd tot B&B’s en Hotels. Finca Son Mica is hier een voorbeeld van. Vooraleer naar de eenzame boom te trekken, genieten we nog van een glas versgeperst appelsiensap, met zicht op de Tramuntana.

Eenzame boom – Deià

Vanaf de eenzame boom is het niet meer zo ver van Deià. Het is sowieso een korte dag, waardoor we konden genieten van het weer en het uitzicht. Na een tijdje wordt de zee zichtbaar tussen de bomen. Er deed zich dan ook geregeld een opportuniteit voor om een rustplekje te vinden om iets klein te eten, met zicht op zee en bergen. De hellingen zijn hier eerder bebost. Af en toe zie je een verloren gebouw.

Een ondertussen typisch pad, met droge stenen aan de ene kant en olijfterrassen aan de andere, voert ons in dit tweede stuk naar Deià, een romantisch (en Romantisch) kustdorpje, gebouwd rond een heuvel met terrassen. Met enige zin voor overdrijving leek het even op een groene planeet uit de Star Wars-saga. Vooraleer naar het dorpje zelf te trekken maakten we nog even tijd om naar de Calla, het strand aan de baai, te gaan en op de kiezels te genieten van de prachtige omgeving.

Deià

Deià is samen met Valldemossa, waar we op onze laatste wandeldag zouden passeren, een plaats waar kunstenaars allerhande zich thuisvoelen. Je kan cru stellen dat we de eerste dagen in een gebied zaten waar je traditiegetrouw veel Duitsers tegenkomt, en dat vanaf Deià de Britten en de Fransen het overnemen. De bekendste van deze figuren is waarschijnlijk de Engelse dichter Robert Graves. Wie hier rondwandelt kan niet anders dan de aantrekkingskracht begrijpen.

DSC03433

Het eten

We kozen voor tapasbar Sara Ball, waar we ons tegoed konden doen aan de usual suspects (patatas bravas, spinazieballetjes, vleesspiesjes, geroosterde groenten, etc.). We kregen ook nog gratis en voor niets een jazzconcert, wat helemaal paste in de sfeer van de tapasbar en het dorpje zelf.

Het verblijf

De refugi in Deià was voor de dag dat we er waren al bezet. Daarom hadden we als enig alternatief Es Moli, een redelijk prijzig en redelijk chique hotel waar we als stinkende wandelaars misschien een beetje uit de toon vielen. Na een douche lieten we het niet aan ons hart komen. Het was fijn om o.a. te kunnen genieten van het zwembad, tussen de bergtoppen, en het luxueus en gigantisch uitgebreid ontbijt. Even begreep ik de charme van een all-in vakantie met zwembad, maar de wandelaar in mij wou de volgende dag alweer meer.

Trivia

– Robert Graves was een verdienstelijk poëet, maar zijn werk als classicus wordt vandaag gezien als te weinig kritisch en ongefundeerd. Hij schreef werken over mythologieën en koppelde die aan een centrale godin, die in alle verschillende culturen terugkwam, iets wat onvoldoende onderbouwd werd. Hij speelt hiermee wel een rol in contemporaine hedendaagse cultussen.

– Waar jongeren en rotsen zijn, daar is het fenomeen van het rotsspringen. Ook op het strand van Deià is er een verleidelijke rots die jong en minder jong gebruiken om op kunstige of knullige manier het water in te duiken.

– Mallorca heeft uiteraard ook een eigen specifieke keuken. In de tapasbars ziet men vaak Tumbet terug, een schotel bestaande uit gegrilde aubergine, tomaten, rode pepers, aardappeltjes, olijfolie en look. Ook is er Pa amb oli, inderdaad, brood en olijfolie, met soms ook nog tomaten en look. Het moet wel gezegd worden dat het Mallorcaanse brood bijzonder lekker is.

Meer wandelingen op de GR 221 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-221-mallorca-dag-per-dag/

Dag 4/5/6: Sóller en omgeving

Ditmaal een ander format. Aangezien we drie dagen in Sóller verbleven kunnen dag 4, 5 en 6 iets moeilijker als een dagetappe worden beschreven, enerzijds omdat het stadje niet altijd verlaten werd, anderzijds omdat het niet echt een vast wandelpad volgde. Maar we hebben die drie dagen natuurlijk wel vanalles gedaan, en dus kan het de geïnteresseerde lezer misschien interesseren en inspireren.

Sóller

Sóller is voor Mallorca-gangers een begrip, vooral door het houten trammetje dat door de stad rijdt en menig postkaart siert. Een soortgelijke treintje vertrekt vanuit de hoofdstad Palma. De stad heeft uiteraard een gezellig plein, met bijhorende bijzondere kerk en fontein. De banco de Sóller werd dan weer gebouwd door een leerling van Gaudí. Verder staat Sóller ook gekend omwille van hun appelsienijs. Het stadscentrum heeft uiteraard ook een winkelgedeelte, waar naast de gebruikelijke toeristische zaken en kleding men ook een winkel met wandelgerief kan vinden. Voor de rest is er een klein natuurhistorisch museum met bijhorende botanische tuin.

Port de Sóller

Bovenstaand trammetje brengt de ietwat luie toerist naar Port de Sóller, de haven en residentiële en toeristische zone die aan de baai van Sóller ligt. Wij verkozen om een stuk van de GR 221 te volgen en op de plek waar een appelsienverkoopster haar waren uitstalde het pad te verlaten en richting de port te trekken. Het landschap is er soortgelijk aan de voorbije dagen, met terrassen en olijfbomen, al klim je vandaag niet erg hoog. Na een tijdje daalt het pad waarbij je de blauwe baai ziet. Eens je aan de refugi komt is het nog een goede kilometer tot aan het strand. Port de Sóller is misschien ietsje minder esthetisch, maar de ligging, in de baai en omringd door het Tramuntana gebergte is wel 10/10.

Fornalutx

Fornalutx is het tweede mooiste dorpje dat we in Mallorca hebben bezocht (het mooiste volgt in de volgende bijdrage). Het combineert de typische Mallorcaanse architectuur met smalle en steile steegjes, een mooi binnenplein en een bevolking die houdt van bloemen, waardoor deze kleine straatjes ook vaak versierd zijn. Op deze derde dag vanuit Sóller klommen we eerst naar Sa Capalleta, een bijzonder kapel in dezelfde modernista-stijl als de bank. Zeker de omweg waard. Van daaruit klim je nog verder omhoog en geniet je van het uitzicht van de Mirador de Ses Barques. De hoogte is nu tamelijk aanzienlijk, of beter gezegd, het ging heel snel omhoog, en daarna blijf je op dezelfde hoogte en kom je iets minder dan een uurtje later in Fornalutx. Na een lekkere lunch en een versgeperst glas appelsiensap, keer je via het gehucht Binibassí terug naar Sóller

Alternatieven

Er zijn nog verschillende mogelijkheden voor dagetappes vanuit Sóller. Je kan bijvoorbeeld ook naar Sa Foradada of een van de torrents bewandelen. Je kan ook verder gaan richting Deía, maar dan zitten we terug op de GR 221. (En dus bij het vervolg)

Meer wandelingen op de GR 221 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-221-mallorca-dag-per-dag/