Dag 7: Quiberville – Dieppe

39.626 stappen gezet (30,8 km, waarvan 26,8 km op de GR 21)

677 meter gestegen, 676 meter gedaald

Op papier had het vandaag een makkelijkere etappe moeten zijn, hoewel er op een beperkter aantal kilometers, wel meer hoogtemeters moesten afgelegd worden. Dat was zonder mijn voeten, en bij uitbreiding mijn hele linkerbeen gerekend. Deze off-day is tot op vandaag een raadsel, maar gelukkig werd het wel gecompenseerd door heel wat pracht op deze laatste wandeldag op de GR 21.

Bos, kunst en kust

Deze 7de etappe begon met een mooi stukje bos, het soort dat we nog niet echt hadden gehad. Als kers op de taart kwam het uit op een vuurtoren! Na opnieuw wat bos kwamen we aan de église Saint-Valery, een heilige met enige populariteit in deze contreien. Het kerkje kan uitpakken met glasramen van de kubistische kunstenaar Georges Braque. Hij kwam hier op latere leeftijd genieten van de Cote d’Albatre. Na zijn overlijden werd hij hier, in Varengeville-sur-Mer, begraven.

Deze dag blonk uit in de combo bos/veld-kust. We daalden af naar een prachtig strandje tussen de kliffen, stegen opnieuw tussen bos en weide om opnieuw naar een kustdorpje, Hautot-sur-Mer, met dijk en strand te dalen. Beiden zorgde voor een welgekomen pauze.

Voeten

Na elke pauze ging het eventjes beter, maar de verzuring dook telkens weer snel op. Zo ook tijdens onze volgende klim, maar vooral de ellenlange afdaling naar Petit-Appeville, waar een volgende noodstop aan het kerkje plaatsvond.

De laatste kilometers was het strompelen geblazen doorheen Dieppe, via de buitenwijken, trapjes, drukke winkelstraten en zo naar de dijk. We haalden hotel Windsor levend, ook al gaf mijn lichaam licht andere signalen.

Dieppe

We waren dan ook te moe om nog te veel te doen, zoals het kasteel waar ook het stadsmuseum gevestigd was. Het had ons misschien wel Dieppe wat meer doen appreciëren. Nu is ons beeld wat bepaald door de belachelijk veel rokende en hoestende mensen, wat in deze tijden geen winnende combo was.

Gelukkig was er een semi-historische ervaring toen we La Suisse zagen, het café waar Oscar Wilde in zijn laatste jaren vaak kwam, net als Walter Sickert. Helaas is het vandaag een vrij smaakloze sandwichbar. En we konden ook nog een laatste keer genieten van de zee en het kabbelende, klotsende water.

Het eten

Een romige pizza met hesp en spek in L’Adresse

Het verblijf

Op de dijk. Ruime kamer. Heerlijke douche, met een relatief complex systeem om op te starten. Al bij al een goed verblijf voor onze laatste nacht dus.

Dag 6: Saint-Valery-en-Caux – Quiberville

37.833 stappen gezet (29,1 km, waarvan 26,8 km op de GR 21)

362 meter gestegen, 424 meter gedaald

De koninginnenetappe! 27 kilometer op de GR! Na onze 24,5 + 2,5 helletocht was het vandaag de volwaardige langste. Na de pijn van de dag ervoor leverde het enigszins wat stress en preventieve voetpijn op. Maar met goede moed zetten we ons aan onze voorlaatste dag.

Mooie dorpjes

Gelukkig was alles wat beter dan gisteren. De dorpjes waren mooier, de kust was vaker aanwezig, de paadjes wat comfortabeler en het laatste stuk, hoewel nog steeds pijnlijk aan de voeten, bestond niet louter uit kilometers asfalt. Na een goed ontbijt namen we afscheid van het geweldige hotel in de leuke stad. Opnieuw begon de etappe met wat trapjes omhoog, gevolgd door wat weiden en bossen.

Dit kwam uit op een plek genaamd ‘La tête de mort’, maar gruwelijker dan wat windmolens werd het gelukkig niet. Het eerste mooie dorp was Manneville-ès-Plains, met een mooi kerkje, een vijvertje in het centrum van het dorp en vol pittoreske Normandische cottages. De typische Normandische architectuur had inmiddels mijn hart veroverd.

Na nog enkele velden en bossen daalden we af naar het allermooiste dorpje, dat ook zo erkend wordt in Frankrijk, namelijk Veules-les-Roses. Het strand en de dijk waren weinig speciaal, maar vanaf de kerkruïne werd het alsmaar mooier. Van de gezellige steegjes ging het naar een reeks molens en een schilderachtig plekje met water en enkele huizen. Veules-les-Roses heeft ook de Veules, de kortste rivier van Frankrijk, met nog geen 2 kilometer. Het was de moeite waard om even naar de bron te gaan nadat we tien minuten eerder de monding waren gepasseerd.

Lange trappen en kleurrijke cabines

Hoewel we al even op pad waren, moesten we nog een goede 15,7 kilometer afleggen. Anders dan gisteren hadden we echter ijkpunten om het geheel wat in te delen. Na een korte klim gingen we door een veld en zo naar Sotteville-sur-Mer, waar we de 231 trappen richting zee aan ons voorbij lieten gaan. Het uitzicht was vanboven al goed genoeg en nog eens 462 treden op en af kon niet tegen het perfect geplaatste picknickbankje op.

Van daaruit was het nog steeds 11 kilometer. Gelukkig ging het grotendeels langs onverharde paden, langs de rand van velden met af en toe wat zicht op zee. Er restten ons nog twee tussenstops. Eerst in Saint-Aubin-sur-Mer, met z’n kleurrijke strandcabines en een kort, maar leuk kustpadje. Hier waren het niet de meeuwen, maar de sperwers die onze aandacht trokken, met hun hang- en vliegwerk.

De tweede en laatste tussenstop was een kapelletje gewijd aan St-Julien. Hier besloten we nog even te zitten tot enkele druppels er anders over besloten. Gelukkig was het maar een korte bui en werden onze laatste kilometers niet nodeloos bezwaard door neerslag.

Naar Quiberville

En dus was het nog 4 kilometers ploeteren, met steeds pijnlijkere voeten en een stramme kuit. Gelukkig was onze calvarietocht vooral op gras te doen. De laatste halve kilometer was het dalen tot aan het strand, waar ons hotel, met originele naam Hotel de la Plage, meteen te vinden was. Maar er was een kamer met zicht op zee, een douche, en belangrijker, avondeten!

Het eten

Crispy crêpes met kip, koolvis met rijst en groentjes en citroen-merengue.

Het verblijf

Zicht op zee, grote kamer, goed hotel

Dag 5: Sassetot-le-Mauconduit – Saint-Valery-en-Caux

40.753 stappen gezet (31,4 km, waarvan 24,2 km op de GR 21)

410 meter gestegen, 420 meter gedaald

Van groot naar klein

Vandaag stond het eerste deel van een pittig tweeluik op het menu. Samen met het stukje vanuit het hotel haalden we vandaag de kaap van de 27 km. Enig ontzag/bezorgdheid was ons deel bij zowel het vertrek als de aankomst.

De wandeling zelf was vaak mooi, maar eindigde een beetje op een sisser en vooral met vrij veel pijn. Het begon nochtans mooi, met een klimmetje en wat dalen van les Grandes Dalles naar les Petites Dalles, langsheen het soort klifpadje dat oog en voeten graag hebben. We klommen meteen opnieuw, met zicht op de betere Normandische villas. Daarna volgde een lang stuk langsheen enkele kleinere dorpjes, gehuchten en lawaaierige windmolens.

Een kustoord en een zeerivier

Ons eerste echte ijkpunt was Veulettes-sur-Mer, wat we bereikten via het gehucht Le Mensil en het betere daalwerk, langsheen de kerk, waar ook enkele Commonwealth-graven te vinden waren, allen voor de “ongekende soldaat”. Veulettes zelf had een groot strand met amper volk, deels door het feit dat het een werkdag was, deels door het weer, dat toch wat donkerder was dan de vorige dagen. De blauwe hemel die gisteren al wat weg was, was nu helemaal vervangen door onheilspellend grijs.

Na een pauze met fruit staken we het kustriviertje de Durdent over, dat met z’n 25 kilometer kort was, maar verre van de kortste waterloop die we zouden tegenkomen. Daarna klommen we nog een keer naar boven, naar het educatieve pad dat zowel de plaatselijke ecologie als de tweede wereldoorlog combineerde. De Fransen waren zo sympathiek om alles ook in het Duits te vertalen. Hoogtepunt was een zeer impressionante bunker die mooi bewaard was gebleven.

Een eindeloze dwaaltocht

Onze middagpauze hadden we voorzien in Janville. Eerst moeten we nog voorbij een kerncentrale (in de verte), een weinig zeggend gehuchtje en verlieten we de GR voor de gpx-track, vermoedelijk door een recente trajectwijziging. Helaas was Janville, deelgemeente van Paluel, ook maar een scheet in een fles. Na een pijnlijk stukje op een astfalbaan vonden we geen bankje, ook niet aan het plaatselijke kerkje, en dus was het old skool eten in de graskant. Het smalste stokbrood ooit bleek ook niet zo voedzaam.

Maar het ergste moest nog komen. De lus rond de kerncentrale werd verdergezet. En daar waar de info vanop de GR-website ons een laatste paar kilometer langs de kust had beloofd, kregen we een zeer pijnlijk, schijnbaar oneindige kruisweg van 5 kilometer op asfalt voorgeschoteld. Het landschap rondom ons veranderde niet. Er waren velden en strobalen aan de ene kant en velden en strobalen aan de andere. Halfweg begon het ook nog eens voor het eerst te regenen. Het was pijnlijk voor lichaam en geest.

Saint-Valery-en-Caux

Maar uiteindelijk haalden we dan toch onze eindbestemming. Zeker door het grijze weer en de sterke wind won het aan charme. Het is geen echte badplaats maar eerder een stad aan zee en het was fijn om de golven te zien en horen klotsen.

Sara kwam in aanraking met de gevaarlijke kant van het kustleven toen een meeuw eerst precies mikte op haar blikje en 5 minuten later een andere (of niet, wie weet) een klein beetje net boven haar wenkbrauw. Gelukkig was drie keer in deze geen scheepsrecht.

Het eten

Eindelijk een goede ervaring! Op aanraden van de serveuse koos ik de rundsbrochette met frietjes en camembertsaus (wat heel lekker was) en daarbij nog een coupe met mango, passievrucht en banaan.

Het verblijf

Hotel Les Bains was ook een schot in de roos, met een nette, ruime kamer, heel leuk ingericht en met zeer vriendelijk personeel. Eind goed, al goed.

Dag 4: Fécamp – Sassetot-le-Mauconduit

36.050 stappen gezet (27,3 km, waarvan 16,8 km op de GR 21)

344 meter gestegen, 289 meter gedaald

Windkracht 10

Fécamp was een aangename verrassing gebleken en zou aan het begin van deze 4de wandeldag nog wat troeven op tafel gooien. We klommen naar de kapel die, net als die van de dag ervoor in Étretat, gewijd was aan de vissers en op een heuveltje stond. Maar de klif die boven het plekje uittorende herbergde ook nog een vuurtoren en enkele bunkers uit de tweede wereldoorlog. Voeg daar nog een uitkijkpunt aan toe, en onze dag kende een fantastische start.

Na een korte doortocht door een bos en wat velden, met de statige rij windmolens voor, naast en wat later achter ons, volgde het weinig opzienbarende Senneville-sur-Fécamp. Helaas kwam niet veel later het al even weinig charmante Eletot bij. Maar we waren hier natuurlijk niet in eerste instantie voor de dorpjes, maar wel voor de natuur. En die wist de verwachtingen wel waar te maken. We daalden af naar de beboste valleuses, waar een actieve zee gepaard ging met een zeer sterke wind. We besloten niet te genieten van het uitzicht op het bankje, maar klommen naar boven, waar we een mooi uitzicht als beloning kregen.

Boodschapperikkelen

Tussen de bossen van de vallei en Eletot moesten onze voeten de gruwelijkste ondergrond doorstaan, een combinatie van de hardste beton met putten en kiezelsteentjes waarmee de putten waren gevuld. Maar de GR geeft en neemt en we vonden er in het dorpje wel een gezellige picknickbank waar onze heerlijke saucisson werd binnengespeeld, samen met een stokbrood gemaakt door de meester-bakker van Frankrijk voor Carrefour. In Frankrijk is stokbrood belangrijk, zo niet heilig, zelfs in je supermarkt.

Het laatste deel van de dag was enigszins speciaal. Het restaurant van het hotel, nochtans vermeld in de Micheling-gids, was helaas gesloten op maandagen. Ikzelf was er pas een dag eerder op gebotst. Na een bezoek aan het plaatselijk kerkhof van Saint-Pierre-en-Port, met enkele Commonwealth oorlogsgraven, gingen we naar het plaatselijke winkeltje om wat proviand in te slaan. Het was al zowaar de tweede avond dat we het met wat schamele, zelf gekochte voeding moesten zien te redden.

Na de boodschappen ging het nog even naar de kust van Les Grandes Dalles. De zee was er woelig en het strand vrij beperkt. Toch waagden enkele dapperen zich aan een duik in het water. Een Duits meisje kwam ons uithoren over ons wandelavontuur. Toen dat door onze gebrek aan kennis van het Duits niet lukte, kwam de moeder. Zij hielden ook van wandelvakanties maar hadden door COVID beslist om te kamperen op een plek. Volgend jaar hopelijk beter voor hen!

Weg van de GR

2,5 km scheidden ons nog van Sassetot, een charmant dorpje met naast ons hotel ook nog het Chateau de Sissi. Hier was weliswaar ook een restaurant, maar naar ons gevoel hadden we er niet de juiste kledij voor. En dus gingen we na de wandeling braafjes naar onze chambres d’hôtes, alwaar we na de installatie ons avondmaal, een zak Brett’s chips, op een bankje op de plaatselijke village green aten, waarna we een spelletjesavond organiseerde.

Het eten

Brett’s op houtoven gebakte pizza, koekjes en cola zero

Het verblijf

Les Relais des Dalles biedt opnieuw een kamertje aan, opnieuw wat groter dan de vorige en perfect om op adem te komen.

GR 21: Een introductie

Na lang twijfelen besloten we toch om deze zomer nog eens een goede ouderwetse wandelvakantie te doen. Daarvoor hadden we ook al ons hoofd gebroken over onze mogelijke bestemming. Uiteindelijk kwamen we uit bij de GR 21, wat deel uitmaakt van de lange Franse kustroute en meer bepaald de Littoral de la Normandie.

De Albasten Kust

De Albasten kust of de Côte d’Albatre is een kuststrook die tussen Le Havre en Le Tréport ligt. Deze streek is bekend voor zijn hoge krijtrotsen. Deze brokkelen af in de zee. De kalk lost daarbij op in het water. Dit verklaart de albasten kleur. De kust ligt in de Seine-Maritime, een onderdeel van Haute-Normandië (hoewel Normandië nu officieel eengemaakt is).

De zogenaamde “galets”

De kei- of vuursteen die in de rotsen zitten, brokkelen dus af. Vaak komen ze op het strand terecht. Het water zorgt ervoor dat ze uiteindelijk een ronde vorm krijgen. Deze kiezels staan lokaal gekend als les galets. Vroeger was er hier een industrie rond gebouwd, maar vandaag de dag is het voor de toeristen verboden om stenen mee te nemen.

Daarnaast zijn ook de valleuses een bekend gegeven. Het zijn inzinkingen in het land of valleien die uitgeven op de zee, zogenaamde kustvalleien dus. Je hebt drie verschillende vormen:

  • les valleuses vives: natuurlijke depressies (Fécamp, Yport, Étretat …)
  • les valleuses mortes: door mensen aangelegde depressies in het landschap, vaak vanuit de noodzaak om de kust te bereiken
  • les valleuses perchées: eenvoudige inzinkingen van het land maar zonder of niet langer toegang tot de kust.
Fichier:Claude Monet-Soleil couchant à Etretat.jpg — Wikipédia
Monet was een van de vele kunstenaars geïnspireerd door de Albasten kust

De kustlijn is een goede 130 kilometer lang en begint in Le Havre en eindigt in Le Tréport-sur-Mer. Historisch gezien waren de dorpjes en stadjes langs de kust vooral vissershavens. Maar de aanleg van een spoorlijn zorgde voor een link met Parijs en andere steden en het kusttoerisme transformeerde de vele stadjes. Zo werd het een plek waar kunstenaars graag naar toe trokken. Het landschap inspireerde hen.

GR 21

De GR21 is een lange afstandsroute van 187 km tussen Le Havre en Le Tréport. Het is een kustroute, maar het grootste deel van de wandeling is toch enige afstand van de kust verwijderd. Dat wil niet zeggen dat de zee geen vaste genoot is. De dorpjes en stadjes die door de GR worden doorkruist liggen vaak aan zee. Het maakt dat er vaak geklommen en gedaald moet worden, maar de moeilijkheidsgraad valt voor een ervaren wandelaar zeer goed mee.

Wij wandelden evenwel niet de hele GR en dit om twee praktische redenen. Ten eerste is de eerste etappe anders een goede 30 km. Het was lang geleden dat we nog met volle rugzak hadden gewandeld en tijdens de laatste maanden was onze voorbereiding niet van dien aard dat we dat meteen zagen zitten. Daarom namen we de trein naar een plekje verderop om onze wandeling te beginnen. Ook eindigden we, omwille van de terugkeer naar het werk, een goede 34 kilometer vroeger. Maar aangezien we elke dag wel meer kilometers maalden dan gepland, hebben we die 187 km zeker gehaald.