Dag 5: Sassetot-le-Mauconduit – Saint-Valery-en-Caux

40.753 stappen gezet (31,4 km, waarvan 24,2 km op de GR 21)

410 meter gestegen, 420 meter gedaald

Van groot naar klein

Vandaag stond het eerste deel van een pittig tweeluik op het menu. Samen met het stukje vanuit het hotel haalden we vandaag de kaap van de 27 km. Enig ontzag/bezorgdheid was ons deel bij zowel het vertrek als de aankomst.

De wandeling zelf was vaak mooi, maar eindigde een beetje op een sisser en vooral met vrij veel pijn. Het begon nochtans mooi, met een klimmetje en wat dalen van les Grandes Dalles naar les Petites Dalles, langsheen het soort klifpadje dat oog en voeten graag hebben. We klommen meteen opnieuw, met zicht op de betere Normandische villas. Daarna volgde een lang stuk langsheen enkele kleinere dorpjes, gehuchten en lawaaierige windmolens.

Een kustoord en een zeerivier

Ons eerste echte ijkpunt was Veulettes-sur-Mer, wat we bereikten via het gehucht Le Mensil en het betere daalwerk, langsheen de kerk, waar ook enkele Commonwealth-graven te vinden waren, allen voor de “ongekende soldaat”. Veulettes zelf had een groot strand met amper volk, deels door het feit dat het een werkdag was, deels door het weer, dat toch wat donkerder was dan de vorige dagen. De blauwe hemel die gisteren al wat weg was, was nu helemaal vervangen door onheilspellend grijs.

Na een pauze met fruit staken we het kustriviertje de Durdent over, dat met z’n 25 kilometer kort was, maar verre van de kortste waterloop die we zouden tegenkomen. Daarna klommen we nog een keer naar boven, naar het educatieve pad dat zowel de plaatselijke ecologie als de tweede wereldoorlog combineerde. De Fransen waren zo sympathiek om alles ook in het Duits te vertalen. Hoogtepunt was een zeer impressionante bunker die mooi bewaard was gebleven.

Een eindeloze dwaaltocht

Onze middagpauze hadden we voorzien in Janville. Eerst moeten we nog voorbij een kerncentrale (in de verte), een weinig zeggend gehuchtje en verlieten we de GR voor de gpx-track, vermoedelijk door een recente trajectwijziging. Helaas was Janville, deelgemeente van Paluel, ook maar een scheet in een fles. Na een pijnlijk stukje op een astfalbaan vonden we geen bankje, ook niet aan het plaatselijke kerkje, en dus was het old skool eten in de graskant. Het smalste stokbrood ooit bleek ook niet zo voedzaam.

Maar het ergste moest nog komen. De lus rond de kerncentrale werd verdergezet. En daar waar de info vanop de GR-website ons een laatste paar kilometer langs de kust had beloofd, kregen we een zeer pijnlijk, schijnbaar oneindige kruisweg van 5 kilometer op asfalt voorgeschoteld. Het landschap rondom ons veranderde niet. Er waren velden en strobalen aan de ene kant en velden en strobalen aan de andere. Halfweg begon het ook nog eens voor het eerst te regenen. Het was pijnlijk voor lichaam en geest.

Saint-Valery-en-Caux

Maar uiteindelijk haalden we dan toch onze eindbestemming. Zeker door het grijze weer en de sterke wind won het aan charme. Het is geen echte badplaats maar eerder een stad aan zee en het was fijn om de golven te zien en horen klotsen.

Sara kwam in aanraking met de gevaarlijke kant van het kustleven toen een meeuw eerst precies mikte op haar blikje en 5 minuten later een andere (of niet, wie weet) een klein beetje net boven haar wenkbrauw. Gelukkig was drie keer in deze geen scheepsrecht.

Het eten

Eindelijk een goede ervaring! Op aanraden van de serveuse koos ik de rundsbrochette met frietjes en camembertsaus (wat heel lekker was) en daarbij nog een coupe met mango, passievrucht en banaan.

Het verblijf

Hotel Les Bains was ook een schot in de roos, met een nette, ruime kamer, heel leuk ingericht en met zeer vriendelijk personeel. Eind goed, al goed.

Dag 4: Fécamp – Sassetot-le-Mauconduit

36.050 stappen gezet (27,3 km, waarvan 16,8 km op de GR 21)

344 meter gestegen, 289 meter gedaald

Windkracht 10

Fécamp was een aangename verrassing gebleken en zou aan het begin van deze 4de wandeldag nog wat troeven op tafel gooien. We klommen naar de kapel die, net als die van de dag ervoor in Étretat, gewijd was aan de vissers en op een heuveltje stond. Maar de klif die boven het plekje uittorende herbergde ook nog een vuurtoren en enkele bunkers uit de tweede wereldoorlog. Voeg daar nog een uitkijkpunt aan toe, en onze dag kende een fantastische start.

Na een korte doortocht door een bos en wat velden, met de statige rij windmolens voor, naast en wat later achter ons, volgde het weinig opzienbarende Senneville-sur-Fécamp. Helaas kwam niet veel later het al even weinig charmante Eletot bij. Maar we waren hier natuurlijk niet in eerste instantie voor de dorpjes, maar wel voor de natuur. En die wist de verwachtingen wel waar te maken. We daalden af naar de beboste valleuses, waar een actieve zee gepaard ging met een zeer sterke wind. We besloten niet te genieten van het uitzicht op het bankje, maar klommen naar boven, waar we een mooi uitzicht als beloning kregen.

Boodschapperikkelen

Tussen de bossen van de vallei en Eletot moesten onze voeten de gruwelijkste ondergrond doorstaan, een combinatie van de hardste beton met putten en kiezelsteentjes waarmee de putten waren gevuld. Maar de GR geeft en neemt en we vonden er in het dorpje wel een gezellige picknickbank waar onze heerlijke saucisson werd binnengespeeld, samen met een stokbrood gemaakt door de meester-bakker van Frankrijk voor Carrefour. In Frankrijk is stokbrood belangrijk, zo niet heilig, zelfs in je supermarkt.

Het laatste deel van de dag was enigszins speciaal. Het restaurant van het hotel, nochtans vermeld in de Micheling-gids, was helaas gesloten op maandagen. Ikzelf was er pas een dag eerder op gebotst. Na een bezoek aan het plaatselijk kerkhof van Saint-Pierre-en-Port, met enkele Commonwealth oorlogsgraven, gingen we naar het plaatselijke winkeltje om wat proviand in te slaan. Het was al zowaar de tweede avond dat we het met wat schamele, zelf gekochte voeding moesten zien te redden.

Na de boodschappen ging het nog even naar de kust van Les Grandes Dalles. De zee was er woelig en het strand vrij beperkt. Toch waagden enkele dapperen zich aan een duik in het water. Een Duits meisje kwam ons uithoren over ons wandelavontuur. Toen dat door onze gebrek aan kennis van het Duits niet lukte, kwam de moeder. Zij hielden ook van wandelvakanties maar hadden door COVID beslist om te kamperen op een plek. Volgend jaar hopelijk beter voor hen!

Weg van de GR

2,5 km scheidden ons nog van Sassetot, een charmant dorpje met naast ons hotel ook nog het Chateau de Sissi. Hier was weliswaar ook een restaurant, maar naar ons gevoel hadden we er niet de juiste kledij voor. En dus gingen we na de wandeling braafjes naar onze chambres d’hôtes, alwaar we na de installatie ons avondmaal, een zak Brett’s chips, op een bankje op de plaatselijke village green aten, waarna we een spelletjesavond organiseerde.

Het eten

Brett’s op houtoven gebakte pizza, koekjes en cola zero

Het verblijf

Les Relais des Dalles biedt opnieuw een kamertje aan, opnieuw wat groter dan de vorige en perfect om op adem te komen.

Dag 3: Étretat – Fécamp

35.144 stappen gezet (27,3 km, waarvan 17,1 km op de GR 21)

639 meter gestegen, 663 meter gedaald

Hoewel Étretat overduidelijk een must was, vooral vanwege de natuurpracht, was ik ook ergens blij dat we het kustoord konden verlaten. Het was er druk en bijgevolg niet de meest gezellige plek. Daar kon zelfs de mooist gevormde rotsformatie niet tegenop. Het ontbijt was weliswaar geweldig, met een zicht op de kust, ten minste voor wie goed door het terras van het restaurant keek.

Klifpaden en mooie dopjes

Onze derde wandeldag, de eerste volledige langs de kust, begon zoals we de dag ervoor waren geëindigd, met het trapje naar de kapel. Wat volgde was een wandeling langs de klifrand die blijkbaar zo impressionant was dat we de GR even onbewust lieten voor wat het was en gewoon de zee bleven volgen. Het leverde ons een mooi pad op, een grellig smal stukje met een diepe afgrond en een zeer steile afdaling. En dan was er uiteraard ook nog de door erosie vereenzaamde rotsformatie middenin de zee, die we vanuit alle hoeken konden bewonderen.

Onderweg kwamen we twee mooie dorpjes tegen. Vaucottes was duidelijk een plek voor de rijkere medemens, getuigen de grote, mooie Normandische villa’s. Yport was dan weer een gezellig kustplekje en op oppervlakkige basis, we spendeerden er niet al te veel tijd, leek het heel wat gezelliger en mooier dan Étretat.

Op en neer langs de kust

Deze derde dag is een dag met pittige klimmetjes en pijnlijke daalpartijen. Maar het was zodanig geconcentreerd dat het te doen was met de huidige conditie. Alleen het laatste stuk, een afdaling in Fécamp en de wandeling langs de dijk was even te uitputtend. De klim vanuit Yport daarentegen viel goed mee en gaf een mooi overzicht over het dorpje.

Het is wandelgewijs ook gewoon een mooiere dag, door het feit dat de zee veel meer aanwezig is. Dat wil niet zeggen dat de reeds vertrouwde akkers en velden niet af en toe opduiken. En op het einde van de mooie wandeldag dook Fécamp op. Een plek met veel geschiedenis, maar ook een interessant profiel vanuit de verte, met z’n jachthaven, z’n kapel en vuurtoren op een helling en nog wat windmolens om het tafereel af te maken.

Fécamp

Fécamp is omwille van z’n ruimte en z’n opbouw aangenamer dan Étretat. Maar het heeft ook een rijke geschiedenis, met de ruïne van het voormalig kasteel van de hertogen van Normandië en het Palais Bénédicte, genoemd naar de plaatselijke likeur. Ook de dijk en het strand zijn aangenaam, en de jachten in de jachthaven geven ook een eigenheid ten opzichte van de plaatsjes waar we eerder waren geland.

Na een deugddoende douche en wat rust, botsten we op een uitnodigend terras aan de kade. Het eten was er zeker lekker, maar om de reservaties waar te maken, aasde het personeel op onze tafel. Waar we bijzaten werd reeds besproken dat ze onze tafel gingen confisceren. Sara trok het zich duidelijk minder aan, maar het kostte hen toch een dessert. Na het eten gingen we even naar het strand om te genieten. Daarna was er op het TV, nog een bizarre discussie over Sint-Pieter op het nieuws.

Het eten

La Boucane, een restaurant dat zowat alles aanbood. Wij gingen echter voor de pizza. Sara was bijzonder avontuurlijk en koos voor een 5(!)-kazen pizza. Ik nam een pizza met kip en peer en dat was een aangename verrassing.

Het verblijf

Hôtel du Commerce, opnieuw een gezellige chambres d’hötes, met dit keer nog wat extra ruimte ten opzichte van de vorige. Een klein beetje uit het centrum, maar aangezien Fécamp niet al te groot is maakt dat niet zoveel uit.

Dag 2: Villainville – Étretat

25.848 stappen gezet (20,4 km, waarvan 13 km op de GR 21)

328 meter gestegen, 425 meter gedaald

Terug naar de weg des doods

Ondanks mijn voorafgaand buikgevoel, mee ingegeven door de helletocht langs de autoweg, en bijhorende vooroordelen, bood het Domaine niet enkel een goede overnachting (Tahiti-style) maar ook een lekker ontbijt, met pain au chocolat, een croissant, wat brood en een suikerrijk taartje, wat zelfs voor Sara wat zoet was. We moesten evenwel opnieuw de kilometer op de Weg des Doods afleggen, met 1 niet al te ongevaarlijke ervaring in een bocht. Gelukkig kwamen we heelhuids op de GR, waar ons vandaag een korte tocht naar het populairste kustdorpje wachtte.

Een verderzetting van dag 1

De wandeling zelf was dus eerder aan de korte kant, met een dikke 13 km. Maar het bood wel wat memorabels aan. De eerste kilometers waren vooral een verderzetting van de eerste dag, met heel wat velden en akkers. Ter afwisseling kregen we daarna wel het betere boswerk voor een goede 1,5 km. Een volwaardige langeafstandswandeling heeft immers bos nodig. Daarna volgde opnieuw wat weideland, met de karakteristieke Normandische huizen mooi in het landschap verweven, of soms verstopt achter een indrukwekkende haag.

Op de eerste dag ontbrak het wat aan memorabele dorpjes. Le Tilleur is de eerste kanshebber. De straatjes zijn gezellig en er is een klein historisch momentje. Middenin het dorp staat het en stenen stoel van waaruit eeuwenlang recht werd gesproken. En ondanks onze tegenslag van gisteren wisten we er een vers stokbrood te scoren. Win-win!

Naar de befaamde kliffen

Daarna waren we nog slechts een wandeling doorheen de velden en akkers verwijderd van de zee en de kliffen. Onze eerste vuurtoren liet ook niet te lang op zich wachten. Étretat biedt de meest bekende rotsformatie van de Albasten kust aan, met dank aan Monet en de andere kunstenaars die deze vereeuwigden, en dat is er aan te merken. De rust van gisteren is vandaag veranderd in een Blankenbergeniaanse mensenmassa. Net voor en net na het dorpje hijsen slierten mensen zich naar boven, de 1 fysiek en vestimentair al wat beter uitgerust dan de andere. Bij het afdalen staan we zelfs even in de file.

Op de dijk, waar de mondmaskerplicht opnieuw was ingevoerd, was het qua volk niet al te beter. Gelukkig vonden we nog een stukje strand om ons eigen te maken, in de relatieve luwte, in de mate van het mogelijke. In Étretat is COVID misschien ook wel een zomergast, maar de andere badgasten leken het onder deze zonnige omstandigheden niet al te veel van aan te trekken.

Étretat is populair bij alle standen, kleuren en nationaliteiten. Schroom voor het menselijke/eigen lichaam lijkt hier helemaal afwezig. Misschien ligt het we aan het feit dat ik al heel lang niet op een plek als deze was geweest, waarbij kiezels worden geclaimd al was het een oorlog. Étretat heeft mooie natuur en her en der, weg van de dijk gezellige straatjes. Maar het is er voor het grootste deel wel wat druk.

Een mooie valavond

Hoewel het lange tijd niet minder druk werd, konden we toch genieten van een gezellig avond. Na een degelijke maaltijd klommen we nog naar de Notre Dame de la Garde-kapel, waar de plaatselijke jeugd een clip aan het draaien waren voor een lokale rapper, of dat is toch wat ik er van maakte. In 1854 besloten de inwoners om een ​​kapel te bouwen gewijd aan de Heilige Maagd. De matrozen droegen de materialen voor het gebouw op hun rug en armen. Op 6 augustus 1856 werd het ingezegend als kapel voor vissers en zeelieden. Het werd in 1942 vernietigd door de Duitse bezetter en in 1950 heropgebouwd.

De mooie setting en het prachtige vergezicht over water en kliffen werd wat verstoord door de jongeren, maar hun creatieve exploten werd dan weer zelf geboycot door het plotse opduiken van een toeristentreintje. Bij het dalen botsten we dan weer op een plaatselijke processie ter ere van de Maagd Maria. Als laatste spektakelstuk zagen we een meeuw een wafel uit de handen van een nietsvermoedende vrouw stelen. En dat op de plek waar de bedenker van meester-dief Arsène Lupin heel lang verbleef.

Het eten

Restaurant Du Perrey – Een kippenburger met licht gezouten frietjes. Niets speciaal maar goed vullend na een warme wandeldag.

Het verblijf

Le Rayon Vert – Zeer ruime kamer met jacuzzi, een gemengde ervaring, aangezien het gekozen programma maar niet leek te eindigen en ik vreesde voor eeuwig in de bubbels gevangen te zitten.

GR5A.1 Dendermonde – Aalst (20,5 km)

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Een mens moet ergens beginnen. En dat doe ik relatief in de buurt met een tocht van Dendermonde naar Aalst, met een niet zo verrassende constante…de Dender.

Dender op

De etappe begint in Dendermonde, hoewel je vanaf het station in eerste instantie veel winkelstraat ziet. Maar al snel gaat het via een brugje naar een pad langs de Dender en zo naar een kleine vijver. De GR-markeringen zijn zeker in het begin en op het einde wat verwarrend. Sommige palen zijn gevallen, soms staat de markering halfweg verstopt in een straat, waardoor je af en toe moet zoeken en al eens een stukje moet terugwandelen.

Na een kleine 6 kilometer kom je opnieuw aan de Dender, ditmaal aan de sluis van Denderbelle. De metalen doorkijkbrug is redelijk bijzonder. Voor de mensen die geplaagd worden door een grote dosis hoogtevrees kan het relatief kolkende water een kleine uitdaging zijn, maar de brug is stevig en de oversteek vergt maar enkele meters.

Een bedevaartskerkje en nog een brug

Eens aan de andere kant van het water duikt al snel de kerk van Mespelare in de verte op. Mijn gids leert mij dat dit een bedevaartsfunctie heeft. Gewijd aan Sint-Aldegondis beschikt het over een toren met beiaard met 21 klokken. Het is een kerkje met enige charme, op een typisch dorpsplein. En tussen alle bruggen en waterlopen door ook een welgekomen element op deze wandeling.

De Oude Dender leidt je van Meseplare naar Gijzegem, op het eerste gezicht een redelijk welgesteld deel van Aalst. Daarna gaat het via een set trappen naar de Wiezebrug, met opnieuw zicht op onze vriend de Dender, en zo de trap af naar de overkant. Daar maken we de kapitale fout om te rekenen op de gids en dienst belofte van een nakend picknickbankje.

Verdwenen bankjes en Aalsterse buitenwijken

De picnickbankjes zouden niet meer opduiken en voor een bankje was het wachten tot een sociale wijk in Aalst. Gelukkig was het wel gezellig wandelen tussen de velden en weiden van de Denderstreek. De regen van de voorbije week had slechts op enkele plekken echt sporen nagelaten. Het modderlopen en plasontduiken was dus tot een minimum beperkt. En bij afwezigheid van een bankje besloten we dan maar om gebruik te maken van een boomwortel, alwaar een nieuwsgierig paard ons de hele tijd gadesloeg.

Van daaruit is het niet meer ver tot de wijk Rozen in Aalst. Daarna gaat het een lang stuk via een fietspad en zo naar het Zwembadpark (of zwemkom, zoals een behulpzame Aalsterse vrouw ons vertelde toen we even de weg kwijt leken). Verder wandelen we ook nog over de Zwarte Klapbrug, van Duitse makelij tijdens de bezetting. Na een drukke baan gaat het via een labyrinth van straatjes naar het station, alwaar deze eerst etappe van de GR 5A tot z’n einde komt.

Dag 1: Montivilliers – Villainville

35.670 stappen gezet (27,7 km, waarvan 18,5 km op de GR 21)

328 meter gestegen, 215 meter gedaald.

Een tussenstop

Ons eerste ontbijt was waarschijnlijk het meest COVID-proof van allemaal, met een gepersonaliseerd plastieken grijpertje. Daarna begonnen we eindelijk aan onze GR 21. De completist in mij had enkele concessies moeten doen. Niet van start- tot eindpunt bijvoorbeeld. Met onze voorbereiding, of beter gezegd het gebrek eraan, was de 32 km van de eerste etappe mogelijks wat hoog gegrepen. En dus kozen we Montivilliers, op een korte treinrit afstand, als startpunt.

Hierdoor konden we Montvilliers zelf bezoeken. Het plekje heeft namelijk heel wat te bieden. Het plaatselijke kerkhof met gaanderij en de abdij waren de moeite. Die laatste had een grote regionale uitstraling en opereerde vrij autonoom, met dank aan het feit dat de zus van Robert I de Schitterende/de Duivel, de hertog van Normandië, de abdes was.

In de abdij was er ook nog een kunsttentoonstelling. Hoewel niet zo spectaculair als het werk van Philippe Le Gobert waren er ook wel enkele aangename ontdekkingen, zoals Bernard Hebert en zijn foto’s vanachter zijn autoruit in regenweer en de surrealistische schilderijen van het kunstenaarskoppel Mr. et Mme. Gorgô. Na een uurtje ronddwalen waren we klaar voor datgene waarvoor we hier echt waren. De start van onze GR 21.

Geen zee te bespeuren

Het was niet het meest spectaculaire landschap noch parcours. Het was hoofdzakelijk ruraal, met akkers, weiden en velden en de occasionele koe. De Normandische huizen, wit met het betere houtwerk aan de buitenkant, fleurde menig dorp en gehucht op. Af en toe kwam het ook terug in hoevevorm, als iets bescheidenere boerderij of nog vaker als mini-kasteel. Ik ontdekte hier zeker een liefde voor Normandische architectuur.

De klimmetjes waren vandaag zeer doenbaar. Slechts eentje kon echt als kuitenbijter gecategoriseerd worden. En dat was nog deels door het feit dat we verloren liepen omdat we zo gecharmeerd waren door de overwoekerde oude spoorlijn. Na de klim door het kreupelhout, op weg naar de juiste wandelroute, werd het typische landschap opnieuw voorgeschoteld.

Wel veel velden, akkers en weiden

In Turretot, etymologisch afkomstig van het Scandinavische ‘dorp van Turold’, was ons een picknickbankje gegund. Hierdoor konden we ons in de beste omstandigheden tegoeddoen aan dat wat Frankrijk aan de gemotiveerde wandelaar te bieden heeft, namelijk stokbrood met aangepaste Franse kaas. Onze pauze fungeerde echter niet als breekpunt. De verzameling akkers, weiden en velden, met af en toe een welgemikt bos, bleef het decor van onze wandeling vormen.

Op dat moment vroeg ik me af of we later nog met enige weemoed terug zouden denken aan deze eerste etappe en het eigene en unieke ervan te appreciëren. Als enige zonder zee had het inderdaad z’n eigen karakter. Maar het was niet het landschap dat deze wandeletappe er deed uitspringen, maar wel de lijdensweg naar ons hotel.

Pijn en gevaar

De laatste 2 kilometers, vanaf Gonneville-le-Mallet tot ons verblijf in Villainville, behoorde eigenlijk maar deels tot de route. De afwezigheid van een hotel of B&B in eerstegenoemd dorpje had ons verplicht om het ietsje verder te zoeken. Helaas voor ons was dit duidelijk niet afgestemd op wandelaars, getuige onze ervaring op de weg des doods die onaangename flashbacks opleverde aan een al even gruwelijke en gevaarlijke passage in Noord-Ierland.

Blijkbaar was het nog niet erg genoeg om een dikke anderhalve kilometer zonder voetpad of berm op een baan waar snelheden boven de 100 kilometer werden gehaald te moeten afleggen. Ondertussen had Sara ook een blein die meteen besliste om open te springen. Het zorgde er ook voor dat we daarna afzagen van ons plan om nog eens een wandeling van vier kilometer toe te voegen voor avondeten. En dus moesten we genieten van een heerlijke combinatie van Parovita’s, een halve sandwich en wat koeken. Gelukkig hadden we een eigen tafeltje buiten onze kamer en waren we zo voorzienig geweest om een cola zero te kopen.

Het verblijf: Domaine de la Marière is een chambre d’hôtes-annex-feestzaal met een beetje van een vervallen motelgevoel. We kregen voor de gelegenheid een kamer in Tahiti-thema.Misschien was dit alles vooral het signaal om deze bijzondere situatie te omarmen en maximaal te onthaasten.

Etappe 4: Eppegem – Mollem (26 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen. Het ijzer kon verder gesmeed worden nu het heet was, met opnieuw een langere vierde etappe.

Treinbeslommeringen en Zennevertier

Het vergde weliswaar enige moeite om op onze bestemming te geraken. Vlak voor Schaarbeek stond onze trein stil en kregen we te horen dat er iemand op het spoor werd gesignaleerd. Na een goed half uur mochten we, na extra supervisie door maar liefst 3 semi-bonkige mannen van Securail, toch aanzetten. Onze tijdswinst die we via de overstap realiseerde was zo meteen ongedaan gemaakt.

Eens aangekomen in Eppegem ging het van bekend terrein, langs de kerk van Eppegem, naar onontgonnen terrein, zelfs voor een geboren Zemstenaar (Wel, Weerdenaar). Al snel brengt een klein pad ons naar de Oude Zenne, met op de achtergrond af en toe een hint van industrie. De combinatie van natuur en industrie wordt pas echt vervolmaakt wanneer we in de verte de koeltorens van Vilvoorde zien.

Dichterbij passeren we een andere klassieker in de regio, de zogenaamde Verbrande Brug. De moderne, licht iconische brug uit 1968, heeft de naam gekregen door de voorganger uit de 16de eeuw die daar werd gebouwd en door de Spanjaarden in brand gestoken werd in 1577.

Grimbergse hoogtepunten en indrukwekkende villawijken

Het hoogtepunt van de etappe ligt ongetwijfeld in en rond Grimbergen. Ik ken de gemeente al relatief goed dankzij mijn vrouw haar keramiekactiviteiten en een eerdere wandeling op de Grimbergse kapellenwandeling, maar de combinatie van natuur en erfgoed blijft aangenaam verrassen.

De korte passages langs verkavelingen en schoolgebouwen nemen we er graag bij, want daarnaast krijgen we oude molens, gekuier langs de Maalbeek, de indrukwekkende abdijkerk én de enige echte donjon van het Prinsenbos voorgeschoteld. Grimbergen heeft een rijke geschiedenis en zeker op het plein aan de abdijkerk krijg je even het gevoel dat je in de Middeleeuwen gekatapulteerd werd, zeker door de sfeervolle vlaggen die er uithangen.

Na het Prinsenbos volgt nog een stukje door de mooie natuur, met wat onverharde grond, maar vanaf Meise gaat de GR bijna exclusief over asfalt en door woonwijken. Vlak naast de plantentuin, die we door het strakke schema niet konden bezoeken, ligt het soort villawijk waar je nekpijn krijgt van de hoogte én breedte van de woningen, om nog maar te zwijgen over het feit dat je al eens een halve kilometer naast iemands perfect onderhouden en omheinde tuin kunt wandelen.

Het overgangsstuk

De vlakke Brabantse kouters worden hierna stilaan verlaten en de weg naar Mollem voelt wat aan als een overgangsstuk, met opnieuw meer asfalt en door bebouwde kommen. We kunnen ons wel nog tegoed doen aan een spruitenveld, dat opzienbarend esthetisch is, en enkele velden met zicht op Brussel. Daarna volgt een langer stuk richting Ossel, met zeer gedegen kerkgebouw.

Van daaruit is het nog een goede 7 kilometer naar Mollem in Asse. Brussel blijft in de verte opduiken, terwijl dichter bij het pad vooral weidelandschappen en akkers te vinden zijn. Een bord, op een goede 6 km van het einde, leert ons dat we nog maar 55 kilometer verwijderd zijn van begin- en eindpunt Halle. Het landschap verandert subtiel tijdens het laatste stuk, met vooral meer hellingsgraad. Het is na 27 kilometer al een kleine hint voor wat er in de volgende etappe zit aan te komen, want dan voert de GR ons naar het Pajottenland.

Proloog: Brussel – Le Havre

Het heeft wat voeten in de aarde gehad, vooral mentaal waarschijnlijk. Eerst was er de late beslissing om alsnog op reis te gaan. Voor onze makkelijke go to oplossing, een uitbesteed pakket van Zuiderhuis, was het al te laat. Op een impressionant korte tijdspanne, al zeg ik het zelf, flanste ik iets bijeen. Dat iets was dus een wandeling op de GR 21, langs de Albasten kust.

Na het initiële enthousiasme kwam het gepieker. COVID is niet weg. Het maakte al sinds 2020 een vast deel uit van mijn takenpakket. Van de omkanteling van de dienstverlening, naar de brontracing en de preventie, tot 2021, waar ik willens nillens mee in het hele gebeuren rond vaccinatie en het vaccinatiecentrum werd gezogen. Onze bestemming lag ook nog eens in een rode zone. En dus kwamen er twijfels. Is het wel aangewezen? Wat gaan mensen denken? Nog meer als ik besmet zou worden.

Maar wat goede raad en een begrafenisdienst later werd de knoop doorgehakt. En dus gingen we 2 jaar na de GR 70 nog eens een langeafstandswandeling doen, een volwaardige, van punt naar punt. Zoals reeds in de introductie gezegd was deze GR 21 een verkorte versie, zonder de eerste 10 en de laatste 36 km. Maar er restte ons zo nog een goede 140 km en 7 wandeldagen. Als extra bonus, het is een kustroute.

Le Havre, modernistisch erfgoed

Maar zoals steeds is er een proloog, een startpunt. En die bracht ons naar Le Havre, een havenstad met een Belgisch tintje. Na twee treinritten van ongeveer 3u40 (eerst naar Paris Nord en van Paris St. Lazare naar Le Havre) waren we voor het eerst in anderhalf jaar langer dan enkele uren van huis.

Vandaag is Le Havre de tweede grootste Franse haven na Marseille. De grote transformatie kwam er na de tweede wereldoorlog. Bijna driekwart van de gebouwen werden platgebombardeerd. De stad werd evenwel herbouwd met de hulp van een Belgische architect.

Auguste Perret beroepte zich enerzijds op het historische Le Havre en anderzijds op de principes van stadsplanning en architectuur in het midden van de twintigste eeuw. Het resultaat is een nieuwe stadskern, modernistisch en uniform. Het vormt een duidelijk geheel en heeft een eigenheid. Blijkbaar vinden heel wat mensen het lelijk, maar het hield de UNESCO niet tegen om het in 2005 op de lijst met erfgoed te zetten.

En voor ons was het ook een aangename verrassing. Waar het blijkbaar vroeger werd omschreven als Stalingrad aan de Noordzee kwam het op ons over als een unieke, moderne stad. Er is de imposante kathedraal met het uitzicht van een vuurtoren, met z’n vele kleinere glasramen die samen een ingetogen kleurrijk geheel vormen. Maar de stad heeft heel wat opzienbarende gebouwen, zoals het stadhuis of de bizarre vulkaanvormige cultuurtempel.

Natuurpracht en kunst

Naast het architecturale is er natuurlijk de natuurlijke schoonheid, de zee, die de hoofdrol zal spelen op onze reis. Het was aangenaam vertoeven op het kiezelstrand, met frisse, gezonde lucht en een heerlijke zon. Het was weliswaar vreemd om opnieuw toerist te zijn. Zeker die eerste uren ging dat niet zonder een licht schuldgevoel, alsof we iets bizar of verkeerd deden. Maar dat beterde met elke stap richting datgene wat tot voor kort vanzelfsprekend was.

We bezochten ook het plaatselijk kunstmuseum, waar de focus hoofdzakelijk op de impressionisten lag. Ik zag er enkele speciale en mooie ontdekkingen, maar Sara was vooral gecharmeerd door de maquettefoto’s van de Belgische kunstenaar en fotograaf Philippe de Gobert. Hij liet zich inspireren door het verwoeste oorlogslandschap en de heropbouw van de stad. Het zorgt voor sfeervolle, bevreemdende taferelen.

Terug als vanouds

Na een wandeling langs de haven en de jachthaven, alwaar op spectaculaire wijze plezierboten in en uit het water werden geholpen, was het tijd om eten te zoeken. Vorige reis hadden we van de geneugten van de demi-pension kunnen genieten, waardoor de soms tergende zoektocht naar een geschikt restaurant wegviel. Nu botsten we weer op de keuzestress. Uiteindelijk keerden we terug naar een oude traditie en gingen we de Indische toer op. Al bij al was het een mooie start in Le Havre. We waren klaar voor het echte werk.

Het eten

We aten in restaurant Taj Mahal, alwaar ik het menu nam met Samossa, lam in currysaus en een gierstmeelgebak.

Het verblijf

Voor het gemak kozen we een hotel dicht bij het station. Ibis Centre doet wat je verwacht van een keten. Het is proper en comfortabel.

GR 21: Een introductie

Na lang twijfelen besloten we toch om deze zomer nog eens een goede ouderwetse wandelvakantie te doen. Daarvoor hadden we ook al ons hoofd gebroken over onze mogelijke bestemming. Uiteindelijk kwamen we uit bij de GR 21, wat deel uitmaakt van de lange Franse kustroute en meer bepaald de Littoral de la Normandie.

De Albasten Kust

De Albasten kust of de Côte d’Albatre is een kuststrook die tussen Le Havre en Le Tréport ligt. Deze streek is bekend voor zijn hoge krijtrotsen. Deze brokkelen af in de zee. De kalk lost daarbij op in het water. Dit verklaart de albasten kleur. De kust ligt in de Seine-Maritime, een onderdeel van Haute-Normandië (hoewel Normandië nu officieel eengemaakt is).

De zogenaamde “galets”

De kei- of vuursteen die in de rotsen zitten, brokkelen dus af. Vaak komen ze op het strand terecht. Het water zorgt ervoor dat ze uiteindelijk een ronde vorm krijgen. Deze kiezels staan lokaal gekend als les galets. Vroeger was er hier een industrie rond gebouwd, maar vandaag de dag is het voor de toeristen verboden om stenen mee te nemen.

Daarnaast zijn ook de valleuses een bekend gegeven. Het zijn inzinkingen in het land of valleien die uitgeven op de zee, zogenaamde kustvalleien dus. Je hebt drie verschillende vormen:

  • les valleuses vives: natuurlijke depressies (Fécamp, Yport, Étretat …)
  • les valleuses mortes: door mensen aangelegde depressies in het landschap, vaak vanuit de noodzaak om de kust te bereiken
  • les valleuses perchées: eenvoudige inzinkingen van het land maar zonder of niet langer toegang tot de kust.
Fichier:Claude Monet-Soleil couchant à Etretat.jpg — Wikipédia
Monet was een van de vele kunstenaars geïnspireerd door de Albasten kust

De kustlijn is een goede 130 kilometer lang en begint in Le Havre en eindigt in Le Tréport-sur-Mer. Historisch gezien waren de dorpjes en stadjes langs de kust vooral vissershavens. Maar de aanleg van een spoorlijn zorgde voor een link met Parijs en andere steden en het kusttoerisme transformeerde de vele stadjes. Zo werd het een plek waar kunstenaars graag naar toe trokken. Het landschap inspireerde hen.

GR 21

De GR21 is een lange afstandsroute van 187 km tussen Le Havre en Le Tréport. Het is een kustroute, maar het grootste deel van de wandeling is toch enige afstand van de kust verwijderd. Dat wil niet zeggen dat de zee geen vaste genoot is. De dorpjes en stadjes die door de GR worden doorkruist liggen vaak aan zee. Het maakt dat er vaak geklommen en gedaald moet worden, maar de moeilijkheidsgraad valt voor een ervaren wandelaar zeer goed mee.

Wij wandelden evenwel niet de hele GR en dit om twee praktische redenen. Ten eerste is de eerste etappe anders een goede 30 km. Het was lang geleden dat we nog met volle rugzak hadden gewandeld en tijdens de laatste maanden was onze voorbereiding niet van dien aard dat we dat meteen zagen zitten. Daarom namen we de trein naar een plekje verderop om onze wandeling te beginnen. Ook eindigden we, omwille van de terugkeer naar het werk, een goede 34 kilometer vroeger. Maar aangezien we elke dag wel meer kilometers maalden dan gepland, hebben we die 187 km zeker gehaald.

Etappe 3: Kortenberg – Eppegem (17 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen.

Vliegtuigspotters

Vorige keer waren we geëindigd in het relatief mondaine Kortenberg. De GR gaat verder aan de overkant van het station. De eerste honderd meters gaan opnieuw langs een verkaveling, tot je de velden induikt. Het landschap is mooi, maar het is niet het enige element dat zorgt voor spektakel en vertier. Al snel wordt duidelijk dat het hier het rijk van de vliegtuigen is, vlakbij de luchthaven van Zaventem.

Aanvankelijk doen we nog wat lacherig over vliegtuigspotters, tot we even, per ongeluk, van de GR afwijken en een vliegtuig als een gevaarte schijnbaar vlak over onze hoofden scheert. Het is indrukwekkend en licht angstaanjagend, maar een paal van het wandelknooppuntnetwerk bevestigt dat we niet per ongeluk op de landingsbaan zijn verzeild geraakt. Er is dus misschien toch iets te zeggen voor vliegtuigspotten, hoewel we na het derde vliegtuig al niet echt meer opkijken.

Bos en Perk

Vervolgens wandelen we doorheen de gehuchten Lemmeken en Lelle, bijzondere namen, maar los van enkele mooiere oude gebouwen weinig vermeldenswaardig. Want we zijn hier uiteraard voor het groen. En dat vinden we in een reeks bossen, te beginnen met het Hellebos. Nomen est omen, want het daglicht lijkt inderdaad prompt te verdwijnen. In het bos zelf volgen we een gekanaliseerd beekje. Zo verlaten we Kampenhout, gaan doorheen Steenokkerzeel en meer bepaald naar deelgemeente Perk. Dit hele stuk zijn her en der mooie en kleurrijke bloemen te spotten, en ook worden we af en toe vergezeld door een buizerd. Het Hellebos is echter het eerste van drie bossen. Na de kerk van Perk volgen nog het Snijsselbos en het Moorbos. En na dit natuurlijk intermezzo gaat het richting gekend terrein

De heimat

Ik ben namelijk geboren en getogen in Groot-Zemst. En hoewel we Weerde, de deelgemeente waar ik het grootste deel van mijn leven heb doorgebracht, niet doorkruisen, zijn de andere plekken mij zeker niet vreemd. Eerst passeren we aan de Sint-Hubertuskerk van Elewijt, een ideale lunchplek. Vervolgens neemt een klein steegje ons naar een pad over de Zenne en in een tunnel die onder de E19 gaat, volledig versierd met clandestiene graffiti. Dit is blijkbaar ook een deel van de GR 128, de Vlaanderenroute, die in het Franse Wissant begint en in het Duitse Aken eindigt.

Eens uit de tunnel komen we terecht in een verkaveling die naar een van de bekendste buitenverblijven uit de streek voert. Het Steen, beter bekend als het Rubenskasteel, was ooit het optrekje van, wel ja, Rubens. Deze plek heeft dus een lange traditie als het op groene gordels aankomt.

De volle natuurervaring wacht ons even verder op. Elke fietser duikt vol modder uit het weggetje dat we moeten nemen. We vinden inderdaad vrij schuiverige modder terug, en proberen zoveel mogelijk gebruik te maken van de bosberm om het ergste voor schoenen en broek te vermijden. Een nietsvermoedende fietser valt in een van de diepe plassen. Niet veel later kruisen we nog een duo. Mijn goedbedoelde waarschuwing wordt in de wind geslagen met een zelfzekere glimlach. Helaas voor de man ligt ook hij zes meter verder in de modder.

Het laatste gedeelte brengt ons naar de Zenne en het wandelpad dat mee meandert met de rivier. In de verte staat “Den ouwe molen”, de oude sluistoren die door de Duitsers werd vernield. Zoals reeds gezegd zullen we deze niet bezoeken. We zetten door naar links en naar Eppegem, waar we genieten van het welslagen van deze derde, mooie etappe en ons te goed doen aan een lekker ijsje.