Het heeft wat voeten in de aarde gehad, vooral mentaal waarschijnlijk. Eerst was er de late beslissing om alsnog op reis te gaan. Voor onze makkelijke go to oplossing, een uitbesteed pakket van Zuiderhuis, was het al te laat. Op een impressionant korte tijdspanne, al zeg ik het zelf, flanste ik iets bijeen. Dat iets was dus een wandeling op de GR 21, langs de Albasten kust.
Na het initiële enthousiasme kwam het gepieker. COVID is niet weg. Het maakte al sinds 2020 een vast deel uit van mijn takenpakket. Van de omkanteling van de dienstverlening, naar de brontracing en de preventie, tot 2021, waar ik willens nillens mee in het hele gebeuren rond vaccinatie en het vaccinatiecentrum werd gezogen. Onze bestemming lag ook nog eens in een rode zone. En dus kwamen er twijfels. Is het wel aangewezen? Wat gaan mensen denken? Nog meer als ik besmet zou worden.
Maar wat goede raad en een begrafenisdienst later werd de knoop doorgehakt. En dus gingen we 2 jaar na de GR 70 nog eens een langeafstandswandeling doen, een volwaardige, van punt naar punt. Zoals reeds in de introductie gezegd was deze GR 21 een verkorte versie, zonder de eerste 10 en de laatste 36 km. Maar er restte ons zo nog een goede 140 km en 7 wandeldagen. Als extra bonus, het is een kustroute.
Le Havre, modernistisch erfgoed
Maar zoals steeds is er een proloog, een startpunt. En die bracht ons naar Le Havre, een havenstad met een Belgisch tintje. Na twee treinritten van ongeveer 3u40 (eerst naar Paris Nord en van Paris St. Lazare naar Le Havre) waren we voor het eerst in anderhalf jaar langer dan enkele uren van huis.
Vandaag is Le Havre de tweede grootste Franse haven na Marseille. De grote transformatie kwam er na de tweede wereldoorlog. Bijna driekwart van de gebouwen werden platgebombardeerd. De stad werd evenwel herbouwd met de hulp van een Belgische architect.
Auguste Perret beroepte zich enerzijds op het historische Le Havre en anderzijds op de principes van stadsplanning en architectuur in het midden van de twintigste eeuw. Het resultaat is een nieuwe stadskern, modernistisch en uniform. Het vormt een duidelijk geheel en heeft een eigenheid. Blijkbaar vinden heel wat mensen het lelijk, maar het hield de UNESCO niet tegen om het in 2005 op de lijst met erfgoed te zetten.
En voor ons was het ook een aangename verrassing. Waar het blijkbaar vroeger werd omschreven als Stalingrad aan de Noordzee kwam het op ons over als een unieke, moderne stad. Er is de imposante kathedraal met het uitzicht van een vuurtoren, met z’n vele kleinere glasramen die samen een ingetogen kleurrijk geheel vormen. Maar de stad heeft heel wat opzienbarende gebouwen, zoals het stadhuis of de bizarre vulkaanvormige cultuurtempel.
Natuurpracht en kunst
Naast het architecturale is er natuurlijk de natuurlijke schoonheid, de zee, die de hoofdrol zal spelen op onze reis. Het was aangenaam vertoeven op het kiezelstrand, met frisse, gezonde lucht en een heerlijke zon. Het was weliswaar vreemd om opnieuw toerist te zijn. Zeker die eerste uren ging dat niet zonder een licht schuldgevoel, alsof we iets bizar of verkeerd deden. Maar dat beterde met elke stap richting datgene wat tot voor kort vanzelfsprekend was.
We bezochten ook het plaatselijk kunstmuseum, waar de focus hoofdzakelijk op de impressionisten lag. Ik zag er enkele speciale en mooie ontdekkingen, maar Sara was vooral gecharmeerd door de maquettefoto’s van de Belgische kunstenaar en fotograaf Philippe de Gobert. Hij liet zich inspireren door het verwoeste oorlogslandschap en de heropbouw van de stad. Het zorgt voor sfeervolle, bevreemdende taferelen.
Terug als vanouds
Na een wandeling langs de haven en de jachthaven, alwaar op spectaculaire wijze plezierboten in en uit het water werden geholpen, was het tijd om eten te zoeken. Vorige reis hadden we van de geneugten van de demi-pension kunnen genieten, waardoor de soms tergende zoektocht naar een geschikt restaurant wegviel. Nu botsten we weer op de keuzestress. Uiteindelijk keerden we terug naar een oude traditie en gingen we de Indische toer op. Al bij al was het een mooie start in Le Havre. We waren klaar voor het echte werk.
Het eten
We aten in restaurant Taj Mahal, alwaar ik het menu nam met Samossa, lam in currysaus en een gierstmeelgebak.
Het verblijf
Voor het gemak kozen we een hotel dicht bij het station. Ibis Centre doet wat je verwacht van een keten. Het is proper en comfortabel.
Na lang twijfelen besloten we toch om deze zomer nog eens een goede ouderwetse wandelvakantie te doen. Daarvoor hadden we ook al ons hoofd gebroken over onze mogelijke bestemming. Uiteindelijk kwamen we uit bij de GR 21, wat deel uitmaakt van de lange Franse kustroute en meer bepaald de Littoral de la Normandie.
De Albasten Kust
De Albasten kust of de Côte d’Albatre is een kuststrook die tussen Le Havre en Le Tréport ligt. Deze streek is bekend voor zijn hoge krijtrotsen. Deze brokkelen af in de zee. De kalk lost daarbij op in het water. Dit verklaart de albasten kleur. De kust ligt in de Seine-Maritime, een onderdeel van Haute-Normandië (hoewel Normandië nu officieel eengemaakt is).
De zogenaamde “galets”
De kei- of vuursteen die in de rotsen zitten, brokkelen dus af. Vaak komen ze op het strand terecht. Het water zorgt ervoor dat ze uiteindelijk een ronde vorm krijgen. Deze kiezels staan lokaal gekend als les galets. Vroeger was er hier een industrie rond gebouwd, maar vandaag de dag is het voor de toeristen verboden om stenen mee te nemen.
Daarnaast zijn ook de valleuses een bekend gegeven. Het zijn inzinkingen in het land of valleien die uitgeven op de zee, zogenaamde kustvalleien dus. Je hebt drie verschillende vormen:
les valleuses vives: natuurlijke depressies (Fécamp, Yport, Étretat …)
les valleuses mortes: door mensen aangelegde depressies in het landschap, vaak vanuit de noodzaak om de kust te bereiken
les valleuses perchées: eenvoudige inzinkingen van het land maar zonder of niet langer toegang tot de kust.
Monet was een van de vele kunstenaars geïnspireerd door de Albasten kust
De kustlijn is een goede 130 kilometer lang en begint in Le Havre en eindigt in Le Tréport-sur-Mer. Historisch gezien waren de dorpjes en stadjes langs de kust vooral vissershavens. Maar de aanleg van een spoorlijn zorgde voor een link met Parijs en andere steden en het kusttoerisme transformeerde de vele stadjes. Zo werd het een plek waar kunstenaars graag naar toe trokken. Het landschap inspireerde hen.
GR 21
De GR21 is een lange afstandsroute van 187 km tussen Le Havre en Le Tréport. Het is een kustroute, maar het grootste deel van de wandeling is toch enige afstand van de kust verwijderd. Dat wil niet zeggen dat de zee geen vaste genoot is. De dorpjes en stadjes die door de GR worden doorkruist liggen vaak aan zee. Het maakt dat er vaak geklommen en gedaald moet worden, maar de moeilijkheidsgraad valt voor een ervaren wandelaar zeer goed mee.
Wij wandelden evenwel niet de hele GR en dit om twee praktische redenen. Ten eerste is de eerste etappe anders een goede 30 km. Het was lang geleden dat we nog met volle rugzak hadden gewandeld en tijdens de laatste maanden was onze voorbereiding niet van dien aard dat we dat meteen zagen zitten. Daarom namen we de trein naar een plekje verderop om onze wandeling te beginnen. Ook eindigden we, omwille van de terugkeer naar het werk, een goede 34 kilometer vroeger. Maar aangezien we elke dag wel meer kilometers maalden dan gepland, hebben we die 187 km zeker gehaald.
Deze etappe start in Kortenberg met een kort stuk door bebouwing, maar duikt al snel de velden in. Het traject loopt over zachte paden langs akkers en weilanden, en schakelt vlot door naar een reeks bossen (Hellebos, Snijsselbos, Moorbos) met smalle, schaduwrijke bospaden. Tussendoor passeer je enkele dorpskernen. Na Perk en Elewijt volgt een combinatie van landelijke paadjes, een tunnel onder de E19 met graffiti, modderige bosdoorsteek en een meanderend Zennepad richting Eppegem. Goed schoeisel aanbevolen bij nat weer.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Vliegtuigspotterszone nabij Zaventem – Vliegtuigen razen spectaculair laag over, voor even een echte belevenis • Hellebos – Donker, mysterieus bos met gekanaliseerd beekje • Perkse bloemen & buizerds – Her en der kleurrijke bloemen en roofvogels • Snijsselbos & Moorbos – Stilte, schaduw en geurige vegetatie • Sint-Hubertuskerk Elewijt – Rustige lunchplek in een charmant dorpscentrum • Rubenskasteel (Het Steen) – Oud buitenverblijf van Peter Paul Rubens, iconisch domein • Zennepad – Mooie slotkilometers langs de kronkelende Zenne • Den ouwe molen (sluistoren) – Vernield bouwwerk met historische waarde, zichtbaar in de verte
⏳ Afstand & duur
± 24 km – Goed te doen voor de geoefende wandelaar, met genoeg afwisseling in terrein en landschap om het boeiend te houden
⛰️ Zwaartegraad
Licht – Meestal vlak, enkele modderige stukken vragen oplettendheid en behendigheid, vooral bij nat weer
⭐ Oordeel: 4/5
De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen.
Vliegtuigspotters
Vorige keer waren we geëindigd in het relatief mondaine Kortenberg. De GR gaat verder aan de overkant van het station. De eerste honderd meters gaan opnieuw langs een verkaveling, tot je de velden induikt. Het landschap is mooi, maar het is niet het enige element dat zorgt voor spektakel en vertier. Al snel wordt duidelijk dat het hier het rijk van de vliegtuigen is, vlakbij de luchthaven van Zaventem.
Aanvankelijk doen we nog wat lacherig over vliegtuigspotters, tot we even, per ongeluk, van de GR afwijken en een vliegtuig als een gevaarte schijnbaar vlak over onze hoofden scheert. Het is indrukwekkend en licht angstaanjagend, maar een paal van het wandelknooppuntnetwerk bevestigt dat we niet per ongeluk op de landingsbaan zijn verzeild geraakt. Er is dus misschien toch iets te zeggen voor vliegtuigspotten, hoewel we na het derde vliegtuig al niet echt meer opkijken.
Bos en Perk
Vervolgens wandelen we doorheen de gehuchten Lemmeken en Lelle, bijzondere namen, maar los van enkele mooiere oude gebouwen weinig vermeldenswaardig. Want we zijn hier uiteraard voor het groen. En dat vinden we in een reeks bossen, te beginnen met het Hellebos. Nomen est omen, want het daglicht lijkt inderdaad prompt te verdwijnen. In het bos zelf volgen we een gekanaliseerd beekje. Zo verlaten we Kampenhout, gaan doorheen Steenokkerzeel en meer bepaald naar deelgemeente Perk. Dit hele stuk zijn her en der mooie en kleurrijke bloemen te spotten, en ook worden we af en toe vergezeld door een buizerd. Het Hellebos is echter het eerste van drie bossen. Na de kerk van Perk volgen nog het Snijsselbos en het Moorbos. En na dit natuurlijk intermezzo gaat het richting gekend terrein
De heimat
Ik ben namelijk geboren en getogen in Groot-Zemst. En hoewel we Weerde, de deelgemeente waar ik het grootste deel van mijn leven heb doorgebracht, niet doorkruisen, zijn de andere plekken mij zeker niet vreemd. Eerst passeren we aan de Sint-Hubertuskerk van Elewijt, een ideale lunchplek. Vervolgens neemt een klein steegje ons naar een pad over de Zenne en in een tunnel die onder de E19 gaat, volledig versierd met clandestiene graffiti. Dit is blijkbaar ook een deel van de GR 128, de Vlaanderenroute, die in het Franse Wissant begint en in het Duitse Aken eindigt.
Eens uit de tunnel komen we terecht in een verkaveling die naar een van de bekendste buitenverblijven uit de streek voert. Het Steen, beter bekend als het Rubenskasteel, was ooit het optrekje van, wel ja, Rubens. Deze plek heeft dus een lange traditie als het op groene gordels aankomt.
De volle natuurervaring wacht ons even verder op. Elke fietser duikt vol modder uit het weggetje dat we moeten nemen. We vinden inderdaad vrij schuiverige modder terug, en proberen zoveel mogelijk gebruik te maken van de bosberm om het ergste voor schoenen en broek te vermijden. Een nietsvermoedende fietser valt in een van de diepe plassen. Niet veel later kruisen we nog een duo. Mijn goedbedoelde waarschuwing wordt in de wind geslagen met een zelfzekere glimlach. Helaas voor de man ligt ook hij zes meter verder in de modder.
Het laatste gedeelte brengt ons naar de Zenne en het wandelpad dat mee meandert met de rivier. In de verte staat “Den ouwe molen”, de oude sluistoren die door de Duitsers werd vernield. Zoals reeds gezegd zullen we deze niet bezoeken. We zetten door naar links en naar Eppegem, waar we genieten van het welslagen van deze derde, mooie etappe en ons te goed doen aan een lekker ijsje.
Hier zijn we dan terug. Een korte stop met zicht op Hotel Part-Dieu, waar we op dag 1 ook hadden gezeten. Toen na 6 jaar afwezigheid, nu na 2 weken. Mijn blik op Frankrijk is op die korte periode volledige veranderd, of ten minste op dat kleine doch uitgebreide stukje dat we hebben bewandeld, verkend, ontdekt en ervaren. Geproefd en gedronken ook. Gevoeld. Vooral met onze voeten, soms met onze kuiten, knieën, handen en heel af en toe met ons hart.
Door deze tussenstop, meer uit improvisatie dan uit noodzaak, is de cirkel rond. Een tocht door de Cevennen en terug. Nu restte ons enkel nog een kleine vier uur op de TGV, een treinverbinding naar Halle en de vertrouwde weg van het stationsplein naar de Basiliekstraat, waar we opnieuw bij ‘onze’ Zwarte Madonna zijn. En daarna via de Beestenmarkt en het Carrefour-kruispunt naar huis. Een pak sneller terug in ons eigen huis dan Stevenson in zijn tijd.
Op de trein, een laatste beschouwing
En zo rijden we richting Brussel. Enkel Parijs en Lille liggen nog tussen ons en ons Belgenland. Deze schrijfsels zijn het relaas van een meer dan geslaagd avontuur doorheen de Cevennen. Het merendeel is verteld, en dat wat nog verteld kan worden, de overschouwing van de reis, kan nooit in een enkele spontane beurt vervat worden. Misschien moet vooral gezegd worden dat het een hartelijke manier van reizen was.
Met het kenteken van de wandelaar, misschien nog eerder de vermoeide maar nieuwsgierige en enthousiaste blik dan de rugzak, leerden we de streek, de mensen en onze medewandelaars kennen. En misschien ook voor een stuk onszelf. Dat we misschien toch socialer en hartelijker zijn dan we soms denken of pretenderen te zijn. Dat de schroom van het Frans ook overroepen is. Dat dit land ons ligt.
Stevenson reisde om de cultuur en de geschiedenis van de streek te ervaren en de liefde (tijdelijk) te vergeten. Dat eerste hebben we gemeen. Maar ik had het geluk alles met Sara te kunnen delen. Samen wandelen en ontdekken, genieten en proeven, en indien nodig elkaars voeten masseren. Weer gegroeid, weer een hoofdstuk erbij. Wat een geweldige en onvergetelijke tocht door de Cevennen*
Het vinden van informatie over onze bus was geen evidentie. De uren die ik had opgezocht, met tussenstop in Alès, bleken ter plaatse niet verifieerbaar. Wel dook er plotseling een rechtstreekse verbinding richting Nîmes op. We kozen dus voor het gemak en een maximaal bezoek aan de stad. Hierdoor weken we lichtjes af van Stevensons reis, die na Saint-Jean-du-Gard richting Alès trok.
Een gesprek op de bus
Aan de bushalte zagen we de twee vrouwen die we in Florac hadden ontmoet. De vrouw die wat minder goed te been was bleef bij familie in Saint-Jean-du-Gard, de andere nam samen met ons de bus. Wat volgde was nog een laatste gezellige babbel (in het Frans). De vrouw vertelde onder andere over hoe ze haar kinderen van jongsaf meenam op wandeltochten, met als hoogtepunt haar 4-jarige die vlotjes 600 hoogtemeters overwon.
Verder ging het nog over het Frans, andere leuke wandelpaden in Frankrijk, Vlamingen, haar werk (ze werkte in een universiteitsbibliotheek en was gepassioneerd door fotografie. Anderhalf uur later scheidden onze wegen. Zij ging naar Toulouse, wij de stad in, na het afleveren van onze bagage in een aangenaam hotel met een ietwat vreemde en minder aangename ligging.
Alle wegen leiden naar Rome
Nîmes staat gekend voor haar indrukwekkende Romeinse restanten. Via optimale planning en een voordelige combipass konden we ze uiteindelijk allemaal bezoeken. De arena was redelijk interessant, maar de hitte en het feit dat we plots een ander soort dagbesteding deden, zorgde ervoor dat we wat onwel werden. Wandelafkickverschijnselen.
Na een ietwat prijzige maar lekkere lunch in het museumcafé, ging het naar het museum van het Oude Rome zelf. Een fantastische collectie op een boeiende manier gepresenteerd. Voorafgaand werd ik door de securityman uitgepikt vanwege mijn wandelaarsrugzak. Onze Opinel kwam even in het vizier, maar mocht samen met de rest in de vestiaire.
Vervolgens was er nog de maison carré, een zuilentempel waar een film werd getoond die qua productie vrij duur leek. Het ging over een Gallische stam die hun lot verbond aan de Romeinen en uit dankbaarheid de stad mochten bouwen die later Nîmes zou worden. Ook volgde nog Le Jardin de la Fontaine, een typische Franse geometrische tuin, met naast heel wat fonteinen en trappartijen ook nog de ruïne van de tempel van Diana en een oude wachttoren met bovenaan een panorama. Nog eentje om af te leren dus.
De stad van de krokodil
Nîmes is overigens verbonden met het symbool van een krokodil. Na de succesvolle veldtocht in Egypte vestigden zich heel wat van deze soldaten zich in de stad. Hun symbool, of beter gezegd dat van hun overwinning, was een krokodil die vastgebonden is aan een palmboom. Ook vandaag is dit beeld terug te vinden in het stadsbeeld, op paaltjes, maar vooral door middel van een geweldige fontein op de Place de la Marchée. Het is eens iets anders.
Zoals vooropgesteld sloten we onze avond af met pizza. Voor het eerst geen voorgerecht of drie gangen. We moesten zowaar zelf op zoek naar eten. Onze keuze was echter top, een plek waar ook heel wat locals te vinden zijn. In deze van oorsprong Romeinse stad was de link met de Italiaanse keuken evident. Nog een slok wijn en dan naar huis.
Eten:
Pizza 4 kazen en tiramisu
Verblijf
Rare locatie, maar vanbinnen prachtig. Een oude stenen trap, houten plafond. Grote kamer en veel comfort.
Een gevarieerde etappe met een stevige klim uit Saint-Germain-de-Calberte richting de Col de Saint-Pierre, gevolgd door een korte maar pittige extra stijging naar de Signal de Saint-Pierre (ca. 700 m). Daarna volgt een langere afdaling richting Saint-Jean-du-Gard, met aanvankelijk mooie bergpaden en historische routes, maar later ook een wat minder aangename passage langs een drukkere weg. De ondergrond varieert van bospaadjes tot asfalt en grind. Warmte en vochtigheid kunnen een serieuze rol spelen.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Saint-Germain-de-Calberte – Charmant en verrassend levendig dorp • Saint-Étienne-Vallée-Française – Groter dan verwacht, met handige stop aan de Spar • Col de Saint-Pierre & Signal – 360° uitzicht over de Cevennen, historisch punt waar Stevenson lunchte • Oude brug & rivier bij Saint-Jean-du-Gard – Aangename plek voor een laatste pauze • Gedenksteen Stevenson & Modestine – Bescheiden maar betekenisvol slotmonument
⏳ Afstand & duur
± 19 km – Goed te doen in een halve tot driekwart dag, afhankelijk van de stops en warmte
⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Enkele beklimmingen, waarvan één steil maar kort, hitte maakt het zwaarder
⭐ Oordeel 4/5
De laatste loodjes
Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70)
453m gestegen, 542 m gedaald
Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)
Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.
Worstperikelen.
Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.
Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.
Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.
Een laatste Stevenson-moment
Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.
Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.
Het echte zuiden en het eindpunt
Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.
Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.
Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.
Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen
Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!
De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.
Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.
We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!
De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.
Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.
Het eten
Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.
Het verblijf
Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)
Een afwisselende wandeling van 15,6 km door weides, vochtige bossen en charmante dorpen. Na een vlot begin langs open velden en zicht op het meer van Virelles, duik je al snel het bos in, met opvallend veel mossen en begroeiing. Onderweg wisselen bos- en landweggetjes elkaar af, met enkele pittige klimmetjes en een kort stuk over asfalt. De route eindigt langs de Eau Blanche en met zicht op het meer.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Meer van Virelles – Rustige, natuurlijke waterplas met rijke biodiversiteit • Bossen van Virelles – Mossige bomen, vochtige prairie en intense geuren • Lompret – Officieel een van de mooiste dorpen van Wallonië, met watervalletjes en een authentiek centrum • Eau Blanche – Slingerend riviertje dat een feeëriek accent geeft aan het laatste bosgedeelte • Viaduct van Virelles – Verrassende verschijning in het groen
⏳ Afstand & duur
± 15,6 km – Comfortabele dagtocht met voldoende afwisseling en rustpunten
⛰️ Zwaartegraad
Licht tot gemiddeld – Overwegend vlot terrein met een paar korte maar pittige klimmetjes
⭐ Oordeel
Om even te ontsnappen aan de dagelijkse stress besloten we nog eens een uitstap te maken naar het zuiden van het land. Ons oog viel op Virelles, in Chimay. Ornithologen en liefhebbers van de betere vogelfotografie moet ik echter deels teleurstellen. Je bent er wel degelijk omringd door heel wat vogels, maar helaas heb ik er geen kunnen vastleggen met mijn fototoestel, dat niet echt is uitgerust voor dat soort natuurfotografie. Ik hoop dat te compenseren met wandelplezier.
Een meer en een hoop mossige bomen
Het dorpje Virelles zelf ligt niet op de route. Het is op zich niet al te opzienbarend, al is het gezien het beperkt aantal extra meters die het vergt wel de moeite om even een bezoek te brengen aan het kerkje. Maar op het hoofdprogramma staan voornamelijk de bossen van Virelles en omgeving. Met z’n 15,6 kilometer is het zeker niet de langste wandeling, maar wel een verrassend afwisselde.
Aan het begin krijg je voornamelijk weidelanden voorgeschoteld, terwijl het hoofddecor, de bossen van Chimay in de verte opduiken. Ook het meer van Virelles, een van de vele uit de buurt, kan je af en toe in de verte spotten. Dit stukje Wallonië is blijkbaar vrij speciaal door de vochtigheid, waardoor er zich een rijke fauna en flora kan ontwikkelen. Het is zelfs zo dat men bepaalde delen aanprijst als “vochtige prairie”.
Of het er iets mee te maken heeft, weet ik niet, maar de bomen zijn vaak wel gedeeltelijk bedekt in kleurige mossen en worden af en toe lichtjes gewurgd door een plant. Uiteindelijk wordt het bos toch even verlaten en krijg je terug een mooi bucolisch landschap. Na een grote weg over te steken, kan je je weer tegoed doen aan natuurpracht. Het asfalt wordt hier ingeruild voor een aangenaam bospadje.
Het mooie Lompret
In de verte duikt na een klimmetje het mooie dorpje Lompret op. Het is opnieuw een van de zogenaamde mooiste Waalse dorpen, en werd bekroond met een officiële titel. Dat heeft het voor een stuk te danken aan z’n klein, authentieke kern, de oude weverij maar vooral door de verwevenheid met het water, dat zich er via watervalletjes een weg door kronkelt.
Het landschap verandert hier heel even wat. Maar eens het plekje Vaulx gepasseerd gaat het een laatste keer het bos in. Ditmaal ben je vergezeld van de Eau Blanche, een riviertje dat het geheel nog iets extra geeft. Daarna volgt een korte maar zeer pittige beklimming, tussen de kleurrijke bloemetjes. Het viaduct van Virelles duikt plots op uit het niets, en de rivier is nog even je metgezel, tot het laatste stuk. Een drukke weg brengt je naar de parking aan Aquascope, met opnieuw zicht op het meer, het eindpunt van een erg mooie en afwisselende wandeling.
Rustige etappe van ongeveer 15 km met comfortabel klimwerk. Overwegend brede, goed begaanbare bospaden met geleidelijke stijgingen, afgewisseld met enkele opmerkelijke tussenpunten. De afdaling naar Saint-Germaine-de-Calberte verloopt via een smal en stenig bospad, licht technisch, maar goed te doen.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Camisardsmonument – Gedenkteken voor het protestantse verzet, opgericht ter herdenking van het edict van tolerantie (1789) • Col de la Pierre Plantée – Laatste col van betekenis op het pad, met een mysterieuze menhir op 891 m hoogte • Saint-Germaine-de-Calberte – Klein maar historisch dorpje met katholieke én protestantse erfgoedplekken, oude zijdefabriek en terrassenwandeling • Historisch wandelcircuit – Interessante route doorheen de geschiedenis van religieus conflict, zijde-industrie en lokale helden uit WOII
⏳ Afstand & duur
± 15 km – Gemiddeld tempo, ruim voldoende tijd voor bezoeken onderweg
Nog 23 km te gaan – 28.020 stappen gezet (22 km, waarvan 14 km op de GR 70)
570 m gestegen, 774 m gedaald
Gare de Cassagnas (693 m) – Col de la Pierre Plantée (891) – Saint-Germaine-de-Calberte (480 m)
Een rustige wandeling met drie ijkpunten
Deze voorlaatste etappe was kort en krachtig, met eerder gestaag klimwerk. Het was vandaag een goede 15 kilometer. Na reeds 200+ kilometer op de teller wordt dat al snel aanzien als een rustige wandeldag. Het grootste deel ging dan ook langs comfortabele, brede bospaden, met af en toe, doorheen de bomen, zicht op de heuvels van de Cevennen.
Slechts drie keer werd dit stramien doorbroken. De eerste keer gebeurde dit door het nemen van een korte, maar vanzelfsprekende omweg. We hadden deze zelf ingecalculeerd. Het pad leidde namelijk naar een monument voor de Camisards, opgericht ter ere van de 100ste verjaardag van het edict van religieuze tolerantie uit 1789.
De hardnekkigheid van de camisards in het aanschijn van de katholieke repressie is het beste bewijs dat onderdrukking van ideeën, indien eenzijdig en/of manu militari, enkel zorgt voor een hardnekkiger omarmen van deze ideeën en een nog stevigere verstrengeling met de eigen en collectieve identiteit. Het zegt veel dat Robert Louis Stevenson de protestantse verzetslieden zelf met enige bewondering bekeek.
Het tweede breekpunt, iets kleiner en bescheidener, was de Col de la Pierre Planté, waar een oude monoliet staat, op een goede 891 meter hoogte. Dit was de laatste keer dat we deze hoogte zouden bereiken op dit pad.
En de derde keer dat landschap en wandelweg veranderden was bij de afdaling naar Saint-Germaine-de-Calberte zelf, wat verliep langs een kronkelend, met stenen bezaaid bospadje. Stevenson schreef dat het dorpje hem overviel en ik begrijp hem. Na een goed half uur dalen en zigzaggen zie je plots huizen en indrukwekkende terrassen op de heuvelflank.
Aan de ingang van het dorp was er enige consternatie. Een wandelaar had zijn portefeuille op een bankje, ergens in het bos, laten liggen. Naar alle waarschijnlijkheid had hij dit pas enkele kilometers later ontdekt, waarna een flinke dosis wanhoop volgde en heel misschien de nuchterheid en moed om terug te keren. De portefeuille werd ergens in een café afgegeven ter bewaring. Of portefeuille en eigenaar herenigd werden weet ik niet.
Saint-Germaine-de-Calberte
Saint-Germaine-de-Calbert is een klein dorpje met enkele pleintjes, een schattige mairie en een 12de eeuwse kerk waar abbé Chaylee, de man die in le Pont-de-Montvert werd vermoord, begraven ligt, al werd er geen aparte tombe aan de man gewijd. Saint-Germaine mag dan wel een katholiek bolwerk in de Protestanse regio zijn, in de Cevennen is de man toch een beetje wat de hertog van Alva bij ons is.
In ons verblijf, Au Figuier des Cévennes, kregen we de l’Adrech-kamer, wat blijkbaar het Occitaanse woord is voor behendig, knap of in een zon badende flank. Misschien betekent het nog iets anders ook. De Stevenson-kamer had in ieder geval wat makkelijker geweest om te verklaren of uit te leggen.
Na de installatie en de douche deden we de historische wandeling door het dorpje, wat opzienbarend interessant was. Van de katholieke kerk ging het naar de protestantse kerk, de zijdefabriek en het oude gedeelte van het dorpje. Verder leerden we ook nog bij over hoe een hele hoop Joden hier werden gered tijdens de tweede wereldoorlog en kregen we nog wat info over het verblijf van Stevenson. En dan was er nog een wandeling door de fotogenieke terrassen.
Voor de tweede avond op rij konden we buiten eten. Een gezellig diner, in eerste instantie opgevrolijkt door Julie, een aandachtshongerige kattin, en een oude labrador die enthousiast werd van de geur van onze kip. Daarna volgde nog een aangenaam gesprek met een koppel uit Dinant die vaak hun vakantie doorbrengen in de Gard. Ze vertelden het verhaal van het kasteel van Calberte, dat in de jaren 60 werd gekocht en waar men 50 jaar lang elke zomervakantie nuttigde om het kasteel herop te bouwen. De stenen waren er nog, het was een kwestie van ze precies terug te plaatsen. Fijn, een conversatie met onze zuidelijke landgenoten.
Het eten
Charcuterie van de terroir, kip met frietjes en een appeltaartje
Het verblijf
Een hele ruime kamer en badkamer, met zelfs een klein keukentje. Alleen jammer van de eenpersoonsbedden!
Een relatief rustige etappe van 17 km, in twee delen. Na een korte klim en wat dalende bospaden volgt een comfortabel, vlak traject over een voormalige spoorlijn. Gedeeltelijk beschaduwd, licht glooiend en technisch niet uitdagend, maar de warmte maakte het fysiek toch pittig. Enkele tunnels en een paar kortere hellingen houden de variatie erin.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Florac – Laatste glimp van watervallen en oude straatjes voor het vertrek • Camisards-monument – Kleine ontmoetingsplek met de geschiedenis van religieuze strijd • Voormalige spoorlijn – Gemoedelijk wandelpad langs de Mimente, met zicht op de kloof • Spoorweggeschiedenis – Verlaten stationsgebouw van Saint-Julien-d’Arpaon in rep en roer voor een lokale loopwedstrijd • Gare de Cassagnas – Oud station omgevormd tot gîte d’étape, rustplek voor GR-wandelaars
⏳ Afstand & duur
± 17 km – Ongeveer 4,5 uur wandelen met tijd voor pauzes en kleine omwegen
⛰️ Zwaartegraad
Licht tot gemiddeld – Weinig technische moeilijkheden, maar de hitte en vermoeidheid tellen door
⭐ Oordeel 3/5
De oude spoorlijn richting niemandsland
Nog 38 km te gaan – 26.505 stappen gezet (21 km, waarvan 17 km op de GR 70)
286 m gestegen, 253 m gedaald
Florac (546 m) – Gare de Cassagnas (693 m)
DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk na de zin over grillige openingsuren niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 10 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.
Plots is daar, vrijwel uit het niets, een grote vermoeidheid. Is het de opeenstapeling van nachten met minder slaap? Is het de hitte? Is het het gevolg van een 10de wandeldag op rij? Het is sowieso het meeste dat mijn voeten al te verwerken kregen qua ononderbroken kilometers. Ik mag mij gelukkig prijzen met 1,5 blein, waarschijnlijk het gevolg van sokken die hun beste tijd hebben gehad. Maar ondanks de kortere etappe (relatief gezien), deden mijn voeten wel pijn en zou ik later op de dag verleid worden tot een middagdut. Maar eerst stond er nog de tocht richting het voormalige station van Cassagnas op het programma.
De eerste, grilligere helft
Vandaag moest er 17 kilometer afgelegd worden, waar we zelf nog een klein beetje aan toevoegden door Florac nog wat te verkennen, en naar de meest pittoreske Carrefour te gaan die we ooit al hebben gezien. Na enkele aankopen waarmee we de komende twee dagen verder konden, wandelden we nog eenmaal door het dorpje met haar watervalletjes- en partijen en daarna richting Cassagnas, voor een wandeling in twee delen, zoals onze reisgids zo treffelijk schreef.
Aan de voet van de eerste klim sloegen we nog even een praatje met de man van Dijon, die ik nog steeds zeer moeilijk verstond. Ook waren er 2 vrouwen, vriendinnen van in de zestig, die voor een ingekorte reis op de GR 70 hadden gekozen en voor wie Florac de start was en Cassagnas de eerste halte. Aangezien een van de twee niet zo goed te been was, had ik toch wat bedenkingen bij de tocht, waar vooral het begin nog wel best omhoog ging. Maar de drie laatste dagen waren uiteindelijk wel wat minder uitdagend dan wat de voorbije dagen was gepasseerd.
Vandaag was daar het perfecte voorbeeld van. De klimmetjes en afdalingen duurden maximaal 10 minuten. Het grootste deel bestond uit balcony wandeling, zoals onze reisgids het omschreef. Een aangenaam, egaal pad, met zicht op een helling onder ons en de heuvels in de verte. De schaduwrijke paden waren vandaag zeker welgekomen. Het gebrek aan veelzijdigheid van deze eerste helft was op die manier ook vergeven.
Het is ook zo dat het niet volledig monotoon was. Zoals gezegd was er een deel voor de afdaling en een deel erna. Het eerste gedeelte, na de klimmetjes, ging door bosrijk gebied, tot het na een vrij lange daling uitkomt op een grote autoweg, weliswaar omringd door geweldig mooie heuvels. Na een korte pauze in Saint-Julien-d’Arpaon gingen we een pad op waar vroeger een spoorweg liep.
Vandaag stond het dorpje in rep en roer door een plaatselijke loopwedstrijd. Naast het oude spoorweggebouw stond een podium waar winnaars werden gelauwerd en even verder was er de uitnodigende geur van de eetstandjes in de buurt. Het deed mij wat denken aan de voetbaltoernooien uit mijn jeugd, waar je tussen de wedstrijden door al eens een hotdog of een hamburger kon eten.
Spoorwegwandelen
Maar de spoorlijn dus. In 1880, na de passages van Stevenson, werd beslist dat Florac ook aangesloten moest worden op de ijzeren weg. Dit was echter weinig praktisch. Men kon de drukke lijn tussen Parijs en Nîmes moeilijk standaard via de bergen van de Cévennes sturen. En dus kwam er een verbindingslijn met één spoor, wat al snel in onbruik raakte door de concurrentie van de weg die parallel liep. En zo werd de lijn in 1948 afgeschaft.
Vandaag is het een aangenaam wandelpad, met de Mimente als continue metgezel in de kloof die naast het spoor loopt. Anders dan bij onze veenbaan is deze wandelweg niet geasfalteerd, waardoor het niet, zoals bij ons het geval is, een fietsparadijs is. De wandelaar heeft het hele traject voor zich alleen.
Het pad was grotendeels vlak, wat welgekomen was in deze hitte, waar alle inspanning dubbel zoveel energie en zweet kost. We passeerden ook enkele tunnels. Bij de eerste kon ik, tot grote schaamte bij Sara, mijn koplampje gebruiken, hoewel de duisternis nogal relatief was. Ook tunnel twee en drie waren niet langer dan een meter of tien. En daar liet ik de gimmick voor wat het was.
Mijmeringen en avonturen onderweg
Over het algemeen lijkt het dat er hier meer restanten bewaard zijn gebleven dan bij ons. De kerken zijn ouder en authentieker, de ruïnes staan pittoresk in het landschap. Heel wat dorpen en monumenten hebben niet moeten wijken voor een of andere weg of modern appartementsgebouw. De omgang met het patrimonium is soms vergelijkbaar, soms ook heel verschillend.
Ook hier worden historische gebouwen omgetoverd tot gîtes, hotels en horecazaken. Indien het echter wordt tentoongesteld of bezocht kan worden vanwege de historische waarde, is de omgang best anders. Ook in Vlaanderen kiest men eerder voor de moderne horeca-toets, zo niet betaal je aardig wat entreegeld. In Engeland is het ook vaak prijzig, maar je krijgt er meestal wel een leerrijke historische topervaring en een tearoom van de National Trust bij. In de Cevennen is alles dan weer relatief goedkoop, maar er zijn geen faciliteiten en je kan kop noch staart krijgen als het op openingsuren aankomt.
Vandaag was er ook weel veel plezier op het vlak van fauna. Een uit de kluiten gewassen sprinkhaan wilde even kennis maken met mijn edele delen. Daarnaast zagen we ook een grote, groene hagedis die de kleine, grijskleurige soortgenoten van de voorbij dagen deed verbleken. Al was ook dit exemplaar even schichtig en moeilijk op camera vast te leggen.
Gare de Cassagnas
Na een goede 4,5 uur gewandeld te hebben, kwamen we aan in Cassagnas, of beter gezegd in het voormalig stationsgebouw, dat omgetoverd en, jawel, gemoderniseerd werd om zo als gîte d’etappe te fungeren. Er heerst hier een campinggevoel. Los van de gîte en de bijkomende camping is er niets, ook amper bereik.
Terwijl we wat genoten van een drankje en aan het schrijven waren in onze boekjes, wandelden (en in sommige gevallen strompelden) de bekende en minder bekende gezichten binnen. Het Duitse koppel, de man uit Dijon, het duo vrouwen van deze ochtend, een man met opvallende bakkenbaarden, de twee koppels zestigers van net buiten le Pont-de-Monvert en een blonde jongen die we eerst hadden gezien in Finièls en vervolgens in een tent in het natuurpark. Van de 11 aan de table commune in Le Bouchet-Saint-Nicholas bleven enkel de Duitsers over. De sporadische contacten zijn fijn, net zoals de vrijblijvendheid ervan.
Aan de eettafels buiten was er, ondanks het feit dat dit op zich niet voorzien was, een spontane table communale ontstaan. Links van mij zaten de twee koppels zestigers, rechts het Duitse koppel, Susan en Christian, waar we het grootste deel van de tijd mee hebben gepraat. Daarnaast zat de man met de bakkenbaarden (uit Lille), de man uit Dijon, de twee vrouwen van deze ochtend en twee nieuwe gezichten.
Er werden tips uitgedeeld over de vele wandelwegen in Europa, ervaringen over de Chemin, en af en toe over het leven. Daar, buiten aan de lange picknicktafel, kreeg ik het gevoel om even deel uit te maken van een gemeenschap van wandelaars. Verschillende verhalen en ervaringen, tempo’s en blikken. Een komen en gaan van mensen met eenzelfde doel.
Hou zou Stevenson, 131 jaar geleden wandelend met een ezeltje, kijken naar de verbroedering op het pad dat zijn naam draagt? In ieder geval besloot ik om mijn uiterste best te doen om van de 2 laatste wandeldagen zo hard mogelijk te genieten. Want hoe langer de tocht duurde, en hoe meer de kleine dorpjes zich ontpopten tot bakens van rust, hoe meer ik wenste dat het nog wat kilometers extra duurde om de finishlijn te bereiken.
Het eten
Een buffet bestaande uit verschillende soorten quiches, slaatjes, worst, en daarna plattekaas en kastagnetaart.
Het verblijf
In the middle of nowhere, maar aangenaam. Het personeel is wat excentriek, Sara zou zeggen onvriendelijk, maar de kamer is ruim en netjes en de set-up van het avondeten tof.
Een fysieke en mentale uitputtingsslag: 27 km, 600 m stijgen en 900 m dalen onder een loden zon. De route start met steile klimmetjes over smalle paden, gevolgd door ruige bospaden en rotsige afdalingen. Daarna brede paden en asfalt tot in Florac. Technisch veeleisend door ondergrond én vermoeidheid.
🏞️ Bezienswaardigheden
• Col de la Planette – Vreemde en indrukwekkende verzameling van steenmannetjes • Signal de Bougès – Hoogste punt van de dag; purperen heide, vergezichten, ruige natuur • Col du Sapet – Fietserstreffer, rustplek voor de afdaling • Notre-Dame-de-l’Assomption (Bédouès) – Collegiale kerk, indrukwekkend moment van rust • Tarnkloof & Bédouès – Mooi dal en welkom gebakje met kastanje als krachtvoer • Florac – Levendig stadje met rivieren, steegjes, pleinen en sfeer
⏳ Afstand & duur
± 27 km – Circa 8 uur effectief onderweg, pauzes niet inbegrepen
⛰️ Zwaartegraad
Zwaar – Hitte, hoogteverschil en lengte maken dit een loodzware etappe
⭐ Oordeel: 4,5/5
De onverbiddelijke hitte
Nog 56 km te gaan – 43.335 stappen gezet (34 km, waarvan 27 km op de GR 70)
621 m gestegen, 956 m gedaald
Le Pont-de-Montvert (875 m) – Cham de l’Hermet (1114 m) – Col de la Planette (1292 m) – Col du Sapet (1080 m) – Florac (546 m)
DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf de Notre-Dame-de-l’Assomption niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 9 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.
Goed begonnen is half gewonnen. Het omgekeerde geldt helaas ook. Na een meer dan matige nacht volgde een meer dan matig ontbijt. Het harde brood van de maaltijd van de vorige avond was vandaag nog harder, de confituur was een aanslag op mijn smaakpapillen en zelfs de koffie kon niet bekoren. Het gevolg was dat we de langste etappe (een dag na de hoogste) op een wankel ontbijt moesten afwerken.
Dit terwijl mijn jarenlange ervaring op de Britse trails mij het belang (en de geneugten) van een uitgebreid ochtendmaal hebben doen inzien. Met een goed ontbijt, inclusief spek, worst en eieren, kan je makkelijk 5 uur verder. En het was vandaag al sowieso geen evidente tocht. Eerst 600 meter stijgen en dan 900 meter dalen en dit op 27 km en bij temperaturen aan de verkeerde kant van de 30.
Het ruige en het mooie
We klommen in eerste instantie boven le Pont-de-Montvert, waar we een prachtig uitzicht hadden over het sfeervolle dorpje. Dat bracht ons eerst langsheen ezeltjes en richting de Cham de l’Hermet, doorheen hetzelfde woeste landschap waar we gisteren waren geëindigd. Het smalle pad volgt de heuvelflank en komt uiteindelijk uit op een plateau, waar we in een peloton terechtkwamen met het Duitse koppel, een nieuw, ongekend gezicht en twee Franse koppels.
Maar eens de tergend lange klim door het bos goed en wel werd ingezet, waren we als vanouds niet te stuiten. Eerst passeerde de Col de la Planette, met een bizarre maar mooie constructie van gigantische steenmannetjes, een verzameling stenen die normaal de weg wijzen door berglandschap, maar in deze context eerder lijken op een prehistorisch monument.
Daarna volgt nog een hele steile klim, waarbij we twee oudere vrouwen, waarvan eentje nogal overambitieus de bolletjestrui van de Tour de France droeg, passeerden. Niet veel later, nadat het mooie heidelandschap terug verscheen, kwamen we aan het hoogste punt van de dag, de Signal de Bougès. Natuurpracht en vergezichten, purperen begroeiing tegen een decor van groene en grijsbruine bergen, hellingen en rotsformaties. De full Cevennes experience.
Een pittige afdaling
Vanaf dan ging het allemaal bergaf, hoofdzakelijk letterlijk. Op een goede 3 kilometer al om en beide 400 meter en daarna moest er nog 500 meter af. We passeerden de Col du Sapet, dat blijkbaar een ijkpunt was voor de lokale wielertoerist. Het afdalen zelf gebeurde via rotsige padjes met losliggende stenen, gevaarlijk voor de stilaan vermoeide voeten.
Maar zelfs de iets meer gezapige paden werden moeilijk te temmen uitdagingen toen de temperatuur steeg, de schaduw verdween en de honger toenam. Een lang stuk langsheen een breed pad bood wel een mooi uitzicht, maar de toenemende temperatuur, gecombineerd met de honger door het beperkte ontbijt, zorgde ervoor dat het af en toe van een kwelling was. Uiteindelijk vonden we een relatief aangenaam en minimaal comfortabel plekje om ons stokbrood met overrijpe banaan te consumeren.
Hitte en uitputting
Het tweede deel, de laatste 12 kilometer, bouwde verder op dit elan. Bospadjes en paden met zicht op beboste flanken. Niet slecht, en vaak zelfs welgekomen door de beschutting, maar ergens was het ook jammer dat de weidse landschappen meer en meer uit het zicht verdwenen. Met elke stap werd ook de vermoeidheid groter. De impressionante collegiale Notre-Dame-de-l’Assomption zorgde voor een architecturaal breekpunt.
Gelukkig hadden we nog een geheim superwapen achter de hand. Aan het kerkje en gemeentehuis, dat ook dienstdeed als school, van het dorpje Bédouès, vlak na de mooie Tarnkloof, nuttigden wij een plaatselijk gebakje op basis van kastanjes, een streekproduct. Het was niet enkel lekker, maar ook een welgekomen dosis krachtvoer voor de laatste kilometers.
Daarna volgde nog een stuk geasfalteerde weg, een korte boswandeling en een lang pad van de buitenwijken van Florac, inclusief vakantiepark, tennisbanen en de drukke weg van Alès naar Nîmes. Nog een goede kilometer later arriveerden we in het Hotel des Gorges du Tarn.
Naar en in Florac
Vandaag merkten we opnieuw dat sommige medewandelaars beter voorbereid zijn dan anderen. De man met de ezel en Aziatische vrouw die in Le Bleymard het verkeerde pad richting de Lozère had gekozen, vroeg bij het ontbijt opnieuw waar de GR 70 zich bevond, terwijl de pijl letterlijk naast het gebouw hing waar we verbleven.
En in Bédouès vroeg een leeftijdsgenoot of het te doen was om nog naar Le Pont-de-Montvert te trekken, om 3 uur in de namiddag en bij 30 graden. Doordat hij in de tegengestelde richting ging, was het voor hem 900 meter stijgen en 600 meter stijl dalen. De trek van +- 7 uur, met geen mogelijkheid om ergens tussendoor te verblijven, leek ons weinig aangewezen. Maar het hield hem niet tegen.
Florac zelf is charmant, al moesten we onszelf er na onze douche wel naartoe sleuren. Het water stroomt door het hart van de stad en gaat van biljarttafelegaal naar grillig, door de mooie watervallen. Verder zijn er smalle steegjes, oude gebouwen en gezellige pleintjes. Het zoveelste dorpje met een eigenheid.
Het eten
Tomatengazpacho, witte vis met bisquesaus, rijst en venkel, kaas van de Cantal, Lozère en 3-rivieren regio en perzik met rode vruchtencrumble en een zandkoekje en gekonfijt fruit.
Het verblijf
Het hotel zelf bezorgde ons ook een unieke ervaring. Stijlvol en, zeker vergeleken met sommige andere verblijven, goed eten. Het was zeer welgekomen na de iets mindere ervaring. La Remise (in Le Bleymard) light maar het ontbijt is veelbelovend.