Dag 5: Sassetot-le-Mauconduit – Saint-Valery-en-Caux

40.753 stappen gezet (31,4 km, waarvan 24,2 km op de GR 21)

410 meter gestegen, 420 meter gedaald

Van groot naar klein

Vandaag stond het eerste deel van een pittig tweeluik op het menu. Samen met het stukje vanuit het hotel haalden we vandaag de kaap van de 27 km. Enig ontzag/bezorgdheid was ons deel bij zowel het vertrek als de aankomst.

De wandeling zelf was vaak mooi, maar eindigde een beetje op een sisser en vooral met vrij veel pijn. Het begon nochtans mooi, met een klimmetje en wat dalen van les Grandes Dalles naar les Petites Dalles, langsheen het soort klifpadje dat oog en voeten graag hebben. We klommen meteen opnieuw, met zicht op de betere Normandische villas. Daarna volgde een lang stuk langsheen enkele kleinere dorpjes, gehuchten en lawaaierige windmolens.

Een kustoord en een zeerivier

Ons eerste echte ijkpunt was Veulettes-sur-Mer, wat we bereikten via het gehucht Le Mensil en het betere daalwerk, langsheen de kerk, waar ook enkele Commonwealth-graven te vinden waren, allen voor de “ongekende soldaat”. Veulettes zelf had een groot strand met amper volk, deels door het feit dat het een werkdag was, deels door het weer, dat toch wat donkerder was dan de vorige dagen. De blauwe hemel die gisteren al wat weg was, was nu helemaal vervangen door onheilspellend grijs.

Na een pauze met fruit staken we het kustriviertje de Durdent over, dat met z’n 25 kilometer kort was, maar verre van de kortste waterloop die we zouden tegenkomen. Daarna klommen we nog een keer naar boven, naar het educatieve pad dat zowel de plaatselijke ecologie als de tweede wereldoorlog combineerde. De Fransen waren zo sympathiek om alles ook in het Duits te vertalen. Hoogtepunt was een zeer impressionante bunker die mooi bewaard was gebleven.

Een eindeloze dwaaltocht

Onze middagpauze hadden we voorzien in Janville. Eerst moeten we nog voorbij een kerncentrale (in de verte), een weinig zeggend gehuchtje en verlieten we de GR voor de gpx-track, vermoedelijk door een recente trajectwijziging. Helaas was Janville, deelgemeente van Paluel, ook maar een scheet in een fles. Na een pijnlijk stukje op een astfalbaan vonden we geen bankje, ook niet aan het plaatselijke kerkje, en dus was het old skool eten in de graskant. Het smalste stokbrood ooit bleek ook niet zo voedzaam.

Maar het ergste moest nog komen. De lus rond de kerncentrale werd verdergezet. En daar waar de info vanop de GR-website ons een laatste paar kilometer langs de kust had beloofd, kregen we een zeer pijnlijk, schijnbaar oneindige kruisweg van 5 kilometer op asfalt voorgeschoteld. Het landschap rondom ons veranderde niet. Er waren velden en strobalen aan de ene kant en velden en strobalen aan de andere. Halfweg begon het ook nog eens voor het eerst te regenen. Het was pijnlijk voor lichaam en geest.

Saint-Valery-en-Caux

Maar uiteindelijk haalden we dan toch onze eindbestemming. Zeker door het grijze weer en de sterke wind won het aan charme. Het is geen echte badplaats maar eerder een stad aan zee en het was fijn om de golven te zien en horen klotsen.

Sara kwam in aanraking met de gevaarlijke kant van het kustleven toen een meeuw eerst precies mikte op haar blikje en 5 minuten later een andere (of niet, wie weet) een klein beetje net boven haar wenkbrauw. Gelukkig was drie keer in deze geen scheepsrecht.

Het eten

Eindelijk een goede ervaring! Op aanraden van de serveuse koos ik de rundsbrochette met frietjes en camembertsaus (wat heel lekker was) en daarbij nog een coupe met mango, passievrucht en banaan.

Het verblijf

Hotel Les Bains was ook een schot in de roos, met een nette, ruime kamer, heel leuk ingericht en met zeer vriendelijk personeel. Eind goed, al goed.

Dag 4: Fécamp – Sassetot-le-Mauconduit

36.050 stappen gezet (27,3 km, waarvan 16,8 km op de GR 21)

344 meter gestegen, 289 meter gedaald

Windkracht 10

Fécamp was een aangename verrassing gebleken en zou aan het begin van deze 4de wandeldag nog wat troeven op tafel gooien. We klommen naar de kapel die, net als die van de dag ervoor in Étretat, gewijd was aan de vissers en op een heuveltje stond. Maar de klif die boven het plekje uittorende herbergde ook nog een vuurtoren en enkele bunkers uit de tweede wereldoorlog. Voeg daar nog een uitkijkpunt aan toe, en onze dag kende een fantastische start.

Na een korte doortocht door een bos en wat velden, met de statige rij windmolens voor, naast en wat later achter ons, volgde het weinig opzienbarende Senneville-sur-Fécamp. Helaas kwam niet veel later het al even weinig charmante Eletot bij. Maar we waren hier natuurlijk niet in eerste instantie voor de dorpjes, maar wel voor de natuur. En die wist de verwachtingen wel waar te maken. We daalden af naar de beboste valleuses, waar een actieve zee gepaard ging met een zeer sterke wind. We besloten niet te genieten van het uitzicht op het bankje, maar klommen naar boven, waar we een mooi uitzicht als beloning kregen.

Boodschapperikkelen

Tussen de bossen van de vallei en Eletot moesten onze voeten de gruwelijkste ondergrond doorstaan, een combinatie van de hardste beton met putten en kiezelsteentjes waarmee de putten waren gevuld. Maar de GR geeft en neemt en we vonden er in het dorpje wel een gezellige picknickbank waar onze heerlijke saucisson werd binnengespeeld, samen met een stokbrood gemaakt door de meester-bakker van Frankrijk voor Carrefour. In Frankrijk is stokbrood belangrijk, zo niet heilig, zelfs in je supermarkt.

Het laatste deel van de dag was enigszins speciaal. Het restaurant van het hotel, nochtans vermeld in de Micheling-gids, was helaas gesloten op maandagen. Ikzelf was er pas een dag eerder op gebotst. Na een bezoek aan het plaatselijk kerkhof van Saint-Pierre-en-Port, met enkele Commonwealth oorlogsgraven, gingen we naar het plaatselijke winkeltje om wat proviand in te slaan. Het was al zowaar de tweede avond dat we het met wat schamele, zelf gekochte voeding moesten zien te redden.

Na de boodschappen ging het nog even naar de kust van Les Grandes Dalles. De zee was er woelig en het strand vrij beperkt. Toch waagden enkele dapperen zich aan een duik in het water. Een Duits meisje kwam ons uithoren over ons wandelavontuur. Toen dat door onze gebrek aan kennis van het Duits niet lukte, kwam de moeder. Zij hielden ook van wandelvakanties maar hadden door COVID beslist om te kamperen op een plek. Volgend jaar hopelijk beter voor hen!

Weg van de GR

2,5 km scheidden ons nog van Sassetot, een charmant dorpje met naast ons hotel ook nog het Chateau de Sissi. Hier was weliswaar ook een restaurant, maar naar ons gevoel hadden we er niet de juiste kledij voor. En dus gingen we na de wandeling braafjes naar onze chambres d’hôtes, alwaar we na de installatie ons avondmaal, een zak Brett’s chips, op een bankje op de plaatselijke village green aten, waarna we een spelletjesavond organiseerde.

Het eten

Brett’s op houtoven gebakte pizza, koekjes en cola zero

Het verblijf

Les Relais des Dalles biedt opnieuw een kamertje aan, opnieuw wat groter dan de vorige en perfect om op adem te komen.

Dag 3: Étretat – Fécamp

35.144 stappen gezet (27,3 km, waarvan 17,1 km op de GR 21)

639 meter gestegen, 663 meter gedaald

Hoewel Étretat overduidelijk een must was, vooral vanwege de natuurpracht, was ik ook ergens blij dat we het kustoord konden verlaten. Het was er druk en bijgevolg niet de meest gezellige plek. Daar kon zelfs de mooist gevormde rotsformatie niet tegenop. Het ontbijt was weliswaar geweldig, met een zicht op de kust, ten minste voor wie goed door het terras van het restaurant keek.

Klifpaden en mooie dopjes

Onze derde wandeldag, de eerste volledige langs de kust, begon zoals we de dag ervoor waren geëindigd, met het trapje naar de kapel. Wat volgde was een wandeling langs de klifrand die blijkbaar zo impressionant was dat we de GR even onbewust lieten voor wat het was en gewoon de zee bleven volgen. Het leverde ons een mooi pad op, een grellig smal stukje met een diepe afgrond en een zeer steile afdaling. En dan was er uiteraard ook nog de door erosie vereenzaamde rotsformatie middenin de zee, die we vanuit alle hoeken konden bewonderen.

Onderweg kwamen we twee mooie dorpjes tegen. Vaucottes was duidelijk een plek voor de rijkere medemens, getuigen de grote, mooie Normandische villa’s. Yport was dan weer een gezellig kustplekje en op oppervlakkige basis, we spendeerden er niet al te veel tijd, leek het heel wat gezelliger en mooier dan Étretat.

Op en neer langs de kust

Deze derde dag is een dag met pittige klimmetjes en pijnlijke daalpartijen. Maar het was zodanig geconcentreerd dat het te doen was met de huidige conditie. Alleen het laatste stuk, een afdaling in Fécamp en de wandeling langs de dijk was even te uitputtend. De klim vanuit Yport daarentegen viel goed mee en gaf een mooi overzicht over het dorpje.

Het is wandelgewijs ook gewoon een mooiere dag, door het feit dat de zee veel meer aanwezig is. Dat wil niet zeggen dat de reeds vertrouwde akkers en velden niet af en toe opduiken. En op het einde van de mooie wandeldag dook Fécamp op. Een plek met veel geschiedenis, maar ook een interessant profiel vanuit de verte, met z’n jachthaven, z’n kapel en vuurtoren op een helling en nog wat windmolens om het tafereel af te maken.

Fécamp

Fécamp is omwille van z’n ruimte en z’n opbouw aangenamer dan Étretat. Maar het heeft ook een rijke geschiedenis, met de ruïne van het voormalig kasteel van de hertogen van Normandië en het Palais Bénédicte, genoemd naar de plaatselijke likeur. Ook de dijk en het strand zijn aangenaam, en de jachten in de jachthaven geven ook een eigenheid ten opzichte van de plaatsjes waar we eerder waren geland.

Na een deugddoende douche en wat rust, botsten we op een uitnodigend terras aan de kade. Het eten was er zeker lekker, maar om de reservaties waar te maken, aasde het personeel op onze tafel. Waar we bijzaten werd reeds besproken dat ze onze tafel gingen confisceren. Sara trok het zich duidelijk minder aan, maar het kostte hen toch een dessert. Na het eten gingen we even naar het strand om te genieten. Daarna was er op het TV, nog een bizarre discussie over Sint-Pieter op het nieuws.

Het eten

La Boucane, een restaurant dat zowat alles aanbood. Wij gingen echter voor de pizza. Sara was bijzonder avontuurlijk en koos voor een 5(!)-kazen pizza. Ik nam een pizza met kip en peer en dat was een aangename verrassing.

Het verblijf

Hôtel du Commerce, opnieuw een gezellige chambres d’hötes, met dit keer nog wat extra ruimte ten opzichte van de vorige. Een klein beetje uit het centrum, maar aangezien Fécamp niet al te groot is maakt dat niet zoveel uit.

Dag 2: Villainville – Étretat

25.848 stappen gezet (20,4 km, waarvan 13 km op de GR 21)

328 meter gestegen, 425 meter gedaald

Terug naar de weg des doods

Ondanks mijn voorafgaand buikgevoel, mee ingegeven door de helletocht langs de autoweg, en bijhorende vooroordelen, bood het Domaine niet enkel een goede overnachting (Tahiti-style) maar ook een lekker ontbijt, met pain au chocolat, een croissant, wat brood en een suikerrijk taartje, wat zelfs voor Sara wat zoet was. We moesten evenwel opnieuw de kilometer op de Weg des Doods afleggen, met 1 niet al te ongevaarlijke ervaring in een bocht. Gelukkig kwamen we heelhuids op de GR, waar ons vandaag een korte tocht naar het populairste kustdorpje wachtte.

Een verderzetting van dag 1

De wandeling zelf was dus eerder aan de korte kant, met een dikke 13 km. Maar het bood wel wat memorabels aan. De eerste kilometers waren vooral een verderzetting van de eerste dag, met heel wat velden en akkers. Ter afwisseling kregen we daarna wel het betere boswerk voor een goede 1,5 km. Een volwaardige langeafstandswandeling heeft immers bos nodig. Daarna volgde opnieuw wat weideland, met de karakteristieke Normandische huizen mooi in het landschap verweven, of soms verstopt achter een indrukwekkende haag.

Op de eerste dag ontbrak het wat aan memorabele dorpjes. Le Tilleur is de eerste kanshebber. De straatjes zijn gezellig en er is een klein historisch momentje. Middenin het dorp staat het en stenen stoel van waaruit eeuwenlang recht werd gesproken. En ondanks onze tegenslag van gisteren wisten we er een vers stokbrood te scoren. Win-win!

Naar de befaamde kliffen

Daarna waren we nog slechts een wandeling doorheen de velden en akkers verwijderd van de zee en de kliffen. Onze eerste vuurtoren liet ook niet te lang op zich wachten. Étretat biedt de meest bekende rotsformatie van de Albasten kust aan, met dank aan Monet en de andere kunstenaars die deze vereeuwigden, en dat is er aan te merken. De rust van gisteren is vandaag veranderd in een Blankenbergeniaanse mensenmassa. Net voor en net na het dorpje hijsen slierten mensen zich naar boven, de 1 fysiek en vestimentair al wat beter uitgerust dan de andere. Bij het afdalen staan we zelfs even in de file.

Op de dijk, waar de mondmaskerplicht opnieuw was ingevoerd, was het qua volk niet al te beter. Gelukkig vonden we nog een stukje strand om ons eigen te maken, in de relatieve luwte, in de mate van het mogelijke. In Étretat is COVID misschien ook wel een zomergast, maar de andere badgasten leken het onder deze zonnige omstandigheden niet al te veel van aan te trekken.

Étretat is populair bij alle standen, kleuren en nationaliteiten. Schroom voor het menselijke/eigen lichaam lijkt hier helemaal afwezig. Misschien ligt het we aan het feit dat ik al heel lang niet op een plek als deze was geweest, waarbij kiezels worden geclaimd al was het een oorlog. Étretat heeft mooie natuur en her en der, weg van de dijk gezellige straatjes. Maar het is er voor het grootste deel wel wat druk.

Een mooie valavond

Hoewel het lange tijd niet minder druk werd, konden we toch genieten van een gezellig avond. Na een degelijke maaltijd klommen we nog naar de Notre Dame de la Garde-kapel, waar de plaatselijke jeugd een clip aan het draaien waren voor een lokale rapper, of dat is toch wat ik er van maakte. In 1854 besloten de inwoners om een ​​kapel te bouwen gewijd aan de Heilige Maagd. De matrozen droegen de materialen voor het gebouw op hun rug en armen. Op 6 augustus 1856 werd het ingezegend als kapel voor vissers en zeelieden. Het werd in 1942 vernietigd door de Duitse bezetter en in 1950 heropgebouwd.

De mooie setting en het prachtige vergezicht over water en kliffen werd wat verstoord door de jongeren, maar hun creatieve exploten werd dan weer zelf geboycot door het plotse opduiken van een toeristentreintje. Bij het dalen botsten we dan weer op een plaatselijke processie ter ere van de Maagd Maria. Als laatste spektakelstuk zagen we een meeuw een wafel uit de handen van een nietsvermoedende vrouw stelen. En dat op de plek waar de bedenker van meester-dief Arsène Lupin heel lang verbleef.

Het eten

Restaurant Du Perrey – Een kippenburger met licht gezouten frietjes. Niets speciaal maar goed vullend na een warme wandeldag.

Het verblijf

Le Rayon Vert – Zeer ruime kamer met jacuzzi, een gemengde ervaring, aangezien het gekozen programma maar niet leek te eindigen en ik vreesde voor eeuwig in de bubbels gevangen te zitten.

Dag 8: Deià – Esporles

Deià

Deze laatste dag stond in het teken van een van de meest opzienbarende stukken van de hele GR221, de Cami de s’Archiduc, een pad dat aan het einde van de 19de eeuw uitgehouwen werd zodat Ludwig Salvator, een telg van de Habsburgdynastie met een bijzondere liefde voor Mallorca, er met zijn paard naartoe kon. Het pad ligt 800 meter boven de zeespiegel, en biedt de mooiste uitzichten over de baai van Deià en het Tramuntana-gebergte. Met mijn significante dosis hoogtevrees had ik mij hier op voorhand druk in gemaakt. Want die mooie vista kwam er natuurlijk ook voor een stuk omdat het zo dicht tegen de afgrond ligt. Maar goed, het ontbijt van Es Moli was rijkelijker dan goed was voor iemand die 700 meter moest stijgen op een goede 3 à 4 km.

Deià – Cami de s’Archiduc

Uiteindelijk viel het zowel met dat klimmen als met de Cami zelf goed mee. Zoals dat vaak gaat maak je je op voorhand vaak druk over de zaken die je later het meest bijblijven, en dat was hier niet anders. Het pad kronkelde naar boven, steeds steiler, en ons hotel, dat vanwege het dakzwembad goed zichtbaar was, werd een steeds kleinere vlek. Uiteindelijk viel het zelfs met een zekere mate van hoogtevrees goed mee, los van een stukje waar ik liever over de redelijk uit de kluiten gewassen rotsblok klom dan het smalle pad vlak naast de achtergrond te nemen. Na een flink stuk klimmen kwamen we aan het begin van de Cami. Een goed moment om even te rusten en te genieten van het uitzicht.

Cami de s’Archiduc – Valldemossa

Zoals hierboven al gezegd is de Cami een laat negentiende eeuwse toevoeging, op vraag van Ludwig Salvator von Habsburg. Het pad dat hij liet uithouwen is maar een deel van zijn erfenis op Mallorca. Hij liet ook nog onder andere een paleis bouwen in s’Estaca. Op Mallorca hield hij zich bezig met de studie van fauna en flora en lapte vaak de regels van de etiquette aan zijn laars. Zo mengde hij zich tussen de Mallorcanen en begon hij zelfs een affaire met een plaatselijke vrouw, Catalina Homar. Het pad loopt zowel op de kam van de berg als langs de flank. Het is daar waar je het beste zicht hebt over de zee en de dorpen die 800 meter lager liggen.

De GR 221 doet niet de hele Cami aan. De route is een goede 19 km en aangezien je het eerste stuk al redelijk lang doet om naar boven te gaan, is de extra detour, als je naar Esporles gaat, moeilijk in te passen. Wie eindigt in Valldemossa heeft echter geen enkele reden om niet zijn tijd te nemen op deze bijzondere plek. Wij moesten echter alweer een flink stuk dalen, naar Valldemossa dus. Het pad slingert ditmaal naar beneden, tussen de bossen, met onder andere ook een passage langs een watertank. Na een tijdje wordt Valldemossa (je kan het zingen op de tonen van “Zaragozaaa”) zichtbaar. Het is dan nog een goed half uurtje tot je in dit kunstenaarsstadje bent.

Valldemossa – Esporles

Net als Deià was ook Valldemossa erg geliefd bij Ludwig Salvator én de kunstenaars van hun tijd. Waar het eerste plekje kan uitpakken met Robert Graves, was het tweede een geliefkoosde plek van Frédéric Chopin en zijn geliefde, George Sand (pseudoniem van Amantine Lucile Aurore Dupin). Valldemossa is een grotere versie van het eerder bezochte Fornalutx, met ook vele kleine, vaak steile steegjes, vol met kleurige bloemen. Het is er aangenaam vertoeven, al blijf ik toch meer onder de indruk van Deià.

Maar de dagtaak was natuurlijk naar Esporles geraken. Vanaf dit stuk is de route amper nog bewegwijzerd en moet er gebruik worden gemaakt van zogenaamde steenmannetjes. Dit zijn stapels stenen die gevolgd kunnen worden om het juiste pad te nemen. Meestal is het wel duidelijk hoe het pad gaat, maar op bepaalde stukken is het geen overbodige luxe.

Meteen na Valldemossa is het aardig stijgen. Daar kom je de restanten van een stenen watertank tegen, samen met de restanten van een woning die net zoals de tank gebruikt werd door arbeiders op een aanpalend domein, Sa Comuna. Dit tweede gedeelte klimt nog tot twee maal toe, een keer vanuit Valldemossa naar 700 meter en een keer naar de Pla de l’Aljub, waar in de buurt nog meer restanten van o.a. een oven en een watertank te vinden. Je krijgt opnieuw passages over puntige rotsen, soms zelfs met het betere klauterwerk om uiteindelijk uit te monden in een goed begaanbaar pad tussen de bomen, waar je dus bovenstaande restanten vindt. Je daalt ten slotte nog een keer tot je nog eens een wegwijzer van de GR tegenkomt. Vanaf daar is het nog een goed uurtje op asfalt (helaas) naar Esporles, een niet zo charmant plekje.

Esporles

En daarmee zat ons avontuur op de GR 221 er op. Er zijn in principe nog enkele etappes om hem helemaal te wandelen. Dit is dan het stuk dat nog niet bewegwijzerd is. Het gaat hier concreet over Esporles naar Estellencs, van Estellencs naar La Trapa en van La Trapa naar Port d’Andratx.  Dit staat zeker nog op de to do, maar die to do-lijst dikt uiteraard wel aan. Voor een liefhebber van Brits groen was de GR 221 in ieder geval een heel interessante en afwisselende ervaring en een grote aanrader voor mensen die zon en zee graag gecombineerd zien met natuur en het betere stapwerk.

Het eten

Esporles is niet zo groot en ook niet zo levendig, toch zeker niet op het moment dat wij er waren. Sa Bodega d’en Rino is een pizzaria die er uitziet als een cafetaria maar wel goede pizza’s heeft. En Tinto de Verano!

Het verblijf

Hostel Sa Fita is een hele toffe hostel met een toffe en joviale eigenaar, Juan, zelf een liefhebber van wandelen en klimmen. In zijn beste Engels gaf hij ons een rondleiding door het historische pand. De kamers zijn goed, de faciliteiten ook en de hostel heeft ook hele goede voorzieningen, inclusief een mooie tuin.

Trivia

– Ludwig Salvator was, zoals hierboven al gezegd, een bijzonder figuur. Hij liet het hof achter zich en trok de wijde wereld in. Hij reisde niet enkel naar de toen nog onbekende Balearen om de fauna en flora in kaart te brengen, maar ook onder andere naar Sicilië en de Ionische Zee. Hij was ondanks zijn status iemand die gesteld was op een normaal leven. Zo is er een anekdote dat hij uitgenodigd was, waarbij de gastheer er op stond dat hij zich kleedde zoals het een aartshertog betaamt. Toen hij aankwam goot hij de soep in zijn zakken, en verliet het huis met de woorden “Je hebt niet mij maar mijn outfit uitgenodigd. Nu mijn outfit gegeten heeft, kan ik weg.”

– Tinto de Verano bestaat uit een deel wijn en een deel soda, vaak limonade. Het is een zoetere versie van de Sangria. Ik hou ervan.

– Valldemossa is de geboorteplaats van Catalina Thomas, de patroonheilige van Mallorca. Daarom zijn er op de huizen kleurrijke tegels te vinden die het verhaal van Santa Catalina uit de doeken doen.

DSC03510

Dag 7: Sóller – Deià

Sóller

Na 4 avonden en 3 dagen in Sóller, gingen we dit aangename stadje verlaten. Tijdens onze dagtocht naar Port de Sóller hadden we al een groot stuk van de GR221 naar Deià bewandeld. Gelukkig hadden we een ervaren metgezel die Sóller en omgeving als zijn broekzak kende, waardoor we een alternatieve route konden nemen. En die route zou ons naar een bijzondere plek voeren. Vanuit ons huisje in Sóller konden we namelijk een boom zien, door onze reisgezellen de eenzame boom genoemd. Vandaag zouden we dit opmerkelijk punt van dichtbij kunnen zien.

DSC03276

De eenzame boom

Sóller – Eenzame boom

Wie de heuvels op bovenstaande foto bekijkt, ziet dat er vandaag opnieuw wat geklommen zal moeten worden, al blijft het beperkt tot een goede 300 meter. Het begin van de dag is echter tamelijk stijl, het grote klimwerk zit in dit eerste stuk, en met de zon die al van ’s morgens vroeg actief is, is het meteen zweten. Zoals hierboven gezegd volgen we niet de vaste GR 221 route, maar trekken we naar de eenzame boom. We volgen voor een stuk een lokale weg, die ons onder andere naar Finca Son Mica brengt. Een finca is een domein met bijhorend gebouw, doorgaans gelinkt aan agrarische activiteit (bv. olijfteelt). Deze verdelen Mallorca nog in stukken, maar zijn vaak in het bezit van buitenlanders. Sommigen zijn ook omgebouwd tot B&B’s en Hotels. Finca Son Mica is hier een voorbeeld van. Vooraleer naar de eenzame boom te trekken, genieten we nog van een glas versgeperst appelsiensap, met zicht op de Tramuntana.

Eenzame boom – Deià

Vanaf de eenzame boom is het niet meer zo ver van Deià. Het is sowieso een korte dag, waardoor we konden genieten van het weer en het uitzicht. Na een tijdje wordt de zee zichtbaar tussen de bomen. Er deed zich dan ook geregeld een opportuniteit voor om een rustplekje te vinden om iets klein te eten, met zicht op zee en bergen. De hellingen zijn hier eerder bebost. Af en toe zie je een verloren gebouw.

Een ondertussen typisch pad, met droge stenen aan de ene kant en olijfterrassen aan de andere, voert ons in dit tweede stuk naar Deià, een romantisch (en Romantisch) kustdorpje, gebouwd rond een heuvel met terrassen. Met enige zin voor overdrijving leek het even op een groene planeet uit de Star Wars-saga. Vooraleer naar het dorpje zelf te trekken maakten we nog even tijd om naar de Calla, het strand aan de baai, te gaan en op de kiezels te genieten van de prachtige omgeving.

Deià

Deià is samen met Valldemossa, waar we op onze laatste wandeldag zouden passeren, een plaats waar kunstenaars allerhande zich thuisvoelen. Je kan cru stellen dat we de eerste dagen in een gebied zaten waar je traditiegetrouw veel Duitsers tegenkomt, en dat vanaf Deià de Britten en de Fransen het overnemen. De bekendste van deze figuren is waarschijnlijk de Engelse dichter Robert Graves. Wie hier rondwandelt kan niet anders dan de aantrekkingskracht begrijpen.

DSC03433

Het eten

We kozen voor tapasbar Sara Ball, waar we ons tegoed konden doen aan de usual suspects (patatas bravas, spinazieballetjes, vleesspiesjes, geroosterde groenten, etc.). We kregen ook nog gratis en voor niets een jazzconcert, wat helemaal paste in de sfeer van de tapasbar en het dorpje zelf.

Het verblijf

De refugi in Deià was voor de dag dat we er waren al bezet. Daarom hadden we als enig alternatief Es Moli, een redelijk prijzig en redelijk chique hotel waar we als stinkende wandelaars misschien een beetje uit de toon vielen. Na een douche lieten we het niet aan ons hart komen. Het was fijn om o.a. te kunnen genieten van het zwembad, tussen de bergtoppen, en het luxueus en gigantisch uitgebreid ontbijt. Even begreep ik de charme van een all-in vakantie met zwembad, maar de wandelaar in mij wou de volgende dag alweer meer.

Trivia

– Robert Graves was een verdienstelijk poëet, maar zijn werk als classicus wordt vandaag gezien als te weinig kritisch en ongefundeerd. Hij schreef werken over mythologieën en koppelde die aan een centrale godin, die in alle verschillende culturen terugkwam, iets wat onvoldoende onderbouwd werd. Hij speelt hiermee wel een rol in contemporaine hedendaagse cultussen.

– Waar jongeren en rotsen zijn, daar is het fenomeen van het rotsspringen. Ook op het strand van Deià is er een verleidelijke rots die jong en minder jong gebruiken om op kunstige of knullige manier het water in te duiken.

– Mallorca heeft uiteraard ook een eigen specifieke keuken. In de tapasbars ziet men vaak Tumbet terug, een schotel bestaande uit gegrilde aubergine, tomaten, rode pepers, aardappeltjes, olijfolie en look. Ook is er Pa amb oli, inderdaad, brood en olijfolie, met soms ook nog tomaten en look. Het moet wel gezegd worden dat het Mallorcaanse brood bijzonder lekker is.

Dag 4/5/6: Sóller en omgeving

Ditmaal een ander format. Aangezien we drie dagen in Sóller verbleven kunnen dag 4, 5 en 6 iets moeilijker als een dagetappe worden beschreven, enerzijds omdat het stadje niet altijd verlaten werd, anderzijds omdat het niet echt een vast wandelpad volgde. Maar we hebben die drie dagen natuurlijk wel vanalles gedaan, en dus kan het de geïnteresseerde lezer misschien interesseren en inspireren.

Sóller

Sóller is voor Mallorca-gangers een begrip, vooral door het houten trammetje dat door de stad rijdt en menig postkaart siert. Een soortgelijke treintje vertrekt vanuit de hoofdstad Palma. De stad heeft uiteraard een gezellig plein, met bijhorende bijzondere kerk en fontein. De banco de Sóller werd dan weer gebouwd door een leerling van Gaudí. Verder staat Sóller ook gekend omwille van hun appelsienijs. Het stadscentrum heeft uiteraard ook een winkelgedeelte, waar naast de gebruikelijke toeristische zaken en kleding men ook een winkel met wandelgerief kan vinden. Voor de rest is er een klein natuurhistorisch museum met bijhorende botanische tuin.

Port de Sóller

Bovenstaand trammetje brengt de ietwat luie toerist naar Port de Sóller, de haven en residentiële en toeristische zone die aan de baai van Sóller ligt. Wij verkozen om een stuk van de GR 221 te volgen en op de plek waar een appelsienverkoopster haar waren uitstalde het pad te verlaten en richting de port te trekken. Het landschap is er soortgelijk aan de voorbije dagen, met terrassen en olijfbomen, al klim je vandaag niet erg hoog. Na een tijdje daalt het pad waarbij je de blauwe baai ziet. Eens je aan de refugi komt is het nog een goede kilometer tot aan het strand. Port de Sóller is misschien ietsje minder esthetisch, maar de ligging, in de baai en omringd door het Tramuntana gebergte is wel 10/10.

Fornalutx

Fornalutx is het tweede mooiste dorpje dat we in Mallorca hebben bezocht (het mooiste volgt in de volgende bijdrage). Het combineert de typische Mallorcaanse architectuur met smalle en steile steegjes, een mooi binnenplein en een bevolking die houdt van bloemen, waardoor deze kleine straatjes ook vaak versierd zijn. Op deze derde dag vanuit Sóller klommen we eerst naar Sa Capalleta, een bijzonder kapel in dezelfde modernista-stijl als de bank. Zeker de omweg waard. Van daaruit klim je nog verder omhoog en geniet je van het uitzicht van de Mirador de Ses Barques. De hoogte is nu tamelijk aanzienlijk, of beter gezegd, het ging heel snel omhoog, en daarna blijf je op dezelfde hoogte en kom je iets minder dan een uurtje later in Fornalutx. Na een lekkere lunch en een versgeperst glas appelsiensap, keer je via het gehucht Binibassí terug naar Sóller

Alternatieven

Er zijn nog verschillende mogelijkheden voor dagetappes vanuit Sóller. Je kan bijvoorbeeld ook naar Sa Foradada of een van de torrents bewandelen. Je kan ook verder gaan richting Deía, maar dan zitten we terug op de GR 221. (En dus bij het vervolg)

Dag 1: Prestatyn – Bodfari (21 km)

Van noord naar zuid

Zoals in de korte introductie al gezegd, gaat deze blogreeks over ongeveer de helft van Offa’s Dyke Path en wordt er van Prestatyn in het noorden zuidwaarts getrokken richting Knighton. Dit had vooral te maken met praktische overwegingen. Men geraakt in Prestatyn via een bescheiden treinreis. Eerst vanuit Brussel-Zuid naar Londen St. Pancras en vervolgens van Euston naar Prestatyn via Chester. Deze binnenlandse treinrit bestrijkt 2 uur en 40 minuten, wat in principe nog goed meevalt. Het is ideaal om alvast in te lezen over de reis en te genieten van het steeds groener en heuvelachtiger worden van het landschap.

Prestatyn zelf is een van de Welshe kuststadjes die populair waren als resort in de victoriaanse periode (zoals onder andere ook Llandudno). Vandaag trekt het ook best nog wat volk aan. Met de jaren werd het echter zo populair dat er heuse holiday camps kwamen. Hoe dichter bij de zee, hoe minder charmant de huizen worden. Een kilometer verwijderd van de promenade worden de residenties al exclusiever, en aan het begin van de wandeling wordt de invloed van de victoriaanse badgast duidelijker. Om de eerste dag met volle maag en goede moed aan te kunnen vatten, overnachtten we in Prestatyn zelf, in de B&B Plas Ifan, met een mooie kamer en een goed ontbijt.

030

Bijzondere koepel met zicht op Prestatyn

Prestatyn – Rhuallt (13 km)

Na het verlaten van de zee en de promenade gaat het al snel bergop voor een pittige klim richting de Bryn Prestatyn Hillside. Het wandelpad is omringd door gele gaspeldoornen en varens, die even later nog in grote getalen opduiken. Voorbij de flora kijkend, is het uitzicht op het kuststadje, de zee en de rijen windmolens de inspanning waard. Het is wel meteen duidelijk dat het niveau hoger ligt dan op Hadrian’s Wall, en dat na een goede vijfhonderd meter. Een te snelle conclusie? Neen, zo zal blijken. Eens voorbij de struiken en planten wordt de rest van dit gedeelte vooral getypeerd door groene weiden, velden en heilanden. In combinatie met de helderblauwe lucht, vormt dit een geheel dat meteen Wales uitschreeuwt.

042

Blauwe lucht, groene velden

Rhuallt – Bodfari (8 km)

Rhuallt is een klein dorpje met een pub en een stuk of drie staten, maar dat is het dan ook. Niet genoeg om te blijven plakken, en dus wordt de dagtocht verdergezet. De velden worden meer en meer bewoond door allerhande dieren, voornamelijk koeien en schapen, maar af en toe duiken er ook rare snuiters op, die men niet meteen verwacht in de Welshe weiden. Na wat gegrom en gespeek, konden Sara en ik ons toch een weg banen tussen deze bijzondere dieren.

058

Wales: meer dan gewoon wat schapen

Daarna volgen nog wat meer groene heuvels, poortjes, zogenaamde stiles (trapjes en dergelijk om over muurtjes te klimmen) en het occassionele architecturale element, zoals het kerkje St. Bueno. Daarna is het terug wat klimmen op een groen heuveltje, tot er een passage volgt waar het pad tussen de varens amper nog te ontwaren is. Met de armen in de lucht en het betere duwwerk, geraken we toch voorbij de struikenmassa. Deze eerste passage blijft qua hoogte nog bescheiden, maar wat Offa’s Dyke Path karakteriseert is dat het wel steeds op en neer gaat, en niet via slingerwegen maar recht naar boven en naar beneden. Dat is ook in deze eerste passage niet anders. Uiteindelijk nemen we nog even van de gelegenheid gebruik om in het gras te liggen en te genieten van het mooie uitzicht.

080

A hill with a view

Na een laatste beklimming, die de knieën toch enigszins test, is het opnieuw een goede driehonderd meter stijl naar boven, tot onze bestemming, Bodfari. Deze eerste wandeldag was zeker memorabel. De zee ligt achter ons, en voor ons de eerste echte uitdaging, de Clwydian range.

Het eten

Zoals het zo vaak gaat met kleine dorpjes was er ook in Bodfari een beperkte keuze. Wij gingen naar The Downing Arms, alwaar wij ons naar goede gewoonte trakteerden op een hamburger en een goede pint bier. In het heengaan maakten we de fout via de nogal drukke weg te gaan, in het teruggaan konden we echter rekenen op het advies van een local, zodat we een veilige maar wel vermoeiende binnenweg konden nemen.

Het verblijf

Het zoeken van een verblijf in Bodfari was geen evidentie. Twee B&B-eigenaars die nog in onze reisgids stonden waren inmiddels gestopt, eentje haar moeder, die mee de B&B uitbaatte was net overleden en een andere was volzet door een huwelijk. Gelukkig konden we terecht in Llety’r Eos Ucha, gerund door een plaatselijk gemeenteraadslid Ian Priestley (Niet te verwarren met Ian Paisley, haha…). De kamer was zeer ruim.

Bijzonderheden

 – De ll (dubbele l) wordt in het Welsh uitgesproken als een slj waarbij je als een lama door je tanden blaast.

– Toeval wil trouwens dat ook we ook echt lama’s tegenkwamen onderweg. En toeval wil dat die het wel degelijk leuk vonden naar ons te blazen.

– De start van Offa’s Dyke Path heeft zijn eigen sculptuur dat verwijst naar zowel “het begin” als “het einde” voor elke wandelaar dus wat wils.

019

Het monument aan de start/einde van de trail

– De traditie wil dat je je schoen nat maakt in de zee en een schelp meeneemt vanuit Prestatyn en die op het einde in Severn het water ingooit.