Dag 3: Dresden – Bad Schandau

Vals alarm

De ochtendstond heeft vaak goud in de mond. Deze ochtend had het echter vooral een pittig element en een wat bittere nasmaak. Genietend van het ontbijt in de tuin van het hotel, werden we plots opgeschrikt door een brandalarm. Het toeval wilde dat Sara de gsm had laten insteken om op te laden wat het paniekbrein meteen triggerde. Eerst was het dus wat verwarrend, maar toen er drie grote en een kleine brandweerwagen met sirenes kwamen aangereden, werd het toch wat spannender. Gelukkig bleek het loos alarm en kon het blusmateriaal snel opgeborgen worden.

Barokke patsers

We verlieten het gastvrije Martha en bezochten eerst de zeer barokke Frauekirche, om daarna in de musea in het voormalige paleis van de keurvorsten rond te dwalen. Hier was het uitpakken en opzien baren aan 200% met naturalia, artificalia, wapens en wapenuitrustingen, Ottomaanse uitrustingen en tenten en, voor de liefhebbers (ik ben er geen van), de derde grootste muntcollectie van Duitsland. Ook waren er enkele imposante zalen, doorgaans niet bemeubeld, maar daarom niet minder tot de verbeelding sprekend.

Na ons bijna drie uur zoet te houden in het museum, kochten we lunch kopen in het al even decadente, maar veel modernere shoppingcenter Altmarkt. Ons middagmaal werd verorberd aan de Elbe, op de zogenaamde Brühlsche Terrasse, een verzameling van allerhande historische gebouwen in een kleine parkomgeving. De volgende bestemming was opnieuw het station (3x keer is scheepsrecht) die ons deze keer echt naar de Säksische Schweiz ging voeren. Van Dresden (+- 550.000) inwoners naar Bad Schandau (+- 3.500)

Naar de Säksische Schweiz

Terwijl we op de trein zaten, kwam de voorspeelde neerslag uit de lucht vallen. Meer dan de dagen ervoor veranderde het landschap in sneltempo. Nog maar twintig minuten van Dresden konden we al genieten van bossen, heuvels en de Elbe die oevers en dorpen doormidden kliefde. Wat ook opviel, ondanks het feit dat onze weerapp een onweericoontje aangaf, waagden diverse mensen zich nog in kajakken en bootjes op de rivier.

Vlakbij het station van Bad Schandau was de ferry te vinden die personen van de ene kant naar de andere kant van de Elbe voert, naar het centrum. Daar was ons hotel ook vlakbij te vinden, een geel gebouwd met de treffende naam Elbhotel (Niet te verwarren met Elbresidenz en Elbterrasse, die op een boogscheut van elkaar liggen).

Een ruïne en een gezellig dorpje

Omdat het al snel gestopt was met regenen, zagen we onze kans schoon om het klein dorpje wat te verkennen. En toen we op het stadsplannetje plots “schlossruin” zagen staan, konden we onszelf niet bedwingen. Het was meteen een goede oefening voor de komende dagen. Het pad leidde gedurende 500 meter naar omhoog, eerst via houten en ijzeren treden, dan via een slingerende bosweg.

De ruïne zelf was een semi-ruïne. Er stond op deze plaats wel degelijk een echt kasteel dat in de 15de werd beschadigd. Maar de ruïne zoals die vandaag te bewonderen (en een beetje te beklimmen) is, is eigenlijk een folie die men in de negentiende eeuw heeft herbouwd met te stenen van de oorspronkelijke tolburcht. Het was echter wel en mooi gelegen en we kregen zo ook een eerste panorama.

Na de installatie in het Elbhotel liepen we nog even door de gezellige straten van Bad Schandau, met al wat tekenvertier (met het potlood, niet met de vieze beesten die ziekten geven). We vonden nog een leuk plekje op het terras van ons hotel en genoten daar van onze eerste echte Duitse kost.

Het verblijf

Het Elbhotel is een groot hotel gelegen aan de Elbe. De kamers zijn er eveneens groot en het verblijf zeer comfortabel.

Het eten

Een soort omelet-quiche met champignons, ui, spek en patatjes. Sara ging voor de schweineschnitzel.

Dag 2: Hannover – Dresden

Treinobservaties

De nacht was best verkwikkend na een relatief vermoeiende dag en een avond vol schlagers op televisie. Het ontbijt in de Premier Inn was eveneens veelzijdig, met voor elk wat wils. Ik probeerde voor de leut en uit interesse de vegan salami. Het was beter dan verwacht.

Rond kwart voor tien verlieten we het hotel richting station. Sara nam de taak op zich om onze proviand aan te vullen, met wisselend succes. Geen broodjes, wel wilde bloemenkaas die best prijzig was. Op de trein was het even puzzelen met de zakken. Het hielp niet dat er een paar ogen in mijn nek priemden en instructies door vreemden werd gepreveld in het Duits.

De vier uur durende treinrit tussen Hannover en Dresden gaf de gelegenheid om het landschap en het wisselen ervan te observeren, hoewel de variatie ervan beperkter bleek dan gedacht. Het was voor een groot stuk pastoraal, met akkers en velden. Soms was het al eens wat meer bosrijk, soms meer glooiend. Ook wisselden oude en nieuwe windmolens elkaar af (weliswaar met een ratio in het voordeel van de nieuwe). Al bij al deed het vooral denken aan kolonisten van Catan.

De meeste haltes klonken vertrouwd in de oren. Magdeburg had een mooie, weliswaar verkleurde dom. Braunschweig was dan weer een iets minder indrukwekkend provinciestadje. We stopten ook in Halle, een licht verwarrende ervaring. Het was na dit bekend onbekend rustpunt dat we ons waagde aan de exotische en prijzige kaas, wat beter meeviel dan verwacht.

Nieuwe oude barok en Romantische zielen

Anderhalf uur later arriveerden we in Dresden. We wandelden eerst naar het hotel, dat gelegen was in de wijk Neustadt, aan de andere kant van de rivier. Zo kregen we een eerste impressie van het Firenze aan de Elbe. De barokke stad werd heropgebouwd na de vernietigende bombardementen. Negentig procent van de binnenstad was vernietigd. De restauratie zou decennia duren en pas na de eenmaking afgerond worden in zijn huidige pracht.

Het is een gegeven in de meeste Duitse steden. Het historische is per definitie niet authentiek. Maar dat maakt het niet minder mooi. Ons hotel, hotel Martha, lag in het nieuwere gedeelte, ook al had het meer dan honderd jaar geschiedenis als herberg/hotel/overnachting. Op de website is te vinden dat het ook een christelijke traditie kent. En inderdaad, het nieuwe testament was op het nachtkastje te vinden.

Na ons geïnstalleerd te hebben gingen we naar het Albertinum, een kunstmuseum dat heel wat te bieden heeft. Zo zijn er heel wat werken van Romantische schilders. Naast de gekende Caspar David Friederich kregen we ook al wat voorsmaakjes van onze wandelroute dankzij onder andere Johann Gottfried Jentzsch  en Johann Gottlob Schumann. Het is meteen duidelijk dat het landschap van de Säksische Schweiz mooi en inspirerend is.

Zaal na zaal schoven de decennia op. Van realistischere pastorale taferelen ging het al snel naar het impressionisme en expressionisme. En gezien de specifieke Duitse context was er ook een zaal geweid aan de Weimarperiode en Nazi-Duitsland, met verschillende stijlen, invalshoeken en politieke zijden. En zelfs het hedendaagse kon charmeren, met Gerhard Richter en een kleurrijke installatie.

Die eerste had een indrukwekkend werk waarin hij 48 fotorealistische maar artistiek wazige portretten maakte van 48 mannen die op een of andere manier de vaderfiguurrol opnam voor de man en de artiest Richter. Onder andere Thomas Mann, Oscar Wilde en Franz Kafka passeerden de revue. De manier van presentatie, van de blik naar rechts tot de blik naar links, en een spiegelinstallatie in het midden maakten het werk erg de moeite. Het Albertinum heeft dus een gevarieerde collectie in een mooi jasje.

Het Firenze aan de Elbe

Na ons museumbezoek gingen we naar een van de vele tapas bars in het centrum. Een excellente keuze, ook al koos ik de verkeerde kleur wijn en zag ik mij genoodzaakt om deze alleen binnen te hijsen. Na het eten deden we nog een kleine wandeling langs de Elbe en het oude stadsgedeelte. Hoogtepunt hiervan was de Zwinger, een voormalig paleizencomplex dat vandaag vooral dienst doet als plek voor musea allerhande.

Zelfs ondanks de werken aan het binnenplein was het een prachtige plek, vol barokke grandeur. Door de combinatie van de vele standbeelden, balustrades, trappartijen en een heuse waterpartij kon je je wanen in een Italiaans palazzo. Dresden delivers! En we hadden nog wat tijd om hier dingen te ontdekken en er nog even te vertoeven. Goede vooruitzichten.

Eten

Las Tapas. Een drukke tapasbar vlakbij de Frauenkirche en de Elbe. Goed gelegen. Door de drukte werden we aan de toog gezet, maar dat was op zich geen probleem.

Verblijf

Hotel Martha is een net hotel met een hoop geschiedenis in het deel Neustadt.

Dag 1: Brussel – Hannover

Bij de zoektocht naar een reisbestemming kwamen we via onze lange shortlist uit bij twee favorieten. De keuze ging uiteindelijk tussen het douanierspad van Bretagne en de Malerweg in het Duitse Saksen. Uiteindelijk besloten we om voor de meest ‘exotische’ optie van de twee te gaan, uiteraard in alle relativiteit. Zo boekten we onze reis naar Duitsland, onze eerste echte keer bij de Oosterburen, om daar meteen een van de meest aangeprezen wandelpaden van Europa te temmen.

Onze eerste tussenstop van onze voorgesneden route lag in Dresden, een dikke negen uur met de trein. We hadden echter al van verschillende bronnen vernomen dat de Deutsche Bahn niet synoniem stond voor de vermeende Duitse degelijkheid en betrouwbaarheid. Tel daar nog bij dat negen uur sporen ook wat doet met het enthousiasme en energiepeil, en een tussenstop drong zich op.

Ook daar moesten we de opties afwegen. Uiteindelijk kozen we voor Hannover, een stad met geschiedenis die halfweg het traject Brussel – Dresden lag. Net als de meeste Duitse steden is Hannover een plek die ik vooral ken van de geschiedenisboeken. In dit geval van de link met het Engels koningshuis. Het werd net als andere plekken in Duitsland zwaar getroffen door de bombardementen door de geallieerden.

Treinpret

Onze eerste ervaring met de Deutsche Bahn was meteen wat chaotisch. Anders dan op andere internationale reizen is er geen keuze tussen willekeurige plaatsen en zelfgekozen plaatsen. Men heeft gereserveerde of niet-gereserveerde plaatsen. Omdat de reservatielichten en -displays past oplichtten nadat de trein vertrok, zagen we pas achteraf dat we er in respectievelijk Luik en Aken aan zouden zijn voor de moeite. Met een klein beetje hulp van de treinbegeleiders konden we alsnog plaatsen scoren die ons het overgrote deel van de treinrit comfort konden schenken.

Onze overstap was voorzien in het hoofdstation van Keulen. Passagiers die tot in Frankfurt moesten geraken, kregen de boodschap dat de trein niet verder zou rijden. Een korte stilstand voor het station was blijkbaar een voorbode van de afgelasting van de rest van de treinrit. We dachten zo te ontsnappen aan treinperikelen, maar er was toch nog een kleine adder on het gras.

De trein van onze boeking bestond namelijk niet meer in die vorm. Na ons te informeren bleek dat hij Köln-Hauftbahnhof zou overslaan en zou aankomen in het kleinere Köln-Messe. Een kleine sprint zorgde ervoor dat we daar op tijd geraakte en even later goed en wel naar Hannover aan het rijden waren. Eind goed, al goed.

Hannover, de rode draad

Ook in Hannover was het even wat zoeken. Het geplande bezoek aan het lokale stadsmuseum werd afgeblazen omdat de vaste collectie niet te bezichtigen was en de tijdelijke tentoonstellingen ons minder konden boeien. We besloten dan maar om de Rode Draad-wandeling te volgen. De brochure met extra uitleg was voor drie euro op te pikken bij het toerismekantoor, alleen was deze al gesloten om 15 uur. We konden dus wandelen, maar zonder de bijhorende context.

De rode draad, een stadswandeling van 4,2 kilometer, was ook zonder context leuk, al waren bepaalde passages en omwegen om deze reden soms wat bizar. Zo kwamen we in de winkelstraat of op een schijnbaar levenloos plein terecht. Er waren echter ook heel wat mooie bezienswaardigheden zoals het oude operahuis, het oude pestkerkhof, het herbouwde Rathaus, idyllisch gelegen aan een park met meertje en de kleine (heropgebouwde) historisch aandoende binnenstad.

We deden nog een kleine lus bij om toch even het meer (Machsee) te zien, waar een festival in opbouw was. Het zag er op papier (of op de digitale kaart) indrukwekkend uit, maar door de setting en de tenten en naders was het toch een klein beetje minder. Reken daar nog bij dat het vroege ontbijt en gebrek aan deftig middagmaal wat effect begon te hebben op het energiepeil en de lus was misschien toch een beetje van een tegenvaller.

Een levendige stad

Hannover is in het algemeen een levendige stad, met af en toe een hoek af. Op onze korte wandeling zagen we operazangers, acrobaten, breakdancers, hakkers (jawel, de dans die gelukkig niet meer en vogue is) en zelfs enkele jonge kerels die in een micro voor twee man aan het prediken waren over de liefde van Jezus Christus. De terrassen zaten vol, de straten waren gevuld. Hannover bleek een aangename tussenstop te zijn.

Het verblijf

We kozen voor Premier Inn City University, aan de achterkant van het station. Best goede ligging, vooral niet te duur en je weet wat je ervoor terugkrijgt.

Het eten

Spoon, een Italiaans restaurant in de buurt van ons hotel. Ik koos de huisgemaakte tagliatelle Parma en Sara de huisgemaakte Ravioli Porcini. En daarbij nog een lekkere tiramisu.

Malerweg en Saksische Zwitserland: Wat?

Deze zomer deden we een stukje Europa dat al lang op onze lijst stond, Saksisch Zwitserland, met daarin de bekende wandelroute Malerweg (de schildersweg, waarover later meer). Saksisch Zwitserland ligt in (verrassing) Saksen, in het oostelijk deel van Noord-Duitsland, nabij de Tsjechische grens. Het is gekend voor zijn specifieke natuurpracht. 

Een prachtig landschap 

De typische rotsformaties in de Sächsische Schweiz

De kern van Saksisch Zwitserland wordt afgebakend door het nationaal park Sächsische Schweiz, wat nog wordt aangevuld door het Nationaal park České Švýcarsko, het Boheemse Zwitserland, waar een soortgelijk landschap en geologie te vinden is. Deze is ontstaan door erosie op het vroegere zandsteengebergte, dat oorspronkelijk onder de zeebodem lag. Door deze erosie krijg je de bijzondere rotsformaties en massieven die het landschap kenmerken. 

Inspiratie voor kunstenaars en trekpleister voor toerisme 

Caspar David Friederich – Der Wanderer über dem Nebelmeer

Het landschap wordt niet enkel gewaardeerd door wandelaars. Ook al in de 18de en 19de eeuw was het populair. Eerst bij een hele resem schilders. De bekendste daarvan is ongetwijfeld Caspar David Friederich en in zijn zog andere  kunstenaars zoals Johann Christian Dahl en Ludwig Richter. Zij lieten zich inspireren door de landschappen. Zonovergoten en mistig, dag en nacht, maar steeds de grootsheid ervarend en erend. 

Ook het toerisme kwam er al vroeg op gang. Zowel in de dorpjes als op de wandelpaden zijn er verscheidene getuigen van de populariteit vanaf de 19de eeuw. Het gaat dan niet enkel over de overduidelijke wandelcultuur, maar ook hotels, restaurants en cafés pronken met een lange traditie die tot in de 19de eeuw teruggaat. Wandelen, schilderen en klimmen zitten hier wel degelijk vervat in het lokale DNA. En dan heb je nog de dorpen die uitpakken met het label “kuuroord”. 

De Malerweg 

De Malerweg is rond de 115 km en zo goed als een lus met nog een aantal kilometers naar het start- en eindpunt, dat wel een klein beetje uit mekaar ligt. Het is een relatief korte wandeling, maar heeft wel wat hoogtemeters, waardoor je best wel wat langer kunt doen over een kleiner aantal kilometers. Omwille van de toeristische aantrekkingskracht zijn de verschillende dorpen en stadjes uitgerust met heel wat hotels, B&B’s, campings en restaurants.  De dorpjes liggen kort bij mekaar en zijn verbonden via een spoorlijn. Wat wel bijzonder is, voetgangers nemen niet de brug over de Elbe. Daarvoor zijn er verschillende (zeer) lokale ferry’s voorzien.

Onze reis 

We hebben onze reis gemakshalve opnieuw bij Zuiderhuis geboekt. Het voordeel is naast het ontzorgen ook het feit dat er opnieuw bagagevervoer is voorzien. De eerste dag van de reis begint in Dresden. Aangezien dat een lange treinreis is besloten we om een tussenstop te voorzien. Dat hebben we ook gedaan op het einde. We wandelden 4 dagen (zo goed als volledig) op de Malerweg en er is ook nog een vijfde wandeldag in Saksisch Zwitserland, naar het hoogste punt.   

Etappe 4: Zuidlaren – Rolde (17 km)

Het comfortabele bed was welkom. Zeker omdat we op deze laatste dag heel vroeg uit de veren gingen. We moesten namelijk wel maar 19 kilometer doen, maar wel een trein halen tegen een bepaald uur. Onze voorziene reis, van Assen naar Rotterdam en van Rotterdam naar België was gewijzigd. Door werken tussen Rotterdam en Breda was de hogesnelheidstrein geen optie. En dus zou het een langere tocht met meer overstappen worden. Dan is het interessanter om goed op tijd de trein te nemen.

Vroeg op pad op een lege maag

Waar de voorbije dagen al wat hadden moeten improviseren met het ontbijt was dit op de laatste dag helemaal het geval. Over beter gezegd, oorspronkelijk viel er niet veel te improviseren. We waren al om 8 uur op de baan, maar de Albert Heijn van Zuidlaren opende pas om 9. We botste op een plaatselijke markt, maar daar liet de marktkramer met lekker fruit weten dat ze pas twee uur later zouden opstarten.

En dus begonnen we te wandelen doorheen Zuidlaren met in ons achterhoofd dat we in het beste geval nog ergens een bankje konden vinden om het gasvuurtje boven te halen en havermout te maken. Maar dat was uiteindelijk niet nodig omdat we met veel geluk botste op de campingwinkel van Camping De Vledder, waar we bijna de hele resterende voorraad croissants plunderde, samen met wat chocomelk in brik en ontbijtkoek. Ons geluk was duidelijk gekeerd.

Daarvoor hadden we eventjes nabij de verschillende faciliteiten van de psychiatrische instelling Denneoord gewandeld. Rond de eeuwwisseling werd hier een voorziening gebouwd door de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland. Naast een hoofgebouw zijn er ook vandaag nog heel wat bijgebouwen, woningen voor begeleid zelfstandig wonen en in het midden een kleine zorgboerderij met naast geitjes ook onder andere alpaca’s en zelfs walibi’s.

Diep, heide, hunebed

Op deze 4de dag is ons het mooiste op natuurvlak gegund. Eerst gaat het langs het Schipborgse diep, langs kleurrijke velden en het mooie waterloopje zelf. Niet veel later gingen we over een brug. Eventjes krijg je door het zeer bescheiden en zeer kortdurende stukje omhoog het gevoel alsof je in de Ardennen of Oostkantons zit.

Daarna deden we de Gasterse Duinen aan, een gebied van heide en stuifduinen. Het zanderige pad is omringd door kleurrijke heide. In de verte zagen we een boom met daar een paar Galloways die ons opwachtten. Gezien mijn ervaring met koeien ben ik niet zo happig op deze dieren, zeker niet als ze zo dicht op het pad staan. Maar we konden niet veel anders dan ze te passeren. En inderdaad, toen ik trachtte een foto te nemen begon een van hen alvast te briesen. De psychopaten op 4 poten deden hun bijnaam alle eer aan.

Ter compensatie kregen we nog een laatste hunebed voorgeschoteld. Het werd toegeschreven aan het trechterbekervolk en is 6,7 meter lang en 3,1 meter breed en niet meer intact. Het zou tijdens de Renaissance de bijzonder bijnaam  Duyffelskutte (vrouwelijk geslachtstdeel van de duivel) gekregen hebben en gelinkt aan mensenoffers. Vandaag is het grootste gevaar in de buurt dus bovenstaande runderen.

Een tussenstop en het hoogtepunt

Hierna volgt het nog even de mooie heidepaden om uit te komen in esdorp Gasteren waar de Pannenkoekenboerderij Brinkzicht op ons wachtte. Het was wat vroeg voor een pannenkoek, maar een koffie kon er wel in. Het gaf ons beide de mogelijkheid om ook nog eens een kleine toiletstop in te lassen en met optimale benen en blaas het laatste stuk, en mogelijks het hoogtepunt, te temmen.

Het Ballooërveld is de grootste restant woeste heide in Drenthe. Het werd gered doordat het tijdens een groot deel van de 20ste eeuw militair oefengebied was. De heide werd beschermd tegen vergrassing door kuddes schapen. Naast sporen uit de tweede wereldoorlog zijn er ook archeologische restanten en een galgenberg.

De ondergrond is zeer zanderig. Hier is het niet ijdel om te spreken over duinen. Gelukkig was de temperatuur al wat gezakt, zodat het niet nog zwaarder werd door hitte. Het ideale wandelweer maakte ook dat we enkele collega-wandelaars hadden. Een van hen had echter pech. Hoewel hij wel de intentie had om een groter stuk van het Pieterpad te wandelen, was zijn schoenzool losgekomen. Met het betere veterwerk probeerde hij dit te verhelpen, maar ideaal is anders.

Een laatste stukje zandweg door een veld (waar we werden gevraagd om maar liefst 25 meter afstand te houden van paarden en koeien!) bracht ons naar Rolde, waar we niet veel later een GR-teken naar links moesten negeren om zo in het centrum van het dorpje aan te komen. In de plaatselijke supermarkt konden we een middagmaal op de kop tikken en rustig verorberen als eindritueel van deze 4-daagse kennismaking met het Pieterpad.

Naar huis

Er restte ons nog enkel een hele hoop overstappen te beginnen met een busrit van Rolde naar station Assen. Door werken aan het spoor werd onze snelle weg via Rotterdam geannuleerd. In de plaats gingen we naar Zwolle, van daaruit naar Breda, waar we nog een pasta aten en zo, na alweer een goede zes uur onderweg in Brussel-Zuid. Door werken aan het spoor werd ik nog getrakteerd op een vreselijke busrit die even heet als oncomfortabel was. Met mooie herinneringen aan deze eerste etappes van het Pieterpad en met goesting om het vervolg te ontdekken.

Etappe 3: Groningen – Zuidlaren (21 km)

Onze hostel was ok, maar de ruimte was er nogal beperkt en het was waarschijnlijk ook niet aangewezen om een gasbrandertje boven te halen en in de kamer havermout te maken. Hoewel het zondag (en Pinksteren) was, konden we toch al terecht bij een Albert Heijn in het station van Groningen, waar we enkele koffiekoeken en een verfrissende smoothie op de kop konden tikken. Een ontbijt dat moest volstaan voor dag 3, met 21 km voor de kiezen.

Dag dag, verharde wegen

Er was nog een kort stuk op het verharde. Dat ging eerst langs de achterkant van het museumeiland en vervolgens langs het kanaal, waarbij we opnieuw eventjes naar de overkant moesten voor een omleiding. Het is niet slecht wandelen langs de Noord-Willemanskaai, maar het is toch uitkijken naar het moment dat we dit letterlijk links mogen laten liggen, want stilaan nam natuur het over van de stad.

Aan de ene kant volgden we de Hoornse Diep, langs de andere kant liggen het Hoornse meer en het Paterswoldse meer, een uitgestrekte hoop water dat voor een groot stuk fungeert als recreatiedomein. Het mooie weer nodigde ook duidelijk uit om naar buiten te trekken. Er waren heel wat wandelaars die ons voorbeeld volgden en ook fietsers en joggers passeerden met hopen per minuut. 

Onze eerste rustpauze namen we aan een bankje waar twee vrouwen met nogal enthousiaste grote honden ook aan het rusten waren. Hier staat ook een bord dat het lot van vier Britse piloten beschrijft. Zij stortte met hun vliegtuig neer boven het Paterwoldse meer. Een van hen overleefde het. Ook de Duitse piloot die hen neerschoot, Ludwig Becker, krijgt een vermelding. Een boeiend stukje geschiedenis op een plek die vandaag zo rustig is.

Aan het bankje maakten we een praatje met twee vriendinnen die net als ons het Pieterpad tackelden in verschillende fases (of dat toch hopen te doen). Op de plek staat een bord waaruit duidelijk blijkt dat we eigenlijk nog niet al te veel hebben verzet op dat vlak. Hoewel we al begonnen waren aan onze derde dag hadden we nog maar 36 km afgelegd sinds we Pieterburen hadden verlaten.

Hallo, onverharde natuurpracht

Na een deugddoende banaan zetten we onze tocht verder, waar we aan de Nijveensterkolk een koppel op een bootje zagen praten met de sluiswachter. Wil je het Paterwoldse Meer op? Dat wordt dan even pinnen. Het is handig in Nederland dat je niet te veel met kleingeld moet klungelen. Zelfs een kaarsje branden in een kerk kan met de bankkaart.

We wandelden nog even door Haren om daarna echt de natuur in te trekken. Dat begon met het nationaal park Drentsche Aa, waar het asfalt in eerste instantie nog overgaat in een kiezelsteentjespad. De natuur is echter wel aanwezig, hetzij in de vorm van meertjes en vijvertjes in een moerassig gebied, hetzij in de vorm van een ooievaar die gebruik maakt van het kunstmatig nest dat werd gemaakt voor het broeden.

Al snel veranderde de kiezelgrond in een ondergrond die vanaf dan een hoofdrol speelde, zand. We vonden het al speciaal dat in de officiële wandelgids een speciale vermelding werd gemaakt van de Lutsborgweg, de eerste onverharde doorgaande weg op het Pieterpad. Even hadden we gevreesd dat dit was omdat het zo’n unicum was, maar het bleek al snel dat, enkele tussenstukken daargelaten, we de rest van onze reis vaak op zand zouden wandelen.

Natuur en prehistorie

De schuchtere graspadjes en de compensatiebossen lagen echt achter ons. Hier is de natuur de volledige ervaring. Dat begon met Appèlbergen, een voormalig militair terrein waar vandaag schapen (gezien) en adders (niet gezien) zich thuis voelen. Naast een bos en wat veen is er ook een idyllische vijver.

Na nog wat zand volgde het Noordlaarderbos, een recreatie- en wandelbos dat omstreeks 1900 werd aangeplant. Het was een perfect plek om ons op een bankje te zetten en van onze lunch (sandwiches en wat hummus) te genieten. Onze positie, op een kruispunt van wandelpaden, maakte dat we geregeld werden aangesproken door voorbijgangers. Dagwandelaars waren nieuwsgierig naar onze Pieterpadambities, collega-Pieterpatters (ja, dit is het woord) waren nog nieuwsgieriger. Een van hen was een vrouw die Mechelen (onzer beider heimat) al enkele decennia had verlaten. Van een Mechelse tongval was niet veel meer te merken.

Naast het steeds mooier wordende landschap is er ook wat prehistorisch vertier. Door de geologische ontwikkeling en na het smelten van het ijs bleven er heel wat zogezegde zwerfkeien achter in het gebied. Het verklaart de grote aanwezigheid van hunebedden. Hunebed G1 lag een 200 meter van het pad, waardoor de meeste wandelaars het leken te missen. Dit exemplaar is het enige in Groningen dat op z’n oorspronkelijke plaats staat en is best indrukwekkend.

Even later volgden nog de hunebedden G3 en G4, ditmaal aan de zijkant van iemands tuin. Ze zijn iets langer en minder hoog, maar het blijft een indrukwekkende verzameling stenen. Deze twee werden in 1870 volledig afgegraven na lange tijd verborgen te zijn. Recent werden er ook heel wat archeologische ontdekkingen gedaan. Het Pieterpad heeft dus niet enkel natuur of zelfs maar geschiedenis in de aanbieding. Ook de prehistorie is vertegenwoordigd.

Zuidlaren

Na nog een laatste stukje zandweg kwamen we aan in Zuidlaren, een zogenaamd esdorp. Een esdorp is gelegen aan de rand van een zandgrond. Het heeft een brink (een open ruimte dat later vaak dorpsplein werd), essen (gemeenschappelijke akkercomplexen), een beek of rivier, heide en boerderijen. Rond de brink is het gezellig. Er waren verschillende terrassen en er staan enkele kramen op het plein, waaronder Waterloo, dat met Belgische vlaggen op het kraam trots verkondigt dat het Vlaamse frieten verkoopt. Het is in ieder geval wel in trek.

Wij kozen om iets te drinken in Olle Stee. Ik ging voor een verfrissende appelcider, met daarbij nog wat nachos. Het terras was gezellig en de voeten licht vermoeid, dus we besloten ook hier ons avondmaal te nuttigen, een hamburger en vegan burger, met daarnaast nog een Texel zeebries biertje met zeevenkel. Het smaakte al meer dan ons kaasbier van twee dagen terug. Daarna trokken we ons terug in het Brinkhotel, waar een comfortabel bed op ons wachtte.

Etappe 2: Winsum – Groningen (22 km)

Hoewel onze trekkershut met zo’n 9 m² vrij compact was, beschikte het wel over een gasvuurtje, waardoor we onszelf konden trakteren op wat havermout, een goede basis voor de 22 kilometer die we op deze tweede dag moesten wandelen. Na het goede ontbijt gingen we nog wat aankopen doen en waren we vertrekkensklaar om van het dubbele wierdendorp Winsum naar de grote universiteitsstad Groningen te gaan.

Allemaal beestjes

Het begin van onze tweede dag had best nog wat weg van onze eerste dag. Ook vandaag zou het nog vaak over verharde paden en dan vooral fietspaden gaan. Maar het agrarische karakter veranderde wel. Er waren minder akkers met granen en gewassen en meer weidelanden met allerhande dieren. We zagen schapen, koeien, paarden en een occasioneel varken.

Het eerste deel volgde de loop van het Oude Diepje, een kleine waterdiep vlakbij het grotere Reitdiep, dat we niet veel later zouden aantreffen en aan onze zijde hebben. Even hadden we ook iets onvoorzien aan onze zijde. Aan een boerderij vonden twee lammetjes hun weg over de omheining, niet veel later waren ze op wandel. We waren zo beleefd om de boer even te verwittigen maar die maakte zich weinig zorgen “zolang ze maar geen fietsers tegenkwamen”. Dat was nogal een lastigheid op deze zonnige dag.

Niet veel later begon onze tocht langs de Reitdiep, eerst nog verborgen achter een groene dijk met een eenzame koe er bovenop. Achter de doorgaans verborgen Reitdiep lag ook nog het dorp Garnwerd, opnieuw een deels afgegraven wierdedorp. Gelukkig kregen we toch een mooi zicht op de ophaalbrug uit 1933, de korenmolen De Meeuw uit 1851 en enkele schepen waaronder een fraai exemplaar.

Een jammerlijke omleiding

Een goede 400 meter verder wacht er een kleine domper op de feestvreugde. We botsten op een groot geel bord waarop een omleiding wordt aangekondigd. Daardoor misten we onder andere Oostum, de, aldus onze reisgids, meest geschilderde en gefotografeerde wierd van Groningen. Het alternatief was een druk gebruikt fietspad dat gelukkig wel mooi in het groen lag. Uiteindelijk kwamen we vlak bij Wierumerschouw terug op het echte Pieterpad uit.

Wachten aan de bruggen

Daarna was het over de ene ophaalburg naar de andere. Omdat er net enkele boten passeerden bij de eerste brug, volgde deze ons langsheen de hele Reitdiep, waardoor we automatisch ook aan de anderen bruggen eventjes de tijd hadden om te genieten van de warme lentezon en het kabbelende water. De boten die passeerden waren zowel kleine jachten als een uit de kluiten gewassen afvalschip. Het schepte een band met onze lotgenoten, die we altijd opnieuw op deze manier inhaalden (of omgekeerd).

Na de laatste ophaalbrug volgde ons eerste echt lange stukje onverhard op de kaart. Het pad langs het Starkenborghkanaal is een pad met kleine kiezelsteentjes. Het bood dus nog geen echt wandelcomfort, maar het luidde wel het begin in van een iets minder asfaltgeoriënteerd vervolg. Bijna aan het einde van het jaagpad zetten we ons op een bankje over de Paddepoelsterbrug. Of beter gezegd, de ex-Paddepoelsterbrug. Deze werd vernield doordat het geramd werd door een boot.

Er is een heus comité dat hoopt dat er een nieuwe brug komt. Een oudere, ietwat ruig uitziende man bevestigde dat. Hij kwam op zijn brommertje aangereden en vertelde ons dat hij al sinds zijn zevende naar hier komt. Die dag deed hij zich tegoed aan twee broodjes met haring. Het is een rustige plek aan het water, op korte afstand van de stad. De afwezigheid van de brug zorgt er voor dat hij een hoop moet omrijden om zijn gekende toer te rijden. Maar de rust, de stilte en het water, ongetwijfeld in combinatie met een hoop herinneringen, maken de omleiding toch de moeite waarde.

Van de stilte naar het gebruis

Na onze pauze zaten we niet al te ver meer van Groningen. We wandelden de stad binnen via een pad aan de campus van de Universiteit van Groningen, waar we kennismaakten met de Kopstoot Kompanen. Neen, dit is geen gevaarlijke bende, maar een vereniging voor mannen groter dan 1m95 en vrouwen groter dan 1m80. Daarna ging het naar de Noorderbegraafplaats, aangelegd in 1826. Deze begraafplaats is mooi, maar het valt in het niets met het indrukwekkende Noorderplatsoen. De voormalige vesting werd tussen 1880 en 1920 omgetoverd tot een park in Engelse landschapsstijl. Op een zonnige dag is het een ontmoetingsplek voor Groningse gezinnen en studenten. En een mooie toegangspoort voor de binnenstad.

Groningen

Die binnenstad centraliseert zich voor een stuk rond de Noorderhaven aan de Reitdiep, waar woonboten aangemeerd liggen. Ook het water is een verzamelplaats, vooral dankzij diverse terrasjes. Verder brengt een toer door de stad je nog naar onder andere diverse historische panden, van handelshuizen tot een 19de eeuwse interpretatie van een technische gemeentelijke loods en natuurlijk ook historische monumenten zoals de A-Kerk, de Martinitoren (waar we helaas te laat waren om deze nog te beklimmen), de gebouwen op de Grote Markt en de synagoge uit 1906, opnieuw ingewijd in 1981.

Nadat we onze spullen in onze kamer (Bud Gett Hostels) hadden gedropt en na een verkwikkende douche ging het naar Café De Sleutel, met een bijzonder interieur en roots in de 17de eeuw. Het is een mooie setting voor een lekker verfrissende Ginger Beer van City Farm, uit Amsterdam. Als avondeten kozen we voor een lekkere pizza bij Capricio, een gezellige en huiselijke Italiaan met een bijzondere en praatgrage Iranese eigenaar. De pizzas waren wel zeer lekker.

Na het eten was het vet echter van de soep. Groningen mag dan wel bruisen, maar onze tweede wandeldag had ons toch een zekere klop gegeven, waardoor we enkel nog een beetje konden lezen om vervolgens op een vroeg uur het stapelbed op te klimmen (in mijn geval dan toch). Het was op zich niet erg na een mooie en leuke dag en met nog twee interessante etappes voor de boeg.

Etappe 1: Pieterburen – Winsum (13 km)

Een reis naar de reis

Deze eerste dag is, alsof het zo voorzien is voor ons, een korte dag. Met maar 13 kilometer voor de boeg is het perfect mogelijk om aan te komen en zonder voorafgaande overnachting naar de eerste eindhalte te wandelen. Het was wel nog steeds voor het ochtendgloren vertrekken. Om 20 na 6 startte de reis al vanuit Halle en daarna volgde nog drie overstappen.

Tegen een hoge snelheid ging het naar Schiphol, met een kleine pauze, om vervolgens met iets minder marge over te stappen in Groningen, waar we een dag later naartoe zouden wandelen. Ten slotte bracht een lokale trein ons naar Winsum, het eindpunt van de dagetappe. Een gezwinde busrit later waren we eindelijk in Pieterburen, een dikke 6 uur na het vertrek thuis.

Pieterburen

Pieterburen zelf is klein maar gezellig, ook al zagen we maar een deel van het dorp. Er was nog ergens in de buurt een zeehondcentrum, maar deze kwamen we niet tegen. Ondanks het enthousiasme van mijn reisgezel lieten we ook de midgetgolf voor )wat het was. Omdat we over voldoende tijd beschikten voor de wandeldag besloten we onszelf wel te trakteren op een lunch. Dat deden we in de tuin van het lunchcafé Bertje Jans, genoemd naar een van de twee uitdenkers van onze wandelroute. Een tosti en een quiche (verdeeld over ons getweeën) later waren we klaar voor het feitelijke begin.

Of toch nog niet helemaal. Want we besloten nog even een bezoek te brengen aan de plaatselijke kerk. De Petruskerk (om in thema te blijven, maar toch nog een beetje af te wijken) gaat terug tot de 15de eeuw, maar de opvallende toren is wel een 19de eeuwse toevoeging, nadat de vorige werd afgebroken. Vanbinnen is het interieur nog bewaard, maar tijdens ons bezoek werd het aangevuld met kunstwerken van de plaatselijke kunstenaar Koos van Bruggen (1914-1979), die naast een carrière als huisarts zich op de beeldende kunsten toelegde.

De wierden en het water

Dit deel van het Pieterpad wordt mee vormgegeven door de zogenaamde wierden. Gelegen aan de zee heeft dit gebied een lange geschiedenis met de strijd tegen het water. In die strijd werden wierden gebouwd. Dit waren aarden woonheuvels die ervoor moesten zorgen dat bij overstromingen huis en huisraad veilig boven het water uitstak. Doorgaans was dit succesvol. Maar af en toe liep het toch mis, zoals bij de Grote Kerstvloed van 1717, die in totaal 14.000 levens eiste.

Later werden de woonheuvels heuse wierdedorpen, waarbij de belangrijkste gebouwen allemaal op een verhoging werden gebouwd. Vandaag de dag is dit her en der nog te zien. Want door beter landschapsbeheer en sterkere dijken werden de wierden meer en meer overbodig. Net zoals de muur van Hadrianus werd afgebroken voor het bouwen van huizen en boerderijen, werden ook de wierden afgegraven. Alleen werd deze grond getransporteerd naar andere delen van Nederland waar de bodem minder vruchtbaar was. Vanaf de 20ste eeuw kwam er meer en meer aandacht voor de bescherming, waardoor sommige wierden toch nog te ‘bewonderen’ zijn.

Maar dat wil niet zeggen dat water geen rol meer speelt op deze eerste dag. In de tuin van het lunchrestaurant was er al een vijvertje. En het eerste deel gaat voor een groot stuk langs de Pieterbuurstermaar, een voormalige wadgeul. Dit waren vaarwegen naar de dorpen. We volgden een klein asfaltwegje langs het water, tot we bij een houten brug de maar overstaken.

Het bleef nog even door de velden gaan. Het landschap op deze eerste dag wordt sterk bepaald door landbouw en dan vooral teelt van graan en gewassen. Wat ook een constante is, is het verharde pad. Slechts her en der gaan de voeten weg van het asfalt, doorgaans een graspad. Zelfs in het compensatiebosje Oosterbos is het op het een verharde weg te doen. Dat maakt dat het niet altijd even aangenaam wandelen is, maar het mooie landschap maakt gelukkig veel goed.

Molens, kerkjes en boerderijen

Naast de landschapselementen heb je natuurlijk ook heel wat geschiedenis en erfgoed. Dat neemt hier de vorm aan van molens, kerken en historische hoeves en boerderijen. In Eenrum brachten we even een bezoek aan de kerk. Daar werd ons een doopvont uit de 11de eeuw beloofd. Helaas was dit weggehaald om in Groningen tentoongesteld te worden. De kerk zelf was sober.

Het volgende plekje liet niet lang op zich wachten. Mensingeweer is een kleine wierde aan het Mensingeweersterloopdiep (ademt uit). Naast een hoop mooie huizen had het ook de molen Hollands Welvaart te bieden. De molen dateert van 1855 en was een koren- (maalt graan tot meel) en pelmolen (pelt gerst tot gort). Decennia na decennia ging het bergaf en in 1969 werd het door een storm vernield. De eigenaar verkocht het aan de gemeente. Bijna 55 jaar later is Hollands Welvaart in ere hersteld. Een fijn bankje aan de molen maakt het ook nog eens een goede plek voor een tussendoortje.

Wandelaars hebben vaak een streepje voor, zo lijkt. En dat is op dit Pieterpad niet anders. Mensen spreken je sneller aan, vragen waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat, wensen je succes en delen eigen ervaringen. De gastvrijheid is hier groot. En dat uit zich ook bv. door de bankjes of stoeltjes die mensen aanbieden in hun voortuin. Op een tafeltje vonden we een boekje waar heel wat mensen boodschappen in hadden geschreven. Een leuk initiatief waar ook wij gebruik van maakten.

Na Mensingeweer ging het naar Maarhuizen, waar de Enna Jans Heerd, een monumentale boerderij staat. Deze is beschermd omwille van de grote historische waarde. De gebouwen liggen op een wierd, die deels is afgegraven. Verder op het pad vonden we nog een boekje om in te schrijven, een vijver en een kerkhof met graven uit de 17de eeuw. Ook dit kerkhof lag nog op de oorspronkelijke wierd.

Het mooiste dorp

Het is van daaruit niet meer lang tot we in Winsum aankomen, een dorpje dat in 2020 nog werd verkozen tot mooiste dorp van Nederland. Winsum bestaat uit eigenlijk uit twee wierdedorpen, waarvan Winsum een is en Obergum het ander. Daartussen ligt het Winsumerdiep. Het is inderdaad een gezellig plekje, met mooie huizen, een molen en een leuk pad naast bovenstaande waterloop.

Wij verbleven op camping Marenland, meerbepaald in een leuke trekkershut, een ideale setting voor onze eerste avond. Bij onze check-in was er eventjes rumoer toen een automobilist met de kano die op zijn dak stond de slagboom ramde en deze naar de vaantjes hielp. Onze relatief vroege aankomst gaf ons de kans om door de straten te dwalen, door de hoofdstraat, de zijstraatjes, naar de kerk en de molen en zo terug naar onze camping. De zoektocht naar avondeten was wat moeilijker, deels door de vegetarische insteek die mijn wandelgezel zocht.

Uiteindelijk belandden we gewoon terug op de camping waar De Jongens uit de Buurt niet alleen een goed menu maar ook een heel vriendelijke bediening bood. Door ons late uur waren we genoodzaakt om ons als enige buiten te zetten. Maar ondanks het wat vreemde zicht, was de avondzon wel genadig en hadden we waarschijnlijk nog de beste omstandigheden. We gingen ook voor het Weiland Weibier van de lokale brouwerij Het Zotte Kalf, waarbij het brouwwater vervangen werd door wei, de vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel. Speciaal!

Na het avondeten gingen we opnieuw de trekkershut in, waar het inmiddels toch al wat kouder was geworden. Onder het schuchtere licht van onze lamp speelden we nog eventjes wat gezelschapsspelen (voor de liefhebbers Lost Cities en Take Ten) waarna we vrij vroeg, moe maar tevreden, ons bed inkropen, klaar voor onze eerste volledige wandeldag.

Het Pieterpad: Wat?

Pieterwat?

Anders dan bij sommige wandelpaden hoeft het Pieterpad misschien minder introductie. Het is sowieso al een van de populairste langsteafstandspaden van Nederland, maar het werd ook bij ons bekend dankzij een van de wandeltochten en bijhorend programma van Arnout Hauben.

40 jaar geleden hadden Bertje Jans en Toos Goorhuis-Tjalsma een droom om ook Nederland een groots en lang pad te schenken. Afgaande op de vorm maar ook de geologie en eigenheid van Nederland werd er gekozen om verticaal te gaan. Met startpunt Pieterburen in het Noorden en eindpunt Sint-Pieterskerk in Maastricht was het Pieterpad, zowel de naam als het pad, geboren.

Het pad is ongeveer 500 kilometer lang, al zegt het bordje aan het begin dat je 482 kilometer moet overbruggen. Wat er ook van aan is, er zijn voldoende kilometers te temmen. De officiële website stelt voor om dit in 26 dagetappes te doen. Daarop gebaseerd heb je twee handige wandelgidsen. Het eerste deel gaat van Pieterburen naar Vorden (de eerste 13 etappes), het tweede van Vorden naar Maastricht (de tweede 13 etappes).

Het wat en het hoe

In een voorwoord uit 1983 beschrijft Goorhuis-Tjalsma zelf de veelzijdigheid van het wandelpad. Het gaat over de rijke Groninger klei, de Drentse zandgronden, de Sallandse Heuvelrug, de lommerrijke Achterhoek, het Montferland en tenslotte het langgerekte, gevarieerde Limburg. Het zijn streken en landschappen waar een Belg zich misschien minder bij kan voorstellen.

26 etappes zijn ook niet min. Maar de wandelroute is wel goed ontsloten via het openbaar vervoer, waardoor je perfect kunt opdelen en er een fijn langetermijnsproject van maken. Dat is ook de bedoeling. Hoe dichter richting Vlaanderen, hoe makkelijker het zal zijn om in te plannen, maar ook de noordzijde is per 4 of 5 etappes af te vinken.

Epiloog 2 en slotbeschouwing: Killarney – Dublin

Ulysses en literaire helden

Na het gedoe met de tickets ging ik voor het ochtendgloren (het ontbijt) naar het station, waar ik eventjes onverwacht doorweekt werd. De tickets werden weliswaar vlot opgepikt. Na een vlug maar lekker continentaal ontbijt ging het naar het station, waarna we 2,5 uur later weer in Dublin belandden.

We waren hier in 2016 al geweest. Nu keerden we terug in het jubileumjaar (100!) van Ulysses. Onze eerste tussenstap was dan ook het Museum of Literature of Ireland (MOLI), waar Ulysses en Joyce onder de loep werden genomen. Het museum was modern zonder artsy fartsy te worden. Het heeft ook een eetcafé (The commons) waar we een lekkere toast aten. (Ik Ierse cheddar en brie & Sara geitenkaas en chocolade-Guinness cake).

Na ons bezoek gingen we nog langs bij twee helden. Bij Oscar Wilde was het gezellig druk, met heel wat Aziatische toeristen die bij het standbeeld poseerden. Bij James Joyce was het een gezette vrouw die het voetstuk als zitplaats gebruikte (bellend en haar kind negerend) en daarna een dakloze vrouw met een oog. Maar uiteindelijk lukte the portrait of a 35-year old man with the artist’s statue dan toch.  Onze Premier Inn was gelegen in het bruisende Temple Bar. Zeer bruisend. We besloten dan ook om voor de standaard hamburgerhap te gaan.

Geschiedenis en taart

Onze laatste dag was een gedeeltelijke in Dublin, net iets te kort om veel te doen en net iets te lang om niets te doen. We besloten te genieten van ons ontbijt, met mate, en vervolgens opnieuw een bezoek te brengen aan het Museum of Ireland, waar we zes jaar geleden ook al onder de indruk van waren.

Het was opnieuw het geval. De Tara Brooch was nog steeds de meest in het oog springende attractie, maar ook de info over de slag van Dublin en de bog corpses was boeiend. Ook onze lunch was een gekende plek, The Silk Road Café bij de Chester Beaty library. Ze serveren er lekkere gerechten uit het Midden-Oosten. Ik deed me te goed aan Palestijnse kip en Sara koos voor een curry.

Na een korte discussie besloten we niets meer te bezoeken maar nog een koffie en taart te gaan eten bij de Queen of tarts. Sara koos opnieuw voor een combinatie van chocolade en drank (ditmaal Baileys) en ik koos voor banaan, caramel en pecanoten. Daarna gingen we onze zakken ophalen en hadden we gepland om rustig een bus naar de luchthaven te nemen.

Helaas was het eerst moeilijk om de halte te vinden en bleek vervolgens alles volgeboekt te zijn. Ondanks onze gewoonte om alles op voorhand te boeken, brak de ene keer dat we het niet deden ons wat zuur op. Gelukkig kwamen we snel bij een taxi die ons gezwind naar de luchthaven bracht en mij afhielp van de grootste acute stress.

De slotbeschouwing

Op de luchthaven was er tijd en ruimte voor een slotbeschouwing. Eerst en vooral over Dublin. Het was fijn nog eens in de stad van Wilde en Joyce te zijn, maar het was ergens ook meteen genoeg. Dublin is een levendige stad, met heel wat toeristen en bruisende locals, maar er is ook een hoop armoede, gekarakteriseerd door de vele bedelaars en daklozen, soms dronken, soms agressief, soms gelaten, soms wanhopig. En Dublin is druk.

Het contrast met de Beara Way kon niet veel groter zijn. En meer nog, het is dat contrast dat we bewust hebben opgezocht. De Beara Way was niet levendig en meestal niet bruisend. Het was wel rustig, pittig en enig mooi. En in dit decor van groene heuvels, grijze, rotsige bergen, opgedroogde beekjes en een oceaan die van het warme weer leek te genieten, waren er heel wat ervaringen te rapen.

Ervaringen met Ierland en het landschap, een nietig gevoel, verwondering over de onverwachte vergezichten, de gevarieerdheid en de zuivere natuurervaring, waarbij je je echt samen alleen (of alleen samen) kon wanen. Er waren ook ervaringen met mensen. De gastheren en -vrouwen in onze verblijven, met hun eigen persoonlijkheid en (meestal) een hoop hartelijkheid.

Ook de medewandelaars, met wie we doorgaans veel contact hadden. De cast was wel minder afwisselend dan op de Chemin de Stevenson, maar de metgezellen hadden wel allemaal een duidelijk verhaal, in meerdere of mindere mate getekend door de Beara Way (of het onverwachte weer).

En dan was er de ervaring met onszelf. Na 6 wandeldagen waren onze voeten, schouders, enkels en knieën stevig getest. Sara was nog voor de 1 voet op Ierse bodem hadden gezet gehavend, ik had vooral te kampen met hongerige insecten, steekvliegen en, zo wil de legende, vlooien, waardoor mijn hele lichaam vol rode bultjes stond. (Ik hield het op apenpokken). Maar los van de fysieke mankementen was het vooral een reis van en voor fysieke uitdaging, een gezonde moeheid en bijgevolg een hoofd dat ze leeg als mogelijk was.

De Beara Way was memorabel, verrassend, uitdagend en deugddoend. Een ruig landschap in een hete zon, waardoor elke stap een dubbele uitdaging werd. Er werden liters en liters zweet verloren en ter compensatie probeerden we niet gedehydrateerd te geraken. We ontdekten ook de geneugten van apple cider (Bulmers). We temden een landschap waar zelfs op het vlakke geen centimeter vlak was.

We genoten van plekken waar de stilte vaak enkel werd doorbroken door het gekraak van onze voeten die de grond verstoorden, soms met de hulp van een schaap en occasioneel een raaf. Dit was een welverdiende decompressie, het gevoel om enkel te doen wat we graag doen en ons te omringen met positieve impulsen. Het was een zoveelste memorabele wandelreis, waar we elke stap, hoe pijnlijk het soms ook was, mogen koesteren.