Dag 5: Cheylard-L’Évêque – La Bastide Puylaurent

🥾 Terrein
Lange etappe van Cheylard-l’Évêque naar La Bastide-Puylaurent, grotendeels door bosrijk terrein in de regen. Enkele stevige, glibberige afdalingen en modderige stukken.

🏞️ Bezienswaardigheden
Lac de Louradou – Klein meer bij de ingang van het Forêt Dominiale de Mercoire
Ruïne van Luc – Fotogenieke donjon met Mariabeeld en uitzicht over de vallei
Laveyrune – Dorpje met Colonie de St. Barbe en picknickbank (weinig beschutting)
Twin Peaks-pad – Traject langs knetterende hoogspanningslijnen in mistige setting

⏳ Afstand & duur
± 20 km – Circa 6 uur wandelen, exclusief pauzes

⛰️ Zwaartegraad
Middelzwaar – Lengte, nat weer en glibberige ondergrond maken het zwaarder dan het profiel doet vermoeden

⭐ Oordeel 3,5/5

Mistroostig door de regen

Nog 131 km te gaan – 37.498 stappen gezet (29 km, waarvan 26 km op de GR 70) 

383 meter gestegen, 488 meter gedaald

Cheylard L’Evêque (1126 m) – La Bastide-Puylaurent (1016 m)

Een troosteloze start

Na een rusteloze nacht was het opnieuw opstaan met het ochtendgloren. Het ontbijt werd namelijk al om 7u15 geserveerd. Dat was eigenlijk niet eens erg. De regen die al enkele dagen werd voorspeld, zou vandaag echt uit de hemel vallen. Het was dus geen waardeloos idee om de nattigheid vroeg te trotseren. Het ontbijt was hartiger en hartelijker dan we de voorbije dagen gewoon waren geworden. Er waren allerhande cakes en lekkernijen voorzien, waaronder een zandkoekje in de vorm van Modestine.

Onze tafelgenoten waren twee jonge vrouwen die Cheylard als eindpunt hadden. Ik begreep hun spijt maar al te goed. Het was niet aangenaam om je langeafstandswandeling prematuur beëindigd te zien. We hadden dit zelf ook gedaan bij Offa’s Dyke, waar we ongeveer halfweg de totale route halt hielden. Maar hier komt er nog de extra dimensie dat je een verhaal volgt, een relaas van een schrijver. Uiteraard kan je altijd terugkomen en de draad oppikken, maar het is toch fijn om het in een ruk te doen, en in evenveel dagen als Stevenson zelf.

De dagtocht naar Le Bastide was sowieso al een langere, en we hadden de keuze tussen een omweg, via de abdij Notre Dame des Neiges, of een rechtstreekse doortocht naar La Bastide. De regen, in combinatie met de wetenschap dat de volgende dag wat korter zou zijn, zou voor ons dat dilemma beslechten. Maar op een of andere masochistische manier hoort dit soort druilerige etappe er wel bij. Je ziet het landschap op een andere manier en mistige regenwolken geven het boslandschap in de Gévaudan nog wat meer mysterie. Al zou het op bepaalde punten toch even té worden.

Maar waarschijnlijk vertrok iedereen vandaag met hetzelfde gevoel. Gewoon vertrekken en uitkijken naar de warme douche die als beloning op het einde van de etappe zou voorzien. En hopen op een goed bed. Je begint steeds vol goede moed aan je wandeling, maar je waterafstotend materiaal kan maar zoveel regen afstoten. Net als bij warme temperaturen zorgt het bosrijke landschap ook hier voor wat respijt op sommige stukken. Maar het maakt de momenten waarop je in de volle regen zit des te vermoeiender en gevoelsmatig ook stukken natter.

De ruïne van Luc

Na het eerste stuk door het bos passeer je langs een klein gehuchtje genaamd Les Pradels, waar er verder niet veel te beleven valt. Het volgende ijkpunt is het kleine meertje Lac de Louradou, waar het op een mooiere dag waarschijnlijk aangenaam passeren is. Helaas was de regen dan al zodanig aanwezig dat het bladerdek net iets aangenamer leek. Het meer ligt aan de ingang van het Forêt Dominiale de Mercoire, en zou ons leiden naar het eerste echte hoogtepunt van de dag, Luc en z’n ruïne.

De goede moed werd volgehouden tot dat dorpje. Daar, bovenop een heuvel, staat de fotogenieke ruïne. Op de donjon heeft men, voor de verandering, een Mariabeeld geplaatst, dit keer een wit exemplaar van een goede 3 meter. De donjon verschafte ons ook een onderdak voor een korte pauze met wat water en een kleine snack. De Duitsers van de eerste gemeenschappelijke tafel maakten ook gebruik van deze schuilplaats. Vanop de heuvel was het uitzicht over het dorpje in de vallei mistroostig. We hadden via Google Maps onze hoop gevestigd op een crèmerie in het centrum van het dorp, maar ook dat was ons niet gegund, want wij moesten de andere kant van de spoorweg op. En dus werd onze lunch herleid tot een droog pak Parovita’s.

Bij het afdalen naar het dorpje was de regenbui ook intensiever geworden en eens de grens van drie uur in de regen gepasseerd was, was het effect op de moraal aanzienlijk. De dag ervoor was er aan tafel nog een discussie over het feit dat de lus rond Luc zou geschrapt zijn. Niets was minder waar en deden we de befaamde lus van een goede 5 kilometer zoals het vooropgesteld was. Het zou ons in zijn geheel 1 kilometer verder van het dorpje brengen, wat ook niet echt motiverend werkte. Maar je bent nu eenmaal een wandelcompletist of je bent het niet. Gelukkig was het in nevel gehulde landschap wel de moeite.

In het dorpje Laveyrune passeren we eerst de Colonie de St. Barbe, vroeger een geliefde kampplaats. Laveyrune zelf is niet zo genadig. Er is wel een picknickbank, maar door de striemende regen is dit helaas geen optie. Net als de dag ervoor zoeken we soelaas in de kerk, maar verder dan het portaal geraken we niet. Het is niet de meeste comfortabele plek, maar het is er droog.

Twin Peaks

De regen is helaas niet de enige manier waarop we vandaag getergd worden. Ook de bewegwijzering werkt niet helemaal mee. Dit stuk was vroeger anders, waardoor de oude en de nieuwe wegwijzers elkaar afwisselen en vooral tegenspreken. Dezelfde bestemming werd zo op een paar honderd meters eerst een nabije droom en vervolgens een verre oase. Uiteindelijk vonden we het juiste pad. Het bracht ons naar een pad waar de elektriciteitsmasten knetterden door de regen en de mist. Even waande ik mij in Twin Peaks en verwachtte ik elk moment dat er een Woodsman uit het lage struikgewas zou springen.

We besloten de toch maar La Notre Dame des Neiges voor de volgende dag te laten en de afdaling in te zetten naar La Bastide Puylaurent, eerst via een vervaarlijk padje met losse stenen en daarna via een bospad en zo ten slotte het dorpje binnen via de hoofdweg. Daar wachtte ons het hotel en de warme douche.

Het verblijf

La Grande Halte was van dien aard dat men blij was dat men niet in La Petite Halte zat. Hoewel best vriendelijk personeel was het hotel toch at afgeleefd en zag het interieur eruit alsof het rechtstreeks uit een woonzorgcentrum was geplukt. Het bed was ook een beetje te klein, hoewel ik maar gemiddeld van grootte ben en de buis van de afloop tikte geregeld. Gelukkig maakte de douche veel goed.

Het eten

Het eten bestond uit een spinazie-geitenkaasquiche, lamskroon met erwten en worteltjes en een soort broodpudding, specialiteit van de regio. Gezien de rest van het hotel lieten we de huiswijn graag passeren.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Celles: Een bucolisch landschap

🥾 Terrein
Afwisselend traject van dorp naar vallei, via verharde straatjes, graspaden en bospaden langs de Lesse. Enkele stevige klimmetjes, vooral bij warm weer voelbaar.

🏞️ Bezienswaardigheden
Celles – Een van de mooiste dorpen van Wallonië, met collegiale kerk en ermitage
Kruisweg naar de ermitage – Minimalistische, moderne interpretatie van de 12 staties
Lessevallei – Kalme rivier met rotsformaties en schaduwrijke stukken bos
Panorama boven de Lesse – Uitzicht op groene heuvels en rotsen
Furfooz – Rustig gehucht op het grondgebied van Dinant
Kasteel van Vêves – Sprookjesachtig kasteel met rijke geschiedenis en intacte kamers

⏳ Afstand & duur
± 17 km – Ongeveer 5 uur wandelen met pauzes

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Geen extreem lange afstanden, maar meerdere korte en steile klimmetjes, zeker pittig bij warm weer

⭐ Oordeel 4/5

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Wéris: Grootse landschappen

🥾 Terrein
Mix van bospaden, plateauwegen en asfalt, afgewisseld met steile klimmetjes en afdalingen. Enkele passages over smalle, slecht onderhouden paden met doornen en zelfs door een tuin/weide.

🏞️ Bezienswaardigheden
Pierre Haina – 3 meter hoge scheve kalksteen, jaarlijks gekalkt, mythisch karakter
Lit du Diable – Rotsformatie bekend als het “Bed van de Duivel”
Col de Ridieux – Plateau met mooie vergezichten (370 m)
La Forge & Mormont – Kleine, rustige gehuchten met kerk en rustbankje
Fanzel & l’Aisne – Kort rivierzich met charmant brugje
Dolmen en megalieten van Wéris – Prehistorische sites (druk in hoogseizoen)

⏳ Afstand & duur
± 14 km – Ongeveer 4,5 uur inclusief omweg naar Pierre Haina

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Enkele steile stukken en smalle paden, maar technisch niet zwaar

⭐ Oordeel 4/5

Onze 4de “staycation”-wandeling brengt ons naar onze verste bestemming, Wéris, een deelgemeente van Durbuy. Het feit dat het zo dicht tegen deze toeristische trekpleister ligt en zelf ook met enkele prehistorische megalieten en dolmen kan uitpakken, maakt dat het ook erg druk is, vooral aan deze bezienswaardigheden en in het dorpje zelf. Gelukkig was dat niet het geval op deze bijna 15 km lange tocht.

Stenen en duivels

Vanaf de parking gaat het via een asfaltpad al snel naar het bos. De eerste bezienswaardigheid ligt niet echt op het pad, maar het is toch de steile omweg waard. Je klimt door een bos en komt al snel aan bij de Pierre Haina, een drie meter hoge scheve steen die blijkbaar elk jaar wordt gekalkt en een beetje fallisch aandoet. Het is vreemd dat de wandelroute deze weg niet aandoet, maar wel de iets minder spectaculaire Lit du Diable. Sara had Satans bed in ieder geval wat groter verwacht.

Heerlijke panorama’s en kleine gehuchten

Het stuk in het bos duurt niet al te lang, maar wordt al snel ingeruild voor een aangenaam pad op een plateau, waarbij de vergezichten alvast de moeite zijn. Een bordje duidt iets later aan dat we op de Col de Ridieux zijn aangekomen, met een hoogte van 370 meter. Daarna wordt het landschap weer wijdser, terwijl we de afdaling inzetten, waarbij ik Sara nog wat probeer te entertain met het verhaal van de Normandische verovering (Ja, kijk. We houden beiden van geschiedenis en van wandelen, win-win) Op dit eerste deel komen we langs twee gehuchten. Eerst daalt het tot La Forge, dat zo goed als volledig bestaat uit een straat. Daarna gaat het via een zeer steil pad naar Mormont, alwaar we kunnen genieten van een bankje op de ‘village green’ met zicht op de plaatselijke kerk.

Een bijzonder pad, een gehucht met een riviertje en nog meer panorama’s

DSC00112

Vlak na Mormont zijn we even in de war wanneer het pad door iemands tuin leidt. Waarschijnlijk gaat het hier om een buurtweg, maar het feit dat de persoon in kwestie, wie weet uit protest, zijn barbecue zo heeft gepositioneerd dat het echt wel lijkt alsof je op privé-terrein zit, helpt niet. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer je je moet bukken om onder een draad te gaan en in een weide terechtkomt. En vervolgens op een pad dat tamelijk slecht onderhouden is, waardoor armen en benen meermaals met doornen in contact kwamen. Het is wel een echte wandelervaring. Het pad leidt naar een laatste gehucht, Fanzel, waar je heel kort kunt genieten van het riviertje l’Aisne. Daarna klimt het terug via een afsaltweg met opnieuw geweldige panorama’s.

Een duivelse kat in een bos en weer naar Wéris

Daarna gaat het nog een laatste keer het bos in. Daar komen we een zwarte kat tegen, die ons zeer enthousiast onthaald. Gezien onze eerdere ontdekking van het bed van de Duivel maak ik meteen de link. Sara, daarentegen, verwijt mij actief mee te werken aan de diabolisering van zwarte katten, die hierdoor vaak minder worden gekozen in kattenasielen. Het beestje was in ieder geval aanhankelijk, al was het wel wat vreemd, zo midden in een bos.

Er volgt nog een lus om daarna toch in Wéris te komen, waar het opvallend drukker is. Van alle wandelingen die we al deden is hier veruit het meeste volk aanwezig. Dat wordt nog erger wanneer we beslissen om toch nog even naar de dolmen en megalieten te gaan kijken, omdat daar in de nabijheid ook nog een parking is. We zien beide sites, maar het merendeel wordt ingenomen door West-Vlamingen, waarbij de kinderen nogal graag zitten en springen op de oeroude stenen. Misschien dus de moeite om te doen buiten het hoogseizoen. Maar de wandeling, die is zeker te doen zonder al te veel medewandelaars.

 

Falaën: Naar de ruïne van Montaigle

🥾 Terrein
Afwisseling van veldwegen, bospaden en asfalt, met enkele korte maar stevige klimmetjes. Enkele stukken smal en minder onderhouden.

🏞️ Bezienswaardigheden
Falaën – Charmant dorp, lid van Les Plus Beaux Villages de Wallonie, met 17e-eeuwse kasteelhoeve
Ruïnes van Montaigle – Romantisch gelegen burcht uit de 14e eeuw, gebouwd door het geslacht Dampierre
Flavion – Rustig zijriviertje met schilderachtige oeverpaden
Hoeve van Montaigle – Historische hoeve boven op de heuvel

⏳ Afstand & duur
± 10 km – Ongeveer 3 uur inclusief bezoek aan de ruïnes

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Kort maar met enkele pittige klimmetjes, warm weer maakt het zwaarder

⭐ Oordeel 4/5

Dit keer een kortere wandeling, maar daarom a minder mooi en zeker niet minder intensief. We hadden namelijk een zeer zonnige dag gekozen, waar het temperatuur de tweede helft van de 30 zou bereiken. Om die reden was het dus aangewezen om vroeg genoeg te beginnen. Op deze lustocht vanuit Falaën, een kleine 10 kilometer, zouden we overigens het pad voor ons alleen hebben. En dat gold ook voor onze tussenstop, de mooie en romantische ruïne van Montaigle.

Falaën, een Waalse parel

De wandeling begint in Falaën, een dorpje dat ook de titel van un des plus beaux villages de Wallonie mag dragen, net zoals Vierves-sur-Viroin de dag ervoor. Dit heeft Falaën naast z’n charmante huisjes ook te danken aan de kasteelhoeve die dateert uit de 17de eeuw, gebouwd als bescherming tegen de roversbendes. Het overleefde de Franse Revolutie ongeschonden, door de connecties van de toenmalige eigenaars en is nu nog steeds in privé-bezit. Een indrukwekkend zicht.

De ruïnes van Montaigle

De wandeling volgt de rode rechthoek met nummer 5 en is dus, los van een bepaald punt waar we al dan niet door eigen toedoen even verkeerd liepen, best goed aangeduid. De gpx is hier te downloaden en is evenwel een handig hulpmiddel. Wij kozen om het kasteel meteen bij openingsuur (11 uur) te bezoeken en deden het dus in de andere richting dan wordt voorgeschreven. Maar dat maakt niet zoveel uit.

Je vertrekt vanuit het dorpje en wandelt even door de velden. In de verte kan je de indrukwekkende abdij van Maredsous zien. Na een paar kilometer ga je het bos in. Je passeert het gehucht Le Marteau. Niet veel verder zie je na een bocht plots de indrukwekkende en romantische ruïne van Montaigle opduiken.

Het kasteel werd in de 14de eeuw gebouwd door het geslacht Dampierre (ja, van Gwijde), op de plek waar eerder al een vestiging stond. Het gebouw raakte in onbruik na de oorlog tussen Karel V en Henri II. In de 19de eeuw werd de verloederde restanten gered van de totale ondergang en met de hulp van het Waals gewest en vrijwilligers kan je het vandaag bezoeken. Een aanrader voor liefhebbers.

Langs de Flavion

Vlak na het kasteel volgt een mooie passage langs de Flavion, een zijrivier van de Molignée, die tevens zijn naam aan de vallei geeft en die zelf in de Maas vloeit. Het weidepadje naast de rivier wordt al gauw onbegaanbaar en het is even nodig om onder de prikkeldraad te kruipen voor wat stevige ondergrond. Een stijgend stuk over asfalt brengt je naar de hoeve van Montaigle.

Vervolgens klimt het pad terug langs de rivier, waar enkele strategisch geplaatste boomstammen ons een mooie picknickplaats schonken. Het bospad komt uiteindelijk via het gehuchtje Flun uit op een asfaltpad dat enkele keren stijgt en daalt, wat geen sinecure is door de temperatuur, die ook al serieus gestegen is. Eens bovenaan passeer je de kasteelhoeve en ben je al snel weer in het centrum van Falaën

 

 

 

Nismes: Een totaal andere omgeving

🥾 Terrein
Gevarieerde tocht met bospaden, verharde dorpswegjes en enkele stevige klimmetjes. Soms steil en stenig (zoals naar Haute Roche), afgewisseld met vlakkere stukken langs rivier en plateau.

🏞️ Bezienswaardigheden
Nismes – Charmant dorp met historische kern
Dourbes – Rustig dorp in grijze baksteen
Haute Roche – Privé kasteelruïne met prachtig uitzicht
Viroin – Mooie rivierpassages
La Roche aux Faucons – Uitkijkpunt
Fondry de Chiens – Indrukwekkend erosiegat in kalksteen
Vierves-sur-Viroin – Lid van Les Plus Beaux Villages de Wallonie, met kasteel en pittoreske straten

⏳ Afstand & duur
± 15 km – 4,5 à 5 uur inclusief pauzes en bezoekpunten

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld tot pittig – Meerdere klimmetjes, enkele steile en stenige stukken, maar goed te doen met tijd en pauzes

⭐ Oordeel 4/5

Deze wandeling van 14,5 km werd op de website van toerisme Wallonië aangekondigd als een mentale reis naar het Zuiden van Frankrijk. Misschien is het onze eigen heimwee na de prachtige wandeling die we daar vorig jaar deden, maar waar het eerst op enig hoongelach werd onthaald, werd met elke stap duidelijker dat het meer was dan een promopraatje. Deze pittige uitstap brengt je inderdaad even in een totaal andere omgeving, en gaf ons alvast een echt vakantiegevoel.

Nismes naar Dourbes

We zouden vandaag 4 van de 8 deelgemeenten van Viroinval zien. Ons startpunt Nismes was al tamelijk charmant, maar dat zou al verbleken bij onze doortocht door Dourbes. Maar eerst moesten we al een flink stuk van de wandeling afleggen. Het begon langs de weg, waar ik getrakteerd werd op twee kleine hagedissen. Meteen goed om de toon te zetten. Al snel gaat het door een bos, dat eerst nog langs de met chiro- en scoutstenten bezaaide weidelanden kronkelde.

Eens het echt door het bos ging begon het pad te klimmen, iets wat het nog enkele keren zou doen. Dat merkte ook een fietser, die hoopte dat zijn elektrische fiets hem naar boven zou stuwen. Helaas kwam hij door de vele stenen vaak tot stilstand en moest hij ietwat gelaten even de strijd staken. Het pad werd breder en al gauw waren we uit het bos en kondigde Dourbes, het tweede dorpje zich aan.

DSC09828

Eerst gebeurde dit via een collectie houten huisjes, waarvan we niet wisten of het nu een bungalowpark was of gewoon de plaatselijke bouwstijl. Maar in het dorpje werd al duidelijk dat men hier toch koos voor een grijze baksteen, die we ook in de andere dorpje aantroffen. Dourbes was charmant, maar helaas werden de beloofde picknickbankjes al ingepalmd door mensen die zich vlakbij hadden geparkeerd.

Avontuur naar de Haute Roche

Ik had op de kaart gezien dat er een kasteelruïne in de buurt was. Aanvankelijk dachten we dat we een steil steenpad moesten nemen, tot ik vol enthousiasme iets verder een bospad zag. De eerste tientallen meters waren best te doen, maar dan werd het zo steil dat je zonder de houvast van de bomen, die steeds zeldzamer werden, af en toe naar beneden schoof. Sara en haar kersverse Lady Journey-schoenen hadden er minder last van. Misschien was ik met mijn lengte, gewicht en het feit dat ik de rugzak droeg in het nadeel. Ondanks mijn beperkte klautertechniek geraakte ik toch naar boven, waar duidelijk werd dat het kasteel privé-eigendom was. Het werd helemaal puffen als we ook nog eens constateerden dat er een minder steil wandelpadje vanuit het dorp vertrok. Het was in ieder geval het uitzicht wel waard.

Picknick aan het water, uitkijkpunt en een bijzondere rotsformatie

Het gebrek aan bankjes werd alvast gecompenseerd door een heerlijke plekje aan de Viroin, de plaatselijke rivier. En zoals dat vaak gaat na een lunch ging het daarna vrij hard omhoog, opnieuw door bosland, om dan te dalen naar een plateau met een geweldig uitzicht. We passeerden ook nog een steengroeve, waarna we niet veel verder de Viroin overstaken via de spoorwegbrug.

Daarna volgde weer een nieuwe type bos, met meer kronkelende begroeiing en eventjes zelfs met wat trappen om de steilte te compenseren. Het uitzichtpunt La Roche Aux Faucons was dan weer net iets minder spectaculair dan de tegenhanger in Luik. Maar het beste moest nog komen. De Fondry de Chiens is een erosiegat dat ontstaan is door de erosie van de kalksteenformatie. Het is bovenaan al indrukwekkend en via een padje, dat gelukkig wat soepeler wandelt dan dat naar de ruïnes van de Haute Roche. De aanwezigheid van parkeerplaatsen zorgde voor opvallend veel volk, en dus bleven we niet te lang plakken. Het was daarna nog maar een goede tien minuten voor we opnieuw in het centrum van het mooie Nismes kwamen.

Een vreemd museum en een van de mooiste dorpjes van Wallonië

We besloten nog wat van de streek te genieten. Eerst door een bezoek aan het museum Malgré-Tout, een archeologiemuseum dat een ietwat bijzonder insteek heeft. Geen werktuigen en scherven die in de regio gevonden werden, maar een tentoonstelling over speerwerpers en over de menselijke evolutie. Oh, en in de tuin ook nog replica’s van hutten en tenten. Op zich wel eens fijn om te bezoeken, maar toch goed dat het gratis was met de museumpass. (Zo wordt die ook nog eens gebruikt)

Wallonië telt ook een netwerk van mooie dorpjes die verzameld zijn onder de niet echt verrassende naam Les Plus Beaux Villages de Wallonie. Een daarvan ligt niet ver van Nismes, met name Vierves-sur-Viroin. Het eerste wat je ziet is het indrukwekkende kasteel, dat vandaag in privé-bezit is. Een korte wandeling van anderhalve kilometer brengt je door het hart van het charmante dorpje. Het is inderdaad niet moeilijk in te zien waarom Vierves deze titel heeft gekregen.

 

 

Villers-la-Ville: De grootsheid van een abdij en een woud

🥾 Terrein
Overwegend bospaden met enkele holle wegen en korte, matige klimmetjes. Afwisseling tussen schaduwrijke stukken, veldranden en rustige gehuchtjes. Nooit technisch, maar met lichte hoogteverschillen die wat inspanning vragen.

🏞️ Bezienswaardigheden
Abdij van Villers-la-Ville – Imposante cisterciënzerabdij met bouwstijlen van romaans tot neoclassicistisch
Bois de l’Ermitage – Rustig bosgebied dat de drukte rond de abdij achterlaat
Ry Pirot – Beekje met vijvers
La Roche – Klein gehucht met landelijke charme
Bossen van Saint-Cathérine – Dichte begroeiing en rustige paden
Thyle – Kleine rivier die historisch belangrijk was voor de abdij
Ry d’Hez – Schaduwrijk beekdal met weelderige begroeiing

⏳ Afstand & duur
± 9,5 km – 2,5 à 3 uur rustig wandelen

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Enkele klimmetjes en afdalingen, maar nergens technisch; goed bewegwijzerd

⭐ Oordeel 4/5

De abdij van Villers-la-Ville is een gekende en fotogenieke ruïne in Waals-Brabant. Er werd in 1146 aangevangen met de bouw. Doorheen de eeuwen zouden er verschillende stukken bijkomen, steeds conform de laatste mode, van romaans naar gotisch en zo naar neo-classicistisch. Op z’n hoogtepunt is de abdij een toonvoorbeeld van de grootsheid van de cisterciënzers. Zoals zo vaak geraakt het na de Franse Revolutie in onbruik en wordt het daarna eerst een inspiratiebron voor kunstenaars en vervolgens een populaire toeristische plek. Een aanrader dus, zeker omdat je een bezoek kan combineren met een mooie wandeling.

De grootsheid van een abdij en een woud

De website van toerisme Wallonië biedt een hele resem interessante wandelingen aan, geconcentreerd in de Ardennen. Maar in elke provincie is er wel iets om de aandacht te trekken. Deze wandeling rondom de abdij is 9,5 km lang, volgt de gele rechthoek en krijgt code oranje, wat betekent dat het gemiddeld moeilijk is. Het merendeel van de wandeling gaat via een bospad en af en toe heb je een iets steilere klim of afdaling, maar nergens wordt het echt technisch.

De wandeling zelf

Je begint aan de parking van de abdij en wandelt een eerste stuk via de Rue de l’Abbaye, wat best omschreven kan worden als vals plat. Je bevindt je dan al in het bois de l’Ermitage. Na een dik kwartier ga je echt het bos in en ben je meteen afgesloten van de drukte aan de abdij. Het eerste stuk van het bos doet ons zelfs her en der denken aan de bossen die we in Wales, op de Offa’s Dyke Path, hebben bewandeld. Het eerste breekpunt is het beekje, de Ry Pirot, met enkele vijvers.

Daarna gaat het via enkele holle wegen gestaag naar boven, tot je terug op een kasseiweg uitkomt met zicht op de akkers. Even passeer je door het gehuchtje La Roche om al snel terug de bossen van Saint-Cathérine in te klimmen. Het pad volgt daarna even de spoorlijn, die wat verder ook vlakbij de abdij passeert. Hier moet je er echter onder, om daarna terug te klimmen. Je passeert hier de Thyle, een kleine zijrivier van de Dijle die belangrijk was voor de ontwikkeling van de abdij.

Daarna gaat het de laatste keer het bos in, waarbij je nog een klein stukje wandelt aan de bosrand, met zicht op de velden en door een klein gehucht. Daarna wordt het pad haast even verwilderd, met dichte begroeiing, waarbij je het beekje Ry d’Hez volgt. Het laatste stuk gaat eerst via een smaller bospad en daarna een breder pad, waarna je terug afdaalt naar de parking. Een korte maar erg mooie wandeling, goed te combineren met een bezoek aan de historische ruïne.

Dag 4: Langogne – Cheylard L’Evêque

🥾 Terrein
Voornamelijk boswegen door de Gévaudan, afgewisseld met veldranden en kleine gehuchtjes. Licht glooiend met enkele korte stijgingen en dalingen, soms modderig bij regen. Goed te volgen, maar met enkele minder duidelijke stukken.

🏞️ Bezienswaardigheden
Bossen van de Gévaudan – Mysterieus woud met kronkelende bomen en mosrijke rotsen, decor van de legende van het Beest
Saint-Flour-de-Mercoire – Rustig dorpje op de route
Fouzillic & Fouzillac – Kleine gehuchtjes waar Stevenson zelf verdwaalde
Le Cheylard l’Évêque – Sfeervol dorp met 30-tal huizen en landelijke charme
Notre-Dame des Tout Grâces – Kapel op een heuvel met vergezicht over het dorp
Au Refuge du Moure – Authentieke gîte met artisanale streekproducten

⏳ Afstand & duur
± 15 km – 4 à 4,5 uur

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Geen zware klimpartijen, maar lange stukken door bos met enkele minder duidelijke routes

⭐ Oordeel 3,5/5

Het beest van de Gévaudan achterna

Nog 157 km te gaan – 22.820 stappen gezet (18 km, waarvan 14,6 km op de GR 70)

331 meter gestegen, 213 meter gedaald

Langogne (915 m) – Cheylard L’Evêque (1126 m)

Het bos van het beest

Deze 4de dag op de Chemin de Stevenson was een kortere, maar daarom niet minder interessante etappe. Het was wel een waar de nodige voorzorgsmaatregelen moesten getroffen worden, aangezien men regen had voorspeld. Gelukkig bleef het bij ‘wat regen’. Enkel bij ons vertrek in Langogne en een klein beetje bij onze aankomst in Cheylard regende het echt. In onze startplaats deden we ons nog te goed aan lekker brood en lokale schapenkaas, kwestie van onze maag goed gevuld te houden.

Onze wandeling zou ons voornamelijk in de bossen van de Gévaudan houden, daar waar in de 18de eeuw werd gejaagd op het verschrikkelijke Beest. Tot op de dag van vandaag weet men nog steeds niet goed of het nu over een monsterlijk grote wolf ging of dat er iets anders aan de hand was. Maar het hield de lokale gemeenschap sterk bezig, zeker omdat er meer dan honderd slachtoffers vielen. Uiteindelijk zou zelfs Lodewijk XIV zijn beste jagers sturen, maar zonder al te veel succes. In 1767 werd de kandidaat-wolf gedood door de plaatselijk Jean Chastel, al was hij volgens sommigen misschien mee het brein achter de aanvallen.

Het is niet moeilijk voor te stellen welk schrikeffect de terreur van de Napoleon onder de wolven, zoals Stevenson hem doopte, moet teweeggebracht hebben. Vandaag de dag zijn er gelukkig geen wolven meer en de koeien zitten veilig achter prikkeldraad. Ook daar ging er dus geen enkele dreiging van uit. Maar ook zonder de dreiging van wolven en andere roofdieren was de tocht door het bos een hele ervaring. Vooraleer we op dat punt kwamen, was er nog een klein stuk in dezelfde geest als de dag ervoor.

Een praatgrage metgezel

Net voor Saint-Flour-de-Mercoire kruisten we het pad met de man die we eerder vlak na Saint-Martin-de-Fugères op dag 2 hadden gespot. Het was de man uit Bordeaux met de wandelstokken en het stevige wandeltempo. Hij was blijkbaar meer een man van de impro. Dat zou later onder andere blijken toen hij in Cheylard aankwam en moest vaststellen dat er nergens geen eten te kopen was en hij nog een goede 20 kilometer moest wandelen tot zijn eindpunt. Zijn doel was namelijk om zo snel mogelijk in Florac te geraken en daar te kajakken.

Hoewel ik mijn uiterste best deed om Frans te spreken, schakelde hij, zoals dat vaak gaat, meteen over in het Engels, wat hij trouwens zeer goed sprak. Voor een groot deel van de wandeling was hij onze metgezel, of beter gezegd de mijne. Want met zijn carbonwandelstokken haalde hij een nogal stevig tempo, en Sara, die nochtans zelf op het vlakke niet te onderschatten is, liep af en toe, al dan niet bewust, een metertje achter ons.

Zij zou dit later steken op het feit dat ze de rugzak moest dragen. Het was relatief warm, maar het regende ook, waardoor mijn t-shirt onder mijn jas helemaal klam van het zweet was. Om tijdens de droge periode wat te verluchten, had zij de rugzak overgenomen. Ondanks mijn galant aanbod, tot 3 maal toe, om deze over te nemen, maar Sara bleef op haar beurt galant. Al vatte ze wel het plan op om de mythe te creëren dat ze, zoals Modestine, als lastdier wed gebruikt terwijl ik vrolijk een praatje sloeg. Haar onversaagdheid om de rugzak te blijven dragen leverde haar wel de erenaam Victorine op.

Het bos zelf was gevarieerd. Geholpen door de redelijk mistige en regenachtige dag was het zelfs een tikkeltje mysterieus, met oude kronkelende bomen. Het hoogtepunt was waarschijnlijk een passage met grote met mos bedekte rotsen. Het deed mij met enige heimwee denken aan mijn vrijgezellenweekend, dat geheel volgens de geest van de auteur werd doorgebracht in de prachtige natuurlijke omgeving van het Luxemburgse Mullerthal. Maar de atmosfeer was hier toch enigszins anders.

De gespreksonderwerpen waren redelijk divers. Het ging uiteraard over Stevenson en diens wandeling, waarbij het een constante was dat de meesten eigenlijk niet zoveel afwisten over onze impliciete gastheer. Maar het ging ook over geschiedenis, over wandelervaringen, over België, over het duikersexamen die de man in Luxemburg moest afnemen en over de drang naar snelle informatie in het digitale tijdperk. De tijd vloog voorbij op deze reeds relatief korte etappe.

Stevenson is de weg kwijt

Op voorhand had onze gids ons gewaarschuwd voor dit stuk, omdat het moeilijker te navigeren zou zijn. Dit kwam misschien wel door de eigen ervaring van Stevenson, die hier nodeloos lang heeft moeten zoeken naar het juiste pad. Stevenson liep compleet verloren in het bos, tot hij in het kleine gehuchtje Fouzillic kwam. Helaas ging hij van daaruit verkeerd en kwam zo terecht in Fouzillac, nog verder van Cheylard. Uiteindelijk moest hij de nacht doorbrengen in het donkere bos. Vandaag zijn het nog steeds, zoals in zijn tijd, kleine gehuchtjes met een huis of drie en wat vee. Het zorgt ervoor dat je niet de snelste noch de meest logische weg volgt.

Na deze passage en een kleine daling door een laatste stukje bos, kwamen we vergezeld van wat regen aan in Cheylard l’Evêque, een plekje waar normaal gezien 68 mensen wonen en met een 30-tal huizen. Dat betekende dus dat elke dag in het hoogseizoen de aanwezige bevolking met bijna 50% toenam. Helaas was door ons stevig tempo onze gîte nog niet open en was er ook niet meteen een schuilplaats of afgedekte picknickplaats.

Le Cheylard

En dus zochten we even onderkomen in het plaatselijke kerkje, net als onze metgezel en wat andere wandelaars. De meesten onder hen gingen vandaag nog wat verder wandelen. Sara moest haar schroom wat overwinnen om in een kerk te eten, maar het was wel een droge en een aangename plek om je maaltijd te nuttigen en te rusten. En de schapenkaas die we die ochtend hadden gekocht smaakte eveneens.

Om de tijd de doden klommen we ook nog even naar de Notre-Dame des Tout Graces, waar een klein, steil padje middenin het dorp naar vertrok. De kapel, opnieuw met een Mariabeeld bovenop het gebouw, torende boven het dorpje uit en het grijze weer zorgde voor een mistroostig maar eveneens mooi vergezicht. Het was en perfecte plek voor wat contemplatie, over de dag en over het vervolg van de reis.

Omstreeks half drie konden we dan onze opwachting maken in Au Refuge du Moure, een gezellige en authentieke plek, middenin het dorp, en voor wie het grotere plaatje bekeek, middenin het bos. Door het vroege uur hadden we tijd te over om te lezen, te schrijven en van de plaatselijke geneugten te proeven. Sara ging voor een warme chocomelk en ik koos het lokaal gebrouwen artisanale biertje van de brasseurs du Sornin. Daarna konden we op ons gemak douchen en nog wat luieren in bed. Een echte snipperdag.

Nadien kregen we onze tweede table commune voorgeschoteld. De setting was beter en het gevoel dus ook. We zaten met z’n zessen aan onze tafel, met onder andere het koppel uit de Provence van de eerste gemeenschappelijke maaltijd en twee nieuwe gezichten. Het gesprek was hartelijk en mijn reserves na de eerste ervaring waren verdwenen. De sleutel tot een goed gesprek in een taal die ik niet zo machtig ben was duidelijk de schroom, of beter gezegd het laten vallen van de schroom. Na enkele dagen lukte dit al duidelijk beter. Op deze manier kreeg je het gevoel deel uit te maken van een lichting wandelaars, een wandelgemeenschap als het ware.

Verblijf

Een heel gezellige gîte. Volgens ons boekje moesten we een wc delen, maar we genoten toch van een ‘en suite’

Eten

Een heerlijke sla met o.a. ei, een heel lekkere toast en stukken vlees die ook lekker waren maar die we niet helemaal konden thuisbrengen. Het hoofdgerecht was een varkensstoofpotje met chorizo, olijven en rijst, de kaasschotel en een amandel-peer-carameltaartje.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Dag 3: Le Bouchet-Saint-Nicholas – Langogne

Naar het mooiste dorpje van Frankrijk

Nog 175 km te gaan – 38.366 stappen gezet (31 km, waarvan 27,6 km op de GR 70)

288 meter gestegen, 592 meter gedaald.

Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m) – Pradelles (1110 m) – Langogne (915 m)

Gesprekken aan de ontbijttafel

De mindere ervaring van de avond ervoor werd aan de ontbijttafel min of meer rechtgezet. We spraken even met het jonge koppel uit Lille. Zij kozen vandaag ook voor de lange tocht, richting Langogne, maar zouden daar een dag blijven. In Langogne is er namelijk een groot meer dat geschikt is voor watersport. Normaal gezien zou een rustdag aan het water een aangenaam vooruitzicht zijn, maar de weersvoorspelling voor de volgende dag was in die mate, dat het er op leek dat ze de hele dag op hun kamer zouden moeten blijven.

Zoals dat vaak gaat in het buitenland, ging het gesprek al snel over België, het vreemde land dat een lappendeken was van regio’s, gemeenschappen en gewesten. Hoewel de twee in Noord-Frankrijk woonden, bleek de communautaire en institutionele situatie in het land grotendeels nieuws te zijn. Met enige verwarring luisterden ze naar een uitleg over de taalgrens en hoe met het Frans werd omgegaan in Vlaanderen. Het toonde meteen ook aan dat het met mijn eigen Frans niet zo slecht gesteld was. Dat was waarschijnlijk een keerpunt in mijn zelfzekerheid en mijn durf om het woord te nemen in de taal die ik gevoelsmatig niet zo machtig was.

Vlaanderen Vakantieland-gevoel

Het ontbijt zelf was opnieuw een spaarzame combinatie van witte baguette, een croissant per persoon en confituur, hetzij ditmaal in een betere uitgave. Een matige nachtrust, in combinatie met een enthousiasme om deze nieuwe etappe te ontdekken, zorgde ervoor dat we al om 8u20 konden aanzetten voor een tocht van 27 km. Ook voor vandaag was er in eerste instantie regen voorspelde, onweer zelfs. Maar dat was inmiddels al een dag opgeschoven. Al was het bij aanvang wel tamelijk grijs en stond er op het eerste stuk, een weg over een plateau, een koude en redelijk stevige wind.

Dit eerste stuk was trouwens al tamelijk uitgebreid. Een goede 6 km duurde het eer we van Le Bouchet-Saint-Nicholas tot in het kleine dorpje Landos, met net geen 1000 inwoners kwamen. Vlak voor we onze eerste tussenstop zouden bereiken, haalden we opnieuw de gezette man met de zak in. Het leek al even onpraktisch en weinig ergonomisch als toen we hem vlak bij de start in Le Puy ontmoette. Alleen werd het nu nog een tikkeltje vreemder. Hij besloot namelijk, ondanks luid protest en gegesticuleer van het koppel uit de Provence, een verkeerde weg in te slaan.

Landos zelf was dus geen al te charmant plekje, maar net buiten het kleine centrum gebeurde er wel iets eigenaardigs. Zoals reeds gezegd leerde we deze route kennen dankzij Bradley Mayhew en diens Stapland. Daar komt hij vaak ‘toevallig’ interessante mensen tegen zoals imkers, molenaars, een koor, etc. Sara en ik waren lange tijd sceptisch, tot we zelf werden getrakteerd op een authentiek Bradley-momentje.

Een man wachtte ons samen met een andere koppel op en vroeg of we zin hadden in een geologische uitleg. Blijkt dat dit in het Frans al even gecompliceerd is als kerkarchitectuur, maar ik verstond er wel voldoende van om door te hebben dat de plek gebouwd was aan de rand van een vulkaankrater en we aan het wandelen waren op het grootste basaltplateau van Europa. Een geologische sensatie is eens iets anders dan een historische!

Een veranderend landschap

En wat we voorgeschoteld kregen was een waar genoegen. Daar waar er gisteren nog enkele passages waren die zich net iets te lang uitstrekten dan wenselijk, was het vandaag genieten van een landschap dat even veelzijdig als magistraal is. Het pastorale, met z’n glooiende heuvels, wordt hier al deels ingeruild voor verschillende types ruwheid. Vulkanisch gevormd, eenzame bossen, grillige rotsformaties. De zachtheid van de Velay veranderde voor onze ogen in de grilligheid van de Gévaudan, het landschap van het 17de eeuwse beest. Voorlopig was de grootste bedreiding echter de steentjes in de schoenen, met bijhorende tergende sensatie bij elke stap die gezet werd.

Even kruisten we met de wandelroute ‘Sur les Traces de la Bête’ die doorheen het gebied gaat waar het zogenaamde Beest zijn slachtoffers maakte. Over dat gruwelijk monster meer in een latere bijdrage! In het centrum van het gehuchtje Arquejol was het fijn pauzeren, zeker omdat we daarna werden getrakteerd op het gelijknamige viaduct, dat al vrij imposant boven het landschap uittorent. Het maakte vroeger deel uit van de lijn tussen Le Puy en Langogne, ons eindpunt van deze dag, maar nu is het een stille getuige van lang vervlogen tijden.

Het mooiste dorpje van Frankrijk

Ons volgende hoogtepunt was Pradelles, maar het vergde nog een goede 9 km eer we daar aankomen. Het landschap is tussendoor weer adembenemend, met vergezichten over de glooiende heuvels. In de verte is het meer van Langogne al zichtbaar, maar eerst moesten we nog een bocht nemen naar een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, naar het schijnt, voor we aan de gelijknamige stad komen. Het pad werd ietsje ruiger en we kwamen op het hoogste punt van de dag, de Rocher de la Fagette, op 1265 meter. Van daaruit is het een goede 150 meter dalen naar Pradelles. Vreemd genoeg kwam, toen we onze lunch opaten op een bankje, de man die de verkeerde passage had genomen voorbij gewandeld. Hij zal waarschijnlijk weet hebben gehad van een shortcut, of gewoon veel geluk hebben gehad.

Pradelles werd ons aangekondigd als een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, een naam die het ten dele kan waarmaken. Het doet een beetje denken aan een mini-versie van Carcassonne, maar dan zonder de omwalling en de massa’s toeristen. Wel zijn er heel wat historische (kleine en grote) bezienswaardigheden. Zo is er het verhaal van La Verdette, de vrouw die in de 12de eeuw een inval wist te verijdelen door de kapitein gericht met een steenworp uit te schakelen. Ook vind je hier een huis van waaruit de jacht op het beest van de Gévaudan (waarover later meer) werd opgestart. Ook is er de Chapelle Notre-Dame, geheel in de stijl van de streek met een Mariabeeld, dit keer een rood, op het dak. Heel wat van onze metgezellen van de dag ervoor gingen hier halt houden, maar wij gingen nog even verder, naar Langogne.

Langogne

Het is dan nog maar een goede 6 km tot onze eindbestemming. Zes tamelijk onbewogen kilometers. Het landschap was nog altijd even mooi en nadat we het plateau voorbij waren, was het nog even dalen, langs een meer bebost stukje. Onze reisgids schilderde Langogne eerder af als een te vermijden oord, maar dankzij onder andere de plaatselijke historische wandeling, langsheen de oude verdedigingstorens, de kerken en de oude fabrieken, was het toch nog de moeite waard. Het was ook nog eens de gelegenheid om ons neer te zetten en rustig te tekenen. Wat hier opvalt is dat elk dorp nog een groot kruisbeeld heeft, ergens op een centrale plek, in dit geval een met bizarre kinderkopjes. En, vaak al even centraal, een monument voor de lokale gesneuvelden. Dat laatste is misschien niet zo verschillend met ons gebruik, maar hier wappert de Franse vlag toch iets ondubbelzinniger.

’s Avonds aan het eten is er even een reality check. In Italië is een Franse jonge wandelaar vermist. Het is in Frankrijk een item omdat de Italiaanse reddingsdiensten pas na 24 uur in actie zouden geschoten zijn. Hij zou de dag erna worden gevonden, vermoedelijk van een helling gevallen en door breuken geen help kunnen zoeken. Het is niet dat ons pad zo gevaarlijk is, maar het zet toch even aan het denken.

Verblijf: Hotel Beauséjour was aangenaam en comfortabel, met best een moderne kamer. De douchefaciliteiten waren ook allemaal top. Het lag vlakbij een drukke baan, opnieuw genoemd naar Maarschalk Foch, maar daar was gelukkig niet te veel van te horen. De TV was ditmaal ook groter dan een postzegel.

Eten: Twee zeer royale porties. Eerst een grote dosis sla, dan heerlijk gekruide lasagne. Het dessert was een fruitsla, die misschien net ietsje minder vers was.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Dag 2: Le Monastier-sur-Gazeille – Le Bouchet-Saint-Nicholas

Langsheen de eindeloze zandweggetjes

Nog 202 km te gaan – 33.373 stappen gezet (26 km, waarvan 23 km op de GR 70)

727 meter gestegen, 439 meter gedaald.

Le Monastier-sur-Gazeille (930 m) – Goudet (760 m) – Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m)

Ah, het land van de duizend zandweggetjes. Soms tergend rood, soms simpel bruin. Vaak afwisselend kronkelend in de richting van en vervolgens weg van de vele kleine dorpjes die ook op deze dag typische namen dragen zoals Le Cros, Montagnac en Preyssac. Maar vandaag simpelweg herleiden tot de soms gruwelijk eindeloze zandweggetjes zou deze tweede wandeldag, en de eerste echte op de Chemin de Stevenson, oneer aandoen.

De treurnis van een Frans ontbijt

Ons eerste ontbijt, in Bristol-en-Velay, was nog wat je meestal krijgt aangeboden als het wordt aangekondigd als continentaal. Vandaag was het voor het eerst op z’n Frans. Wit brood, confituur, niet al te veel fruitsap en redelijk slappe koffie. Je kan dat soort culinaire fratsen nog enigszins plaatsen, zeker als je in een relatief goedkoop hotel verblijft. Maar het is ook wel ergens vreemd, aangezien je je profileert op een wandelroute en dus voornamelijk wandelaars ontvangt. Een verschrikkelijk snel verteerbaar ontbijt verandert toch wel het een en het ander.

Zeker als je te maken hebt met twee notoire anglofielen. In het Verenigde Konkrijk krijg je in de B&B’s  en guesthouses een Engels ontbijt, wat op gewone dagen redelijk overdreven is. Maar als je gaat wandelen is het wel ideaal om het tot de middag of vroege namiddag uit te houden. Maar de overgang van Bristol naar de Provence betekende ook het einde van spek en worst en het begin van de hegemonie van wit brood met confituur.

Naast ons zat een koppel uit Aken, Duitsers die net over de grens woonden. Ze bleken fervente GR 70-wandelaars te zijn en hadden de 12 wandeldagen in vier gekapt. De eerste negen etappes hadden ze in de omgekeerde richting gedaan, beginnend in Saint-Jean-du-Gard en zo richting Le Puy wandelend. Voor dit laatste stuk hadden ze besloten om het toch omgekeerd te doen. En dus waren ze, na enkele jaren, nog twee dagtochten verwijderd van het vervolledigen van hun route.

Uit ons gesprek bleek ook dat we een gedeelde voorliefde hadden voor Malmedy en omgeving. Ook daar proberen we minstens een keer per jaar naar toe te gaan. De Oostkantons, met zijn venen, rivieren en bossen is waarschijnlijk van het mooiste wat België te bieden heeft aan fervente wandelaars. Tussen Kerstmis en Oudjaar vertoeven we vaak in de plaatselijke jeugdherberg, de ideale uitvalsbasis voor wandelingen. Maar, zo leerde de Duitser mij, is Malmedy ook de plek waar jaarlijks een redelijk uit de kluiten gewassen badmintontoernooi doorgaat. Voor elk wat wils.

Eindelijk op de GR 70

Maar wij waren hier voor de eigen wandelervaring. En dus verlieten we, zonder al te veel spijt Hotel Le Provence. Nadat we Le Monastier achter ons lieten, zakten we even af tot aan de Gazeille, een rivier die maar 27,2 kilometer stroomt tot ze opgeslokt wordt door de machtige Loire. Het landschap is vergelijkbaar met de eerste etappe. De uitzichten over de Velay, met z’n door vulkanen gevormd landschap, is ook hier aanwezig. Soms worden deze vergezichten afgeschermd door bossen. De GR 70 is bosrijk, en je wandelt hier vaak in de beschutting. Maar eens je de open ruimte vindt, is het genieten van een mooi uitzicht.

Op onze weg liggen ook enkele kleine dorpjes. Zo is er Le Cluzel, met een bijhorend schrijn, of Saint-Martin-de-Fugères, waar de weinige straten gecentreerd liggen rond een gezellig dorpsplein. Tussen twee dorpjes in volgt een mooi stuk met een geweldige vista over het door vulkanen gevormde landschap van de Velay. We worden hier even vergezeld door een Fransman uit Bordeaux, met wandelstokken, uit de kluiten gewassen kuiten en een al even impressionant wandeltempo. Desondanks zouden we hem achter ons laten. Om het dorpje Goudet te bereiken, moesten we namelijk afdalen via een pittig, steil en met kleine steentjes bedekt pad, met bijhorend gevaar op uitschuiven. Gelukkig geraakten we zonder kleerscheuren beneden, tot aan een brug over de Loire en met boven ons de ruïne van chateau Beaufort.

DSC07848

In this pleasant humour I came down the hill to where Goudet stands in a green end of a valley, with Château Beaufort opposite upon a rocky steep, and the stream, as clear as crystal, lying in a deep pool between them.

Van het kasteel zelf, dat oorspronkelijk in de 13de eeuw werd gebouwd, blijft vandaag niet veel over. En ondanks het feit dat het augustus, en dus hoogseizoen is, is het slechts zeer beperkt en 1 dag per week toegankelijk. We konden dan ook niet veel anders doen dan, na een korte snack, onze tocht verder te zetten.

De klim omhoog en naar de zandweggetjes

Even tartte ik de wandelgoden door laatdunkend te doen over de beklimming uit Goudet, tot we er echt aan begonnen. Het bleek een pittig, steil bospad te zijn. Al na enkele minuten waren we opnieuw boven de ruïne van het kasteel geklommen, en dan was er nog een aanzienlijk stuk omhoog te gaan. Het was niet echt onlogisch. Vanaf het beginpunt waren we 170 meter gedaald en nu moesten we een kleine 500 meter terug omhoog. Maar het klimmen zou niet eens het zwaarste gedeelte van de dag blijken.

Terwijl de temperatuur stilaan begon te klimmen, kwamen we op een pad terecht dat ons naar Ursel moest leiden. Het dorpje was in de verte min of meer te zien, maar we moesten weliswaar eerst een kronkelende zandweg temmen. Wanneer je wandelt kan je soms voor jezelf uitmaken dat je nog wel even kunt wachten met eten tot je een goede picknickplek vindt, maar wanneer die plek zichtbaar is, maar niet dichterbij lijkt te komen door het betere bochtwerk, en er ook nog eens zand in je schoenen kruipt, dan is het soms aanlokkelijk om binnensmonds te vloeken.

Soms tart je de wandelgoden zelf, door bijvoorbeeld een perfect gelegen picknickbank links te laten liggen. Toegegeven, deze stond weliswaar in de vlakke zon, die op dat moment van de dag stilaan begon te branden, maar tegelijkertijd was het wel een beter alternatief dan de pijnlijke rotsen. Deze hadden dan weer het voordeel dat ze strategisch onder een reeks bomen waren gesitueerd en we even afkoeling konden vinden. Later op de avond zou blijken dat mijn kuiten al stevig verbrand waren van het eerste deel van de dag.

Le Bouchet

Na de lunch restte ons nog +- 8 km en drie dorpjes, met name het gezellige Bargettes, het uit welgeteld 4 huizen bestaande Preyssac en onze eindbestemming van de dag, Le Bouchet-Saint-Nicholas. Geen idee wat een bouchet is, maar ik ontdekte wel dat étang het Frans voor pond is. Op deze tweede wandeldag konden we ook meteen onze gpx-track ten volle benutten. Hoewel de GR 70 over het algemeen goed is aangeduid, was er ergens tussen Preyssac en Le Bouchet toch een kleine fout ingeslopen. Gelukkig konden we dit snel rechtzetten.

Nog een laatste zandweggetje, met zicht op het dorpje, restte ons voor vandaag. Net als het geval was bij het dorpje Ursel zagen we ook hier de kerk al redelijk vroeg. Gelukkig was onze kronkelkwelling iets beperkter en bereikten we al snel onze eindbestemming, waar we in ons verblijf, de L’Auberge du Couvige ons op het terras neerzette voor een welverdiende cola, terwijl ons verhaal van de dag neerpennend.

Op het moment dat Stevenson Le Bouchet bezocht had het ongeveer 553 inwoners, dat zakte tegen het begin van de 21ste eeuw naar iets meer dan 230. De laatste jaren zijn er terug wat mensen bijgekomen, maar het toont aan hoezeer deze dunbevolkte periode met de eeuwen is leeggelopen. Terwijl we op het terrasje zitten passeert er af en toe een auto op de parking. Het dorpswinkeltje is pal tegenover onze herberg gevestigd.

We waren tamelijk vroeg aangekomen en moesten dus nog wat extra tijd doden tot het eten. Dat deden we in eerste instantie met een korte wandeling naar de kerk, de église Saint-Nicolas, die we beiden probeerden te vereeuwigen met een tekening. Ik ben geen Da Vinci en als ik thuis teken stop ik vaak gefrustreerd uit onvrede met het tussentijdse of eindresultaat, maar hier was er geen alternatief. Er was geen gom, enkel een potlood. Het was een andere manier van tekenen, een waar het proces nog belangrijker was dan anders. En het was, op een bankje in een klein Frans dorpje, een aangenaam tijdverdrijf.

Aan de gemeenschappelijke tafel

Deze avond hadden we ook onze eerste ervaring aan een table commune. De mensen die hebben gekozen voor de demi pension, of later nog hebben aangegeven in de herberg te willen eten, worden aan een lange tafel gezet. Ik was hiervoor enigszins nerveus. Ten eerste ben ik uit mezelf niet altijd de meest vlotte persoon bij mensen die ik niet ken. Ten tweede moest ik nog eens Frans spreken. Uiteindelijk schoven we onze benen aan de lange tafel, samen met tien anderen.

Er was een jong koppel uit de buurt van Lille, een praatgrage man en zijn vrouw uit Lyon, een koppel uit de Provence, een koppel dat we al meermaals hadden tegengekomen, maar die zich nu aan de andere kant van de tafel begaven, en ten slotte twee Duitsers, de enige niet-Fransen in het gezelschap. De vrouw, die er in eerste instantie nogal nors uitzag, had duidelijk een redelijke kennis van het Frans en probeerde, af en toe struikelend over haar woorden, verdienstelijk te participeren aan het gesprek. Haar man, die schijnbaar geen woord Frans sprak, zat er wat bij en keek er naar.

Ik deed het zelf niet veel beter. Misschien had ik aanvankelijk de fout gemaakt om te zeggen dat we van Vlaanderen waren i.p.v. België, want naar mijn gevoel werden we nogal uit het gesprek gehouden. Of misschien lag het gewoon aan het feit dat we nog onvoldoende waren geacclimatiseerd en ons Frans nog te hakkelig was om echt te participeren. Ik vond het, los van het eten, een onaangename ervaring, maar volgens Sara viel het allemaal goed mee. Even werd er wel over ons geroddeld, toen er gesproken werd over een jong koppel dat snel wandelde met een absurde Eastpack als bagage. Na wat geschuifel lieten we toch voorzichtig weten dat wij dat waren. De volgende dag had je in principe de keuze tussen een lange en een korte route. De meesten kozen voor het tweede. We zouden dus zien wat morgen bracht, en met wie.

Het verblijf

L’Auberge du Couvige zelf is een aangename plek. Het is geweldig gelegen, in het centrum van het dorpje, is heel gezellig en ruim. Dit keer hadden we een kamer voor vier, na de kamer voor drie van gisteren. Tegen dit tempo eindigen we met een slaapzaal voor ons alleen!

Het eten

Het eten was in ieder geval absoluut verrukkelijk. Als voorgerecht aten we de befaamde linzen uit Le Puy. Het hoofdgerecht bestond uit zeer romige gratin dauphinois met heerlijk gekruide kippenboutjes. Het dessert was een clafoutis van pruimen. Lekker en leuk om de linzen, de trots van deze streek, te kunnen proeven.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Dag 1: Le Puy-en-Velay – Le Monastier-sur-Gazeille

Onderweg naar de weg van Stevenson

Nog 225 km te gaan – 32.702 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70)

534 meter gestegen, 236 meter gedaald.

Le Puy-en-Velay (625 m) – Coubon (633 m) – Le Monastier-sur-Gazeille (930 m)

De weg naar Compostella

Eindelijk wandelen. Genieten van de vrijheid die de benenwagen met zich meebrengt. De wetenschap dat elke stap je verder leidt van startpunt A en dichter brengt bij eindpunt B, zonder dat er een hoe en een wanneer hoeft te zijn. Maar elke goede wandeling begint met een goed ontbijt, dat dient als een fond om enkele uren te kunnen wandelen zonder dat de maag begint te rommelen en de benen verslappen.

Hotel Bristol scoorde op dit vlak goed. Het pure Franse ontbijt, waarover later meer, werd hier uitgebreid met verschillende soorten kaas, hesp, fruit, ontbijtgranen, verse yoghurt en platte kaas. En daarnaast appelsiensap, appelsap en een hele resem warme dranken die via een handig en gebruiksvriendelijk apparaat konden worden gescoord.

Onze bagagetransfer had dan weer een duidelijk voordeel. Het bespaarde ons enkele kilo’s op de rug en bij eventueel regenweer konden we ’s avonds rekenen op een gegarandeerd droge outfit. Maar het had ook enkele verwaarloosbare nadelen. Ten eerste is het handig om alles bij je te hebben. In het verleden heb ik wel al eens een shirtwissel gedaan tijdens een wandeling, voornamelijk na een regenbui bij een redelijk hoge temperatuur. Dan durft je t-shirt wel eens natter te zijn van het zweet dan van de regen zelf. Ten tweede werkte onze maatschappij, Malle Postale, volgens de afspraak dat de bagage telkens ten laatste om 8 uur moest klaarstaan, waardoor uitslapen er niet meteen inzat. Later zou blijken dat mijn wankele slaappatroon dat laatste sowieso onmogelijk maakte.

DSC07742

Het duurde niet lang om Le Puy, hoe mooi ook, achter ons te laten en ons te begeven op boswegen, zandwegen en kiezelpadjes. Voor een groot deel zouden we vandaag een stuk van de weg naar Compostella volgen. Heel wat enthousiastelingen waren vroeger dan ons op pad, maar zouden al snel onze achterkant zien. Onze benenwagens hebben namelijk heel wat PK. Onze eerste metgezellen waren een man en vrouw die al binnen de eerste 300 meter van elkaar gescheiden waren. De man liep een goede dertig meer voor zijn vrouw uit, die er niet bijster enthousiast uitzag om deze tocht aan te vatten. De tweede collega-wandelaar die we inhaalden was misschien nog opvallender. Op een bospad bezaaid met stenen, wat het klimmen wat bemoeilijkte, passeerden we een gezettere man met bril en baard, die naast zijn rugzak ook nog een plastieken zak in de hand had. Bij het passeren was het niet meteen mogelijk om te zien wat hij precies vervoerde, maar echt praktisch kon het in ieder geval niet zijn.

Katten van de Cevennen

Het pad bracht ons al snel naar kleine gehuchten à la L’Holme en L’Herm en dorpen als Coubon, waar een jonge Loire stroomt in de richting van een ruïne. In Vlaanderen zouden de meeste van deze gemeenten in een veel groter geheel zijn opgenomen. Vele dorpjes en gehuchten, bestaan maar uit een paar straten of huizen. Maar dit is een dunbevolkte regio, met gespreide bewoning en beschaving. En dus hebben sommige plekken met minder dan 100 inwoners toch een mooi gemeentehuis. Het moet vreemd zijn om burgemeester te zijn terwijl je ook een van de 77 dorpelingen bent, al zal het wel een pak makkelijker zijn om de vinger aan de pols te houden.

Waarschijnlijk was het op de eerste wandeldag vooral pastoraal, met zachte glooiingen die versierd zijn met balen stro, her en der een hut en wat koeien in de verte, of dichtbij, veilig achter een prikkeldraad. Hoewel, de beboste heuvels die voortgekomen zijn uit vroegere vulkanen en erupties zijn waarschijnlijk eerder pittoresk. Misschien is het ook weer niet zo eenvoudig om landschappen te categoriseren en waarschijnlijk is het ook overbodig en tijdverlies. Wat zeker is, is dat de Velay een streek is waar het goed vertoeven en wandelen is. Net voor we nog kort een bos induiken, krijgen we een laatste panorama van le Puy-en-Velay aangeboden. Het gaf ons nog een mooi zicht op de stad en haar vier prominente ijkpunten in het landschap, de kathedraal, de kerk op de rots, de Rode Madonna en nog wat verder het kasteel van Polignac.

Er boden zich ook spontaan fotoreeksen aan. Net voor het dorpje Volhac werden we opgewacht door een aanhankelijke zwart-witte lapjeskat. Ondanks onze affectie voor katten, hebben de dieren die we onderweg tegenkomen vaak de neiging om eerst nieuwsgierig te staren om vervolgens, wanneer je een poging onderneemt hen te strelen, angstig te gaan lopen. Deze miauwende aandachtzoeker kronkelde zich echter tegen mijn been aan en volgde ons een aardig stukje. Het gaf ons het idee om zoveel mogelijk katten te fotograferen, in de hoop om voldoende poezendiversiteit te hebben voor de kalender Katten van de Cevennen. Met 12 wandeldagen te gaan, en een goed begin, was dat geen loze ambitie. Maar niet elke kat is even aanhankelijk als deze. Het zou nog spannend worden.

Een ander terugkerend fenomeen op deze eerste wandeldag was het kruisbeeld. Tussen Le Puy en Le Monastier zagen we kruisbeelden van verschillende tijden, in verschillende materialen en in alle maten, vormen en stadia van erosie. In het eerste dorpje waar we binnenwandelden, Ours, stond er zelfs al meteen een 12de eeuwse stenen beeld. We zagen er nog een tiental. Het getuigde van dezelfde oude en doorleefde traditie die we gisteren ook al tijdens de processie zagen en bij ons niet meer te vinden is. Waarschijnlijk omdat we ook niet zoveel paden en wegen hebben waar er geen lint huizen staat. Katten van Stevenson. Kruisbeelden van Stevenson.

Nog niet de echte Chemin de Stevenson

Mijn gebruik van Stevenson is een tikkeltje onrechtmatig. Dit is wandeldag 1 maar in feite een proloog, aangezien de Schotse schrijver Le Puy-en-Velay redelijk snel links liet liggen en Le Monastier-sur-Gazeille duidelijk de startplaats is van zijn reis. Hij verbleef er namelijk een maand ter voorbereiding van zijn tocht door de Cevennen. Misschien zag de protestant het niet zitten om zo lang in Le Puy, een katholiek bolwerk te verblijven? In a little place called Le Monastier, in a pleasant highland valley fifteen miles from Le Puy, I spent about a month of fine days. Dat zijn de eerste woorden die neergeschreven staan in Een Reis door de Cevennen met een ezel. Onze beginplaats is dus niet meer dan een vlugge vermelding waard.

En toch is deze eerste wandeling ontegensprekelijk the real deal. De bospaden, de pastorale panorama’s, de dorpjes met oude kerken en nog oudere kruisbeelden. Het is geen verplicht nummertje en al helemaal geen beginstuk dat uit de toon valt. Toen we onze eerste wandelroute deden, Hadrian’s Wall Path, was dat wel het geval. Daar duurt het een goede 14 kilometer voor je Newcastle en z’n buitenwijken achter je laat. Maar hier zit je meteen in de natuur. En het beetje bebouwing dat je tegenkomt beperkt zich tot gehuchten met maximum 80 inwoners.

Een van die gehuchten was L’Herm. Het was, zoals dat met dit soort plekjes gaat, een verzameling huizen, ditmaal met een centrale waterplaats eraan toegevoegd. En, gelukkig voor ons, ook twee stenen bankjes. Een ideaal moment voor een middagpauze. Een van de meest weerkerende restanten van ons eerste trekavontuur samen, in Wales in 2008, waren de Parovita-koeken, crackers die voldoende energie geven, licht om mee te nemen, maar helaas niet al te veel smaak hebben, zeker niet als het een paar dagen na mekaar je hoofdbestanddeel is. Maar op deze eerste dag, op een bankje in L’Herm, was het welgekomen. En om het helemaal af te maken kregen we nog even het gezelschap van een wit-zwart-rosse lapjeskat. Nog tien te gaan.

DSC07794

Na onze pauze was het nog maar een goede 4,5 kilometer te gaan. De weg werd al gauw een grasweg en even wanen we ons zowaar op het eerder vermelde Hadrian’s Wall Path, met een muur die ons gedurende een goede kilometer gezelschap houdt. Ondertussen zagen we in de verte onze eindbestemming, een reeks huizen en straten waar je vanop die afstand weinig van kunt maken, maar die je toch met enig enthousiasme vervullen. Plaatsen zoals deze zou je in Vlaanderen amper aandacht schenken (hoewel, met z’n dorpskern en afwezigheid van lintbebouwing zou het wel een rariteit zijn), maar hier wordt het plots een place to be.

Le Monastier-sur-Gazeille

Le Monastier-sur-Gazeille was het type dorpje waar we schijnbaar nog enkele keren zouden passeren. Kleine straten, eeuwenoude huizen, her en der een kerk die al langer meegaat dan het gemiddelde dorp in eigen land. Hier gaat het over het klooster dat zijn naam heeft gegeven aan het dorpje. Gebouwd op de site van twee eerdere kerken, werd vanaf de elfde eeuw gewerkt aan deze kloosterkerk, die doorheen de eeuwen verschillende zusterkerken en kloosters aan zich zou binden. Na een gedeeltelijke instorting moest de kerk hersteld worden. Het kreeg daardoor ook een nieuw orgel, dat uit 1518 dateert en er als een stille getuige vandaag de dag nog steeds hangt. De macht van dit klooster nam echter af en het werd aan het einde van de zestiende eeuw aangesloten bij Cluny. Met de Franse revolutie werd het definitief ontmanteld. De trappartij die naar de imposante, authentieke Romaanse gevel leidt, vormde een welgekomen rustpunt na deze eerste etappe.

Volgens Tripadvisor had het kleine dorpje ook nog een interessant museum over volkscultuur te bieden. Het tweede deel klopte, min of meer, het eerste was voor discussie vatbaar. Het Musée des Croyances Populaires was een klein museum, gelegen in het plaatselijke kasteel, dat verschillende volksverhalen verzamelde en dit uitbeeldde aan de hand van lelijke maquettes met nog afgrijselijkere figuurtjes. The Usual Suspects passeren de revue, zoals vrouwen met lange witte jurken, duivels vermomd als dieren, feeën en trollen, maar ook bijzondere creaturen uit de Occitaanse cultuur. Het is duidelijk een werk van liefde en lange adem, maar de 5 euro die wordt gevraagd is misschien wel te veel van het goede.

DSC07805

Het verblijf

Na het bezoek aan het plaatselijke klooster en museum was het tijd om ons hotel, Le Provence, te gaan zoeken. Le Provence is al meer Frankrijk dan Bristol, maar kon ons minder charmeren. Het was een rustiek 2-sterrenhotel. Eerst werd ons, zeer toepasselijk, kamer 2 aangeboden, wat vreemd genoeg nog niet was opgemaakt. De slordige dekens konden nog een toevalligheid zijn, maar de volle vuilbak deed vermoeden dat er inderdaad iets was misgelopen. Met haar stoutste schoenen en haar beste Frans compenseerde Sara mijn lethargische deemoedigheid. Prompt was daar een upgrade naar kamer 4, met extra bed en veel meer beenruimte, al was de televisie nog steeds even klein als een groot uitgevallen tablet.

Het eten

Ook het eten was ietsje rustieker dan de naam doet vermoeden. Om te beginnen kregen we een flink stuk paté voor de kiezen, met twee minuscule, strategisch geplaatste augurken en een schijnbaar verloren geraakt blaadje sla. Het hoofdgerecht was tamelijk zout en zeer zwaar. Het vlees, een stukje varken, was ideaal qua grootte. Maar de hoeveelheid gnocchi die erbij werd geschonken was overdreven. Het leek een dubbele portie en de jongeman van het restaurant keek eerst bedenkelijk naar het halfvolle bord van Sara en nog verbaasder toen we de kaasschotel weigerde, nog niet goed wetend dat dat wel degelijk het derde deel van de standaard vier gangen is die men in demi-pension aanbiedt. Ik moest nog aarden aan de Franse keuken en eetcultuur. De pittige coupe tiramisu ging er nog net in.

Slotbeschouwing

En daarmee zat onze eerste wandeldag erop. We verlieten nog even het hotel om te genieten van de rust van het vallen van de avond. Eerst waren we op zoek naar de gedenksteen die het begin van de wandeling aanduidde. Ondanks instructies van onze reisgids en het internet hebben we hem nooit gevonden. We vermoeden dat deze is gesneuveld voor extra parkeerplek. Daarna zetten we ons op een bankje, vlak voor de église Saint Jean-Baptiste, wat Sara met haar tekenpotlood eerder op de dag had vereeuwigd in haar boekje. Daar in de verte staken silhouetten van heuvels af, in de richting waar we morgen zouden wandelen. De epiloog van de proloog of de proloog van de echte wandeling, het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt, was gedaan. Morgen kwamen we echt op het pad van Robert Louis Stevenson.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/