Etappe 5: Mollem – Sint-Kwintens-Lennik (26 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen, van Kortenberg naar Eppegem. Een langere etappe van Eppegem naar Mollem volgde in september. Met het mooie wandelweer in het vooruitzicht, was het de opportuniteit om deel vijf te temmen.

Een valse start en een mooi begin

Op de trein was het even verwarring troef. Net voor het station Mollem besloot de boordcomputer om de bestemmingen om te keren, waardoor het leek alsof we onze startplaats al voorbij waren gereden en de trein al aan de weg terug naar Brussel was begonnen. Gelukkig kwamen we uiteindelijk toch niet terecht in Zellik of Asse, maar was het niet meer dan een glitch in de NMBS-matrix.

Het kon de pret van de start niet bederven. De etappe begon meteen met een hele hoop mooie natuur. Eerst ging het door de velden van Paddenbroeken en Mazenzele, waarmee we op de grens wandelden tussen Asse, Merchtem en Opwijk. Het eerste hoogtepuntje van de dag was echter het mooie Kravaalbos, een overblijfsel van het oude Kolenwoud. Het was er aangenaam wandelen, met een grote eigenheid en zelfs even een licht spectaculaire uitkijk op een privé-vijver.

Vuur en as(se)

Elke wandeling heeft ook een moment van spanning nodig. Dat werd dit keer gebracht door een onverwacht zicht. Na uit het bos komen zagen we in de verte plots een rookpluim. De veronderstelling dat het om een van de koeltorens van Vorst ging werd al snel de kop in gedrukt. De rookpluim werd steeds donkerder en klom ook steeds hoger. Het was spectaculair, maar er was ook nog wat onduidelijkheid (en spanning) over de oorzaak. Uiteindelijk bleek het om een brand in Mollem te gaan, waar een tweedehandslinnenfabriek in vuur opging. Wij waren gelukkig al even onderweg en hadden een alibi.

Sowieso wandelden we gestaag en dapper voort, dan eens weg van en dan eens in de richting van de rookpluim, terwijl er af en toe sirenes op de achtergrond te horen waren. De andere mensen die we tegen kwamen, inwoners van het zeer treffend genaamde Asbeek, bleven er stoïcijns bij. Gelukkig waren er ook mooie vergezichten en aangename paden. Op voorhand kon ik mij niet veel voorstellen bij deze vijfde etappe, maar met elke stap groeide de appreciatie

Van kerk naar kerk

Het eerste deel ging grotendeels door velden en bossen. Hoewel deze ook aanwezig waren in het tweede gedeelte, lag er hier toch ook meer focus op de verschillende dorpskernen. Het tweede deel kan best omschreven worden als tocht van kerk naar kerk. Van het al eerder vermelde Asbeek ging het naar Ternat, waar we even pauzeerden aan de plaatselijke Okay, waar we op een half afgebroken zitbankje onze vermoeide voeten even ademruimte konden geven.

Het centrum van Ternat, met een bijzonder schoolgebouw dat bestond uit weerspiegelend materiaal, werd niet verlaten via het mooi ogend park, maar wel via een straat met zicht op het mooi ogend park. Een bizarre keuze van de samenstellers van deze GR. We doken wat verder onder een spoorwegbrug en gingen zo naar de volgende deelgemeente van Ternat, Wambeek.

Het laatste stuk ging nog even door de velden. De glooiingen werden steeds aanweziger, het Pajottenland was finaal bereikt. Dit zorgde niet enkel voor mooie uitzichten, maar ook voor wat conditietraining. Deze was gelukkig beter dan verwacht, zelfs na 20+ kilometer. Los van de passages door de dorpskernen was het grootste deel van de route over onverharde paden, wat fijner is voor de voeten.

En zo kwamen we aan het tweeluik in Lennik. Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik liggen op een boogscheut van mekaar en zijn gescheiden door een geasfalteerd pad waar vroeger blijkbaar een tram reed. Beide kerktorens zijn in de verte te zien. Sint-Martens-Lennik doet nog iets meer denken aan een Vlaams dorp van weleer. Sint-Kwintens-Lennik kan dan weer uitpakken met een iets grotere markt, met als trekpleister het indrukwekkend standbeeld van het al even indrukwekkend Brabants trekpaard, hier gedoopt tot Prins. Een mooi eindpunt voor de voorlaatste etappe, die op verschillende manieren wist te ver(r)assen.

Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Wéris: Grootse landschappen

Onze 4de “staycation”-wandeling brengt ons naar onze verste bestemming, Wéris, een deelgemeente van Durbuy. Het feit dat het zo dicht tegen deze toeristische trekpleister ligt en zelf ook met enkele prehistorische megalieten en dolmen kan uitpakken, maakt dat het ook erg druk is, vooral aan deze bezienswaardigheden en in het dorpje zelf. Gelukkig was dat niet het geval op deze bijna 15 km lange tocht.

Stenen en duivels

Vanaf de parking gaat het via een asfaltpad al snel naar het bos. De eerste bezienswaardigheid ligt niet echt op het pad, maar het is toch de steile omweg waard. Je klimt door een bos en komt al snel aan bij de Pierre Haina, een drie meter hoge scheve steen die blijkbaar elk jaar wordt gekalkt en een beetje fallisch aandoet. Het is vreemd dat de wandelroute deze weg niet aandoet, maar wel de iets minder spectaculaire Lit du Diable. Sara had Satans bed in ieder geval wat groter verwacht.

Heerlijke panorama’s en kleine gehuchten

Het stuk in het bos duurt niet al te lang, maar wordt al snel ingeruild voor een aangenaam pad op een plateau, waarbij de vergezichten alvast de moeite zijn. Een bordje duidt iets later aan dat we op de Col de Ridieux zijn aangekomen, met een hoogte van 370 meter. Daarna wordt het landschap weer wijdser, terwijl we de afdaling inzetten, waarbij ik Sara nog wat probeer te entertain met het verhaal van de Normandische verovering (Ja, kijk. We houden beiden van geschiedenis en van wandelen, win-win) Op dit eerste deel komen we langs twee gehuchten. Eerst daalt het tot La Forge, dat zo goed als volledig bestaat uit een straat. Daarna gaat het via een zeer steil pad naar Mormont, alwaar we kunnen genieten van een bankje op de ‘village green’ met zicht op de plaatselijke kerk.

Een bijzonder pad, een gehucht met een riviertje en nog meer panorama’s

DSC00112

Vlak na Mormont zijn we even in de war wanneer het pad door iemands tuin leidt. Waarschijnlijk gaat het hier om een buurtweg, maar het feit dat de persoon in kwestie, wie weet uit protest, zijn barbecue zo heeft gepositioneerd dat het echt wel lijkt alsof je op privé-terrein zit, helpt niet. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer je je moet bukken om onder een draad te gaan en in een weide terechtkomt. En vervolgens op een pad dat tamelijk slecht onderhouden is, waardoor armen en benen meermaals met doornen in contact kwamen. Het is wel een echte wandelervaring. Het pad leidt naar een laatste gehucht, Fanzel, waar je heel kort kunt genieten van het riviertje l’Aisne. Daarna klimt het terug via een afsaltweg met opnieuw geweldige panorama’s.

Een duivelse kat in een bos en weer naar Wéris

Daarna gaat het nog een laatste keer het bos in. Daar komen we een zwarte kat tegen, die ons zeer enthousiast onthaald. Gezien onze eerdere ontdekking van het bed van de Duivel maak ik meteen de link. Sara, daarentegen, verwijt mij actief mee te werken aan de diabolisering van zwarte katten, die hierdoor vaak minder worden gekozen in kattenasielen. Het beestje was in ieder geval aanhankelijk, al was het wel wat vreemd, zo midden in een bos.

Er volgt nog een lus om daarna toch in Wéris te komen, waar het opvallend drukker is. Van alle wandelingen die we al deden is hier veruit het meeste volk aanwezig. Dat wordt nog erger wanneer we beslissen om toch nog even naar de dolmen en megalieten te gaan kijken, omdat daar in de nabijheid ook nog een parking is. We zien beide sites, maar het merendeel wordt ingenomen door West-Vlamingen, waarbij de kinderen nogal graag zitten en springen op de oeroude stenen. Misschien dus de moeite om te doen buiten het hoogseizoen. Maar de wandeling, die is zeker te doen zonder al te veel medewandelaars.

 

Falaën: Naar de ruïne van Montaigle

Dit keer een kortere wandeling, maar daarom niet minder mooi en zeker niet minder intensief. We hadden namelijk een zeer zonnige dag gekozen, waar het temperatuur de tweede helft van de 30 zou bereiken. Om die reden was het dus aangewezen om vroeg genoeg te beginnen. Op deze lustocht vanuit Falaën, een kleine 10 kilometer, zouden we overigens het pad voor ons alleen hebben. En dat gold ook voor onze tussenstop, de mooie en romantische ruïne van Montaigle.

Falaën, een Waalse parel

De wandeling begint in Falaën, een dorpje dat ook de titel van un des plus beaux villages de Wallonie mag dragen, net zoals Vierves-sur-Viroin de dag ervoor. Dit heeft Falaën naast z’n charmante huisjes ook te danken aan de kasteelhoeve die dateert uit de 17de eeuw, gebouwd als bescherming tegen de roversbendes. Het overleefde de Franse Revolutie ongeschonden, door de connecties van de toenmalige eigenaars en is nu nog steeds in privé-bezit. Een indrukwekkend zicht.

De ruïnes van Montaigle

De wandeling volgt de rode rechthoek met nummer 5 en is dus, los van een bepaald punt waar we al dan niet door eigen toedoen even verkeerd liepen, best goed aangeduid. De gpx is hier te downloaden en is evenwel een handig hulpmiddel. Wij kozen om het kasteel meteen bij openingsuur (11 uur) te bezoeken en deden het dus in de andere richting dan wordt voorgeschreven. Maar dat maakt niet zoveel uit.

Je vertrekt vanuit het dorpje en wandelt even door de velden. In de verte kan je de indrukwekkende abdij van Maredsous zien. Na een paar kilometer ga je het bos in. Je passeert het gehucht Le Marteau. Niet veel verder zie je na een bocht plots de indrukwekkende en romantische ruïne van Montaigle opduiken.

Het kasteel werd in de 14de eeuw gebouwd door het geslacht Dampierre (ja, van Gwijde), op de plek waar eerder al een vestiging stond. Het gebouw raakte in onbruik na de oorlog tussen Karel V en Henri II. In de 19de eeuw werd de verloederde restanten gered van de totale ondergang en met de hulp van het Waals gewest en vrijwilligers kan je het vandaag bezoeken. Een aanrader voor liefhebbers.

Langs de Flavion

Vlak na het kasteel volgt een mooie passage langs de Flavion, een zijrivier van de Molignée, die tevens zijn naam aan de vallei geeft en die zelf in de Maas vloeit. Het weidepadje naast de rivier wordt al gauw onbegaanbaar en het is even nodig om onder de prikkeldraad te kruipen voor wat stevige ondergrond. Een stijgend stuk over asfalt brengt je naar de hoeve van Montaigle.

Vervolgens klimt het pad terug langs de rivier, waar enkele strategisch geplaatste boomstammen ons een mooie picknickplaats schonken. Het bospad komt uiteindelijk via het gehuchtje Flun uit op een asfaltpad dat enkele keren stijgt en daalt, wat geen sinecure is door de temperatuur, die ook al serieus gestegen is. Eens bovenaan passeer je de kasteelhoeve en ben je al snel weer in het centrum van Falaën

 

 

 

Villers-la-Ville: De grootsheid van een abdij en een woud

De abdij van Villers-la-Ville is een gekende en fotogenieke ruïne in Waals-Brabant. Er werd in 1146 aangevangen met de bouw. Doorheen de eeuwen zouden er verschillende stukken bijkomen, steeds conform de laatste mode, van romaans naar gotisch en zo naar neo-classicistisch. Op z’n hoogtepunt is de abdij een toonvoorbeeld van de grootsheid van de cisterciënzers. Zoals zo vaak geraakt het na de Franse Revolutie in onbruik en wordt het daarna eerst een inspiratiebron voor kunstenaars en vervolgens een populaire toeristische plek. Een aanrader dus, zeker omdat je een bezoek kan combineren met een mooie wandeling.

De grootsheid van een abdij en een woud

De website van toerisme Wallonië biedt een hele resem interessante wandelingen aan, geconcentreerd in de Ardennen. Maar in elke provincie is er wel iets om de aandacht te trekken. Deze wandeling rondom de abdij is 9,5 km lang, volgt de gele rechthoek en krijgt code oranje, wat betekent dat het gemiddeld moeilijk is. Het merendeel van de wandeling gaat via een bospad en af en toe heb je een iets steilere klim of afdaling, maar nergens wordt het echt technisch.

De wandeling zelf

Je begint aan de parking van de abdij en wandelt een eerste stuk via de Rue de l’Abbaye, wat best omschreven kan worden als vals plat. Je bevindt je dan al in het bois de l’Ermitage. Na een dik kwartier ga je echt het bos in en ben je meteen afgesloten van de drukte aan de abdij. Het eerste stuk van het bos doet ons zelfs her en der denken aan de bossen die we in Wales, op de Offa’s Dyke Path, hebben bewandeld. Het eerste breekpunt is het beekje, de Ry Pirot, met enkele vijvers.

Daarna gaat het via enkele holle wegen gestaag naar boven, tot je terug op een kasseiweg uitkomt met zicht op de akkers. Even passeer je door het gehuchtje La Roche om al snel terug de bossen van Saint-Cathérine in te klimmen. Het pad volgt daarna even de spoorlijn, die wat verder ook vlakbij de abdij passeert. Hier moet je er echter onder, om daarna terug te klimmen. Je passeert hier de Thyle, een kleine zijrivier van de Dijle die belangrijk was voor de ontwikkeling van de abdij.

Daarna gaat het de laatste keer het bos in, waarbij je nog een klein stukje wandelt aan de bosrand, met zicht op de velden en door een klein gehucht. Daarna wordt het pad haast even verwilderd, met dichte begroeiing, waarbij je het beekje Ry d’Hez volgt. Het laatste stuk gaat eerst via een smaller bospad en daarna een breder pad, waarna je terug afdaalt naar de parking. Een korte maar erg mooie wandeling, goed te combineren met een bezoek aan de historische ruïne.

Van Lembeek tot Achter de “Bergen”

Deze wandeling vond ik op originele wandelingen. Deze vertrekt in het centrum van Lembeek, deelgemeente van Halle en gaat via enkele bossen naar Kasteelbrakel, waar je even langsheen en op drie kunstmatige gecreëerde verdedigingsheuvels wandelt. Via het Halse gehucht Congo gaat het terug richting Zenne en kanaal. Ik wandelde ook nog langs het kanaal en zo naar centrum Halle, goed voor 23 kilometer, die ik voor de gelegenheid solo wandel.

Naar Berendries en Maasdalbos

Het duurt niet lang om van Lembeek de natuur in te trekken. Deze wandeling probeert je zoveel mogelijk langs originele en onverharde paden te sturen. Wanneer je Lembeek verlaat moet je eerst nog via enkele bruggen de Zenne en het kanaal Brussel-Charleroi oversteken. Al snel kom je via enkele akkers in het klein natuurreservaat Berendries. Even passeer je door bebouwing, hoewel het er best kalm is, om dan naar je tweede natuurlijke place of interest te gaan. Het Maasdalbos is vroeg op de ochtend nog tamelijk donker en ook hier is het heerlijk rustig.

Kort door het Hallerbos

Voor mij was het nog onontgonnen, of beter gezegd onbewandeld, terrein. Mijn volgende bestemming is echter een golden oldie. Het Hallerbos is vooral bekend van de paarse boshyacinten die een korte periode het bos versieren, maar is het hele jaar door een geweldige plek om te wandelen. De weg ernaar toe was dan weer wel een ontdekking. Zo passeer ik langs een aardbeikwekerij. Even moet ik mijn weg zoeken, hoewel de wegbeschrijving 98% van de tijd heel duidelijk is. Via een smal padje met wat laag hangende takken kom ik dan toch via een zijweg naar het Hallerbos, waar even de sequoiawandeling, met bijhorende verzameling sequoias, wordt gevolgd. Aan de Vlasmarktdreef vind ik een verzameling boomstammen die fungeren als de perfecte picknickplek.

Naar Kasteelbrakel

Niet veel verder ga ik alweer naar de rand van het bos, waar een holle weg mij over de taalgrens en naar Kasteelbrakel stuurt. Het lijkt al meteen een ander landschap en een andere wereld. Het eerste wat je ziet is een verkaveling, maar de huizen zijn hier groter en gebouwd rond bescheiden glooiingen en heuvels. Even, met zicht op enkele beboste heuveltjes aan de ene kant en wat pittoreske huisjes aan de andere, krijg ik een waar vakantiegevoel. Je moet echt maar enkele kilometers afleggen om ontdekkingen te doen. Via een bospad dat uitkomt op een graspad met zicht op Kasteelbrakel daal je terug om via een GR even langs de rivier Hain te wandelen. Achter de bomen verschuilt het kasteel zich. Ik wandel even naar links om de 13de eeuwse molen te bewonderen, maar ga dan terug op pad, naar een voorlaatste hoogtepunt van de wandeltocht.

Les Monts

Het pad klimt tussen de velden. Vanop een bankje heb ik een mooi zicht, ditmaal ook op het kasteel, dat al wat zichtbaarder is. Mijn volgende bestemming is een collectie aarden heuvels die deel uitmaakten van de verdediging van het kasteel, de zogenaamde monts. Via een kasseiweg en enkele steile stukken kom je op deze speciale plek. Je moet het wel weten, anders zou je denken dat het gewoon een collectie heuveltjes betreft, maar het is wel een erg aangename plek om te wandelen, met smalle padjes die je langs de flanken van deze “bergen” brengt.

Terug naar Lembeek

Daarna ga je terug wat meer richting de bebouwing. Even loop ik verloren, al dan niet door mijn eigen toedoen. Noch de beschrijving, noch de gps-track maken duidelijk welk pad ik moet nemen, tenzij ik mij door een akker met hoge begroeiing moet wurmen en dus kies ik een omweg, waardoor ik mijzelf ook nog eens moet netelen. Ik wandel nog langs het Lembeekbos en kom zo in het gehucht Congo, helaas minder spectaculair dan de naam doet vermoeden. Zo gaat het terug naar Lembeek, via een mooi pad langs de Zenne. Ik doe nog even een klein omwegje naar de Malakofftoren, mijn favoriete plek in Halle. Na even te pauzeren is het nog een goede 3,5 km naar centrum-Halle, via het kanaal.

Etappe 2: Groenendaal – Kortenberg (33 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Ik begon samen met een collega in april aan de eerste etappe, die niet toevallig en zeer handig in Halle begint. Door omstandigheden duurde het even om het vervolg te hervatten, maar naar aanleiding van het vervolledigen van het tweede stuk, alvast een verslag van etappe 1 en 2.

Groenendaal – Tervuren

Tussen half april en half december zit 8 maanden en bijna 3 seizoenen. Maar op deze tweede etappe waren de weergoden ons veel gunstiger gezind dan tijdens onze het eerste stuk. Tussen enkele regenachtige dagen in zouden we vandaag getrakteerd worden op een helderblauwe lucht en ideale wandeltemperaturen, zeker voor de tijd van het jaar. En zo begonnen we in de relatief vroege ochtend, na een treinrit van Halle naar Groenendaal, aan deze tweede etappe die ons 33 km later naar Kortenberg, tegen Leuven, zou brengen.

En het begint zoals het ook geëindigd is, in het Zoniënwoud. De regen was de dagen daarvoor vrij aanwezig, waardoor sommige passages er nogal modderig bijliggen. Maar dat maakt ergens ook wel deel uit van de charme. Iets minder charmant is de spaarzaamheid van de signalisatie, waardoor het vinden van de gele-rode markering soms een speurtocht wordt. De gpx downloaden en deze bij de hand houden is geen overbodige luxe.

DSC08876

Een gesneuvelde boom in het Zoniënwoud

Net als op de eerste dag zullen we ook best wel wat vijvers zien. Deze werden hier vaak aangelegd op vraag van Leopold II. Diens koninklijk domein is namelijk niet al te ver verwijderd meer. Af en toe horen we het geklop van een specht, die schuilend tussen de takken ritmisch met zijn snavel door een stam boort. De specht is op dit stuk een zeer aanwezige metgezel trouwens. Dat geldt ook voor diverse waterlopen. Zo gaan we via een geïmproviseerd brugje een klein afvoerkanaal over.

DSC08880

De kerk van Jezus-Eik met herfstgebladerte

Nadat het Zoniënwoud wordt verlaten, gaat het via een impressionante manege langs een kaarsrecht landbouwweggetje naar Jezus-Eik, een deelgemeente van Overijse en een vroeger bedevaartsoord. De horecazaken die rondom de kerk zijn gebouwd herinneren aan de vroegere herbergen voor de bedevaarders. Het is een klein en tamelijk charmant plekje en we zien opvallend meer medewandelaars dan in april. Het park van Tervuren nadert.

Maar eerst volgt nog een laatste, korte passage door het Zoniënwoud en een iets langere door het geografisch arboretum, een plantage van diverse bomen die deel uitmaakt van de koninklijke schenking en in de vroege twintigste eeuw werd aangeplant. Op sommige plekken doet het haast Noord-Amerikaans aan. En na Jezus-Eik volgt opnieuw een plek met een rijke geschiedenis. We zijn in Tervuren.

Tervuren – Kortenberg

Het centrum van Tervuren is gebouwd rond de Sint-Evangelistkerk waar ook Sint-Hubertus wordt gevierd. Een bezoekje aan de kerk is aan te raden, al was het maar omwille van enkele mooie glasramen. Via een pleintje dat ingepalmd is door tenten en kraampjes, voor de al dan niet nog in gang te trekken kerstmarkt, gaat het via de Warandepoort.

De herinnering aan het koloniale verleden is er niet enkel door de architectuur in de omgeving, met naast de Warandepoort ook het hele park en het impressionante gebouw waar nu het Afrikamuseum is gevestigd, maar ook door 7 graven van Congolezen die in 1897 omkwamen nadat ze voor de toenmalige expo naar hier werden gebracht en omkwamen door de weersomstandigheden. Aanvankelijk werden ze begraven in niet-gewijde grond, maar nu hebben ze een prominente plek gekregen, vlak aan de kerk.

Het is een goede herinnering aan de gruweldaden tijdens de koloniale periode en de manier waarop er met de Congolezen werd omgegaan. Met dat in het achterhoofd wandelen we het Warandepark van Tervuren in. Ook hier zijn verschillende vijvers aangelegd, met een hele resem vogels om te bewonderen. Van koeten en eenden tot aalscholvers. Het park is een ideale plek om even te pauzeren en een lunch te nuttigen. Door het redelijk hoge aantal kilometers dat nog voor de boeg ligt, is een bezoek aan het Afrikamuseum geen optie.

We gaan opnieuw langs enkele vijvers, met daartussen het zogenaamde Spaanse Huis, een molen die deze naam kreeg vanwege het type baksteen dat gebruikt werd, eerder dan een link met het Zuid-Europese land. Na de Vossemvijver gaat het naar een gezellig padje langs de Voer, een klein beekje dat etymologisch verwant is met Tervuren. Ook dat komt van Fura, wat zoveel betekent als afvoer. De Voer leidt ons naar Vossem, deelgemeente van Tervuren.

DSC08917

De Voer in Tervuren

Vossem is niet al te groot en dus is het ook niet echt interessant om hier al te lang te blijven hangen. Via een korte kasseiweg gaat het naar een smal pad langsheen de velden. Daar waar links nog een weinig charmante autoweg ligt, kan je aan de rechterzijde genieten van een mooi uitzicht over velden, met Leefdaal in de verte en daarachter zelfs Leuven. Zo kom je via de curieuze Coigesteenweg in Moorsel.

We verlaten al snel dit laatste stukje Tervuren en komen zo via het Hogenbos en het gehucht Vrebos de gemeente Kortenberg binnen. In de verte zien we de E40 opduiken en we moeten deze autosnelweg zelfs even doorkruisen via een brug. Terwijl onder ons de auto’s tegen een vervaarlijke snelheid voorbij razen, gaan wij tegen een aanzienlijk doch verhoudingsgewijs zeer traag tempo naar het laatste gedeelte van deze tweede etappe.

En dat brengt ons eerst langs de hekken en prikkeldraden van de gesloten jeugdinstelling van Everberg dat De Grubbe werd gedoopt. Hier zitten een 40-tal jongeren die hier maximaal 2 maanden en 5 dagen kunnen verblijven en die hier terechtkomen nadat ze een ernstig misdrijf hebben gepleegd of hiervan verdacht worden. Het is een vreemde passage op deze GR.

Everberg zelf heeft nog een oud gemeentehuis, een jeugdcentrum en een kerk en doet gewoon zeer typisch en Vlaams aan. De verschillende buurt- en voetwegen voeren ons vaak langs de achtertuinen die bijna zonder uitzondering worden afgeschermd door hagen, hekken en draden. Heel af en toe heb je inkijk en kan je pluizig pluimvee en dartele konijnen bewonderen.

DSC08932

Het bos van Kortenberg

Voor we in Kortenberg zelf aankomen, gaan we nog een keer door een bos. De herfstkleuren zijn ook hier mooi, maar beetje bij beetje zakt de zon. Een koplamp is nog niet nodig, maar lang laat de duisternis niet op zich wachten. Via een atletiekpiste en sportcomplex nemen we nog enkele buurtwegen, door het park van de Oude Abdij en zo naar de Leuvensesteenweg met nieuwe abdij. Hier zien we nog enkele mooie villa’s in Art Deco- en Art Nouveau-stijl, zoals de Villa Lurmann, met een indrukwekkende poort. De Villa werd ontworpen door de architect Emiel Van Averbeke, die ook onder andere het poortgebouw van de Zoo van Antwerpen ontwierp.

DSC08935

De poort van Villa Lurmann

Een halve minuut later eindigt onze wandeltocht van 33 km, van het station van Groenendael, via het Zoniënwoud en het park van Tervuren naar Kortenberg. Het station zelf heeft een mooie en ruimte fietsenstalling, maar is zelf een beetje troosteloos. Dat geldt ook voor de stationsbuurt, wat op een zondagavond doods en verlaten is. Er is dus geen mogelijkheid om ons, met het vallen van de avond, op te warmen aan een warme chocomelk. Maar anders dan de vorige keer voert de trein ons wel geruisloos van Kortenberg naar Halle.

DSC08937

Terug naar Halle

 

 

Etappe 1: Halle – Groenendaal (22 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Ik begon samen met een collega in april aan de eerste etappe, die niet toevallig en zeer handig in Halle begint. Door omstandigheden duurde het even om het vervolg te hervatten, maar naar aanleiding van het vervolledigen van het tweede stuk, alvast een verslag van etappe 1 en 2.

Halle – Sint-Genesius-Rode

20170805_190729

De grote markt van Halle met basiliek

Zoals ik al zei, het is handig meegenomen dat de GR Groene Gordel in Halle begint, met name aan de trots van deze bedevaartstad, de basiliek. Onze basiliek is gekend van de Zwarte Madonna en de kannonballen die deel uitmaken van de legende. Gespeend van enig chauvinisme kan ik wel zeggen dat het een bijzonder mooie basiliek is. Maar goed, de GR dus. De weg wordt doorgaans goed aangeven aan de hand van geel-rode rechthoeken (voor de grote GR’s gebruikt men wit en rood). Maar dit eerste deel gaat door relatief gekend terrein en dus is het minder nodig om volledig af te gaan op de signalisatie.

Aanvankelijk worden we nog vergezeld van een flinke portie regen. Maar eens aan het kerkhof van Buizingen gekomen blijft de schade beperkt tot grijze, dreigende wolken. En een onaangenaam sterke wind die doorheen de dag zal toenemen. Tot de nakende storm uiteindelijk onze tocht door het bos enigszins gevaarlijk maakt en het treinverkeer danig in de war stuur. Maar daarover later meer.

DSC06762

Je moet niet ver gaan voor een mooi wandelpad

Van de Basiliekstraat, de hoofdstraat van Halle, gaat het via Buizingen, waar we het oude sanatorium passeren, naar het al iets groenere Beersel. Het is opvallend hoe tussen de verkavelingen door je toch passages hebt in bossen, langs holle wegen en kleine beekjes, zoals de kapittelbeek. De Zennevallei is natuurlijk van oudsher, net als het aanpalende Pajottenland, een bron van inspiratie geweest voor kunstenaars en schrijvers. Blijkbaar is het Consciencepad dat je van Halle naar Beersel volgt zelfs het oudste bewegwijzerde recreatieve wandelpad van Vlaanderen. Het dateert van 1935.

DSC06763

Een landschap in de Zennevallei met grijze wolken

Na een tijdje komen we aan in het centrum van Dworp, waar je via het oude gemeentehuis en de 18de eeuwse schandpaal naar een pad langs de Molenbeek gaat. Langs dit landschap waren vroeger heel wat molens te vinden. De relatieve heuvelachtigheid van dit landschap maakte dat het een interessante locatie was. Vandaag zijn er nog amper te vinden, maar het pad passeert wel aan de oude papiermolen van Herisem, goed bewaard industrieel erfgoed en een excellente keuze als je op zoek bent naar een leuke trouwlocatie.

Af en toe wordt de rust en oase doorprikt door de drukte van de 21ste eeuwse beschaving. Dan moet je bijvoorbeeld een drukke steenweg over. Maar deze momenten zijn opvallend afwezig en worden al snel gecompenseerd door authentieke hoogtepunten. Soms is dit letterlijk te nemen, zoals in het geval van de hertogelijke OLV-kerk van Alsemberg en z’n pittige trappenpartij. Even later komen we al in onze derde gemeente aan, met name de faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode. Hier gaan we even door het centrum van het dorpje en is het station, op zo’n 12 km, een zeer goede plek om te pauzeren.

Sint-Genesius-Rode – Groenendaal

Na een relatief lange passage over asfalt en door de bewoonde wereld kunnen we terug een aangenaam padje op en komen we niet veel later aan de vijvers van Sint-Genesius-Rode. Ik heb het wel voor waterpartijen. Een gekleurde, afgebroken mozaïek geeft het geheel iets extra melancholisch. De ligging van deze vijvers zijn ook bijzonder. In de Vlaamse Rand gaat groen en gezellig vaak gepaard met villawijken en “kasten van huizen”. Dat is in Sint-Genesius-Rode niet anders.

Wanneer we dit mooi stukje natuur verlaten komen we dan ook opnieuw in een verkaveling met gigantische, maar weinig esthetische bouwwerken. Dat is helaas onvermijdelijk wanneer je gaat wandelen in de Vlaamse Rand, waar ook uitwijkelingen met veel geld thuis zijn. Maar opnieuw zijn deze passages niet zo storend en zit je nooit langer dan een kwartier in dit type wijk.

En het laatste stuk van deze eerste etappe compenseert helemaal voor elke lelijke, uit de kluiten gewassen villa. Na nog een keer een drukke baan te kruisen, gaan we namelijk het Zönienwoud in. Het is geen ongerept bos en de wandelpaden zijn op dit gedeelte vaak geasfalteerd of toch deels verhard. Maar er hangt een bijzonder sfeer door het hierboven vermelde stormweer.

Want de wind begint zich vanaf de namiddag meer en meer te manifesteren, en daar waar dat in de gemiddelde villawijk niet zoveel uitmaakt, is dat wel anders in een bos. Doorheen de wandeling in het Zoniënwoud horen we de bomen dan ook vervaarlijk kraken. Af en toe duikelt er een tak naar beneden. Een keer is dat zelfs een redelijk uit de kluiten gewassen exemplaar dat aan onze voeten neervalt.

DSC06779

Something wicked this way comes

Desondanks proberen we zoveel mogelijk te genieten van de rust en schoonheid van het bos, waar, misschien door de aanwezige wind, niet al te veel volk te bespeuren valt. Ook hier wordt de liefhebber van de betere vijver getrakteerd op mooie exemplaren. De inmiddels zeer dreigende wolken op de achtergrond geven het geheel iets extra. Net als we het bos verlaten horen we een onaards klinkend maar zeer aards gekraak. Aan de overkant van de weg is een boom door de stormwind omgewaaid.

Voor de storm echt ruig wordt, naar Vlaamse normen weliswaar, komen we opnieuw in de bewoonde wereld aan, waar we schuilen in het station van Groenendaal. Op het perron van het station klappert het dak naar boven en onder, maar het is toch nog voldoende goed bevestigd en het blijft bij wat gebonk. We geraken nog wel van Groenendaal naar Brussel-Zuid, maar daar zijn alle treinen door het stormweer afgelast. De bus is gelukkig een goed alternatief, en zo eindigt onze eerste wandeldag, van Halle, doorheen het groene Beersel en Rode en zo naar het Zoniënwoud,  met een rit door het minst aantrekkelijke van Anderlecht en Sint-Pieters-Leeuw.

DSC06781

Eindhalte: Groenendaal