Dag 6: Saint-Valery-en-Caux – Quiberville

37.833 stappen gezet (29,1 km, waarvan 26,8 km op de GR 21)

362 meter gestegen, 424 meter gedaald

De koninginnenetappe! 27 kilometer op de GR! Na onze 24,5 + 2,5 helletocht was het vandaag de volwaardige langste. Na de pijn van de dag ervoor leverde het enigszins wat stress en preventieve voetpijn op. Maar met goede moed zetten we ons aan onze voorlaatste dag.

Mooie dorpjes

Gelukkig was alles wat beter dan gisteren. De dorpjes waren mooier, de kust was vaker aanwezig, de paadjes wat comfortabeler en het laatste stuk, hoewel nog steeds pijnlijk aan de voeten, bestond niet louter uit kilometers asfalt. Na een goed ontbijt namen we afscheid van het geweldige hotel in de leuke stad. Opnieuw begon de etappe met wat trapjes omhoog, gevolgd door wat weiden en bossen.

Dit kwam uit op een plek genaamd ‘La tête de mort’, maar gruwelijker dan wat windmolens werd het gelukkig niet. Het eerste mooie dorp was Manneville-ès-Plains, met een mooi kerkje, een vijvertje in het centrum van het dorp en vol pittoreske Normandische cottages. De typische Normandische architectuur had inmiddels mijn hart veroverd.

Na nog enkele velden en bossen daalden we af naar het allermooiste dorpje, dat ook zo erkend wordt in Frankrijk, namelijk Veules-les-Roses. Het strand en de dijk waren weinig speciaal, maar vanaf de kerkruïne werd het alsmaar mooier. Van de gezellige steegjes ging het naar een reeks molens en een schilderachtig plekje met water en enkele huizen. Veules-les-Roses heeft ook de Veules, de kortste rivier van Frankrijk, met nog geen 2 kilometer. Het was de moeite waard om even naar de bron te gaan nadat we tien minuten eerder de monding waren gepasseerd.

Lange trappen en kleurrijke cabines

Hoewel we al even op pad waren, moesten we nog een goede 15,7 kilometer afleggen. Anders dan gisteren hadden we echter ijkpunten om het geheel wat in te delen. Na een korte klim gingen we door een veld en zo naar Sotteville-sur-Mer, waar we de 231 trappen richting zee aan ons voorbij lieten gaan. Het uitzicht was vanboven al goed genoeg en nog eens 462 treden op en af kon niet tegen het perfect geplaatste picknickbankje op.

Van daaruit was het nog steeds 11 kilometer. Gelukkig ging het grotendeels langs onverharde paden, langs de rand van velden met af en toe wat zicht op zee. Er restten ons nog twee tussenstops. Eerst in Saint-Aubin-sur-Mer, met z’n kleurrijke strandcabines en een kort, maar leuk kustpadje. Hier waren het niet de meeuwen, maar de sperwers die onze aandacht trokken, met hun hang- en vliegwerk.

De tweede en laatste tussenstop was een kapelletje gewijd aan St-Julien. Hier besloten we nog even te zitten tot enkele druppels er anders over besloten. Gelukkig was het maar een korte bui en werden onze laatste kilometers niet nodeloos bezwaard door neerslag.

Naar Quiberville

En dus was het nog 4 kilometers ploeteren, met steeds pijnlijkere voeten en een stramme kuit. Gelukkig was onze calvarietocht vooral op gras te doen. De laatste halve kilometer was het dalen tot aan het strand, waar ons hotel, met originele naam Hotel de la Plage, meteen te vinden was. Maar er was een kamer met zicht op zee, een douche, en belangrijker, avondeten!

Het eten

Crispy crêpes met kip, koolvis met rijst en groentjes en citroen-merengue.

Het verblijf

Zicht op zee, grote kamer, goed hotel

Dag 5: Sassetot-le-Mauconduit – Saint-Valery-en-Caux

40.753 stappen gezet (31,4 km, waarvan 24,2 km op de GR 21)

410 meter gestegen, 420 meter gedaald

Van groot naar klein

Vandaag stond het eerste deel van een pittig tweeluik op het menu. Samen met het stukje vanuit het hotel haalden we vandaag de kaap van de 27 km. Enig ontzag/bezorgdheid was ons deel bij zowel het vertrek als de aankomst.

De wandeling zelf was vaak mooi, maar eindigde een beetje op een sisser en vooral met vrij veel pijn. Het begon nochtans mooi, met een klimmetje en wat dalen van les Grandes Dalles naar les Petites Dalles, langsheen het soort klifpadje dat oog en voeten graag hebben. We klommen meteen opnieuw, met zicht op de betere Normandische villas. Daarna volgde een lang stuk langsheen enkele kleinere dorpjes, gehuchten en lawaaierige windmolens.

Een kustoord en een zeerivier

Ons eerste echte ijkpunt was Veulettes-sur-Mer, wat we bereikten via het gehucht Le Mensil en het betere daalwerk, langsheen de kerk, waar ook enkele Commonwealth-graven te vinden waren, allen voor de “ongekende soldaat”. Veulettes zelf had een groot strand met amper volk, deels door het feit dat het een werkdag was, deels door het weer, dat toch wat donkerder was dan de vorige dagen. De blauwe hemel die gisteren al wat weg was, was nu helemaal vervangen door onheilspellend grijs.

Na een pauze met fruit staken we het kustriviertje de Durdent over, dat met z’n 25 kilometer kort was, maar verre van de kortste waterloop die we zouden tegenkomen. Daarna klommen we nog een keer naar boven, naar het educatieve pad dat zowel de plaatselijke ecologie als de tweede wereldoorlog combineerde. De Fransen waren zo sympathiek om alles ook in het Duits te vertalen. Hoogtepunt was een zeer impressionante bunker die mooi bewaard was gebleven.

Een eindeloze dwaaltocht

Onze middagpauze hadden we voorzien in Janville. Eerst moeten we nog voorbij een kerncentrale (in de verte), een weinig zeggend gehuchtje en verlieten we de GR voor de gpx-track, vermoedelijk door een recente trajectwijziging. Helaas was Janville, deelgemeente van Paluel, ook maar een scheet in een fles. Na een pijnlijk stukje op een astfalbaan vonden we geen bankje, ook niet aan het plaatselijke kerkje, en dus was het old skool eten in de graskant. Het smalste stokbrood ooit bleek ook niet zo voedzaam.

Maar het ergste moest nog komen. De lus rond de kerncentrale werd verdergezet. En daar waar de info vanop de GR-website ons een laatste paar kilometer langs de kust had beloofd, kregen we een zeer pijnlijk, schijnbaar oneindige kruisweg van 5 kilometer op asfalt voorgeschoteld. Het landschap rondom ons veranderde niet. Er waren velden en strobalen aan de ene kant en velden en strobalen aan de andere. Halfweg begon het ook nog eens voor het eerst te regenen. Het was pijnlijk voor lichaam en geest.

Saint-Valery-en-Caux

Maar uiteindelijk haalden we dan toch onze eindbestemming. Zeker door het grijze weer en de sterke wind won het aan charme. Het is geen echte badplaats maar eerder een stad aan zee en het was fijn om de golven te zien en horen klotsen.

Sara kwam in aanraking met de gevaarlijke kant van het kustleven toen een meeuw eerst precies mikte op haar blikje en 5 minuten later een andere (of niet, wie weet) een klein beetje net boven haar wenkbrauw. Gelukkig was drie keer in deze geen scheepsrecht.

Het eten

Eindelijk een goede ervaring! Op aanraden van de serveuse koos ik de rundsbrochette met frietjes en camembertsaus (wat heel lekker was) en daarbij nog een coupe met mango, passievrucht en banaan.

Het verblijf

Hotel Les Bains was ook een schot in de roos, met een nette, ruime kamer, heel leuk ingericht en met zeer vriendelijk personeel. Eind goed, al goed.