Epiloog: Saint-Jean-du-Gard – Nîmes

Het vinden van informatie over onze bus was geen evidentie. De uren die ik had opgezocht, met tussenstop in Alès, bleken ter plaatse niet verifieerbaar. Wel dook er plotseling een rechtstreekse verbinding richting Nîmes op. We kozen dus voor het gemak en een maximaal bezoek aan de stad. Hierdoor weken we lichtjes af van Stevensons reis, die na Saint-Jean-du-Gard richting Alès trok.

Een gesprek op de bus

Aan de bushalte zagen we de twee vrouwen die we in Florac hadden ontmoet. De vrouw die wat minder goed te been was bleef bij familie in Saint-Jean-du-Gard, de andere nam samen met ons de bus. Wat volgde was nog een laatste gezellige babbel (in het Frans). De vrouw vertelde onder andere over hoe ze haar kinderen van jongsaf meenam op wandeltochten, met als hoogtepunt haar 4-jarige die vlotjes 600 hoogtemeters overwon.

Verder ging het nog over het Frans, andere leuke wandelpaden in Frankrijk, Vlamingen, haar werk (ze werkte in een universiteitsbibliotheek en was gepassioneerd door fotografie. Anderhalf uur later scheidden onze wegen. Zij ging naar Toulouse, wij de stad in, na het afleveren van onze bagage in een aangenaam hotel met een ietwat vreemde en minder aangename ligging.

Alle wegen leiden naar Rome

Nîmes staat gekend voor haar indrukwekkende Romeinse restanten. Via optimale planning en een voordelige combipass konden we ze uiteindelijk allemaal bezoeken. De arena was redelijk interessant, maar de hitte en het feit dat we plots een ander soort dagbesteding deden, zorgde ervoor dat we wat onwel werden. Wandelafkickverschijnselen.

Na een ietwat prijzige maar lekkere lunch in het museumcafé, ging het naar het museum van het Oude Rome zelf. Een fantastische collectie op een boeiende manier gepresenteerd. Voorafgaand werd ik door de securityman uitgepikt vanwege mijn wandelaarsrugzak. Onze Opinel kwam even in het vizier, maar mocht samen met de rest in de vestiaire.

Vervolgens was er nog de maison carré, een zuilentempel waar een film werd getoond die qua productie vrij duur leek. Het ging over een Gallische stam die hun lot verbond aan de Romeinen en uit dankbaarheid de stad mochten bouwen die later Nîmes zou worden. Ook volgde nog Le Jardin de la Fontaine, een typische Franse geometrische tuin, met naast heel wat fonteinen en trappartijen ook nog de ruïne van de tempel van Diana en een oude wachttoren met bovenaan een panorama. Nog eentje om af te leren dus.

De stad van de krokodil

Nîmes is overigens verbonden met het symbool van een krokodil. Na de succesvolle veldtocht in Egypte vestigden zich heel wat van deze soldaten zich in de stad. Hun symbool, of beter gezegd dat van hun overwinning, was een krokodil die vastgebonden is aan een palmboom. Ook vandaag is dit beeld terug te vinden in het stadsbeeld, op paaltjes, maar vooral door middel van een geweldige fontein op de Place de la Marchée. Het is eens iets anders.

Zoals vooropgesteld sloten we onze avond af met pizza. Voor het eerst geen voorgerecht of drie gangen. We moesten zowaar zelf op zoek naar eten. Onze keuze was echter top, een plek waar ook heel wat locals te vinden zijn. In deze van oorsprong Romeinse stad was de link met de Italiaanse keuken evident. Nog een slok wijn en dan naar huis.

Eten:

Pizza 4 kazen en tiramisu

Verblijf

Rare locatie, maar vanbinnen prachtig. Een oude stenen trap, houten plafond. Grote kamer en veel comfort.

Dag 12: Saint-Germaine-de-Calberte – Saint-Jean-du-Gard

De laatste loodjes

Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70) 

453m gestegen, 542 m gedaald

Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)

Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.

Worstperikelen.

Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.

Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.

Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.

Een laatste Stevenson-moment

Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.

Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.

Het echte zuiden en het eindpunt

Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.

Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.

Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.

Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen

Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!

De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.

Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.

We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!

De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.

Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.

Het eten

Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.

Het verblijf

Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)