Dag 7: Chasseradès – Le Bleymard

Stalkerige insecten en koppige steenezels

Nog 102 km te gaan – 29.690 stappen gezet (23 km, waarvan 18 km op de GR 70) 

537 m gestegen, 638 m gedaald

Chasseradès (1165 m) – Goulet (1415 m) – Les Alpiers (1186 m ) – Le Bleymard (1069 m)

De dorpjes worden steeds Fransklinkender en op deze etappe beginnen de landschappen echt te hinten naar de nakende bergen. Voorlopig is het echter nog vooral door de bomen gluren, tot bijna aan het einde. Desondanks zouden we op de 7de dag op de GR opnieuw een hoogterecord breken, dit keer naar de 1415 meter. Het had nog hoger gekund, maar daarover hieronder meer.

Een hoge brug en een hoge top

Voor we ons aan de gestage klim (en afdaling) richting de Goulet konden zetten, wachtte er nog een ander hoogtepunt van de GR 70 op ons. Eerder zagen we al een spoorwegviaduct in Arquejol, maar deze van Mirandol is pas echt indrukwekkend. Al na een paar honderd meter nadat we Chasseradès verlieten, zagen we het impressionante bouwwerk tevoorschijn komen. Meer dan 120 meter lang en 30 meter hoog doorkruist het kleine dorpje met z’n kronkelende, dalende straten.

De GR geeft eerst een bovenaanzicht en vervolgens, wanneer we richting Mirandol dalen, wandel je eronder. Pas dan ervaar je de hoogte en vooral de verwevenheid tussen viaduct en dorp. Wat de mens vermag kan soms even indrukwekkend zijn als wat de natuur vermag. En de mens die de natuur letterlijk overbrugt is in dit geval heel speciaal.

De spoorlijn zou nog een tijdje naast ons lopen, tot we stilaan het open landschap verlaten en richting bos trokken. Daar wachtte een aanzienlijke klim op ons, gelukkig wel met voldoende schaduw. Eens aangekomen op het plateau van de Goulet volgde een kleine anti-climax. De GR de pays richting top moet ons ontgaan zijn, en dus bleef het bij de open ruimte die deels leek te fungeren als parking.

Een spookdorp en stalkers in het bos

Op deze dag was er, na het ontbijt, nagenoeg niemand meer te bespeuren, op een dorpeling na. Pas bij onze aankomst in Les Alpiers en Le Bleymard zagen we opnieuw medemensen. Dit was ook het geval in het bos dat we in de volgende passage moesten doorkruisen. Het was er zelfs zo kalm dat we een letterlijk spookdorp bezochten. Serreméjan was ooit een klein gehucht, maar door de veranderende economische activiteit waren dit soort afgelegen, rudimentaire verzamelingen huizen ten dode opgeschreven. De depopulatie in deze regio is wel degelijk een probleem, maar ik heb een klein vermoeden dat de voormalige en laatste inwoners van Serreméjan een punt hadden.

Want hoewel we geen mens tegenkwamen, hadden we wel degelijk gezelschap. Alleen was het nogal ongewenst. In de passage na het spookdorp, en vooral bij het afdalen na een instagramwaardige hoop boomstammen, werden we achtervolgd door een zwerm vliegen. We hadden elk een 40-tal rondom ons die een zoemend concert rond onze hoofden gaven. En eens het bos uit, en de open weg op, waren het sprinkhanen die manisch alle kanten uitsprongen, met hun rood-, blauw- of grijsgekleurde vleugels. Af en toe sprong er ook eentje onze richting uit, tegen lijf en benen. Maar het was te verkiezen boven het stalkerig gedrag van de vliegen.

Het bos had nog een laatste verrassing. Terwijl het landschap zich meer en meer begon bloot te geven, was er nog een kleine zij-uitstap naar de bron van de Lot. De Lot stroomt 489 km, waarna het in Aiguillon in de Garonne stroomt. Hier is het echter een klein plasje, dat later, in Les Alpiers al ietsje uitgebreider zal overgestoken worden. De jonge Lot vergezelde ons op weg naar het gelijknamige dorpje, terwijl de bergen van de Lozère dichter en dichter kwamen.

Zicht op de bergen

Vooraleer we aan onze eindbestemming komen, arriveren we dus eerst nog in Les Alpiers, op een kleine 2 kilometer van Le Bleymard. Dit gehuchtje beschikt over een hele hoop vakantiehuizen. Wij werden verwelkomd door een hele resem kippen en de eerder omschreven sprinkhanen. We besloten hier nog even een frangipane te nuttigen, vlakbij een eeuwenoud en geërodeerd kruis. En dan volgt nog een laatste afdaling.

Tijdens die afdaling zien we helaas dat mens en natuur wisselend samengaan, waarbij we mistroostig door het gerooide bos wandelen dat ooit de helling moet gesierd hebben. Le Bleymard zelf is een gezellig dorpje en z’n Carrefour Express is een Walhalla na de vaak overprijsde lokale winkeltjes van de voorbije dagen.

Op de picknickbank die enkele meters van de ingang stond deed ik een praatje met een medewandelaar uit Dijon, die duidelijk geen fan was van zonnecrème. Daar waar de jonge vrouwen in Cheylard nog dachten dat Sara en ik Duitsers waren, dacht deze man dat ik een Canadees was. Mijn Frans was duidelijk nog niet accentloos, maar ik maakte wel vooruitgang. Hij ging echter nog verder naar de Lozère. Aan de andere kant van de bank zat een Italiaanse vrouw in wieleroutfit te zuchten boven haar kaart, terwijl ze bedachtzaam van een droge worst at. Ze inspireerde ons in ieder geval om de smeltgrage geitenkaas de volgende dag in te ruilen voor de befaamde plaatselijk saussicon.

We zetten nog even door naar de gezellige dorpskern, waar we aan het kerkje nog even samen een tekening maakte van het plaatselijke gemeentehuis. Kort daarvoor waren we nog enkelingen tegengekomen die nog naar de Mont Lozère wilden wandelen. Het was een bizar Duits koppel met een ezel. Zij sprak hardnekkig Duits tegen Sara, hoewel zij enkele keren duidelijk maakte dat ze de taal niet machtig was. En hij negeerde mijn juiste aanwijzingen om via de GR naar de Lozère te geraken.

De accommodatie

Na de korte verkenning van het dorp en de pauze aan de Carrefour, trokken we richting La Remise, waar onze hotelkamer ons haast deed smelten van plezier. La Grande Halte was duidelijk al enkele tussenstops geleden en La Remise leek misschien wel de perfecte halte te worden. Dit werd enkel bevestigd door de heerlijke douche en later de geweldige restaurantervaring.

Het eten

Een slaatje met een soort van kaasbroodje. Stoofvlees met rijst. De obligatoire kaasschotel. En als afsluiter een peren-chocoladecrumble. Het eten was lekker en we dronken een wijn uit de Cévennes. Het was weliswaar een bijzonder gegeven, gelet op onze onfortuinlijke ervaring van de dag ervoor, dat rondom ons twee mensen kwartel bestelden. De eerste, een vrouw van in de vijftig, leek ook maar weinig raad mee te weten. Maar de tweede, een jongen van om en beide 10 jaar (?)(!) was duidelijk een pro. Jong geleerd is oud gedaan.

Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Falaën: Naar de ruïne van Montaigle

Dit keer een kortere wandeling, maar daarom niet minder mooi en zeker niet minder intensief. We hadden namelijk een zeer zonnige dag gekozen, waar het temperatuur de tweede helft van de 30 zou bereiken. Om die reden was het dus aangewezen om vroeg genoeg te beginnen. Op deze lustocht vanuit Falaën, een kleine 10 kilometer, zouden we overigens het pad voor ons alleen hebben. En dat gold ook voor onze tussenstop, de mooie en romantische ruïne van Montaigle.

Falaën, een Waalse parel

De wandeling begint in Falaën, een dorpje dat ook de titel van un des plus beaux villages de Wallonie mag dragen, net zoals Vierves-sur-Viroin de dag ervoor. Dit heeft Falaën naast z’n charmante huisjes ook te danken aan de kasteelhoeve die dateert uit de 17de eeuw, gebouwd als bescherming tegen de roversbendes. Het overleefde de Franse Revolutie ongeschonden, door de connecties van de toenmalige eigenaars en is nu nog steeds in privé-bezit. Een indrukwekkend zicht.

De ruïnes van Montaigle

De wandeling volgt de rode rechthoek met nummer 5 en is dus, los van een bepaald punt waar we al dan niet door eigen toedoen even verkeerd liepen, best goed aangeduid. De gpx is hier te downloaden en is evenwel een handig hulpmiddel. Wij kozen om het kasteel meteen bij openingsuur (11 uur) te bezoeken en deden het dus in de andere richting dan wordt voorgeschreven. Maar dat maakt niet zoveel uit.

Je vertrekt vanuit het dorpje en wandelt even door de velden. In de verte kan je de indrukwekkende abdij van Maredsous zien. Na een paar kilometer ga je het bos in. Je passeert het gehucht Le Marteau. Niet veel verder zie je na een bocht plots de indrukwekkende en romantische ruïne van Montaigle opduiken.

Het kasteel werd in de 14de eeuw gebouwd door het geslacht Dampierre (ja, van Gwijde), op de plek waar eerder al een vestiging stond. Het gebouw raakte in onbruik na de oorlog tussen Karel V en Henri II. In de 19de eeuw werd de verloederde restanten gered van de totale ondergang en met de hulp van het Waals gewest en vrijwilligers kan je het vandaag bezoeken. Een aanrader voor liefhebbers.

Langs de Flavion

Vlak na het kasteel volgt een mooie passage langs de Flavion, een zijrivier van de Molignée, die tevens zijn naam aan de vallei geeft en die zelf in de Maas vloeit. Het weidepadje naast de rivier wordt al gauw onbegaanbaar en het is even nodig om onder de prikkeldraad te kruipen voor wat stevige ondergrond. Een stijgend stuk over asfalt brengt je naar de hoeve van Montaigle.

Vervolgens klimt het pad terug langs de rivier, waar enkele strategisch geplaatste boomstammen ons een mooie picknickplaats schonken. Het bospad komt uiteindelijk via het gehuchtje Flun uit op een asfaltpad dat enkele keren stijgt en daalt, wat geen sinecure is door de temperatuur, die ook al serieus gestegen is. Eens bovenaan passeer je de kasteelhoeve en ben je al snel weer in het centrum van Falaën

 

 

 

Van Lembeek tot Achter de “Bergen”

Deze wandeling vond ik op originele wandelingen. Deze vertrekt in het centrum van Lembeek, deelgemeente van Halle en gaat via enkele bossen naar Kasteelbrakel, waar je even langsheen en op drie kunstmatige gecreëerde verdedigingsheuvels wandelt. Via het Halse gehucht Congo gaat het terug richting Zenne en kanaal. Ik wandelde ook nog langs het kanaal en zo naar centrum Halle, goed voor 23 kilometer, die ik voor de gelegenheid solo wandel.

Naar Berendries en Maasdalbos

Het duurt niet lang om van Lembeek de natuur in te trekken. Deze wandeling probeert je zoveel mogelijk langs originele en onverharde paden te sturen. Wanneer je Lembeek verlaat moet je eerst nog via enkele bruggen de Zenne en het kanaal Brussel-Charleroi oversteken. Al snel kom je via enkele akkers in het klein natuurreservaat Berendries. Even passeer je door bebouwing, hoewel het er best kalm is, om dan naar je tweede natuurlijke place of interest te gaan. Het Maasdalbos is vroeg op de ochtend nog tamelijk donker en ook hier is het heerlijk rustig.

Kort door het Hallerbos

Voor mij was het nog onontgonnen, of beter gezegd onbewandeld, terrein. Mijn volgende bestemming is echter een golden oldie. Het Hallerbos is vooral bekend van de paarse boshyacinten die een korte periode het bos versieren, maar is het hele jaar door een geweldige plek om te wandelen. De weg ernaar toe was dan weer wel een ontdekking. Zo passeer ik langs een aardbeikwekerij. Even moet ik mijn weg zoeken, hoewel de wegbeschrijving 98% van de tijd heel duidelijk is. Via een smal padje met wat laag hangende takken kom ik dan toch via een zijweg naar het Hallerbos, waar even de sequoiawandeling, met bijhorende verzameling sequoias, wordt gevolgd. Aan de Vlasmarktdreef vind ik een verzameling boomstammen die fungeren als de perfecte picknickplek.

Naar Kasteelbrakel

Niet veel verder ga ik alweer naar de rand van het bos, waar een holle weg mij over de taalgrens en naar Kasteelbrakel stuurt. Het lijkt al meteen een ander landschap en een andere wereld. Het eerste wat je ziet is een verkaveling, maar de huizen zijn hier groter en gebouwd rond bescheiden glooiingen en heuvels. Even, met zicht op enkele beboste heuveltjes aan de ene kant en wat pittoreske huisjes aan de andere, krijg ik een waar vakantiegevoel. Je moet echt maar enkele kilometers afleggen om ontdekkingen te doen. Via een bospad dat uitkomt op een graspad met zicht op Kasteelbrakel daal je terug om via een GR even langs de rivier Hain te wandelen. Achter de bomen verschuilt het kasteel zich. Ik wandel even naar links om de 13de eeuwse molen te bewonderen, maar ga dan terug op pad, naar een voorlaatste hoogtepunt van de wandeltocht.

Les Monts

Het pad klimt tussen de velden. Vanop een bankje heb ik een mooi zicht, ditmaal ook op het kasteel, dat al wat zichtbaarder is. Mijn volgende bestemming is een collectie aarden heuvels die deel uitmaakten van de verdediging van het kasteel, de zogenaamde monts. Via een kasseiweg en enkele steile stukken kom je op deze speciale plek. Je moet het wel weten, anders zou je denken dat het gewoon een collectie heuveltjes betreft, maar het is wel een erg aangename plek om te wandelen, met smalle padjes die je langs de flanken van deze “bergen” brengt.

Terug naar Lembeek

Daarna ga je terug wat meer richting de bebouwing. Even loop ik verloren, al dan niet door mijn eigen toedoen. Noch de beschrijving, noch de gps-track maken duidelijk welk pad ik moet nemen, tenzij ik mij door een akker met hoge begroeiing moet wurmen en dus kies ik een omweg, waardoor ik mijzelf ook nog eens moet netelen. Ik wandel nog langs het Lembeekbos en kom zo in het gehucht Congo, helaas minder spectaculair dan de naam doet vermoeden. Zo gaat het terug naar Lembeek, via een mooi pad langs de Zenne. Ik doe nog even een klein omwegje naar de Malakofftoren, mijn favoriete plek in Halle. Na even te pauzeren is het nog een goede 3,5 km naar centrum-Halle, via het kanaal.

4 keer Oostkantons

Een tocht naar Malmedy is een jaarlijkse traditie. Meestal doen we dit met vrienden, maar door hun pril gezinsgeluk lukte dat dit jaar niet. Sara en ik besloten dan maar met ons tweeën te gaan. Het recept was nog steeds hetzelfde, een verblijf in de gezellige jeugdherberg van Malmedy en wandelingen in de dichte en nabije omgeving van het stadje. Voor de mensen die selectief willen lezen, hier volgt een korte samenvatting van elke wandeling:

  • Wandeling 1: Baraque Michel, door Venen en bossen
  • Wandeling 2: Sourbrodt, mistige venen en oorlogsmonumenten
  • Wandeling 3: Robertville, smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein
  • Wandeling 4: Ternell, een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

Wandeling 1: Een donkere tocht vanaf de Baraque Michel

12 kilometer, groene rechthoek, start aan Baraque Michel

Onze eerste wandeling startte aan de Baraque Michel en de nabijgelegen Fischbach kapel. Deze werd in 1830 gebouwd op initiatief van een industrieel uit Malmedy en fungeerde lange tijd als baken. De eigenaars van de Baraque beloofden elke avond de lamp in de klokkentoren aan te steken, zodat men op de Venen niet zou verdwalen.

DSC09033

We hadden deze route gekozen omdat we hier natuurlijk ook zijn voor de venen en deze wandeling voert ons n eerste instantie langs de Grande Fagne. Hier is men, net zoals op heel wat andere plaatsen, bezig met het herstellen van de oorspronkelijke staat. Dat betekent hier dat men heel wat dennenbomen kapt. Het pijpestrootje, in zijn gelige vorm, domineert ook hier, waardoor het soms iets weg heeft van een planeet in Star Wars. Deze wandeling is echter geen veenwandeling pur sang en een groot deel gaat via een bos, tot je na een tijdje opnieuw de gele vlakte ziet, ditmaal de Setay Veen.

Na een korte, maar relatief modderige passage gaat het terug het bos in. Ook daar heeft de regenval ervoor gezorgd dat het pad niet altijd even vlot begaanbaar is. Na wat bochtenwerk, komen we uit aan de Ru de Polleur een pittoresk riviertje dat zich klaterend een weg door de venen baant. Eens de Pont de Beleu over, gaat het opnieuw via de venen naar de parking van de Baraque Michel, waar ons helaas geen tafeltje gegund is voor een warme chocomelk.

Wandeling 2: Door de mistige venen en langs oorlogsmonumenten

7,5 kilometer, rode rechthoek, start aan kerk van Sourbrodt

Vanaf de kerk van Sourbrodt is het even twijfelend afwachten wanneer je begint in de straten van het dorpje. De mist is die ochtend serieus aanwezig. Dat maakt de tocht door de bebouwing al wat fijner, maar de echte meerwaarde wordt duidelijk wanneer je de mistige venen betreedt. Het is haast een traditie om minstens een mistige dag te hebben en dat is dit jaar niet anders. Sommige bomen zijn versierd als kerstboom. Daarnaast zijn hier ook heel wat zaken te vinden die verwijzen naar het oorlogsverleden van de streek, zoals een monument voor gecrashte Amerikaanse piloten een een orthodox kruis als gedenkmonument voor Russische gevangen.

Na de venen volgt ook hier een stuk bos. De schoenen krijgen opnieuw een laagje modder. Ook bossen krijgen iets extra wanneer het mistig is, zeker in Malmedy, waar je een soort van Scandinavische sfeer krijgt. In deze bospassage komt er zelfs wat behendigheid bij kijken. Het knuppelpad is omringd door water en dus moet je het gelegenheidsvijvertje oversteken door een geïmproviseerde brug met omgevallen bomen. Eens het bos uit, is er nog een korte passage langs de venen van Sourbrodt. We passeren ook nog het oude station en dra is daar opnieuw, al is het zeer miniem door de mist, de kerk zichtbaar.

Wandeling 3: Smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein

7 km, groene (oude)/blauwe (nieuwe) rechthoek, startplaats aan parking meer Robertville.

Omdat we drie dagen in Malmedy bleven i.p.v. de gebruikelijke 4, besloten we om op de tweede dag twee kleinere wandelingen te doen. Wie al eens in Malmedy heeft verbleven om te wandelen zal weten dat de Neus van Napoleon en kasteel Reinhardstein er twee vaste waarden zijn. We hebben er al via verschillende paden op en naar toe gewandeld, maar deze korte, maar mooie route via smalle bospaden en met mooie panorama’s, hadden we nog niet gedaan.

Meteen vanaf de parking ga je via een small bospad, met een mooi uitzicht op Reinhardstein, een kasteel dat nog enkele keren de revue zal passeren. Ook hier is het modderig, waardoor het her en der opletten is, gezien de relatief steile hellingsgraad naast je. Het is even klimmen tot aan de Neus van Napoleon, een rotsformatie die door de beboste hellingen uitsteken. Geen idee waar de naam vandaan komt, maar het uitzicht is mooi.

Ook deze wandeling heeft water als thema, of het nu de vele watervalletjes zijn die via de rotsen naar beneden stromen of de Warche, die je enkele keren moet oversteken, het geklater vergezelt je een groot deel van de wandeling. Vanaf de tweede oversteek aan de rivier gaat het opnieuw omhoog, waarbij je Reinhardstein dra in het vizier krijgt. Daar is voldoende ruimte voor een picknick. Het is daarna niet ver meer naar de parking, met een korte blik op het meer van Robertville.

Wandeling 4: Een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

21 km, rode rechthoek, maison Ternell

Op deze laatste dag besloten we voor een gevuld dagprogramma te gaan en namen we een wandeling van 21 km die start aan het natuureducatief centrum Ternell in Eupen. Het was even zoeken naar het juiste pad, maar aangezien we wisten dat we de Helle stroomopwaarts moesten volgen, konden we in principe niet missen. Het eerste deel van de wandeling volgt de rivier die wild kolkt. De hellingsgraad wordt steeds pittiger, tot we op een gegeven moment zelfs een leuning nodig hebben.

Eens naar boven geklommen verlaat je het water en zie je opnieuw de Hoge Venen. Ook hier doen ze aan ecoconservatie, waar nodig zijn er bomen gekapt en in de plaats worden berken geplant. Doordat het best een zonnige dag is, is er een mooi lichtspel in het bos, waarbij de stralen de bomen in een felgroen onthullen en dan weer schuchter komen piepen. Eens uit het bos gaat het via een nieuw stukje venen, Im Platten Ven en een grensparking tussen België en Duitsland naar de Brackvenn. We kiezen hier voor een alternatieve route zodat we in z’n volheid kunnen genieten van het mooie veenlandschap.

De Brackvenn is een mooie veenafsluiter. Een groot deel gaat via een knuppelpad, dat door de temperatuur her en der glad is. Opletten geblazen dus, zeker als je rondkijkt naar het prachtige landschap. Aan de uitgang van de Brackvenn is er een ideaal gelegen bankje voor de lunch. Daarna gaat het opnieuw door het bos en steken we de Getzbach over via een bruggetje.

Het slotstuk van deze wandelroute is nog enigszins misleidend. Een eerste deel, langs het laatste stuk veen is namelijk aangenaam wandelen op een plateau, maar daarna volgen nog een redelijk stijl stuk via glibberige stenen, een bospad waar het pad een beek is geworden en een modderpassage waardoor mijn schoen enkele keren is verdwenen met een glibberig zuiggeluid (mensen die al eens zijn weggezakt in de modder weten wat ik bedoel). Daarna is de parking terug in zicht. De cafetaria is helaas gesloten, dus er wordt ons opnieuw een warme chocomelk ontzegd.

 

Entre Lesse et Lomme

Ik had al enige tijd met een vriend het paasweekend uitgekozen als ideaal tijdstip voor een korte maar krachtige kampeertrip. Onze keuze werd enkel verbeterd door de weersvoorspellingen. Via de website bivakzone vonden we enkele interessante mogelijkheden.

Het pad

We kozen uiteindelijk voor het nog niet zo oude “Entre Lesse et Lomme”-wandelpad, in het Luxemburgse Libin. Dit pad van 78 km werd nog maar in 2018 ingehuldigd en probeert je zoveel mogelijk in het bos te houden. Het passeert weinig wegen en dorpen en het asfalt is meestal tot een minimum beperkt. Hoewel het twee rivieren in z’n naam heeft, is het water maar zelden aan je zijde. Wel is het heel goed bewegwijzerd en zijn er drie excellente paalcampings. Wij vertrokken vanuit het station van Poix-Saint-Hubert.

Dag 1: Poix-Saint-Hubert – Bois de Bané (21 km)

Door een klein probleempje met de treinen, konden we niet, zoals gepland, starten om 14 uur, maar twee uur later om 16 uur. Vanaf Poix-Saint-Hubert, was het nog een goede 1,5 km wandelen naar het pad, dat zeer goed is bewegwijzerd door middel van bordjes met een groene rechthoek en het hert van Saint-Hubert daarop afgebeeld. Om de zoveel tijd is er ook een tussenpunt, waarbij je info krijgt over de afstand naar het volgende tussenpunt, het begin/einde in Lesse en een eventuele route naar een nabijgelegen dorpje.

De zon zou rond kwart voor 9 ondergaan, dus er zat wel enige druk op de ketel en we besloten zonder al te veel pauze naar onze bestemming van de dag te gaan. Dit eerste stuk is een goede indicatie van de route. Het grootste deel gaat door een bos, met af en toe een landschap en heel af en toe wat asfalt. Veel huizen kom je echter niet tegen. Er waren ondanks het zomerweer ook niet zoveel mensen die de wandeling deden, al kwam je af en toe iemand tegen (de ene al excentrieker dan de andere).

Vooral de mysterieuze kleuter die alleen in het bos aan het fietsen was om half 8 en daarna in het niets verdween zorgde voor enig onbehagen. Verder kwam er ook nog een klein stukje langs de weg, waar we de restanten zagen van wat een pijnlijke autocrash moet geweest zijn. Af en toe komen we ook voorbij een serieuze hoeve of een eenzaam en verlaten huis. Om 8 uur, 4 uur na ons vertrek aan het station, komen we aan in het Bois de Bané, waar al heel wat volk verzameld is. Uitgeput maar tevreden planten we nog voor het donker wordt onze tent neer.

Dag 2: Bois de Bané – Lesse (30 km)

Na de race van gisteren was het op de tweede dag eerder een duurloop. 30 kilometer is al sowieso een redelijke uitdaging wanneer je volledig gepakt en gezakt bent, en al zeker wanneer de temperaturen voor het eerst in maanden 20 graden en meer opzoeken. We hadden dan ook zoveel mogelijk water gespaard.

DSC06845

Hoewel we op voorhand dachten dat we vaak langs rivieren zouden lopen, zijn de waterpartijen vaak beperkt tot enkele stroompjes. Het is ook niet onlogisch, omdat er enkele kleinere stromen zijn en we ook nog eens aan de bron van de Lesse passeren. Het is dus niet logisch dat deze machtige Waalse rivier in eerste instantie nog bescheiden is.

Voor de rest opnieuw veel boslandschappen, met af en toe een asfaltpaadje. Deze omgeving heeft ook een oorlogsgeschiedenis. Langsheen het pad zijn er kruisen te vinden die slachtoffers van de eerste wereldoorlog, zowel aan Duitse en Franse kant, symboliseren. Ook is er een militair kerkhof in Anloy, een deelgemeente van Libin. Op dat punt zijn er nog 10 kilometer te wandelen (en dus reeds 20 gepasseerd).

De voeten beginnen wat meer pijn te ervaren en we pauzeren nog een tweetal keren. Het pad blijft ons wel langs mooie en grotendeels verlaten plekken sturen, met slechts af en toe een auto als metgezel. Na een goede 7 uur wandelen komen we aan in het dorpje Lesse, waar we onze waterflessen kunnen vullen bij een vriendelijk Brugs koppel, om ons daarna te vestigen op de geweldige bivakplaats aan de Lesse, die hier wel een indrukwekkende stroom is.

Dag 3: Lesse – Poix-Saint-Hubert (20 km)

Omdat we nog graag wouden bijtanken en we ook geen al te late trein wouden nemen, besloten we een stuk van de route af te snijden en gebruik te maken van de shortcut via Redu. Dit bleek een heel aangenaam dorpje te zijn waar telkens op Pasen (of toch al de laatste 25 jaar) er een waar boekenfestijn wordt georganiseerd. Gooi daar nog een bakker met lekkere appelflappen bij en we hebben een aanrader.

Bij het verlaten van Redu moeten we door een omheind gebied, enkel toegelaten voor de voetgangers, al plakt er wel redelijk vaak acces interdit op de bomen. Maar goed, we zien ook de groene rechthoeken en zetten onze weg door. Na een tijdje komen we terug op het pad, waar we nog een goede 13 km kunnen genieten van deze knap aangelegde route. Ondertussen brandt de zon genadeloos verder.

Tot aan onze pauzeplek, de campingplek in het Bois de Biolin in het nogal eigenaardig gedoopte Smuid, zijn er nog een paar bijzonderheden. We hebben een ontmoeting met een pad, die maar net ontsnapt aan een gewisse dood onder een wandelschoen, er is een eenzame boom en een voormalige industriële site. Aan de campingsite rusten we nog een keer voor we de laatste trek doen.

De voeten beginnen echt wel af te zien en het water slinkt. We proberen de laatste kilometers door te komen met gezang. Het wordt een dubbeltje op z’n kant om de trein nog te halen, zeker wanneer blijkt dat er zich een teek op mijn bovenarm heeft genesteld (die weliswaar vakkundig en snel werd verwijderd), maar eind goed, al goed. En we verlaten Libin na drie dagen vol jolijt en natuurpracht. Wat kan een mens meer vragen tijdens het Paasweekend?

DSC06916