Epiloog: Saint-Jean-du-Gard – Nîmes

Het vinden van informatie over onze bus was geen evidentie. De uren die ik had opgezocht, met tussenstop in Alès, bleken ter plaatse niet verifieerbaar. Wel dook er plotseling een rechtstreekse verbinding richting Nîmes op. We kozen dus voor het gemak en een maximaal bezoek aan de stad. Hierdoor weken we lichtjes af van Stevensons reis, die na Saint-Jean-du-Gard richting Alès trok.

Een gesprek op de bus

Aan de bushalte zagen we de twee vrouwen die we in Florac hadden ontmoet. De vrouw die wat minder goed te been was bleef bij familie in Saint-Jean-du-Gard, de andere nam samen met ons de bus. Wat volgde was nog een laatste gezellige babbel (in het Frans). De vrouw vertelde onder andere over hoe ze haar kinderen van jongsaf meenam op wandeltochten, met als hoogtepunt haar 4-jarige die vlotjes 600 hoogtemeters overwon.

Verder ging het nog over het Frans, andere leuke wandelpaden in Frankrijk, Vlamingen, haar werk (ze werkte in een universiteitsbibliotheek en was gepassioneerd door fotografie. Anderhalf uur later scheidden onze wegen. Zij ging naar Toulouse, wij de stad in, na het afleveren van onze bagage in een aangenaam hotel met een ietwat vreemde en minder aangename ligging.

Alle wegen leiden naar Rome

Nîmes staat gekend voor haar indrukwekkende Romeinse restanten. Via optimale planning en een voordelige combipass konden we ze uiteindelijk allemaal bezoeken. De arena was redelijk interessant, maar de hitte en het feit dat we plots een ander soort dagbesteding deden, zorgde ervoor dat we wat onwel werden. Wandelafkickverschijnselen.

Na een ietwat prijzige maar lekkere lunch in het museumcafé, ging het naar het museum van het Oude Rome zelf. Een fantastische collectie op een boeiende manier gepresenteerd. Voorafgaand werd ik door de securityman uitgepikt vanwege mijn wandelaarsrugzak. Onze Opinel kwam even in het vizier, maar mocht samen met de rest in de vestiaire.

Vervolgens was er nog de maison carré, een zuilentempel waar een film werd getoond die qua productie vrij duur leek. Het ging over een Gallische stam die hun lot verbond aan de Romeinen en uit dankbaarheid de stad mochten bouwen die later Nîmes zou worden. Ook volgde nog Le Jardin de la Fontaine, een typische Franse geometrische tuin, met naast heel wat fonteinen en trappartijen ook nog de ruïne van de tempel van Diana en een oude wachttoren met bovenaan een panorama. Nog eentje om af te leren dus.

De stad van de krokodil

Nîmes is overigens verbonden met het symbool van een krokodil. Na de succesvolle veldtocht in Egypte vestigden zich heel wat van deze soldaten zich in de stad. Hun symbool, of beter gezegd dat van hun overwinning, was een krokodil die vastgebonden is aan een palmboom. Ook vandaag is dit beeld terug te vinden in het stadsbeeld, op paaltjes, maar vooral door middel van een geweldige fontein op de Place de la Marchée. Het is eens iets anders.

Zoals vooropgesteld sloten we onze avond af met pizza. Voor het eerst geen voorgerecht of drie gangen. We moesten zowaar zelf op zoek naar eten. Onze keuze was echter top, een plek waar ook heel wat locals te vinden zijn. In deze van oorsprong Romeinse stad was de link met de Italiaanse keuken evident. Nog een slok wijn en dan naar huis.

Eten:

Pizza 4 kazen en tiramisu

Verblijf

Rare locatie, maar vanbinnen prachtig. Een oude stenen trap, houten plafond. Grote kamer en veel comfort.

Dag 12: Saint-Germaine-de-Calberte – Saint-Jean-du-Gard

De laatste loodjes

Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70) 

453m gestegen, 542 m gedaald

Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)

Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.

Worstperikelen.

Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.

Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.

Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.

Een laatste Stevenson-moment

Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.

Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.

Het echte zuiden en het eindpunt

Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.

Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.

Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.

Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen

Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!

De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.

Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.

We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!

De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.

Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.

Het eten

Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.

Het verblijf

Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)

Dag 1: Portalegre – Marvão

Portalegre

Op het wandelgedeelte van onze reis zouden we drie stadjes/dorpjes van de Alto Alentejo zien. Portalegre was ons startpunt. In Marvão zouden we enkele dagen blijven. Uiteraard moesten we er eerst geraken. Dat was de missie van onze eerste volwaardige wandeldag. Het weerbericht was niet echt hoopgevend. Er was een hele dag regen voorzien. Toen we uiteindelijk begonnen, bleek het in eerste instantie om miezer te gaan, maar het zou niet stoppen en soms ook harder regenen. Voor extra sfeer kregen we er ook nog een melancholisch misttapijt bij.

Portalegre – stuwmeer

De dag start in een gehucht van Portalegre, waar we via een rit van ongeveer 20 minuten door een taxi naar toe worden gevoerd. Op het kleine pleintje wordt meteen duidelijk dat het vandaag een mistige affaire zal zijn. De route gaat eerst een dikke kilometer via een asfaltbaantje omhoog. Na een tijdje moeten we naar boven een bospad tussen stenen muurtjes nemen. Hoewel het eind maart is, geeft het spel van groen en oranje een zeker herfstgevoel, zeker in combinatie met de regen en de mist.

Er wordt aardig wat geklommen aan het begin, maar het pad is zacht aan de voeten. Op de routebeschrijving die we meekregen was er een cruciaal punt dat we niet over het hoofd mochten zien. Aan een hoek van de omheining van een boerderij moesten we een pad naar boven nemen, opnieuw tussen twee muurtjes. We hadden echter twee opties en liepen al meteen verkeerd. Gelukkig konden we bij het terugkeren wel het juiste pad vinden.

De omgeving blijft nog even hetzelfde. Een zacht bospadje, met fel oranje kleuren en de kurkeiken die ons gezelschap houden. We kunnen ons ook meestal oriënteren aan de hand van de stenen muurtjes die de weiden en privégronden afbakenen. Na een tijdje komen we toch terug op een asfaltbaan en gaan we door een gehuchtje. Even volgen we een drukke(re) baan tot we aan een bepaalde elektriciteitspaal naar links moeten.

Opnieuw is het even zoeken, maar we zien wel ons doel van deze eerste fase in de verte liggen, het stuwmeer van Monte Roxo. Na een passage door het struikgewas, gaat het via een bos naar een wegje, die ons naar de brug over het stuwmeer brengt. Volgens onze beschrijving zouden we onze bestemming, Marvão, in de verte moeten kunnen zien, maar daar steekt de mist een stokje voor.

Stuwmeer – Marvão

Vanaf het stuwmeer gaat het terug omhoog via de weg, om daarna een veldweggetje, kort bospadje en lokale asfaltweg te nemen. Op deze manier passeren we in een klein gehuchtje, met slechts enkele kleine huizen. Gelukkig is er wel een bushalte waar we even kunnen schuilen en onze lunch eten. De route brengt ons nog naar twee andere plekjes. Eerst naar Olhos de Água en vervolgens naar Portagem. Tussendoor kom je nog langs een recreatieterrein en een buitenzwembad. In Portagem kan je naast een kerkje ook nog de oude brug bewonderen.
Eens in Portagem moet je na een tijdje een middeleeuws pad naar Marvão volgen. Door de regen zijn de kasseien wel wat glad, maar dat valt op zich wel mee. Het is vooral de hellingsgraad die best pittig is na een dag in verkleumde omstandigheden. Na een dik half uur kom je dan toch door de opeenvolging van poorten in Marvão, een klein omwald dorpje met witte huizen dat op bijna 900 meter op een heuvel ligt. Hoewel het een heel mooi dorpje is was er daar op de eerste dag niet veel van te merken. De heuvel was volledig omringd door dikke mist en wolken.
Estalagem de Marvão
Een fantastische hotelletje, centraal gelegen met een heel ruime kamer en een gezellige zitruimte met haardvuur. Ideaal om te lezen en je ’s avonds te verwarmen wanneer de temperatuur toch iets lager lag dan verwacht of gehoopt. We zouden hier drie dagen overnachen.
Casa do Povo
Marvão zelf heeft vier opties om iets te eten. Wij kozen tot twee maal toe voor Casa do Povo, een prijsgewijs goedkope en goede keuze. Net zoals in veel Zuiderse landen kan je in de Portugese restaurants pas terecht vanaf 7u30 of 8u. De porties zijn wel groot, maar ze zijn meestal ook meer dan welgekomen. Hier krijg je een stevige soep, een hoofdgerecht (vaak varkensvlees) en een dessert. De wijn is ook goedkoop.
Trivia
– De oude brug van Portagem wordt ook wel de Romeinse brug genoemd, maar het dateert naar alle waarschijnlijkheid uit de 16de eeuw. De verwarring komt er mogelijks door de nabijheid van de Romeinse nederzetting Ammaia.
– Een groot deel van de huizen in Marvão dateren van de 19de en de 20ste eeuw. Toch zijn deze huizen quasi exacte kopieën van de oudere exemplaren. Hier heeft de stedenbouwkundig ambtenaar duidelijk geen boodschap aan tierlantijntjes.

Dag 1: Wallsend – Heddon-on-the-wall (24 km)

Van oost naar west

Een langeafstandswandelroute heeft in feite twee start- en eindpunten. Dit is ook het geval voor Hadrian’s Wall Path. De avonturier kan kiezen tussen de oost-westroute en de west-oostroute. Wij kozen ervoor om ietwat contradictorisch te beginnen in Wallsend en te eindigen in Bowness-on-Solway. Dit heeft enkele voordelen. Wallsend is een buitenwijk van Newcastle en de dagetappe naar Heddon-on-the-Wall behoort tot de minst opzienbarende van de hele reis. De route eindigt op deze manier ook aan de kust, wat een perfecte en pittoreske afsluiter is. Wandelaars die van west naar oost gaan, doen dit vaak omwille van de weersomstandigheden, en dan meer specifiek vanwege de gunstige rugwind.

De start- en de eindplaats zijn sinds de opening van de wandelroute hetzelfde gebleven, maar toch is er op de respectievelijke plekken doorheen de tijd heel wat veranderd. Een nostalgische grootvader, die met zijn kleinkinderen een stuk muur in Chollerford bezocht, wist ons te vertellen hoe hij van Bowness naar Wallsend was gewandeld en hoe indrukwekkend het was om de reis af te sluiten in Newcastle, toen er nog industriële activiteit was. De kranen en vrachtschepen torenden boven de nietige wandelaars uit.

Omgekeerd is Bowness-on-Solway dezer dagen gecontesteerd of wordt het toch op z’n minst vaak over het hoofd gezien. Het kustdorpje ligt namelijk op een goede 30 km van het laatste restje muur. Velen laten deze plek dan ook links liggen en stoppen in Carlisle. Dat een BBC-programma over de wandelroute hetzelfde deed, schoot bij de inwoners in het verkeerde keelgat. Net zoals talrijke andere dorpjes op de route leeft Bowness namelijk van het muurtoerisme.

Wallsend – Newcastle (7 km)

De wandelroute begint, zoals reeds gezegd, in Wallsend. Het startpunt ligt vlak bij de metrohalte. Ten tijde van keizer Hadrianus stond de plaats gekend als Segedunum en was hier een groot fort gebouwd. Oorspronkelijk eindige de muur nog een mijl verder westwaarts, aan de Pons Aelius, maar om veiligheidshalve het hele gebied te dekken werd deze alsnog doorgetrokken, met een extra bijhorende defensieve structuur. Vandaag de dag is hier een gelijknamig museum gevestigd. Het biedt de geïnteresseerde wandelaar de kans om meer te weten te komen over de constructie van de muur en het leven in de forten en milecastles. Gezien de aanzienlijke kilometers die op de eerste dag moesten verteerd worden, opteerden wij niet voor een bezoek, maar zetten we meteen aan voor het eerste deel van de eerste etappe.

Tussen Wallsend en Newcastle stad bevindt men zich voornamelijk in het uitgebreide Walker Riverside Park, met af en toe zicht op industrieel erfgoed, zoals de kranen van Swan Hunter shipyard. Dit was een van ’s werelds grootste schepenbouwers, tot ze finaal de boeken neerlegden in 2006. De fabrieken die vandaag nog steeds actief zijn, vervullen de toeschouwer minder met bewondering of nostalgie. Het groen van het stadspark wordt afgewisseld met een occasionele woonwijk. Het is een atypisch begin en in dat opzicht eerder een noodzakelijk kwaad. Na enkele kilometers vervoegt het pad de rivier Tyne (Newcastle heet voluit Newcastle-upon-Tyne), de waterweg die eeuwenlang de bron van inkomsten was voor de stad. Her en der ziet men nog restanten van deze industriële hoogdagen, stille getuigen van de neergang die het noorden van Engeland heeft getroffen.

Oude scheepwerf - Newcastle

Oude scheepswerk aan de oever van de Tyne, Newcastle.

Newcastle

Na 7 km kom je in het hart van de stad terecht, hoewel de Victoriaanse historische kern niet wordt aangesneden. De route wijkt niet van de zijde van de rivier af.  Er werd heel wat geïnvesteerd in dit gebied, zoals zo vaak het geval is met voormalige docksides, waardoor industriële panden netjes samengaan met moderne gebouwen. Vooral het Baltic centre for contempary art, geïnspireerd op het uitzicht van een gordeldier, spring in het oog. Wat nog meer opvalt zijn de vele bruggen die hoog boven de rivier uittorenen. De eerste brug van in totaal 7 exemplaren is meteen de meest opvallende. Het betreft hier de Millennium Bridge, een kantelbrug die in 2002 werd geopend. Daarna volgen nog onder meer de Swing Bridge (1876), de High Level Bridge (1849) en de King Edward VIII Bridge (1906). Nadat je onder of voorbij de zeven bruggen hebt gewandeld wacht een volgend symbool van de industriële hoogdagen. De Dunston Coal Staithes werden gebruikt voor het transporteren van de kolen van koolmijn naar de kolenschepen, die hun lading naar de havens van Liverpool of Londen moesten vervoeren.

DSC04259

Een symbiose tussen industrieel erfgoed en modernisme

Newcastle – Newburn (11,7 km)

Na het verlaten van het stadscentrum volgt een tamelijk zielloze passage door Elswick, een industrieterrein met voornamelijk tertiaire activiteit. Ook hier is een groene omgeving nooit ver weg, maar de zuivere natuur is, letterlijk, in geen velden of wegen te bespeuren. Na een korte doortocht langs een sport- en recreatieterrein volgt een tot fiets- en voetpad omgebouwde spoorwegbedding, waar de eenzame wandelaar zich plots omringd ziet door lotgenoten. Het is hier, in Lemington dat de Lemington Glass Cone te vinden is. De bakstenen kegel maakte vroeger deel uit van een heuse industriële site. De productie van glas werd er in 1997 stopgezet. De Cone is de enige restant en een lokaal monument. Het is eerder opvallend dan mooi, maar in afwachting van de eerste resten van de muur zelf een architecturale bijzonderheid.

DSC04269

Lemington Glass Cone

Newburn – Heddon-on-the-wall (6,3 km)

Kort na de passage door Lemington volgt het al even kleine dorpje Newburn, voor sommigen de eerste rustplaats van de trail. Hier neigt het landschap voor het eerst in de richting van de pastorale schoonheid die men in Northumberland kan verwachten. De route volgt opnieuw de Tyne, maar ditmaal zijn de sporen van menselijke bouwkunde relatief afwezig. Het pad gaat nu via bos naar landbouwweiden en via de oude spoorwegbedding van Wilam Waggonway richting Heddon. Deze voormalige spoorwegbedding leidt naar het geboortehuis van George Stephenson, de industrieel die onder meer bekend is geworden door zijn pionierswerk in de treinbouw. Zijn zoon Robert ontwikkelde de locomotief die later bekend zou worden als Stephenson’s Rocket, een stoomlocomotief die ongeladen 47 km/uur kon halen.

Tijdens de laatste kilometers van de dag wordt de urbane drukte van Newcastle-upon-Tyne volledig vergeten. Een steile klim (het dorpje zou in feite Heddon-on-the-hill moeten noemen), een kronkelend pad doorheen een golf course en opnieuw een pad dat de weg omhoog kiest brengen je naar het pittoreske dorpje Heddon-on-the-wall. Een miscommunicatie tussen brein en kaart zorgde er helaas voor dat de zoektocht richting B&B nodeloos werd gerekt en de hoogtemeters aandikten. Met wat hulp van behulpzame locals werd onze plaats van overnachting dan toch bereikt. Het was voorlopig nog wachten op de muur zelf.

Heddon

Landschap, Heddon-on-the-Wall

Het eten

Net zoals in de andere kleine dorpen die fungeren als rustplaatsen is het aanbod in Heddon-on-the-Wall redelijk beperkt. Vaak gaat het hier om een luttele  pub. Maar meer moet dat in de meeste gevallen echter niet zijn. Ook de Swan Inn is moderner en adequater dan men zou verwachten. De hamburgers zijn er royaal en het bier komt standaard in een dikke halve liter.

Het verblijf

In Heddon-on-the-wall kan men kiezen uit een viertal verblijven. Wij verbleven in het niet al te origineel genaamde Hadrian Way Bed & Breakfast, alwaar een warme ontvangst gecombineerd gaat met een zeer comfortabel bed en een heerlijk ontbijt. De eigenares was zeer vriendelijk, haar broer ietwat bizar. Maar dat kan na een goede 27 kilometer wandelen de pret niet bederven.

Bijzonderheden

 – Een stukje muur zou zichtbaar moeten zijn aan het begin van de wandeling, maar vanwege de angst om verloren te lopen is dit ons volledig voorbij gegaan.

– Heddon betekent ‘heuvel waar heide groeide’. Het is dus in zijn volledigheid “Heuvel waar heide groeide aan de Muur (van Hadrianus)”

– Een inwoner van Newcastle wordt ook een Geordie genoemd. Waar deze bijnaam vandaan komt is niet duidelijk. Volgens sommigen is het een verwijzing naar de steun van de inwoners van Newcastle aan koning George II. Anderen verwijzen naar de Geordie, een lamp die in de mijnen werd gebruikt en uitgevonden werd door George Stephenson, vader van Robert.

– De mond- en klauwzeerepidemie in 2001 begon naar alle waarschijnlijkheid op een boerderij in Heddon-on-the-Wall

Nummer van de dag: British Sea Power – From the sea to the land beyond