Wéris: Grootse landschappen

🥾 Terrein
Mix van bospaden, plateauwegen en asfalt, afgewisseld met steile klimmetjes en afdalingen. Enkele passages over smalle, slecht onderhouden paden met doornen en zelfs door een tuin/weide.

🏞️ Bezienswaardigheden
Pierre Haina – 3 meter hoge scheve kalksteen, jaarlijks gekalkt, mythisch karakter
Lit du Diable – Rotsformatie bekend als het “Bed van de Duivel”
Col de Ridieux – Plateau met mooie vergezichten (370 m)
La Forge & Mormont – Kleine, rustige gehuchten met kerk en rustbankje
Fanzel & l’Aisne – Kort rivierzich met charmant brugje
Dolmen en megalieten van Wéris – Prehistorische sites (druk in hoogseizoen)

⏳ Afstand & duur
± 14 km – Ongeveer 4,5 uur inclusief omweg naar Pierre Haina

⛰️ Zwaartegraad
Gemiddeld – Enkele steile stukken en smalle paden, maar technisch niet zwaar

⭐ Oordeel 4/5

Onze 4de “staycation”-wandeling brengt ons naar onze verste bestemming, Wéris, een deelgemeente van Durbuy. Het feit dat het zo dicht tegen deze toeristische trekpleister ligt en zelf ook met enkele prehistorische megalieten en dolmen kan uitpakken, maakt dat het ook erg druk is, vooral aan deze bezienswaardigheden en in het dorpje zelf. Gelukkig was dat niet het geval op deze bijna 15 km lange tocht.

Stenen en duivels

Vanaf de parking gaat het via een asfaltpad al snel naar het bos. De eerste bezienswaardigheid ligt niet echt op het pad, maar het is toch de steile omweg waard. Je klimt door een bos en komt al snel aan bij de Pierre Haina, een drie meter hoge scheve steen die blijkbaar elk jaar wordt gekalkt en een beetje fallisch aandoet. Het is vreemd dat de wandelroute deze weg niet aandoet, maar wel de iets minder spectaculaire Lit du Diable. Sara had Satans bed in ieder geval wat groter verwacht.

Heerlijke panorama’s en kleine gehuchten

Het stuk in het bos duurt niet al te lang, maar wordt al snel ingeruild voor een aangenaam pad op een plateau, waarbij de vergezichten alvast de moeite zijn. Een bordje duidt iets later aan dat we op de Col de Ridieux zijn aangekomen, met een hoogte van 370 meter. Daarna wordt het landschap weer wijdser, terwijl we de afdaling inzetten, waarbij ik Sara nog wat probeer te entertain met het verhaal van de Normandische verovering (Ja, kijk. We houden beiden van geschiedenis en van wandelen, win-win) Op dit eerste deel komen we langs twee gehuchten. Eerst daalt het tot La Forge, dat zo goed als volledig bestaat uit een straat. Daarna gaat het via een zeer steil pad naar Mormont, alwaar we kunnen genieten van een bankje op de ‘village green’ met zicht op de plaatselijke kerk.

Een bijzonder pad, een gehucht met een riviertje en nog meer panorama’s

DSC00112

Vlak na Mormont zijn we even in de war wanneer het pad door iemands tuin leidt. Waarschijnlijk gaat het hier om een buurtweg, maar het feit dat de persoon in kwestie, wie weet uit protest, zijn barbecue zo heeft gepositioneerd dat het echt wel lijkt alsof je op privé-terrein zit, helpt niet. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer je je moet bukken om onder een draad te gaan en in een weide terechtkomt. En vervolgens op een pad dat tamelijk slecht onderhouden is, waardoor armen en benen meermaals met doornen in contact kwamen. Het is wel een echte wandelervaring. Het pad leidt naar een laatste gehucht, Fanzel, waar je heel kort kunt genieten van het riviertje l’Aisne. Daarna klimt het terug via een afsaltweg met opnieuw geweldige panorama’s.

Een duivelse kat in een bos en weer naar Wéris

Daarna gaat het nog een laatste keer het bos in. Daar komen we een zwarte kat tegen, die ons zeer enthousiast onthaald. Gezien onze eerdere ontdekking van het bed van de Duivel maak ik meteen de link. Sara, daarentegen, verwijt mij actief mee te werken aan de diabolisering van zwarte katten, die hierdoor vaak minder worden gekozen in kattenasielen. Het beestje was in ieder geval aanhankelijk, al was het wel wat vreemd, zo midden in een bos.

Er volgt nog een lus om daarna toch in Wéris te komen, waar het opvallend drukker is. Van alle wandelingen die we al deden is hier veruit het meeste volk aanwezig. Dat wordt nog erger wanneer we beslissen om toch nog even naar de dolmen en megalieten te gaan kijken, omdat daar in de nabijheid ook nog een parking is. We zien beide sites, maar het merendeel wordt ingenomen door West-Vlamingen, waarbij de kinderen nogal graag zitten en springen op de oeroude stenen. Misschien dus de moeite om te doen buiten het hoogseizoen. Maar de wandeling, die is zeker te doen zonder al te veel medewandelaars.

 

Entre Lesse et Lomme

Ik had al enige tijd met een vriend het paasweekend uitgekozen als ideaal tijdstip voor een korte maar krachtige kampeertrip. Onze keuze werd enkel verbeterd door de weersvoorspellingen. Via de website bivakzone vonden we enkele interessante mogelijkheden.

Het pad

We kozen uiteindelijk voor het nog niet zo oude “Entre Lesse et Lomme”-wandelpad, in het Luxemburgse Libin. Dit pad van 78 km werd nog maar in 2018 ingehuldigd en probeert je zoveel mogelijk in het bos te houden. Het passeert weinig wegen en dorpen en het asfalt is meestal tot een minimum beperkt. Hoewel het twee rivieren in z’n naam heeft, is het water maar zelden aan je zijde. Wel is het heel goed bewegwijzerd en zijn er drie excellente paalcampings. Wij vertrokken vanuit het station van Poix-Saint-Hubert.

Dag 1: Poix-Saint-Hubert – Bois de Bané (21 km)

Door een klein probleempje met de treinen, konden we niet, zoals gepland, starten om 14 uur, maar twee uur later om 16 uur. Vanaf Poix-Saint-Hubert, was het nog een goede 1,5 km wandelen naar het pad, dat zeer goed is bewegwijzerd door middel van bordjes met een groene rechthoek en het hert van Saint-Hubert daarop afgebeeld. Om de zoveel tijd is er ook een tussenpunt, waarbij je info krijgt over de afstand naar het volgende tussenpunt, het begin/einde in Lesse en een eventuele route naar een nabijgelegen dorpje.

De zon zou rond kwart voor 9 ondergaan, dus er zat wel enige druk op de ketel en we besloten zonder al te veel pauze naar onze bestemming van de dag te gaan. Dit eerste stuk is een goede indicatie van de route. Het grootste deel gaat door een bos, met af en toe een landschap en heel af en toe wat asfalt. Veel huizen kom je echter niet tegen. Er waren ondanks het zomerweer ook niet zoveel mensen die de wandeling deden, al kwam je af en toe iemand tegen (de ene al excentrieker dan de andere).

Vooral de mysterieuze kleuter die alleen in het bos aan het fietsen was om half 8 en daarna in het niets verdween zorgde voor enig onbehagen. Verder kwam er ook nog een klein stukje langs de weg, waar we de restanten zagen van wat een pijnlijke autocrash moet geweest zijn. Af en toe komen we ook voorbij een serieuze hoeve of een eenzaam en verlaten huis. Om 8 uur, 4 uur na ons vertrek aan het station, komen we aan in het Bois de Bané, waar al heel wat volk verzameld is. Uitgeput maar tevreden planten we nog voor het donker wordt onze tent neer.

Dag 2: Bois de Bané – Lesse (30 km)

Na de race van gisteren was het op de tweede dag eerder een duurloop. 30 kilometer is al sowieso een redelijke uitdaging wanneer je volledig gepakt en gezakt bent, en al zeker wanneer de temperaturen voor het eerst in maanden 20 graden en meer opzoeken. We hadden dan ook zoveel mogelijk water gespaard.

DSC06845

Hoewel we op voorhand dachten dat we vaak langs rivieren zouden lopen, zijn de waterpartijen vaak beperkt tot enkele stroompjes. Het is ook niet onlogisch, omdat er enkele kleinere stromen zijn en we ook nog eens aan de bron van de Lesse passeren. Het is dus niet logisch dat deze machtige Waalse rivier in eerste instantie nog bescheiden is.

Voor de rest opnieuw veel boslandschappen, met af en toe een asfaltpaadje. Deze omgeving heeft ook een oorlogsgeschiedenis. Langsheen het pad zijn er kruisen te vinden die slachtoffers van de eerste wereldoorlog, zowel aan Duitse en Franse kant, symboliseren. Ook is er een militair kerkhof in Anloy, een deelgemeente van Libin. Op dat punt zijn er nog 10 kilometer te wandelen (en dus reeds 20 gepasseerd).

De voeten beginnen wat meer pijn te ervaren en we pauzeren nog een tweetal keren. Het pad blijft ons wel langs mooie en grotendeels verlaten plekken sturen, met slechts af en toe een auto als metgezel. Na een goede 7 uur wandelen komen we aan in het dorpje Lesse, waar we onze waterflessen kunnen vullen bij een vriendelijk Brugs koppel, om ons daarna te vestigen op de geweldige bivakplaats aan de Lesse, die hier wel een indrukwekkende stroom is.

Dag 3: Lesse – Poix-Saint-Hubert (20 km)

Omdat we nog graag wouden bijtanken en we ook geen al te late trein wouden nemen, besloten we een stuk van de route af te snijden en gebruik te maken van de shortcut via Redu. Dit bleek een heel aangenaam dorpje te zijn waar telkens op Pasen (of toch al de laatste 25 jaar) er een waar boekenfestijn wordt georganiseerd. Gooi daar nog een bakker met lekkere appelflappen bij en we hebben een aanrader.

Bij het verlaten van Redu moeten we door een omheind gebied, enkel toegelaten voor de voetgangers, al plakt er wel redelijk vaak acces interdit op de bomen. Maar goed, we zien ook de groene rechthoeken en zetten onze weg door. Na een tijdje komen we terug op het pad, waar we nog een goede 13 km kunnen genieten van deze knap aangelegde route. Ondertussen brandt de zon genadeloos verder.

Tot aan onze pauzeplek, de campingplek in het Bois de Biolin in het nogal eigenaardig gedoopte Smuid, zijn er nog een paar bijzonderheden. We hebben een ontmoeting met een pad, die maar net ontsnapt aan een gewisse dood onder een wandelschoen, er is een eenzame boom en een voormalige industriële site. Aan de campingsite rusten we nog een keer voor we de laatste trek doen.

De voeten beginnen echt wel af te zien en het water slinkt. We proberen de laatste kilometers door te komen met gezang. Het wordt een dubbeltje op z’n kant om de trein nog te halen, zeker wanneer blijkt dat er zich een teek op mijn bovenarm heeft genesteld (die weliswaar vakkundig en snel werd verwijderd), maar eind goed, al goed. En we verlaten Libin na drie dagen vol jolijt en natuurpracht. Wat kan een mens meer vragen tijdens het Paasweekend?

DSC06916