Dag 2: Le Monastier-sur-Gazeille – Le Bouchet-Saint-Nicholas

Langsheen de eindeloze zandweggetjes

Nog 202 km te gaan – 33.373 stappen gezet (26 km, waarvan 23 km op de GR 70)

727 meter gestegen, 439 meter gedaald.

Le Monastier-sur-Gazeille (930 m) – Goudet (760 m) – Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m)

Ah, het land van de duizend zandweggetjes. Soms tergend rood, soms simpel bruin. Vaak afwisselend kronkelend in de richting van en vervolgens weg van de vele kleine dorpjes die ook op deze dag typische namen dragen zoals Le Cros, Montagnac en Preyssac. Maar vandaag simpelweg herleiden tot de soms gruwelijk eindeloze zandweggetjes zou deze tweede wandeldag, en de eerste echte op de Chemin de Stevenson, oneer aandoen.

De treurnis van een Frans ontbijt

Ons eerste ontbijt, in Bristol-en-Velay, was nog wat je meestal krijgt aangeboden als het wordt aangekondigd als continentaal. Vandaag was het voor het eerst op z’n Frans. Wit brood, confituur, niet al te veel fruitsap en redelijk slappe koffie. Je kan dat soort culinaire fratsen nog enigszins plaatsen, zeker als je in een relatief goedkoop hotel verblijft. Maar het is ook wel ergens vreemd, aangezien je je profileert op een wandelroute en dus voornamelijk wandelaars ontvangt. Een verschrikkelijk snel verteerbaar ontbijt verandert toch wel het een en het ander.

Zeker als je te maken hebt met twee notoire anglofielen. In het Verenigde Konkrijk krijg je in de B&B’s  en guesthouses een Engels ontbijt, wat op gewone dagen redelijk overdreven is. Maar als je gaat wandelen is het wel ideaal om het tot de middag of vroege namiddag uit te houden. Maar de overgang van Bristol naar de Provence betekende ook het einde van spek en worst en het begin van de hegemonie van wit brood met confituur.

Naast ons zat een koppel uit Aken, Duitsers die net over de grens woonden. Ze bleken fervente GR 70-wandelaars te zijn en hadden de 12 wandeldagen in vier gekapt. De eerste negen etappes hadden ze in de omgekeerde richting gedaan, beginnend in Saint-Jean-du-Gard en zo richting Le Puy wandelend. Voor dit laatste stuk hadden ze besloten om het toch omgekeerd te doen. En dus waren ze, na enkele jaren, nog twee dagtochten verwijderd van het vervolledigen van hun route.

Uit ons gesprek bleek ook dat we een gedeelde voorliefde hadden voor Malmedy en omgeving. Ook daar proberen we minstens een keer per jaar naar toe te gaan. De Oostkantons, met zijn venen, rivieren en bossen is waarschijnlijk van het mooiste wat België te bieden heeft aan fervente wandelaars. Tussen Kerstmis en Oudjaar vertoeven we vaak in de plaatselijke jeugdherberg, de ideale uitvalsbasis voor wandelingen. Maar, zo leerde de Duitser mij, is Malmedy ook de plek waar jaarlijks een redelijk uit de kluiten gewassen badmintontoernooi doorgaat. Voor elk wat wils.

Eindelijk op de GR 70

Maar wij waren hier voor de eigen wandelervaring. En dus verlieten we, zonder al te veel spijt Hotel Le Provence. Nadat we Le Monastier achter ons lieten, zakten we even af tot aan de Gazeille, een rivier die maar 27,2 kilometer stroomt tot ze opgeslokt wordt door de machtige Loire. Het landschap is vergelijkbaar met de eerste etappe. De uitzichten over de Velay, met z’n door vulkanen gevormd landschap, is ook hier aanwezig. Soms worden deze vergezichten afgeschermd door bossen. De GR 70 is bosrijk, en je wandelt hier vaak in de beschutting. Maar eens je de open ruimte vindt, is het genieten van een mooi uitzicht.

Op onze weg liggen ook enkele kleine dorpjes. Zo is er Le Cluzel, met een bijhorend schrijn, of Saint-Martin-de-Fugères, waar de weinige straten gecentreerd liggen rond een gezellig dorpsplein. Tussen twee dorpjes in volgt een mooi stuk met een geweldige vista over het door vulkanen gevormde landschap van de Velay. We worden hier even vergezeld door een Fransman uit Bordeaux, met wandelstokken, uit de kluiten gewassen kuiten en een al even impressionant wandeltempo. Desondanks zouden we hem achter ons laten. Om het dorpje Goudet te bereiken, moesten we namelijk afdalen via een pittig, steil en met kleine steentjes bedekt pad, met bijhorend gevaar op uitschuiven. Gelukkig geraakten we zonder kleerscheuren beneden, tot aan een brug over de Loire en met boven ons de ruïne van chateau Beaufort.

DSC07848

In this pleasant humour I came down the hill to where Goudet stands in a green end of a valley, with Château Beaufort opposite upon a rocky steep, and the stream, as clear as crystal, lying in a deep pool between them.

Van het kasteel zelf, dat oorspronkelijk in de 13de eeuw werd gebouwd, blijft vandaag niet veel over. En ondanks het feit dat het augustus, en dus hoogseizoen is, is het slechts zeer beperkt en 1 dag per week toegankelijk. We konden dan ook niet veel anders doen dan, na een korte snack, onze tocht verder te zetten.

De klim omhoog en naar de zandweggetjes

Even tartte ik de wandelgoden door laatdunkend te doen over de beklimming uit Goudet, tot we er echt aan begonnen. Het bleek een pittig, steil bospad te zijn. Al na enkele minuten waren we opnieuw boven de ruïne van het kasteel geklommen, en dan was er nog een aanzienlijk stuk omhoog te gaan. Het was niet echt onlogisch. Vanaf het beginpunt waren we 170 meter gedaald en nu moesten we een kleine 500 meter terug omhoog. Maar het klimmen zou niet eens het zwaarste gedeelte van de dag blijken.

Terwijl de temperatuur stilaan begon te klimmen, kwamen we op een pad terecht dat ons naar Ursel moest leiden. Het dorpje was in de verte min of meer te zien, maar we moesten weliswaar eerst een kronkelende zandweg temmen. Wanneer je wandelt kan je soms voor jezelf uitmaken dat je nog wel even kunt wachten met eten tot je een goede picknickplek vindt, maar wanneer die plek zichtbaar is, maar niet dichterbij lijkt te komen door het betere bochtwerk, en er ook nog eens zand in je schoenen kruipt, dan is het soms aanlokkelijk om binnensmonds te vloeken.

Soms tart je de wandelgoden zelf, door bijvoorbeeld een perfect gelegen picknickbank links te laten liggen. Toegegeven, deze stond weliswaar in de vlakke zon, die op dat moment van de dag stilaan begon te branden, maar tegelijkertijd was het wel een beter alternatief dan de pijnlijke rotsen. Deze hadden dan weer het voordeel dat ze strategisch onder een reeks bomen waren gesitueerd en we even afkoeling konden vinden. Later op de avond zou blijken dat mijn kuiten al stevig verbrand waren van het eerste deel van de dag.

Le Bouchet

Na de lunch restte ons nog +- 8 km en drie dorpjes, met name het gezellige Bargettes, het uit welgeteld 4 huizen bestaande Preyssac en onze eindbestemming van de dag, Le Bouchet-Saint-Nicholas. Geen idee wat een bouchet is, maar ik ontdekte wel dat étang het Frans voor pond is. Op deze tweede wandeldag konden we ook meteen onze gpx-track ten volle benutten. Hoewel de GR 70 over het algemeen goed is aangeduid, was er ergens tussen Preyssac en Le Bouchet toch een kleine fout ingeslopen. Gelukkig konden we dit snel rechtzetten.

Nog een laatste zandweggetje, met zicht op het dorpje, restte ons voor vandaag. Net als het geval was bij het dorpje Ursel zagen we ook hier de kerk al redelijk vroeg. Gelukkig was onze kronkelkwelling iets beperkter en bereikten we al snel onze eindbestemming, waar we in ons verblijf, de L’Auberge du Couvige ons op het terras neerzette voor een welverdiende cola, terwijl ons verhaal van de dag neerpennend.

Op het moment dat Stevenson Le Bouchet bezocht had het ongeveer 553 inwoners, dat zakte tegen het begin van de 21ste eeuw naar iets meer dan 230. De laatste jaren zijn er terug wat mensen bijgekomen, maar het toont aan hoezeer deze dunbevolkte periode met de eeuwen is leeggelopen. Terwijl we op het terrasje zitten passeert er af en toe een auto op de parking. Het dorpswinkeltje is pal tegenover onze herberg gevestigd.

We waren tamelijk vroeg aangekomen en moesten dus nog wat extra tijd doden tot het eten. Dat deden we in eerste instantie met een korte wandeling naar de kerk, de église Saint-Nicolas, die we beiden probeerden te vereeuwigen met een tekening. Ik ben geen Da Vinci en als ik thuis teken stop ik vaak gefrustreerd uit onvrede met het tussentijdse of eindresultaat, maar hier was er geen alternatief. Er was geen gom, enkel een potlood. Het was een andere manier van tekenen, een waar het proces nog belangrijker was dan anders. En het was, op een bankje in een klein Frans dorpje, een aangenaam tijdverdrijf.

Aan de gemeenschappelijke tafel

Deze avond hadden we ook onze eerste ervaring aan een table commune. De mensen die hebben gekozen voor de demi pension, of later nog hebben aangegeven in de herberg te willen eten, worden aan een lange tafel gezet. Ik was hiervoor enigszins nerveus. Ten eerste ben ik uit mezelf niet altijd de meest vlotte persoon bij mensen die ik niet ken. Ten tweede moest ik nog eens Frans spreken. Uiteindelijk schoven we onze benen aan de lange tafel, samen met tien anderen.

Er was een jong koppel uit de buurt van Lille, een praatgrage man en zijn vrouw uit Lyon, een koppel uit de Provence, een koppel dat we al meermaals hadden tegengekomen, maar die zich nu aan de andere kant van de tafel begaven, en ten slotte twee Duitsers, de enige niet-Fransen in het gezelschap. De vrouw, die er in eerste instantie nogal nors uitzag, had duidelijk een redelijke kennis van het Frans en probeerde, af en toe struikelend over haar woorden, verdienstelijk te participeren aan het gesprek. Haar man, die schijnbaar geen woord Frans sprak, zat er wat bij en keek er naar.

Ik deed het zelf niet veel beter. Misschien had ik aanvankelijk de fout gemaakt om te zeggen dat we van Vlaanderen waren i.p.v. België, want naar mijn gevoel werden we nogal uit het gesprek gehouden. Of misschien lag het gewoon aan het feit dat we nog onvoldoende waren geacclimatiseerd en ons Frans nog te hakkelig was om echt te participeren. Ik vond het, los van het eten, een onaangename ervaring, maar volgens Sara viel het allemaal goed mee. Even werd er wel over ons geroddeld, toen er gesproken werd over een jong koppel dat snel wandelde met een absurde Eastpack als bagage. Na wat geschuifel lieten we toch voorzichtig weten dat wij dat waren. De volgende dag had je in principe de keuze tussen een lange en een korte route. De meesten kozen voor het tweede. We zouden dus zien wat morgen bracht, en met wie.

Het verblijf

L’Auberge du Couvige zelf is een aangename plek. Het is geweldig gelegen, in het centrum van het dorpje, is heel gezellig en ruim. Dit keer hadden we een kamer voor vier, na de kamer voor drie van gisteren. Tegen dit tempo eindigen we met een slaapzaal voor ons alleen!

Het eten

Het eten was in ieder geval absoluut verrukkelijk. Als voorgerecht aten we de befaamde linzen uit Le Puy. Het hoofdgerecht bestond uit zeer romige gratin dauphinois met heerlijk gekruide kippenboutjes. Het dessert was een clafoutis van pruimen. Lekker en leuk om de linzen, de trots van deze streek, te kunnen proeven.

De RLS-Proloog: Lyon – Saint-Etienne – Le Puy-en-Velay

In het hart van de devotie (en Maria)

Nog 244 km te gaan – 12.151 stappen gezet (9 km)

De Route de Gorges de la Loire

We stonden relatief vroeg op voor een relatief goed maar prijzig ontbijt, om vervolgens rond 9 uur opnieuw naar Lyon Part-Dieu te keren. Door de werken duurde het langer dan normaal, met onderweg nog een verwarrende passage langs een dakterras die naar de opzichtige toren van het Radisson Blu Hotel leidt. Tussen Lyon en Le Puy-en-Velay, onze bestemming vandaag, ligt een goede 140 kilometer, het station van Saint-Etienne Châteaucreux en een grondverzakking de mij al enkele dagen bezighield.

De website van de SNCF, de Société Nationale des Chemins de Fer français of de Franse tegenhanger van onze NMBS, is vrij complex. Wie een zoekopdracht ingeeft krijgt meestal eerst het resultaat dat wordt aangeraden, dan eentje met de kortste reistijd, dan eentje met een wagen (waarover zodra meer) en dan in willekeurige volgorde nog wat verbindingen, alles zo min mogelijk chronologisch gepresenteerd.  De aangeraden autorit lijkt helemaal vreemd, wat het ook deels is. De SNCF en de TEC, de Franse busdienst, werken samen met Bla Bla Cars, een autodeelplatform met meer dan 70 miljoen gebruikers. Wie in dit geval van Saint-Etienne naar Le Puy moet en nog plaatsen overheeft op de achterbank, kan dus reizigers meenemen. Maar dit bood niet de zekerheid waar ik naar op zoek was.

Maar goed, de grondverzakking dus. Ergens op het treintraject was er door een zware storm schade aan het spoor, waardoor er geen treinen meer reden tussen Saint-Etienne en Le Puy. De verwarrende website sprak wel over een vervangbus en er was ons een kwartier gegund om het volledig uit te klaren. Op het scherm in het station verscheen de verbinding wel, maar ik had in mijn sprint richting het ticketautomaat niet gezien dat er een bus- in plaats van een treinsymbool stond. De trein was inderdaad vervangen, maar gelukkig waren mijn twee prematuur gekochte treintickets van 15 euro geldig.

Een privéfirma was ingehuurd om de lijn over te nemen, waarbij elk station ook een halte was en de chauffeur allerhande maneuvers moest uitvoeren om zich op de vaak weinig optimale parkings te keren. Onze treinrit, die normaal anderhalf uur zou duren, werd zo vervangen door een busrit van 2u35, langs kleine dorpjes als Bas – Monistrol, Chamalières-sur-Loire en Saint-Vincent le Château. Een groot deel van dit traject was in 2019 ook door het peloton van de Tour gereden, tijdens de rit van Saint-Étienne naar Brioude, doorheen het Centraal Massief, die gewonnen werd door de Zuid-Afrikaan Daryl Impey. De vele ronde punten waren versierd met fietsen, wielen en kunstwerken die verwezen naar de gele, groene en bolletjestrui.

De trage tocht richting de Velay werd enigszins gecompenseerd door het feit dat onze baan op een scenic route lag, de zogenaamde Route de Gorges de La Loire. Enkele rivieren zullen tijdens onze reis een rol spelen en de Loire is daar een van. Haar bron ligt op 1315 meter hoogte op de mont Gerbier-du-Jonc, een goede 40 kilometer ten zuidoosten van Le Puy in de Ardèche. Met haar 1012 km is ze de langste rivier van Frankrijk en voor ze uitmondt in de Atlantische Oceaan passeert ze nog door 11 andere departementen. Wanneer onze bus ons een blik gunt op de diepe kloven waar de Loire zich een weg door kronkelt, zien we dus een jonge rivier.  Eens Lavoûte-sur-Loire voorbij was het nog maar een goede twintig minuten wachten tot we eindelijk voet aan grond kon zetten. In totaal had onze tocht van Brussel naar Le Puy-en-Velay, weliswaar met twee tussenstations 7u15 geduurd.

Le Puy, een historisch bedevaartsoord

Ons grote geluk was misschien wel dat er telkens op 15de augustus, Maria-Hemelvaart of Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, een processie doorgaat in Le Puy, met in de hoofdrol, jawel, een Zwarte Madonna. Het was een van de redenen om een dag vroeger te vertrekken en zeker vroeg genoeg in het stadje aan te komen. De link met onze thuisstad Halle was namelijk te interessant. Ook dat is historisch gezien een belangrijk bedevaartsoord met een lange traditie van Maria-devotie. En bovendien is “onze” Madonna ook zwart.

De Sint-Martinuskerk is pas sinds 1946 verheven tot basiliek door Pius XII, maar kent wel een lange geschiedenis. De toren is 71 meter hoog en werd in de 15de eeuw gefinaliseerd. De kerk had altijd een groot aanzien. Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, stierf in een herberg vlakbij de kerk, Karel V bezocht deze ooit en Hendrik VIII, koning van Engeland, schonk een monstrans, enkele jaren voor hij de Anglicaanse Kerk zou oprichten. Ook de Mariaprocessie kent een lang traditie en wordt reeds vermeld in een pauselijke Bul uit 1335 waarbij aflaten werden beloofd voor zij die vroom deelnamen aan de processie.

En dan is er nog de Zwarte Madonna van Halle. Het beeld zou door Elisabeth van Thüringen en via omwegen aan de stad geschonken zijn. In dit beeld zit Maria en geeft ze Jezus de borst. Volgens de legende komt de zwarte kleur door een miraculeuze redding van de stad, waarbij ze tijdens een belegering in 1489 door Filips van Cleef de kanonballen met haar mantel opving, waarbij gelaat en handen zwart werden van het roet. De echte reden is waarschijnlijk iets meer geaard in de realiteit en ligt waarschijnlijk aan het materiaal dat gebruikt werd en het resultaat van oxidatie of dampen. In ieder geval spreekt het, als een van de vijf overgebleven Zwarte Madonna’s in België tot de verbeelding.

Le Puy heeft geen basiliek maar een kathedraal, namelijk de Notre-Dame-du-Puy, met een al even rijke geschiedenis en een groot historisch belang. De bouw van de kathedraal zelf werd in de 13de eeuw afgerond. Net als de Basilique Fourvière in Lyon torent het boven de historische stad uit. Meer zelfs nog, het vergt een reeks trappen, die tot in het gebouw gaan om haar te betreden. En net als Halle is het een belangrijk oord voor pelgrims, waarbij de oorsprong teruggaat tot de vroege middeleeuwen. Binnenin is er een grote vulkanische steen, de zogenaamde Pierre de Fièvre of Pierre des Apparitions te zien, die volgens de legende helende krachten zou hebben. Een vrouw was op een dolmen gaan liggen nadat ze had gebeden tot de Maagd om haar te genezen. En zo geschiedde. Hier ligt de oorsprong van de Mariaverering in Le Puy. De Maagd van de Dolmen werd mettertijd vervangen door, jawel, een Zwarte Madonna.

Het oorspronkelijk beeld werd ook geschonken door een prominent historische figuur. Niemand minder dan Lodewijk IX, nadien geëerd als Lodewijk de Heilige, zou de Madonna in Ethiopische stijl geschonken hebben na terugkeer van zijn kruistocht. Ondanks de turbulente en vaak gewelddadige geschiedenis, werden de religieuze schatten, waaronder de Zwarte Madonna pas vernietigd tijdens de Franse Revolutie. Het huidige beeld is dus niet het originele beeld dat geschonken werd door Lodewijk de Heilige maar een replica uit de zeventiende eeuw.

Vandaag is Le Puy een belangrijke startplaats van een van de vier Franse routes die naar Santiago de Compostella leiden. De Via Podiensis komt net voor de Pyreneeën samen met twee andere wegen, deze uit Parijs en uit Vezelay, en vormt daar de befaamde Camino Frances, waarbij eens in Spanje er nog een vierde route, vanuit Arles, bijkomt. De Via Brabantica, die ook Halle aandoet, komt uiteindelijk uit op deze van Parijs.  Le Puy en Santiago zijn duidelijk al eeuwen met elkaar verbonden. Het zorgt ervoor dat je niet weet wie een mogelijke metgezel wordt op de Chemin de Stevenson en wie andere ambities koestert, grensoverschrijdend en spiritueel. Tenzij ze natuurlijk overduidelijk pronken met hun jakobsschelp of pelgrimsstaf.

We zouden de Zwarte Madonna die namiddag twee keer zien. Een keer in de imposante kathedraal, de weg ernaar toe versierd met vlaggen in de blauwwitte kleuren van de Heilige Maagd, en een keer tijdens de processie. Maar eerst zouden we op een heel andere manier een connectie maken met Maria. De skyline van Le Puy wordt namelijk gedomineerd door drie opvallende ijkpunten. Naast de kathedraal is er ook nog de Église Saint-Michel d’Aiguilhe, een kerk die op een vulkanische plug van 82 meter hoog is gebouwd en waar een gemotiveerde bezoeker 268 treden voor moet beklimmen.

De Rode Madonna

Het meest opvallende monument is ongetwijfeld de Rode Madonna, die vanop verscheidene plekken in het stadje te zien is en zowel kerk als kathedraal onder zich laat, pronkend op een vulkanische kegel van 132 meter, en dit op een hoogte van 757 meter boven de zeespiegel. Nadat het idee hem ter ore was gekomen via een priester, beslist Auguste de Morlhon, de bisschop van Le Puy, in 1853 om een commissie op te richten om te onderzoeken of en hoe men een standbeeld van de Heilige Maagd op de rocher Corneille kan bouwen. Niet veel later schreven zij een wedstrijd uit. Die werd in november van dat jaar gewonnen door ene Jean-Marie Bonnassieux. Eind 1854 werd begonnen aan het project, maar al snel merkte men dat men geld en materiaal te kort komt.

Dat werd opgelost in 1856, wanneer, na een smeekbede bij Napoleon III, het ijzer van 213 kanonnen die buit werden gemaakt tijdens de slag om Sebastopol in de Krimoorlog, goed voor 150.000 kilo materiaal, werden geschonken. Het beeld werd gegoten in het plekje Givors, in de buurt van Lyon, en vanaf juli 1859 werden de delen op de rots geïnstalleerd. Op 12 september 1860, 7 jaar na het gekke idee ontsproten was aan het geestelijke brein, werd het beeld ingehuldigd door bisschop de Morlhon in aanwezigheid van een massa van 120.000 pelgrims. Het moet in die tijd inderdaad een bijzonder zicht geweest zijn. Het was met z’n 16 meter hoogte (en zelfs 22 inclusief het voetstuk) 26 jaar lang het hoogste standbeeld ter wereld, tot het Vrijheidsbeeld in New York werd neergepoot. Het weegt in totaal 835 ton. Zelfs de arm van Jezus, die in de lucht wordt gehouden, weegt alleen al 600 kilo.

Wie dacht dat daarmee alles gezegd was over dit bijzondere beeld, wacht nog een aangename verrassing. De speciale connectie met Maria, directer dan in de kathedraal of tijdens de processie, ligt namelijk voor iedereen voor het grijpen. Voor slechts 4 euro kan je een ticketje kopen dat toegang geeft tot het omringende park en vooral tot de binnenkant van het standbeeld. Een wenteltrap brengt je in het hoofd van Maria en wie gemotiveerd is en geen last van hoogtevrees heeft kan nog via een ladder 3,5 meter hoger klimmen om zo via de doorzichtige kroon een 360 graden panorama van de Velay te krijgen. Ik heb maar een beetje last van hoogtevrees en aangezien ik al zo ver was geraakt, er 4 euro had voor betaald (en de vijf wachtenden achter mij verwachtten dat ik naar boven zou kruipen), genoot ik zelf ook even van het uitzicht, al waren de treden niet echt voorzien op de zool van een wandelschoen. Gelukkig geraakte ik met lijf en leden intact opnieuw uit het beeld.

De processie van het broederschap

Na het toeristische bezoek aan de Rode Madonna was het tijd voor een authentieke ervaring met de Zwarte Madonna in de hoofdrol. De historische binnenstad was volgehangen met luidsprekers, waardoor zelfs de meest cynische atheïst niet kon ontsnappen aan de misviering voorafgaand aan de processie, met bijhorende gebeden en koorgezangen. Sara en ik hadden ons strategisch op het stadsplein aan de mairie gezet. Rondom ons waren hoofdzakelijk oudere mensen verzameld, en aan de overkant stonden enkele militairen strategisch opgesteld. We hadden hen al eerder in de binnenstad zien patrouilleren. Zoals zo vaak voelt men zich net onveiliger door het machtsvertoon, maar net als met de koffer in Charles De Gaulle is het een teken van deze tijd.

Centraal in de processie bevindt zich een eeuwenoud broederschap,  la confrérie des pénitents blancs du Puy-en-Velay, opgericht in 1584, en in de eeuwen daarna een machtige actor binnen het religieuze gebeuren, onder andere door hun rol in de ziekenzorg. Ze waren zelfs zo invloedrijk dat hun kapel vandaag nog vlak naast de kathedraal ligt. Na een kort intermezzo tijdens de Franse Revolutie, waarbij het broederschap werd afgeschaft, werden ze in 1811 in ere hersteld. Tot op de dag van vandaag spelen ze een belangrijke rol in zowel de paasprocessie als deze op 15 augustus. Voor deze laatste halen ze enkel de witte gewaden boven, maar tijdens de processie op Goede Vrijdag kan je hen ook zien met hun witte kappen op.

Klokslag om 15u30 vertrok de massa aan de kathedraal. Niet veel later verschijnt het gezelschap, met achter hen de Zwarte Madonna, gedragen door vier zusters. Maar het bijzondere aan de processie was het vervolg. Het standbeeld werd gevolgd door een lange sliert toehoorders. Geen gekostumeerde folklore, geen geromantiseerde historische taferelen, geen praalwagens of toeters en bellen, maar gebeden en gezangen, gepreveld en gezongen door een divers gezelschap, verenigd in hun devotie voor de Maagd Maria, Zij die, zoals de priester eerder door de luidsprekers verkondigde, iedereen in haar armen sluit, de gelovigen, de ongelukkigen, de zondaars en ja, zelfs en vooral de ongelovigen.

Op zo’n moment is het zelfs voor een atheïst moeilijk om geen jaloezie te voelen voor de lotsverbondenheid en de samenhorigheid die de stoet uitstraalt, het vermogen om te geloven in de helende en heilzame kracht van Maria. Stevenson, een overtuigd Protestant, die overigens niet lang in Le Puy verbleef, zou het tafereel in ieder geval met argusogen hebben gadegeslagen. Het zegt misschien iets over onze tijd, of misschien over mij, dat een ongelovige met meer bewondering naar deze authentieke uiting van geloof kan kijken dan een geloofsgenoot uit de negentiende eeuw, die zich weliswaar aan een andere tak van dezelfde boom had vastgehangen.

Een duik in de geschiedenis

Om onze namiddag optimaal af te ronden gingen we nog naar het plaatselijk museum, le musée Crozatier, dat in 1820 in z’n vroegste vorm werd opgericht, om in 1851 te verhuizen naar de huidige site, in wat vandaag de Jardin Henry Vinay is. Dit park werd genoemd naar een plaatselijk politicus die tussen 1865 en 1877 enkele keren burgemeester was van Puy-en-Velay. De naam van het museum zelf is dan weer afkomstig van Charles Crozatier, een verzamelaar en mecenas die het project mee financierde. Maar in Frankrijk koestert men zelfs in stadjes van om en beide 20.000 inwoners hun erfgoed. Na een renovatie die 7 jaar duurde, opende het gebouw in juli 2018 opnieuw haar deuren om de veelzijdige collectie in een moderner jasje te presenteren.

Het is vaak die variatie en historische reikwijdte die plaatselijke musea, al zou dit zelfs in België tot de beteren behoren, die ons, zeker als historici, kan boeien. Je krijgt er een blik op de geschiedenis van de stad en de streek, die vaak getoond wordt door een massa authentieke voorwerpen. En dat is hier niet anders. Naast een bescheiden expositie over de Keltische aanwezigheid is er voor elk wat wils. Je hebt de archeologische collectie, de collectie schilderijen, een afdeling over (natuur)wetenschappen en ten slotte enkele kamers die inzoomen op het leven, de devotie en de nijverheid van Le Puy en haar inwoners. Dat gaat dan van medaillons met humoristische afbeeldingen die aan ezels werden gehangen tot een enorme kantcollectie.  Le Puy was een van de bekendste productiecentra van Franse kant. In het museum kan je zelfs het kantklossen uitproberen. Opnieuw bleek dat mijn motoriek niet al te ontwikkeld is.

Na ons museumbezoek wandelden we via het park, waar een tiental petanquebanen zijn voorzien voor de enthousiastelingen naar ons hotel, het eerste dat voor ons geregeld werd. Bristol, een onbedoelde kwinkslag richting onze voorliefde voor het Verenigd Koninkrijk en de plek waar in 2008 de reis begon die ons samen zou brengen. Waarschijnlijk werd de naam ooit gekozen omdat men hier dacht dat het internationaal klonk. Bovenop het hotel pronkt de naam in grote, rode letters. Ertegenover, in bijna even grote, blauwe letters, wordt Parking Foch aangeprezen. 7 dagen op 7, 24 uur per dag. Een troosteloze stukje asfalt, verstopt achter een slagboom en een pizzeria die ook al de naam van de maarschalk uit de Eerste Wereldoorlog draagt. De discussie die ervoor zorgde dat Foch zijn plein in Leuven kwijtspeelde aan voormalig rector De Somer was duidelijk nog niet tot de Velay geraakt.

Hoe dichter de Chemin, hoe kleiner de schaal. Maar het was ook een reis van het alledaagse, familiaire Halle naar het relatief gekende Lyon en zo de komende dagen steeds meer het onbekende in. Een aardse, profane pelgrimstocht in de voetsporen van een devoot, protestants schrijver, op zoek naar een interessant verhaal voor een publicatie en de geschiedenis van zijn medegenoten, de Camisards. Op zoek naar Goddelijke inspiratie ook, iets wat hier in Le Puy, een van de beginpunten van de Camino, in overvloed te vinden is. Hij wou de liefde vergeten, ik zou de tocht maken met mijn kersverse vrouw. Vanuit onze kamer hoorden we hoe de klokken van de kathedraal opnieuw luidden. Het officiële programma van deze 15de augustus begon met een mis om 7 uur ’s ochtends en eindigde om 21 uur met een klank- en lichtspektakel. Soms zou ik wel willen geloven, maar misschien is wandelen en ontdekken mijn manier om de schepping te eren, eerder dan zingen en bidden. Van de grootstad naar de stad naar het dorp en zo de natuur in. God, wat had ik er zin in.

De accommodatie

Op het eerste zicht komt de wat vergane grandeur die de buitengevel lijkt te impliceren overeen met het interieur. De houten trap is wat afgeleefd en de gammele lift kan ons en onze rugzakken met moeite naar boven hijsen. Instappen lukt nog net, maar draaien en keren is geen optie, en dus is het opletten om niet te struikelen bij het uitstappen. Hoewel het aangeprezen werd als een gerenoveerd hotel, is dit in de kamer slechts half te zien. Het slaapgedeelte is charmant en modern genoeg, maar de badkuip vertoont roestplekken en zelfs met mijn bescheiden maat 42 is het geen evidentie om mijn beide voeten naast mekaar te plaatsen. Het daagt ons ook pas later hoe het rolluiksysteem, waarbij men het uiteinde van een lange staaf dient te plooien en vervolgens eenvoudig te draaien, werkt, waardoor Sara en ik onszelf bijna een polsblessure wrongen.

Het eten

Daar waar de slaapkamers met gedeeltelijk succes gerenoveerd zijn, is dit voor het restaurant met meer visie en oog voor sfeer en gezelligheid gebeurt. Je kijkt wel uit op de houten trap, maar tegelijk zit je in een gezellige kader. Waar de bar duidelijk mikt op de roaring twenties, voel het restaurant modern maar warm aan. En wat meer, het restaurant kon uitpakken met het officiële label van maître restaurateur, uitgevaardigd door de Franse staat na audits en inspecties aan zaken die werken met lokale, verse producten en dit combineren met vakmanschap.

We namen beide het excellente courgettetaartje als voorgerecht. Bij het hoofdgerecht nam mijn zin voor culinair avontuur over en koos ik de brandade de morue, een stokvispuree die bekend staat als specialiteit uit Nîmes, de stad waar onze reis zou eindigen. (Ja, ik geef toe dat ik het eerst het eerst heb moeten googelen) Een bijzondere ervaring, maar een die gelukkig en misschien onverwachts, gezien je letterlijk puree met gepureerde vis eet, niet tegensteekt. Sara hield het iets traditioneler en nam het kalfsvlees met olijven en aardappelkroketjes. Eerder dan gepaneerde puree bestonden deze vreemd uit gepaneerde aardappelen. Terwijl ik daar zat met mijn gepureerde vis… Na het hoofdgerecht volgden nog respectievelijk een citroentaartje met merengue en een tiramisu met rode vruchten. Als dit ons elke avond te wachten stond, dan zouden we vier kilo zwaarder en tevreden terug in België landen.