Het beest van de Gévaudan achterna
Nog 157 km te gaan – 22.820 stappen gezet (18 km, waarvan 14,6 km op de GR 70)
331 meter gestegen, 213 meter gedaald
Langogne (915 m) – Cheylard L’Evêque (1126 m)
Het bos van het beest
Deze 4de dag op de Chemin de Stevenson was een kortere, maar daarom niet minder interessante etappe. Het was wel een waar de nodige voorzorgsmaatregelen moesten getroffen worden, aangezien men regen had voorspeld. Gelukkig bleef het bij ‘wat regen’. Enkel bij ons vertrek in Langogne en een klein beetje bij onze aankomst in Cheylard regende het echt. In onze startplaats deden we ons nog te goed aan lekker brood en lokale schapenkaas, kwestie van onze maag goed gevuld te houden.
Onze wandeling zou ons voornamelijk in de bossen van de Gévaudan houden, daar waar in de 18de eeuw werd gejaagd op het verschrikkelijke Beest. Tot op de dag van vandaag weet men nog steeds niet goed of het nu over een monsterlijk grote wolf ging of dat er iets anders aan de hand was. Maar het hield de lokale gemeenschap sterk bezig, zeker omdat er meer dan honderd slachtoffers vielen. Uiteindelijk zou zelfs Lodewijk XIV zijn beste jagers sturen, maar zonder al te veel succes. In 1767 werd de kandidaat-wolf gedood door de plaatselijk Jean Chastel, al was hij volgens sommigen misschien mee het brein achter de aanvallen.
Het is niet moeilijk voor te stellen welk schrikeffect de terreur van de Napoleon onder de wolven, zoals Stevenson hem doopte, moet teweeggebracht hebben. Vandaag de dag zijn er gelukkig geen wolven meer en de koeien zitten veilig achter prikkeldraad. Ook daar ging er dus geen enkele dreiging van uit. Maar ook zonder de dreiging van wolven en andere roofdieren was de tocht door het bos een hele ervaring. Vooraleer we op dat punt kwamen, was er nog een klein stuk in dezelfde geest als de dag ervoor.
Een praatgrage metgezel
Net voor Saint-Flour-de-Mercoire kruisten we het pad met de man die we eerder vlak na Saint-Martin-de-Fugères op dag 2 hadden gespot. Het was de man uit Bordeaux met de wandelstokken en het stevige wandeltempo. Hij was blijkbaar meer een man van de impro. Dat zou later onder andere blijken toen hij in Cheylard aankwam en moest vaststellen dat er nergens geen eten te kopen was en hij nog een goede 20 kilometer moest wandelen tot zijn eindpunt. Zijn doel was namelijk om zo snel mogelijk in Florac te geraken en daar te kajakken.
Hoewel ik mijn uiterste best deed om Frans te spreken, schakelde hij, zoals dat vaak gaat, meteen over in het Engels, wat hij trouwens zeer goed sprak. Voor een groot deel van de wandeling was hij onze metgezel, of beter gezegd de mijne. Want met zijn carbonwandelstokken haalde hij een nogal stevig tempo, en Sara, die nochtans zelf op het vlakke niet te onderschatten is, liep af en toe, al dan niet bewust, een metertje achter ons.
Zij zou dit later steken op het feit dat ze de rugzak moest dragen. Het was relatief warm, maar het regende ook, waardoor mijn t-shirt onder mijn jas helemaal klam van het zweet was. Om tijdens de droge periode wat te verluchten, had zij de rugzak overgenomen. Ondanks mijn galant aanbod, tot 3 maal toe, om deze over te nemen, maar Sara bleef op haar beurt galant. Al vatte ze wel het plan op om de mythe te creëren dat ze, zoals Modestine, als lastdier wed gebruikt terwijl ik vrolijk een praatje sloeg. Haar onversaagdheid om de rugzak te blijven dragen leverde haar wel de erenaam Victorine op.
Het bos zelf was gevarieerd. Geholpen door de redelijk mistige en regenachtige dag was het zelfs een tikkeltje mysterieus, met oude kronkelende bomen. Het hoogtepunt was waarschijnlijk een passage met grote met mos bedekte rotsen. Het deed mij met enige heimwee denken aan mijn vrijgezellenweekend, dat geheel volgens de geest van de auteur werd doorgebracht in de prachtige natuurlijke omgeving van het Luxemburgse Mullerthal. Maar de atmosfeer was hier toch enigszins anders.
De gespreksonderwerpen waren redelijk divers. Het ging uiteraard over Stevenson en diens wandeling, waarbij het een constante was dat de meesten eigenlijk niet zoveel afwisten over onze impliciete gastheer. Maar het ging ook over geschiedenis, over wandelervaringen, over België, over het duikersexamen die de man in Luxemburg moest afnemen en over de drang naar snelle informatie in het digitale tijdperk. De tijd vloog voorbij op deze reeds relatief korte etappe.
Stevenson is de weg kwijt
Op voorhand had onze gids ons gewaarschuwd voor dit stuk, omdat het moeilijker te navigeren zou zijn. Dit kwam misschien wel door de eigen ervaring van Stevenson, die hier nodeloos lang heeft moeten zoeken naar het juiste pad. Stevenson liep compleet verloren in het bos, tot hij in het kleine gehuchtje Fouzillic kwam. Helaas ging hij van daaruit verkeerd en kwam zo terecht in Fouzillac, nog verder van Cheylard. Uiteindelijk moest hij de nacht doorbrengen in het donkere bos. Vandaag zijn het nog steeds, zoals in zijn tijd, kleine gehuchtjes met een huis of drie en wat vee. Het zorgt ervoor dat je niet de snelste noch de meest logische weg volgt.
Na deze passage en een kleine daling door een laatste stukje bos, kwamen we vergezeld van wat regen aan in Cheylard l’Evêque, een plekje waar normaal gezien 68 mensen wonen en met een 30-tal huizen. Dat betekende dus dat elke dag in het hoogseizoen de aanwezige bevolking met bijna 50% toenam. Helaas was door ons stevig tempo onze gîte nog niet open en was er ook niet meteen een schuilplaats of afgedekte picknickplaats.
Le Cheylard
En dus zochten we even onderkomen in het plaatselijke kerkje, net als onze metgezel en wat andere wandelaars. De meesten onder hen gingen vandaag nog wat verder wandelen. Sara moest haar schroom wat overwinnen om in een kerk te eten, maar het was wel een droge en een aangename plek om je maaltijd te nuttigen en te rusten. En de schapenkaas die we die ochtend hadden gekocht smaakte eveneens.
Om de tijd de doden klommen we ook nog even naar de Notre-Dame des Tout Graces, waar een klein, steil padje middenin het dorp naar vertrok. De kapel, opnieuw met een Mariabeeld bovenop het gebouw, torende boven het dorpje uit en het grijze weer zorgde voor een mistroostig maar eveneens mooi vergezicht. Het was en perfecte plek voor wat contemplatie, over de dag en over het vervolg van de reis.
Omstreeks half drie konden we dan onze opwachting maken in Au Refuge du Moure, een gezellige en authentieke plek, middenin het dorp, en voor wie het grotere plaatje bekeek, middenin het bos. Door het vroege uur hadden we tijd te over om te lezen, te schrijven en van de plaatselijke geneugten te proeven. Sara ging voor een warme chocomelk en ik koos het lokaal gebrouwen artisanale biertje van de brasseurs du Sornin. Daarna konden we op ons gemak douchen en nog wat luieren in bed. Een echte snipperdag.
Nadien kregen we onze tweede table commune voorgeschoteld. De setting was beter en het gevoel dus ook. We zaten met z’n zessen aan onze tafel, met onder andere het koppel uit de Provence van de eerste gemeenschappelijke maaltijd en twee nieuwe gezichten. Het gesprek was hartelijk en mijn reserves na de eerste ervaring waren verdwenen. De sleutel tot een goed gesprek in een taal die ik niet zo machtig ben was duidelijk de schroom, of beter gezegd het laten vallen van de schroom. Na enkele dagen lukte dit al duidelijk beter. Op deze manier kreeg je het gevoel deel uit te maken van een lichting wandelaars, een wandelgemeenschap als het ware.
Verblijf
Een heel gezellige gîte. Volgens ons boekje moesten we een wc delen, maar we genoten toch van een ‘en suite’
Eten
Een heerlijke sla met o.a. ei, een heel lekkere toast en stukken vlees die ook lekker waren maar die we niet helemaal konden thuisbrengen. Het hoofdgerecht was een varkensstoofpotje met chorizo, olijven en rijst, de kaasschotel en een amandel-peer-carameltaartje.