Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Entre Lesse et Lomme

Ik had al enige tijd met een vriend het paasweekend uitgekozen als ideaal tijdstip voor een korte maar krachtige kampeertrip. Onze keuze werd enkel verbeterd door de weersvoorspellingen. Via de website bivakzone vonden we enkele interessante mogelijkheden.

Het pad

We kozen uiteindelijk voor het nog niet zo oude “Entre Lesse et Lomme”-wandelpad, in het Luxemburgse Libin. Dit pad van 78 km werd nog maar in 2018 ingehuldigd en probeert je zoveel mogelijk in het bos te houden. Het passeert weinig wegen en dorpen en het asfalt is meestal tot een minimum beperkt. Hoewel het twee rivieren in z’n naam heeft, is het water maar zelden aan je zijde. Wel is het heel goed bewegwijzerd en zijn er drie excellente paalcampings. Wij vertrokken vanuit het station van Poix-Saint-Hubert.

Dag 1: Poix-Saint-Hubert – Bois de Bané (21 km)

Door een klein probleempje met de treinen, konden we niet, zoals gepland, starten om 14 uur, maar twee uur later om 16 uur. Vanaf Poix-Saint-Hubert, was het nog een goede 1,5 km wandelen naar het pad, dat zeer goed is bewegwijzerd door middel van bordjes met een groene rechthoek en het hert van Saint-Hubert daarop afgebeeld. Om de zoveel tijd is er ook een tussenpunt, waarbij je info krijgt over de afstand naar het volgende tussenpunt, het begin/einde in Lesse en een eventuele route naar een nabijgelegen dorpje.

De zon zou rond kwart voor 9 ondergaan, dus er zat wel enige druk op de ketel en we besloten zonder al te veel pauze naar onze bestemming van de dag te gaan. Dit eerste stuk is een goede indicatie van de route. Het grootste deel gaat door een bos, met af en toe een landschap en heel af en toe wat asfalt. Veel huizen kom je echter niet tegen. Er waren ondanks het zomerweer ook niet zoveel mensen die de wandeling deden, al kwam je af en toe iemand tegen (de ene al excentrieker dan de andere).

Vooral de mysterieuze kleuter die alleen in het bos aan het fietsen was om half 8 en daarna in het niets verdween zorgde voor enig onbehagen. Verder kwam er ook nog een klein stukje langs de weg, waar we de restanten zagen van wat een pijnlijke autocrash moet geweest zijn. Af en toe komen we ook voorbij een serieuze hoeve of een eenzaam en verlaten huis. Om 8 uur, 4 uur na ons vertrek aan het station, komen we aan in het Bois de Bané, waar al heel wat volk verzameld is. Uitgeput maar tevreden planten we nog voor het donker wordt onze tent neer.

Dag 2: Bois de Bané – Lesse (30 km)

Na de race van gisteren was het op de tweede dag eerder een duurloop. 30 kilometer is al sowieso een redelijke uitdaging wanneer je volledig gepakt en gezakt bent, en al zeker wanneer de temperaturen voor het eerst in maanden 20 graden en meer opzoeken. We hadden dan ook zoveel mogelijk water gespaard.

DSC06845

Hoewel we op voorhand dachten dat we vaak langs rivieren zouden lopen, zijn de waterpartijen vaak beperkt tot enkele stroompjes. Het is ook niet onlogisch, omdat er enkele kleinere stromen zijn en we ook nog eens aan de bron van de Lesse passeren. Het is dus niet logisch dat deze machtige Waalse rivier in eerste instantie nog bescheiden is.

Voor de rest opnieuw veel boslandschappen, met af en toe een asfaltpaadje. Deze omgeving heeft ook een oorlogsgeschiedenis. Langsheen het pad zijn er kruisen te vinden die slachtoffers van de eerste wereldoorlog, zowel aan Duitse en Franse kant, symboliseren. Ook is er een militair kerkhof in Anloy, een deelgemeente van Libin. Op dat punt zijn er nog 10 kilometer te wandelen (en dus reeds 20 gepasseerd).

De voeten beginnen wat meer pijn te ervaren en we pauzeren nog een tweetal keren. Het pad blijft ons wel langs mooie en grotendeels verlaten plekken sturen, met slechts af en toe een auto als metgezel. Na een goede 7 uur wandelen komen we aan in het dorpje Lesse, waar we onze waterflessen kunnen vullen bij een vriendelijk Brugs koppel, om ons daarna te vestigen op de geweldige bivakplaats aan de Lesse, die hier wel een indrukwekkende stroom is.

Dag 3: Lesse – Poix-Saint-Hubert (20 km)

Omdat we nog graag wouden bijtanken en we ook geen al te late trein wouden nemen, besloten we een stuk van de route af te snijden en gebruik te maken van de shortcut via Redu. Dit bleek een heel aangenaam dorpje te zijn waar telkens op Pasen (of toch al de laatste 25 jaar) er een waar boekenfestijn wordt georganiseerd. Gooi daar nog een bakker met lekkere appelflappen bij en we hebben een aanrader.

Bij het verlaten van Redu moeten we door een omheind gebied, enkel toegelaten voor de voetgangers, al plakt er wel redelijk vaak acces interdit op de bomen. Maar goed, we zien ook de groene rechthoeken en zetten onze weg door. Na een tijdje komen we terug op het pad, waar we nog een goede 13 km kunnen genieten van deze knap aangelegde route. Ondertussen brandt de zon genadeloos verder.

Tot aan onze pauzeplek, de campingplek in het Bois de Biolin in het nogal eigenaardig gedoopte Smuid, zijn er nog een paar bijzonderheden. We hebben een ontmoeting met een pad, die maar net ontsnapt aan een gewisse dood onder een wandelschoen, er is een eenzame boom en een voormalige industriële site. Aan de campingsite rusten we nog een keer voor we de laatste trek doen.

De voeten beginnen echt wel af te zien en het water slinkt. We proberen de laatste kilometers door te komen met gezang. Het wordt een dubbeltje op z’n kant om de trein nog te halen, zeker wanneer blijkt dat er zich een teek op mijn bovenarm heeft genesteld (die weliswaar vakkundig en snel werd verwijderd), maar eind goed, al goed. En we verlaten Libin na drie dagen vol jolijt en natuurpracht. Wat kan een mens meer vragen tijdens het Paasweekend?

DSC06916