Dag 12: Saint-Germaine-de-Calberte – Saint-Jean-du-Gard

De laatste loodjes

Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70) 

453m gestegen, 542 m gedaald

Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)

Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.

Worstperikelen.

Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.

Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.

Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.

Een laatste Stevenson-moment

Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.

Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.

Het echte zuiden en het eindpunt

Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.

Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.

Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.

Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen

Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!

De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.

Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.

We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!

De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.

Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.

Het eten

Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.

Het verblijf

Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)

Dag 9: Le Pont-de-Montvert- Florac

De onverbiddelijke hitte

Nog 56 km te gaan – 43.335 stappen gezet (34 km, waarvan 27 km op de GR 70) 

621 m gestegen, 956 m gedaald

Le Pont-de-Montvert (875 m) – Cham de l’Hermet (1114 m) – Col de la Planette (1292 m) – Col du Sapet (1080 m) – Florac (546 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf de Notre-Dame-de-l’Assomption niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 9 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Goed begonnen is half gewonnen. Het omgekeerde geldt helaas ook. Na een meer dan matige nacht volgde een meer dan matig ontbijt. Het harde brood van de maaltijd van de vorige avond was vandaag nog harder, de confituur was een aanslag op mijn smaakpapillen en zelfs de koffie kon niet bekoren. Het gevolg was dat we de langste etappe (een dag na de hoogste) op een wankel ontbijt moesten afwerken.

Dit terwijl mijn jarenlange ervaring op de Britse trails mij het belang (en de geneugten) van een uitgebreid ochtendmaal hebben doen inzien. Met een goed ontbijt, inclusief spek, worst en eieren, kan je makkelijk 5 uur verder. En het was vandaag al sowieso geen evidente tocht. Eerst 600 meter stijgen en dan 900 meter dalen en dit op 27 km en bij temperaturen aan de verkeerde kant van de 30.

Het ruige en het mooie

We klommen in eerste instantie boven le Pont-de-Montvert, waar we een prachtig uitzicht hadden over het sfeervolle dorpje. Dat bracht ons eerst langsheen ezeltjes en richting de Cham de l’Hermet, doorheen hetzelfde woeste landschap waar we gisteren waren geëindigd. Het smalle pad volgt de heuvelflank en komt uiteindelijk uit op een plateau, waar we in een peloton terechtkwamen met het Duitse koppel, een nieuw, ongekend gezicht en twee Franse koppels.

Maar eens de tergend lange klim door het bos goed en wel werd ingezet, waren we als vanouds niet te stuiten. Eerst passeerde de Col de la Planette, met een bizarre maar mooie constructie van gigantische steenmannetjes, een verzameling stenen die normaal de weg wijzen door berglandschap, maar in deze context eerder lijken op een prehistorisch monument.

Daarna volgt nog een hele steile klim, waarbij we twee oudere vrouwen, waarvan eentje nogal overambitieus de bolletjestrui van de Tour de France droeg, passeerden. Niet veel later, nadat het mooie heidelandschap terug verscheen, kwamen we aan het hoogste punt van de dag, de Signal de Bougès. Natuurpracht en vergezichten, purperen begroeiing tegen een decor van groene en grijsbruine bergen, hellingen en rotsformaties. De full Cevennes experience.

Een pittige afdaling

Vanaf dan ging het allemaal bergaf, hoofdzakelijk letterlijk. Op een goede 3 kilometer al om en beide 400 meter en daarna moest er nog 500 meter af. We passeerden de Col du Sapet, dat blijkbaar een ijkpunt was voor de lokale wielertoerist. Het afdalen zelf gebeurde via rotsige padjes met losliggende stenen, gevaarlijk voor de stilaan vermoeide voeten.

Maar zelfs de iets meer gezapige paden werden moeilijk te temmen uitdagingen toen de temperatuur steeg, de schaduw verdween en de honger toenam. Een lang stuk langsheen een breed pad bood wel een mooi uitzicht, maar de toenemende temperatuur, gecombineerd met de honger door het beperkte ontbijt, zorgde ervoor dat het af en toe van een kwelling was. Uiteindelijk vonden we een relatief aangenaam en minimaal comfortabel plekje om ons stokbrood met overrijpe banaan te consumeren.

Hitte en uitputting

Het tweede deel, de laatste 12 kilometer, bouwde verder op dit elan. Bospadjes en paden met zicht op beboste flanken. Niet slecht, en vaak zelfs welgekomen door de beschutting, maar ergens was het ook jammer dat de weidse landschappen meer en meer uit het zicht verdwenen. Met elke stap werd ook de vermoeidheid groter. De impressionante collegiale Notre-Dame-de-l’Assomption zorgde voor een architecturaal breekpunt.

Gelukkig hadden we nog een geheim superwapen achter de hand. Aan het kerkje en gemeentehuis, dat ook dienstdeed als school, van het dorpje Bédouès, vlak na de mooie Tarnkloof, nuttigden wij een plaatselijk gebakje op basis van kastanjes, een streekproduct. Het was niet enkel lekker, maar ook een welgekomen dosis krachtvoer voor de laatste kilometers.

Daarna volgde nog een stuk geasfalteerde weg, een korte boswandeling en een lang pad van de buitenwijken van Florac, inclusief vakantiepark, tennisbanen en de drukke weg van Alès naar Nîmes. Nog een goede kilometer later arriveerden we in het Hotel des Gorges du Tarn.

Naar en in Florac

Vandaag merkten we opnieuw dat sommige medewandelaars beter voorbereid zijn dan anderen. De man met de ezel en Aziatische vrouw die in Le Bleymard het verkeerde pad richting de Lozère had gekozen, vroeg bij het ontbijt opnieuw waar de GR 70 zich bevond, terwijl de pijl letterlijk naast het gebouw hing waar we verbleven.

En in Bédouès vroeg een leeftijdsgenoot of het te doen was om nog naar Le Pont-de-Montvert te trekken, om 3 uur in de namiddag en bij 30 graden. Doordat hij in de tegengestelde richting ging, was het voor hem 900 meter stijgen en 600 meter stijl dalen. De trek van +- 7 uur, met geen mogelijkheid om ergens tussendoor te verblijven, leek ons weinig aangewezen. Maar het hield hem niet tegen.

Florac zelf is charmant, al moesten we onszelf er na onze douche wel naartoe sleuren. Het water stroomt door het hart van de stad en gaat van biljarttafelegaal naar grillig, door de mooie watervallen. Verder zijn er smalle steegjes, oude gebouwen en gezellige pleintjes. Het zoveelste dorpje met een eigenheid.

Het eten

Tomatengazpacho, witte vis met bisquesaus, rijst en venkel, kaas van de Cantal, Lozère en 3-rivieren regio en perzik met rode vruchtencrumble en een zandkoekje en gekonfijt fruit.

Het verblijf

Het hotel zelf bezorgde ons ook een unieke ervaring. Stijlvol en, zeker vergeleken met sommige andere verblijven, goed eten. Het was zeer welgekomen na de iets mindere ervaring. La Remise (in Le Bleymard) light maar het ontbijt is veelbelovend.

Dag 8: Le Bleymard – Le-Pont-de-Montvert

De koninginnenetappe en het land van de camisards

Nog 83 km te gaan – 34.449 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70) 

609 m gestegen, 814 m gedaald

Le Bleymard (1069 m) – Col Santel (1200 m) – Pic de Finiels (1699 m) – Pont de Montvert (875 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf “De oorlog met de camisards” niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 8 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Na enkele opwarmers was het vandaag zover. We gingen naar het letterlijke hoogtepunt van de GR 70. De Pic de Finiels, de top van de Mont Lozère, is 1699 meter. Zonde van die ene. De hele reis zie je de foto’s, maar uit ervaring weet je dat je nooit echt kunt weten wat het is en hoe het voelt en hoe het uitzicht zal zijn. Tot je er eindelijk naartoe wandelt en er daadwerkelijk staat. En dat had wel wat voeten in de aarde, al viel het, zoals het meeste ‘klimwerk’ hier best wel mee.

Naar het hoogtepunt van de GR 70

Zoals wel vaker op deze Chemin de Stevenson passeerde de eerste col van de dag, de Col Santel, redelijk geruisloos. Je hebt er wel een pijl naartoe, maar wanneer je het nu precies bereikt hebt, is af en toe een mysterie. Toch wanneer de col zelf omringd is door bomen en je daarna nog een goede 400 extra hoogtemeters moet afleggen, weliswaar op een comfortabele 7 kilometer. Er is geen 360 gradenpanorama en je begint niet meteen terug te dalen.

Na een korte maar steile klim om het dorpje uit te geraken, gaat het via een open weg doorheen het heuvellandschap. Zo kom je dus in het bos dat je naar de eerste col brengt. Het eerste stuk was het lastigste, maar eens het bos uit, op het moment dat de sparren plaatsmaakten voor de schuchtere heidestruiken, werd de hellingsgraad eveneens wat zachter en kon je zowaar even uithijgen.

De weg naar boven, in een open landschap, wordt eerst aangegeven door de route van de skilift. Je volgt de draden naar boven. Het wordt al helemaal moeilijk om in te beelden hoe anders het landschap en de sfeer moeten zijn in de winter bij het passeren van het chalet en bijkomend entertainmentcomplex. Met zijn 1700 meter is de Pic de Finiels en bijhorende hellingen populair voor wintersport allerhande. Maar bij temperaturen tegen de 30 graden, en later op de dag nog hoger, is dat een abstract gegeven.

Na het passeren van de skilift en het chalet werd onze routeaanwijzer overgenomen door de zogenaamde montjoies. Ze lijken op monolieten of menhirs en dienen om in alle weersomstandigheden de weg te vinden. De vrouwelijke helft van het Duitse koppel, waarmee we de hele tijd wandeljojo deden, dacht eventjes dat we te maken hadden met een prehistorisch spektakel, maar het werd al snel door haar man ontkracht.

Vooraf werd er wel gewaarschuwd voor mist, en enkele dagen eerder leek het nog even of we zouden met onweer zitten. Ik had mij zelfs al volledig geïnformeerd over wat je wel en niet moest doen als je op een open vlakte plots in een donder en bliksemspektakel terechtkwam. Maar alles was en bleef gelukkig genoeg helder, stralend en blauw, waardoor het kleurenpalet van geel, groen, rood en paars op de grond nog beter uit de verf kwam.

Na een bocht naar rechts en een goede 500 meter stijgen, zaten we op het dak van de GR 70 en de Mont Lozère, met vergezichten. We zagen onze reeds afgelegde route en de plekken die nog moesten komen. Wat een open sensatie na de bedekte, beschutte en soms claustrofobische passages door de bossen, die de voorbije dagen zo talrijk aanwezig waren. Het enige probleem was dat zelfs met visuele verklarende panelen het mij niet duidelijk was wat waar lag. Het is een soort van Waar is Wally waar ik duidelijk niet goed in ben.

Death by saucisson

Uiteraard, na zoveel stijgen komt een pakje dalen. Dat gebeurt eerst door hetzelfde mooie heidelandschap en gaandeweg met meer en meer bomen, tot het pad opnieuw volledig omsingeld wordt door het groen en de afdeling langs puntige stenen gaat. We kozen ervoor om door te zetten tot het dorpje Finièls.

Het pad werd steeds breder en de zon begon feller te branden, terwijl de sprinkhanen opnieuw enthousiast tegen onze benen sprongen. De hitte werd pas echt voelbaar wanneer we het bos verlieten en we een droog, onbedekt landschap introkken met bergen voor, naast en achter ons. Finièls is een klein dorpje middenin het natuurpark van de Cévennes.

Daar heeft een goede ziel een fantastisch bankje bij mekaar getimmerd en wordt het openbaar toilet door het bescheiden aantal inwoners beheerd. Iemand heeft zelfs zijn of haar voorportaal ter beschikking gesteld voor de vermoeide wandelaars, met schaduw, een tafel en wat stoelen. Het is eens iets anders dan huizen met hekken en hagen.

Tijdens deze pauze genoten we voor het eerst van de saucisson de Lozère, een droge worst die perfect tegen de hitte kan. Het was lekker maar niet zonder risico. Net op het moment dat er een hermelijn uit het struikgewas sprong, stikte ik haast in een stukje worst. In mijn gehoest liep het arme beest sneller weg dan zijn schaduw. Gelukkig kon ik het haast noodlottige brokje uitkuchen.

Door de chaos naar de brug

Na het deugddoend intermezzo moesten we nog 5,4 kilometer afleggen naar Le-Pont-de-Montvert, de eindbestemming van de dag. Dat verliep eerst langs een breed pad tussen de chaos, granieten rotsblokken die schipperen tussen groot en gigantisch. Het is een indrukwekkend zicht, met ook nog eens de bergen op de achtergrond.

Telkens je de tijd nam om even stil te staan en rond te kijken werd het gevoel van nietigheid groter. Na een passage langs een huis met een waarschuwingsbord voor bijen was het nog een goede twee kilometer, langs een smal pad dat al snel een smal en vervaarlijk dalend pad werd, een heuse uitdaging, gelet op de hitten de vermoeidheid.

De oorlog van de camisards

Niet veel later kwamen we aan in Le Pont-de-Montvert, ooit het dorpje waar de revolte van de camisards begon. Nadat de protestanten hun beschermde status in Frankrijk verloren begon er een heuse vervolging. Heel wat onder hen verlieten het land. Ook in de Cevennen was de vervolging van de protestanten een gegeven, zelfs in die mate dat ze hun vieringen moesten houden in de bergen en de grotten.

Maar op een gegeven moment, in 1702, besloot men dat genoeg genoeg was en richtte ze zich in Le-Pont-de-Montvert tegen de sadistische Abbé du Chayla. Hij werd door 52 mannen en naar het schijnt evenveel messteken om het leven gebracht. Het was het begin van de oorlog van de camisards. Deze geschiedenis was ook een belangrijke reden waarom de protestantse Schot Robert Louis Stevenson naar deze gebieden was getrokken.

Vandaag is het vooral een gezellig plekje waar de huizen gebouwd zijn langs drie waterstromen, de Tarn, de Rieumalet en de Martinet. Na een oppeppend drankje, het bewonderen van de steegjes en het befaamde bruggetje, met toren, ging we even aan de waterkant zitten om daar te genieten, te schrijven en te tekenen, terwijl de mensen rondom ons genoten van de zon en het verfrissende water.

(On)gezellige drukte

Vervolgens trokken we naar ons verblijf voor de nacht, de Auberge des Cévennes. Na het douchen en voor het avondeten doolden we nog wat rond in dit dorpje met z’n vele straten en niveauverschillen. Twee dingen vielen op. Ten eerste was er een harmonieus samengaan van de twee religies die ooit elkaar letterlijk te lijf gingen. Hoewel elk aan een uiteinde van het dorp is er een katholieke église en een protestantse temple. Het ene was sober, het andere nog soberder, herbouwd nadat de oorspronkelijke kerk was vernield als wraak voor de moord op Abbé du Chayla.

Wat opzienbarender was, was de chaotische verkeerssituatie. De hoofdstraat, waar we tevens van onze oppeppende frisdrank genoten, was het strijdtoneel tussen auto’s in allerhande formaten die langs beide kanten zich een weg trachtten te banen terwijl voetgangers af en toe opzij moesten springen. Op de befaamde brug was het zo mogelijk nog erger. Een mens vraagt zich af of de sense unique een ongekend begrip is in de Cévennes.

Het eten

Het avondmaal was gezellig. Voor het eerst waren er kinderen. Le Pont-de-Montvert heeft duidelijk een aantrekkingskracht die de Chemin de Stevenson overstijgt. Ook voor het eerst waren er frietjes. Zelfgemaakt en gebakken in eendenvet. Heerlijk! Het menu bestond uit soep, rosbief met frietjes, kaas en chocomousse

Het verblijf

Een bijgebouw van de auberge zelf. Degelijke kamer. Het toilet is weliswaar een zeer krappe ruimte. Een mens kan niet altijd hopen op een La Remise, maar er mocht zeker niet geklaagd worden.

Dag 7: Chasseradès – Le Bleymard

Stalkerige insecten en koppige steenezels

Nog 102 km te gaan – 29.690 stappen gezet (23 km, waarvan 18 km op de GR 70) 

537 m gestegen, 638 m gedaald

Chasseradès (1165 m) – Goulet (1415 m) – Les Alpiers (1186 m ) – Le Bleymard (1069 m)

De dorpjes worden steeds Fransklinkender en op deze etappe beginnen de landschappen echt te hinten naar de nakende bergen. Voorlopig is het echter nog vooral door de bomen gluren, tot bijna aan het einde. Desondanks zouden we op de 7de dag op de GR opnieuw een hoogterecord breken, dit keer naar de 1415 meter. Het had nog hoger gekund, maar daarover hieronder meer.

Een hoge brug en een hoge top

Voor we ons aan de gestage klim (en afdaling) richting de Goulet konden zetten, wachtte er nog een ander hoogtepunt van de GR 70 op ons. Eerder zagen we al een spoorwegviaduct in Arquejol, maar deze van Mirandol is pas echt indrukwekkend. Al na een paar honderd meter nadat we Chasseradès verlieten, zagen we het impressionante bouwwerk tevoorschijn komen. Meer dan 120 meter lang en 30 meter hoog doorkruist het kleine dorpje met z’n kronkelende, dalende straten.

De GR geeft eerst een bovenaanzicht en vervolgens, wanneer we richting Mirandol dalen, wandel je eronder. Pas dan ervaar je de hoogte en vooral de verwevenheid tussen viaduct en dorp. Wat de mens vermag kan soms even indrukwekkend zijn als wat de natuur vermag. En de mens die de natuur letterlijk overbrugt is in dit geval heel speciaal.

De spoorlijn zou nog een tijdje naast ons lopen, tot we stilaan het open landschap verlaten en richting bos trokken. Daar wachtte een aanzienlijke klim op ons, gelukkig wel met voldoende schaduw. Eens aangekomen op het plateau van de Goulet volgde een kleine anti-climax. De GR de pays richting top moet ons ontgaan zijn, en dus bleef het bij de open ruimte die deels leek te fungeren als parking.

Een spookdorp en stalkers in het bos

Op deze dag was er, na het ontbijt, nagenoeg niemand meer te bespeuren, op een dorpeling na. Pas bij onze aankomst in Les Alpiers en Le Bleymard zagen we opnieuw medemensen. Dit was ook het geval in het bos dat we in de volgende passage moesten doorkruisen. Het was er zelfs zo kalm dat we een letterlijk spookdorp bezochten. Serreméjan was ooit een klein gehucht, maar door de veranderende economische activiteit waren dit soort afgelegen, rudimentaire verzamelingen huizen ten dode opgeschreven. De depopulatie in deze regio is wel degelijk een probleem, maar ik heb een klein vermoeden dat de voormalige en laatste inwoners van Serreméjan een punt hadden.

Want hoewel we geen mens tegenkwamen, hadden we wel degelijk gezelschap. Alleen was het nogal ongewenst. In de passage na het spookdorp, en vooral bij het afdalen na een instagramwaardige hoop boomstammen, werden we achtervolgd door een zwerm vliegen. We hadden elk een 40-tal rondom ons die een zoemend concert rond onze hoofden gaven. En eens het bos uit, en de open weg op, waren het sprinkhanen die manisch alle kanten uitsprongen, met hun rood-, blauw- of grijsgekleurde vleugels. Af en toe sprong er ook eentje onze richting uit, tegen lijf en benen. Maar het was te verkiezen boven het stalkerig gedrag van de vliegen.

Het bos had nog een laatste verrassing. Terwijl het landschap zich meer en meer begon bloot te geven, was er nog een kleine zij-uitstap naar de bron van de Lot. De Lot stroomt 489 km, waarna het in Aiguillon in de Garonne stroomt. Hier is het echter een klein plasje, dat later, in Les Alpiers al ietsje uitgebreider zal overgestoken worden. De jonge Lot vergezelde ons op weg naar het gelijknamige dorpje, terwijl de bergen van de Lozère dichter en dichter kwamen.

Zicht op de bergen

Vooraleer we aan onze eindbestemming komen, arriveren we dus eerst nog in Les Alpiers, op een kleine 2 kilometer van Le Bleymard. Dit gehuchtje beschikt over een hele hoop vakantiehuizen. Wij werden verwelkomd door een hele resem kippen en de eerder omschreven sprinkhanen. We besloten hier nog even een frangipane te nuttigen, vlakbij een eeuwenoud en geërodeerd kruis. En dan volgt nog een laatste afdaling.

Tijdens die afdaling zien we helaas dat mens en natuur wisselend samengaan, waarbij we mistroostig door het gerooide bos wandelen dat ooit de helling moet gesierd hebben. Le Bleymard zelf is een gezellig dorpje en z’n Carrefour Express is een Walhalla na de vaak overprijsde lokale winkeltjes van de voorbije dagen.

Op de picknickbank die enkele meters van de ingang stond deed ik een praatje met een medewandelaar uit Dijon, die duidelijk geen fan was van zonnecrème. Daar waar de jonge vrouwen in Cheylard nog dachten dat Sara en ik Duitsers waren, dacht deze man dat ik een Canadees was. Mijn Frans was duidelijk nog niet accentloos, maar ik maakte wel vooruitgang. Hij ging echter nog verder naar de Lozère. Aan de andere kant van de bank zat een Italiaanse vrouw in wieleroutfit te zuchten boven haar kaart, terwijl ze bedachtzaam van een droge worst at. Ze inspireerde ons in ieder geval om de smeltgrage geitenkaas de volgende dag in te ruilen voor de befaamde plaatselijk saussicon.

We zetten nog even door naar de gezellige dorpskern, waar we aan het kerkje nog even samen een tekening maakte van het plaatselijke gemeentehuis. Kort daarvoor waren we nog enkelingen tegengekomen die nog naar de Mont Lozère wilden wandelen. Het was een bizar Duits koppel met een ezel. Zij sprak hardnekkig Duits tegen Sara, hoewel zij enkele keren duidelijk maakte dat ze de taal niet machtig was. En hij negeerde mijn juiste aanwijzingen om via de GR naar de Lozère te geraken.

De accommodatie

Na de korte verkenning van het dorp en de pauze aan de Carrefour, trokken we richting La Remise, waar onze hotelkamer ons haast deed smelten van plezier. La Grande Halte was duidelijk al enkele tussenstops geleden en La Remise leek misschien wel de perfecte halte te worden. Dit werd enkel bevestigd door de heerlijke douche en later de geweldige restaurantervaring.

Het eten

Een slaatje met een soort van kaasbroodje. Stoofvlees met rijst. De obligatoire kaasschotel. En als afsluiter een peren-chocoladecrumble. Het eten was lekker en we dronken een wijn uit de Cévennes. Het was weliswaar een bijzonder gegeven, gelet op onze onfortuinlijke ervaring van de dag ervoor, dat rondom ons twee mensen kwartel bestelden. De eerste, een vrouw van in de vijftig, leek ook maar weinig raad mee te weten. Maar de tweede, een jongen van om en beide 10 jaar (?)(!) was duidelijk een pro. Jong geleerd is oud gedaan.