Beara Way-proloog: Cork – Glengarriff

Slenteren door de stad

Een goed ontbijt is een eerste voorwaarde om een wandeldag goed te beginnen. Vandaag was het in se niet nodig, maar we hielden toch al een geslaagde generale repetitie. Sara ging, eerder uit goesting dan uit nostalgie, voor de Belgian waffles en ik nam scrambled eggs en zalm. Genoeg om onze actieve ochtend in te zetten.

Want om ons ontbijt toch goed te benutten, hadden we nog enkele uren Cork te goed. De positieve eerste indruk op dag 1 werd op dag 2 bevestigd. Fitzgerald Park was charmant en bracht ons naar de overkant van de rivier Lee. Daarna bezochten we de English Market, een overdekte markt met lokale en onafhankelijke verkopers die in vaak kleurrijke kraampjes hun producten verkochten.

We bevestigden ook onze liefde voor lokale musea, met een bezoekje aan het Cork Public Museum, dat een stadsgeschiedenis geeft aan de hand van archeologische vondsten, historische objecten en heel wat infopanelen. Naast deze globale indruk was er ook nog een tijdelijke tentoonstelling over twee lokale helden van de Ierse onafhankelijkheidsoorlog, Tomas McCurtain & Terence MacSwiney. Met een afsluitende lunch aan een kletterende fontein met kabbelende vijver namen we afscheid van Cork.

Van groot naar klein

Contrasten moeten er zijn. En gevoelsmatig, rijdend en reizend op en met een bus naar Glengarrif, was het gevoel dat de overstap van de bruisende stad van 200.000 naar een dorp met een goede 200 inwoners een serieus contrast was. Maar onze bus was vol, op het eerste zicht met heel wat collega-wandelaars, dus het was best mogelijk dat ook het kleine dorpje op zijn manier zou bruisen.

Aangekomen in Glengarriff installeerden we ons eerst in de gezellige B&B waar we een warme welkom kregen van gastvrouw Imelda. Daarna gingen we naar het terras van Casey’s Bar, waar we de warme temperaturen trachtten te temmen met een verfrissende drank. Zoals gedacht was het dorpje heel anders dan Cork, ook al is er een drukke hoofdstraat, waar al het verkeer passeert. Er zijn hier ook opvallend veel cafés en restaurants voor een dorp van deze grootte. Aan het diverse aanbod van Cork valt niet te tippen, ook al is er hier een pizzeria en kebabzaak.

De busrit gaf ons al een eerste vooruitblik op onze wandeling van morgen. Het was een kleine maar fijne sensatie om bos en heuvel te zien veranderen in berg (iets grotere heuvel) en oceaan. Vanwege de ligging zou dit deel van de Beara Peninsula een subtropisch klimaat hebben. We zagen toch meteen enkele palmbomen.

Het was met enige spanning afwachten wat de route zou geven, maar vooral hoe het zat met onze eigen conditie, bij gebrek aan een gedegen voorbereiding. Mooi zou het in ieder geval wel worden, en gezien de warmte zouden we sowieso zweten en al minstens een beetje afzien. Ook de vergezichten zouden ons gegund zijn.

Muziek en mooie uitzichten

De avond bracht ook nog wat leuks. De bar Murphy’s bleek ook The Park Bistro te zijn. Daardoor kregen we culinair ietsje meer dan pubfood. Maar de pub zorgde dan wel weer voor muzikaal vertier, gepresenteerd door een zanger-gitarist die wat weg had van Richard Hawley (qua stem) en, aldus de man, zijn vriend Finbar, de beste ‘steel guitar player’ van Glengarriff.

Na het eten deden we uit nieuwsgierigheid nog een korte uitstap naar Blue Pool, waar we de Seal Point Walk deden. We zagen (voorlopig) nog geen zeehonden, maar hadden wel al enkele mooie uitzichten over het water en het groene Garnish Island. Het begon zeker te kriebelen om eindelijk op pad te gaan.

Verblijf

Island view B&B biedt een geweldig uitzicht maar ook een heel ruime kamer en comfortabele douche. Ideaal voor een verblijf van twee dagen.

Eten

Ik nam de seafood tagliatelle en Sara een creamy chicken supreme. Daarna nog een apple crumble met een bolletje ijs en een passievrucht-cheescake.

Proloog: Brussel – Dublin – Cork

Dromen van Ierland

Het zoeken van de juiste reisbestemming is een proces, waarbij voor- en nadelen zorgvuldig worden afgewogen. Dit jaar ging onze zoektocht echter opvallend vlot. Misschien lag het aan het gebrek aan tijd en ruimte om al te veel zelf te boeken en te plannen. Of misschien was er bij ons beide een gezamenlijk verlangen naar een terugkeer naar onze wandelroots, groene weiden bezaaid met schapen.

Wat het ook was, de keuze voor Ierland was snel gemaakt. Het land heeft namelijk heel wat te bieden qua wandelpret. Bovenstaand gebrek aan tijd en ruimte, door studie- en werkdrukte, leidde ons weer naar Zuiderhuis, en daardoor kwamen we uit bij de Beara Way, een van enkele opties die zij op hun website aanboden.

De omschrijving deed ons dromen van datgene waar we onze wandelreizen graag op enten. Er zijn groene heuvels en (bescheiden) bergen, meren, rivieren en een oceaan en gezellige, pittoreske en soms kleurrijke dorpjes. Voeg daar nog de belofte van prehistorische megalieten, verlaten mijnsites, vuurtorens en militaire ruïnes aan toe. Een perfecte cocktail voor een flinke dosis enthousiasme.

Daarnaast hebben we ook mooie herinneringen aan onze twee bezoeken aan het eiland. In 2016 fietsten we langs de baai van Galway, met ook een bezoek aan Inis Mór, een van de Aran Islands. Een jaar later was er een korte maar gesmaakte trip naar het Causeway Coastal Path in Noord-Ierland. We waren dan ook al enigszins vertrouwd met de Ierse kust, zowel de idyllische kant als de ruige.

Een onverwachte wending

Onze reis begon echter met een onverwachte wending, die onze wandelintenties al meteen de das hadden kunnen omdoen. Door het relatief vroege uur, de hectische sloomheid van het luchthavengebeuren of het vermoeide thesishoofd (of een combinatie hiervan) struikelde Sara bij het betreden van het busje dat ons van de gate naar het vliegtuig moest brengen, waardoor er op haar scheenbeen een akelige wonde verscheen. Hoewel deze uiteindelijk het wandelen niet zou beletten, was het wel een belangrijke figurant doorheen de reis.

Nadat de eerste paniek ging liggen, stapten we het vliegtuig op en landden we een goede honderd minuten later in Dublin. Om praktische redenen hadden we een bufferdag ingebouwd. Van Dublin naar Cork is het een goede 3,5 uur rijden. Van daaruit moet er nog 2,5 uur afgelegd worden naar het echte startpunt, Glengarriff. Ons doel was echter onthaasten en genieten en dus was Cork onze eerste overnachtingsplaats, een grotere stad, voor we naar de beloofde ongereptheid van de Beara Peninsula trokken.

Een gezellige drukte

Cork is een stad met heel wat geschiedenis. Oorspronkelijk stond hier een klooster, wat de aandacht zou trekken van de reizende Vikings. Zoals zo vaak settelden de Noormannen zich en breidden ze de stad uit. Doorheen de eeuwen werd het een handelsstad met een Engels karakter, omringd door Gaelic gebieden. Gaandeweg zou het echter, nog meer dan Dublin, een duidelijk Ierse stad worden, voorstander van autonomie en later van onafhankelijkheid. Het werd dan ook zwaar getroffen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1919 tot 1921.

Vandaag blijkt het vooral een aangename en bruisende stad te zijn, met de rivier Lee die door het hart stroomt. Water staat ook hier centraal, met een haven en twee kanalen ter aanvulling van de grootste waterloop. Toch zijn ook hier kleine straatjes en kleurrijke huizen te vinden. Op deze eerste dag betroffen het nog eerder oppervlakkige impressies, aangezien we door de vliegreis en de relatief lange busreis, rond vijf uur aankwamen en vervolgens nog naar onze B&B, ietsje buiten het centrum, moesten wandelen.

We werden er onthaald door de zeer vriendelijke gastheer Tim, die ons op weg zette met tips over wat we konden bezoeken en waar we konden drinken en eten. Dat leidde ons naar de populaire en drukbevolkte Princess Street, waar we in Ristorante Rossini werden getrakteerd op lekkere pizza en een dolenthousiaste en licht chaotische Italiaanse ober.

De avondwandeling diende om de sfeer op te snuiven, langs het water en de straten met pubs en restaurants. Afsluiten deden we met een bezoek aan de plaatselijke campus, met heel wat groen en een hoop historische gebouwen. Het was een mooie afsluiter van een bewogen dag, een welgekomen tussenstop die ons echter deed uitkijken naar het echte begin van onze wandelreis.

Verblijf

Anam Cara is een gezellige B&B met een comfortabele kamer.

Eten

Sara ging voor de traditionele 4 kazen. Ik was (een klein beetje) avontuurlijk en ging voor de calcciatora, met kip, paprika’s en BBQ-saus. De wijn, uit Sicilië, was lekker en de hoofdreden waarom de Italiaanse ober ons zo genegen was.

Beara Way: een introductie

Ierland kent heel wat wandelpaden en ook een hoop langeafstandswandelingen. Van deze is waarschijnlijk de Wicklow Way, nabij Dublin, de bekendste. Maar ook de Kerry en Dingle Way worden vaak vermeld in wandelaarskringen. Iets ten zuiden van deze laatste twee ligt de Beara Way, omschreven als een ruigere en minder toeristische wandelroute.

De Beara Peninsula

Het Beara schiereiland ligt in het Zuidwesten van Ierland en is als dusdanig omringd door de Atlantische Oceaan. In het midden van het schiereiland liggen enkele bergketens, met name de Miskish en Caha Mountains. Het zijn weliswaar Ierse bergen, met een top van respectievelijk 490 en 685 meter. Toch wordt de relatieve laagte gecompenseerd door een ruig landschap.

Het schiereiland werd al bewoond in de prehistorie. Hierdoor zijn er her en der nog overblijfselen te vinden, zoals wedge tombs, stone circles en standing stones. Daarnaast zijn er nog twee nijverheden belangrijk. Ten eerste vind je er diverse vissersdorpjes, waarbij Castletownbere zelfs de tweede grootste vishaven van Ierland is, deels doordat het mee gebruikt wordt door Spaanse vissers. Ten tweede werd er vroeger ook veel koper gewonnen. Restanten van kopermijnen zijn nog te vinden in onder andere Allihies.

Vandaag de dag kan daar ook toerisme aan worden toegevoegd. Hoewel niet zo populair als bv. de Kerry Way, trekt het wel mensen van binnen en buiten Ierland aan. Dat heeft niet alleen te maken met de gelijknamige langeafstandswandeling, maar ook met de kleurrijke dorpjes, het lekkere eten en het feit dat er ook een Ring of Beara is, een autoroute die door zowel automobilisten als fietsers gebruikt wordt om het landschap te ontdekken en bewonderen.

De Beara Way

De Beara Way is een luswandeling van in totaal 206 km. Daarbij wordt weliswaar ook rekening gehouden met twee extra wandelingen op respectievelijk Bere en Dursey island. Hoewel het schiereiland logischerwijs compleet omringd is door kustlijn, wordt er slechts een deeltje langs de kust gewandeld. De trail gaat vooral doorheen de bergen, enkele keren op een top, maar meestal op de schouder.

Wie aan Ierland denkt, denkt misschien aan regenachtige dagen. Dat is ook wel vaak het geval. In normale omstandigheden, wanneer het eventjes geregend heeft, kan het pad vrij modderig zijn in veengebied. Alleen wandelden wij tijdens de tweede Ierse hittegolf, een zeer uitzonderlijke situatie lieten wij ons vertellen. Dat maakte het pad echter niet makkelijker.

De klimmetjes zijn meestal stijl, de afdalingen gaan vaak ook zo snel mogelijk naar beneden en ook op het vlakke heb je zelden een centimeter echt vlak. Los van het weer is de Beara Way dus wel een uitdagend pad. Een voordeel is wel dat het doorgaans over onverharde paden gaat en daar waar dat niet het geval is bieden B&B-eigenaars vaak aan om je voorbij het stuk asfalt te vervoeren. Dat heeft minder te maken met de ondergrond en eerder met de afwezigheid van voetpaden op deze stukken.

Wij lieten onze reis organiseren door Zuiderhuis, waarmee we ook onder andere de GR 70 in Zuid-Frankrijk wandelden. Zij werken samen met een lokale partner, Footfalls Walking Holidays. Onze tocht begon in Glengarriff en eindigde in Kenmare. We deden dus niet de volledige luswandeling. Daarnaast werd van de twee eilandwandelingen enkel Bere Island getemd. Desondanks kunnen we toch zeggen dat we ten volle hebben kunnen profiteren van de schoonheid en het uitdagende van de Beara Way.

Etappe 5: Mollem – Sint-Kwintens-Lennik (26 km)

🥾 Terrein

Velden, bossen en dorpskernen met onverharde paden, afgewisseld met geasfalteerde trajecten. Glooiend Pajottenland zorgt voor afwisselende hoogtes.

🏞️ Bezienswaardigheden

• Rookpluim van brandende tweedehandslinnenfabriek in Mollem
Dorpskern Asbeek
Kerk en centrum van Ternat: inclusief opvallend schoolgebouw met weerspiegelend materiaal
Spoorwegbrug naar Wambeek, deelgemeente van Ternat
Glooiende landschappen van het Pajottenland
Sint-Martens-Lennik, typisch Vlaams dorp
Sint-Kwintens-Lennik: markt met standbeeld van het Brabants trekpaard ‘Prins’

⏳ Afstand & duur

± 22 km, 5 tot 6 uur wandelen, met wisselende inspanningsniveaus

⛰️ Zwaartegraad

Matig – het terrein is grotendeels zacht met onverharde paden, maar door het heuvelachtige Pajottenland is er af en toe een pittige klim.

⭐ Oordeel 3,5/5

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Samen met een ex-collega tackelden we al twee van de zes etappes, naar Groenendaal en naar Kortenberg. Een dikke anderhalf jaar en een covidgolf of drie later lukte het dan eindelijk om het derde stuk af te wandelen, van Kortenberg naar Eppegem. Een langere etappe van Eppegem naar Mollem volgde in september. Met het mooie wandelweer in het vooruitzicht, was het de opportuniteit om deel vijf te temmen.

Een valse start en een mooi begin

Op de trein was het even verwarring troef. Net voor het station Mollem besloot de boordcomputer om de bestemmingen om te keren, waardoor het leek alsof we onze startplaats al voorbij waren gereden en de trein al aan de weg terug naar Brussel was begonnen. Gelukkig kwamen we uiteindelijk toch niet terecht in Zellik of Asse, maar was het niet meer dan een glitch in de NMBS-matrix.

Het kon de pret van de start niet bederven. De etappe begon meteen met een hele hoop mooie natuur. Eerst ging het door de velden van Paddenbroeken en Mazenzele, waarmee we op de grens wandelden tussen Asse, Merchtem en Opwijk. Het eerste hoogtepuntje van de dag was echter het mooie Kravaalbos, een overblijfsel van het oude Kolenwoud. Het was er aangenaam wandelen, met een grote eigenheid en zelfs even een licht spectaculaire uitkijk op een privé-vijver.

Vuur en as(se)

Elke wandeling heeft ook een moment van spanning nodig. Dat werd dit keer gebracht door een onverwacht zicht. Na uit het bos komen zagen we in de verte plots een rookpluim. De veronderstelling dat het om een van de koeltorens van Vorst ging werd al snel de kop in gedrukt. De rookpluim werd steeds donkerder en klom ook steeds hoger. Het was spectaculair, maar er was ook nog wat onduidelijkheid (en spanning) over de oorzaak. Uiteindelijk bleek het om een brand in Mollem te gaan, waar een tweedehandslinnenfabriek in vuur opging. Wij waren gelukkig al even onderweg en hadden een alibi.

Sowieso wandelden we gestaag en dapper voort, dan eens weg van en dan eens in de richting van de rookpluim, terwijl er af en toe sirenes op de achtergrond te horen waren. De andere mensen die we tegen kwamen, inwoners van het zeer treffend genaamde Asbeek, bleven er stoïcijns bij. Gelukkig waren er ook mooie vergezichten en aangename paden. Op voorhand kon ik mij niet veel voorstellen bij deze vijfde etappe, maar met elke stap groeide de appreciatie

Van kerk naar kerk

Het eerste deel ging grotendeels door velden en bossen. Hoewel deze ook aanwezig waren in het tweede gedeelte, lag er hier toch ook meer focus op de verschillende dorpskernen. Het tweede deel kan best omschreven worden als tocht van kerk naar kerk. Van het al eerder vermelde Asbeek ging het naar Ternat, waar we even pauzeerden aan de plaatselijke Okay, waar we op een half afgebroken zitbankje onze vermoeide voeten even ademruimte konden geven.

Het centrum van Ternat, met een bijzonder schoolgebouw dat bestond uit weerspiegelend materiaal, werd niet verlaten via het mooi ogend park, maar wel via een straat met zicht op het mooi ogend park. Een bizarre keuze van de samenstellers van deze GR. We doken wat verder onder een spoorwegbrug en gingen zo naar de volgende deelgemeente van Ternat, Wambeek.

Het laatste stuk ging nog even door de velden. De glooiingen werden steeds aanweziger, het Pajottenland was finaal bereikt. Dit zorgde niet enkel voor mooie uitzichten, maar ook voor wat conditietraining. Deze was gelukkig beter dan verwacht, zelfs na 20+ kilometer. Los van de passages door de dorpskernen was het grootste deel van de route over onverharde paden, wat fijner is voor de voeten.

En zo kwamen we aan het tweeluik in Lennik. Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik liggen op een boogscheut van mekaar en zijn gescheiden door een geasfalteerd pad waar vroeger blijkbaar een tram reed. Beide kerktorens zijn in de verte te zien. Sint-Martens-Lennik doet nog iets meer denken aan een Vlaams dorp van weleer. Sint-Kwintens-Lennik kan dan weer uitpakken met een iets grotere markt, met als trekpleister het indrukwekkend standbeeld van het al even indrukwekkend Brabants trekpaard, hier gedoopt tot Prins. Een mooi eindpunt voor de voorlaatste etappe, die op verschillende manieren wist te ver(r)assen.

Meer wandelingen op de StreekGR Groene Gordel vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/streekgr-groene-gordel-rond-brussel/

GR5A.3 Zandbergen – Geraardsbergen (13,4 km)

🥾 Terrein

Velden, veldwegen, bospaden en af en toe asfalt, grotendeels onverhard en aangenaam wandelbaar.

🏞️ Bezienswaardigheden

Denderbrug over de Dender
Kerk van Zandbergen
Kapel langs de route
• Wijk met karakteristieke huizen
Raspaillebos: bekend om bonshyacinten en bosanemonen
Oudenbergkapel bij de Muur van Geraardsbergen
Kasseiwegjes en trappen naar Grote Markt van Geraardsbergen

⏳ Afstand & duur

± 14 km, 3 tot 4 uur wandelen, afwisselend terrein

⛰️ Zwaartegraad

Licht tot gemiddeld – vooral onverharde paden, maar enkele stevige klimmetjes richting Geraardsbergen

⭐ Oordeel 4/5

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Deze zonnige paasmaandag was perfect voor een korte etappe van station Zandbergen naar Geraardsbergen.

Een rivier en wat beekjes

Vanaf het station van Zandbergen gaat de GR opnieuw even over de Dender. De rivier, die al vanaf Dendermonde her en der opduikt, wordt ditmaal overgestoken door de Denderbrug, geen originele naam maar wel een originele brug. Eens voorbij de kerk van Zandbergen begint er een tocht door velden, veldwegen, bospaden met af en toe wat asfalt. Het merendeel is onverhard en erg aangenaam. De uitlopers van de Vlaamse Ardennen worden even opgevrolijkt door een groep die op wandel ging met enkele alpaca’s. Hierna passeren we nog een kapel en een wijk met kasten van huizen.

Het mini-boshyacintfestival

Halfweg de wandeling gaat het door het Raspaillebos, vlakbij de Bosberg. We waren al enkele keren in dit bos gaan wandelen, maar dit keer werden we getrakteerd op de paarse pracht van de bonshyacinten, aangevuld met witte bosanemonen. Terwijl het Hallerbos wat verder overrompeld worden door dagjestoeristen, was het hier relatief kalm, hoewel het natuurlijk ook een beetje minder en wat meer geconcentreerd is. Maar de hele passage doorheen het Raspaillebos is gewoon aangenaam wandelplezier.

De Muur en de Wandelronde

Uit het bos volgen we gedurende een dikke kilometer nog een pad langs akkers en velden, waarbij het vergezicht aangenamer en aangenamer wordt. Twee spannen met paarden passeren ons en even verder moeten de arme dieren alles geven om een vrij steile baan te trotseren. Wij slaan iets daarvoor naar links en gaan opnieuw tussen bos en veld.

En dan klimt het nog een keer, waarna we Geraardsbergen binnenwandelen. Daar wacht ons een stukje wielergeschiedenis. De wandelronde van Vlaanderen kan uiteraard ook niet zonder dé Muur. We maken van de gelegenheid gebruik om de Oudenbergkapel te bezoeken en daarna dalen we via een reeks kasseiwegjes en trappen naar de grote markt van Geraardsbergen. En zo komt deze korte maar mooie derde etappe op de GR5A op z’n einde.

Meer wandelingen op de GR5A kan je hier vinden: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-5a-wandelronde-van-vlaanderen/

GR5A.2 Aalst – Zandbergen (30,4 km)

🥾 Terrein

Afwisseling van stadspark, bos, woonwijk, veldwegen, knuppelpaden en asfalt.

🏞️ Bezienswaardigheden

Grote Markt Aalst: met schepenhuis en belfort
Stadspark Aalst: met twee mooie vijvers
Osbroek: natuurlijk bosgebied
Wellemeersen: overstromingsgebied van de Dender
Houten spoorwegbrug in Welle
Kapelletjes: langs een nieuw pad tussen de velden
Kerkje van Nederhasselt met bijzonder interieur
De Beverbeek
Beukenboomkapel

⏳ Afstand & duur

± 20 km, ongeveer 5 uur wandelen

⛰️ Zwaartegraad

Matig – mix van vlakke en glooiende paden, met enkele kasseistukken en veldwegen

⭐ Oordeel 3,5/5

Ons land kent heel wat GR’s. En blijkbaar kunnen we zelfs claimen de langste luswandeling van Europa op ons grondgebied te hebben. De GR5 A (de link met de GR5 is mij een raadsel) is ook gekend als de wandelronde van Vlaanderen en wandelt de grens van Oost- en West-Vlaanderen af, goed voor 582 km wandelplezier. Na een start in Dendermonde blijf ik op deze tweede etappe in de Denderstreek, een tocht van een goede 30 km.

Aalsterse parken en luide natuurgebieden

Deze twee etappe begint opnieuw aan het station van Aalst. Het gaat al snel naar de grote markt, met een mooi schepenhuis en dito belfort, en daarna naar twee Aalsterse parken. Het stadspark pakt uit met twee mooie vijvers. Daarna gaat het naar het iets meer natuurlijke Osbroek, een aangenaam bosgebied dat fungeert als goede introductie voor wat nog komen moet.

Het vervolg is misschien ietsje minder charmant. Vanuit het park gaat het naar een woonwijk en de stationsbuurt van Erembodegem. Een korte tocht langs het spoor brengt je al snel naar de Wellemeersen, een overstromingsgebied van de Dender met een veelzijdige fauna en flora. Het is op zich wel mooi, maar de nabijheid van de E40 enerzijds en een serieus stuk privégebied anderzijds, maakt de ervaring wat minder. Ik was ook even op iemands terrein gewandeld. Gelukkig wees deze mij beleefd op het wandelpad.

Tussen veld en verkaveling

Het middenstuk is een afwisseling van veld en verkaveling, waarbij ook in de meer ‘natuurlijke’ stukken de menselijke aanwezigheid nooit veraf is. De Dender leidt naar een graasgebied voor Galloways waar ik helaas geen Galloway bespeur en over een kort knuppelpad. Opnieuw volgt de GR de spoorweg, maar deze keer leidt het naar een eerste hoogtepuntje, de bijzondere houten spoorwegbrug in Welle.

Vanaf daar is het een afwisseling tussen de verkaveling van Welle naar een gebetonneerd pad tussen de velden en zo naar een weg langsheen een drukke steenweg. Opnieuw ietsje minder charmant. Het is nog even behelpen in een stukje Haaltert, waar een bepaalde tuin uitpakt met emoes en een gigantische kalkoen, maar daarna wordt het steeds aangenamer wandelen.

Ik passeer nog even een veld waar de tractor net zijn mest begon te spuiten, maar het motiveerde wel om er de pas in te zetten richting Lebeke en middagpauze. Dit gaat via een aangenaam bos, waar de drukte echt achter de rug is. Vervolgens voert een nieuw ogend pad tussen de velden naar enkele kapelletjes. Het is aan een van deze dat ik na een goede 18 km mij op een bankje zet en geniet van een korte middagpauze.

Een mooi slotstuk

Het laatste derde van de wandeling zorgt echter voor een mooie afsluiter, met verschillende mooie stukjes. Een weg door de velden leidt eerst naar een holle weg en vervolgens naar een veldweg dat uitmondt in een zanderig pad door de velden. Het doet wat denken aan enkele passages langsheen de Normandische GR 21, die we deze zomer bewandelde.

Ik bezoek nog even het kerkje van Nederhasselt met een eerder bijzonder interieur. Dan volgt een mooi stuk langs de Beverbeek, waar het heel even wat modderig dreigt te worden. De GR komt ook steeds dichter bij de eerste tekenen van de Vlaamse Ardennen en Geraardsbergen. Dat wordt duidelijk wanneer er even een kasseiweg omhoog moet bewandeld worden. Dit laatste stuk gaat duidelijker op en neer.

Na het oversteken van een drukkere baan, gaat het richting de Beukenboomkapel. Helaas staat de beloofde bank er niet meer. De kapel is nu in privé-bezit en vermoedelijk is de bank gesneuveld voor de parkeerplaats die er is aangelegd. Ik rust nog even op een houten pallet en zet mijn tocht richting eindpunt Zandbergen verder. Daar gaat het nog naar de kerk van Voorde en ten slotte naar het station, waar ik met mijn vermoeide benen tevreden neerplant op het perron.

Meer wandelingen op de GR5A kan je hier vinden: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-5a-wandelronde-van-vlaanderen/

Dag 7: Quiberville – Dieppe

39.626 stappen gezet (30,8 km, waarvan 26,8 km op de GR 21)

677 meter gestegen, 676 meter gedaald

🥾 Terrein

Afwisselend terrein met bosrijke paden die zorgen voor verkoeling, veldwegen en grasstroken, afgewisseld met steile klifafdalingen en beklimmingen. Daarnaast passeer je trapjes en smalle paadjes langs de kust, gevolgd door drukke winkelstraten en stadsdijken in Dieppe. Het laatste deel is wat meer stedelijk en vergt alertheid door het verkeer en de drukte.

🏞️ Bezienswaardigheden

Varengeville-sur-Mer: Met vuurtoren
Église Saint-Valery: Kerkje met glasramen van Georges Braque
Prachtig strandje tussen kliffen
Hautot-sur-Mer: Kustdorpje met dijk en strand
Petit-Appeville: Kerkje rustpunt tijdens de klim- en daalpartijen
Dieppe: Historische stad met kasteel
La Suisse café: historisch trefpunt van Oscar Wilde en Walter Sickert

⏳ Afstand & duur

± 18 km, ongeveer 5 uur wandelen

⛰️ Zwaartegraad

Gemiddeld – heuvelachtig met lange afdaling en stedelijke stukken

⭐ Oordeel 3,5/5

Op papier had het vandaag een makkelijkere etappe moeten zijn, hoewel er op een beperkter aantal kilometers, wel meer hoogtemeters moesten afgelegd worden. Dat was zonder mijn voeten, en bij uitbreiding mijn hele linkerbeen gerekend. Deze off-day is tot op vandaag een raadsel, maar gelukkig werd het wel gecompenseerd door heel wat pracht op deze laatste wandeldag op de GR 21.

Bos, kunst en kust

Deze 7de etappe begon met een mooi stukje bos, het soort dat we nog niet echt hadden gehad. Als kers op de taart kwam het uit op een vuurtoren! Na opnieuw wat bos kwamen we aan de église Saint-Valery, een heilige met enige populariteit in deze contreien. Het kerkje kan uitpakken met glasramen van de kubistische kunstenaar Georges Braque. Hij kwam hier op latere leeftijd genieten van de Cote d’Albatre. Na zijn overlijden werd hij hier, in Varengeville-sur-Mer, begraven.

Deze dag blonk uit in de combo bos/veld-kust. We daalden af naar een prachtig strandje tussen de kliffen, stegen opnieuw tussen bos en weide om opnieuw naar een kustdorpje, Hautot-sur-Mer, met dijk en strand te dalen. Beiden zorgde voor een welgekomen pauze.

Voeten

Na elke pauze ging het eventjes beter, maar de verzuring dook telkens weer snel op. Zo ook tijdens onze volgende klim, maar vooral de ellenlange afdaling naar Petit-Appeville, waar een volgende noodstop aan het kerkje plaatsvond.

De laatste kilometers was het strompelen geblazen doorheen Dieppe, via de buitenwijken, trapjes, drukke winkelstraten en zo naar de dijk. We haalden hotel Windsor levend, ook al gaf mijn lichaam licht andere signalen.

Dieppe

We waren dan ook te moe om nog te veel te doen, zoals het kasteel waar ook het stadsmuseum gevestigd was. Het had ons misschien wel Dieppe wat meer doen appreciëren. Nu is ons beeld wat bepaald door de belachelijk veel rokende en hoestende mensen, wat in deze tijden geen winnende combo was.

Gelukkig was er een semi-historische ervaring toen we La Suisse zagen, het café waar Oscar Wilde in zijn laatste jaren vaak kwam, net als Walter Sickert. Helaas is het vandaag een vrij smaakloze sandwichbar. En we konden ook nog een laatste keer genieten van de zee en het kabbelende, klotsende water.

Het eten

Een romige pizza met hesp en spek in L’Adresse

Het verblijf

Op de dijk. Ruime kamer. Heerlijke douche, met een relatief complex systeem om op te starten. Al bij al een goed verblijf voor onze laatste nacht dus.

Meer wandelingen op de GR 21 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-21-albasten-kust/

Dag 6: Saint-Valery-en-Caux – Quiberville

37.833 stappen gezet (29,1 km, waarvan 26,8 km op de GR 21)

362 meter gestegen, 424 meter gedaald

🥾 Terrein

De wandeling startte met wat korte, stevige trapjes omhoog en wisselde bossen en weiden af. Daarna volgden brede veld- en bospaden, vaak zacht en comfortabel onder de voeten. Het laatste stuk bestond vooral uit onverharde paden en grasstroken, wat de voeten wat ontlastte na de eerdere asfaltkilometers. Af en toe daalden we over lange trappen en er waren enkele pittige klimmetjes. De laatste kilometers waren vooral glooiend, met een zachte afdaling richting strand en hotel.

🏞️ Bezienswaardigheden

‘La tête de mort’: met windmolens
• Manneville-ès-Plains: Pittoreske dorpje met typisch Normandisch kerkje en cottages
Veules-les-Roses: bekend om zijn schilderachtige steegjes, molens en de Veules rivier (kortste rivier van Frankrijk)
De lange trap van 231 treden bij Sotteville-sur-Mer:
Saint-Aubin-sur-Mer: Kustplekje met kleurrijke
Kapelletje St-Julien

⏳ Afstand & duur

± 27 km, ongeveer 7 uur wandelen

⛰️ Zwaartegraad

Middelzwaar – trapjes en klimmetjes, maar veel comfortabel wandelterrein op onverharde paden

⭐ Oordeel 4/5

De koninginnenetappe! 27 kilometer op de GR! Na onze 24,5 + 2,5 helletocht was het vandaag de volwaardige langste. Na de pijn van de dag ervoor leverde het enigszins wat stress en preventieve voetpijn op. Maar met goede moed zetten we ons aan onze voorlaatste dag.

Mooie dorpjes

Gelukkig was alles wat beter dan gisteren. De dorpjes waren mooier, de kust was vaker aanwezig, de paadjes wat comfortabeler en het laatste stuk, hoewel nog steeds pijnlijk aan de voeten, bestond niet louter uit kilometers asfalt. Na een goed ontbijt namen we afscheid van het geweldige hotel in de leuke stad. Opnieuw begon de etappe met wat trapjes omhoog, gevolgd door wat weiden en bossen.

Dit kwam uit op een plek genaamd ‘La tête de mort’, maar gruwelijker dan wat windmolens werd het gelukkig niet. Het eerste mooie dorp was Manneville-ès-Plains, met een mooi kerkje, een vijvertje in het centrum van het dorp en vol pittoreske Normandische cottages. De typische Normandische architectuur had inmiddels mijn hart veroverd.

Na nog enkele velden en bossen daalden we af naar het allermooiste dorpje, dat ook zo erkend wordt in Frankrijk, namelijk Veules-les-Roses. Het strand en de dijk waren weinig speciaal, maar vanaf de kerkruïne werd het alsmaar mooier. Van de gezellige steegjes ging het naar een reeks molens en een schilderachtig plekje met water en enkele huizen. Veules-les-Roses heeft ook de Veules, de kortste rivier van Frankrijk, met nog geen 2 kilometer. Het was de moeite waard om even naar de bron te gaan nadat we tien minuten eerder de monding waren gepasseerd.

Lange trappen en kleurrijke cabines

Hoewel we al even op pad waren, moesten we nog een goede 15,7 kilometer afleggen. Anders dan gisteren hadden we echter ijkpunten om het geheel wat in te delen. Na een korte klim gingen we door een veld en zo naar Sotteville-sur-Mer, waar we de 231 trappen richting zee aan ons voorbij lieten gaan. Het uitzicht was vanboven al goed genoeg en nog eens 462 treden op en af kon niet tegen het perfect geplaatste picknickbankje op.

Van daaruit was het nog steeds 11 kilometer. Gelukkig ging het grotendeels langs onverharde paden, langs de rand van velden met af en toe wat zicht op zee. Er restten ons nog twee tussenstops. Eerst in Saint-Aubin-sur-Mer, met z’n kleurrijke strandcabines en een kort, maar leuk kustpadje. Hier waren het niet de meeuwen, maar de sperwers die onze aandacht trokken, met hun hang- en vliegwerk.

De tweede en laatste tussenstop was een kapelletje gewijd aan St-Julien. Hier besloten we nog even te zitten tot enkele druppels er anders over besloten. Gelukkig was het maar een korte bui en werden onze laatste kilometers niet nodeloos bezwaard door neerslag.

Naar Quiberville

En dus was het nog 4 kilometers ploeteren, met steeds pijnlijkere voeten en een stramme kuit. Gelukkig was onze calvarietocht vooral op gras te doen. De laatste halve kilometer was het dalen tot aan het strand, waar ons hotel, met originele naam Hotel de la Plage, meteen te vinden was. Maar er was een kamer met zicht op zee, een douche, en belangrijker, avondeten!

Het eten

Crispy crêpes met kip, koolvis met rijst en groentjes en citroen-merengue.

Het verblijf

Zicht op zee, grote kamer, goed hotel

Meer wandelingen op de GR 21 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-21-albasten-kust/

Dag 5: Sassetot-le-Mauconduit – Saint-Valery-en-Caux

🥾 Terrein

De dag startte met een afwisselend parcours: een klimmetje gevolgd door een mooie afdaling langs het klifpad van Les Grandes Dalles naar Les Petites Dalles, een pad dat visueel én onder de voeten erg aangenaam is. Daarna volgde een lange strook met glooiende paden door kleine dorpjes en gehuchten. Het laatste deel bestond helaas uit een eindeloze asfaltstrook van bijna 5 km, vlak en saai, met weinig afwisseling en veel pijnlijke voeten.

🏞️ Bezienswaardigheden

Klifpad tussen Les Grandes en Les Petites Dalles: Klim en afdaling langs het spectaculaire klifpad
Mooie Normandische villa’s langs het pad
Veulettes-sur-Mer: met een groot, rustig strand en kerk met Commonwealth-graven voor de “ongekende soldaat”
Durdent: Oversteek van de korte kustrivier van 25 km
Educatief pad: met indrukwekkende en goed bewaarde WOII-bunker, met Franse en Duitse uitleg
Kerncentrale van Paluel: in de verte (niet direct een hoogtepunt)

⏳ Afstand & duur

± 27 km, met een pittige zwaarte door klimmetjes en het lastige einde

⛰️ Zwaartegraad

Zwaar – veel hoogtemeters en het laatste stuk was een mentale en fysieke beproeving door lange asfaltstrook

⭐ Oordeel 2,5/5

40.753 stappen gezet (31,4 km, waarvan 24,2 km op de GR 21)

410 meter gestegen, 420 meter gedaald

Van groot naar klein

Vandaag stond het eerste deel van een pittig tweeluik op het menu. Samen met het stukje vanuit het hotel haalden we vandaag de kaap van de 27 km. Enig ontzag/bezorgdheid was ons deel bij zowel het vertrek als de aankomst.

De wandeling zelf was vaak mooi, maar eindigde een beetje op een sisser en vooral met vrij veel pijn. Het begon nochtans mooi, met een klimmetje en wat dalen van les Grandes Dalles naar les Petites Dalles, langsheen het soort klifpadje dat oog en voeten graag hebben. We klommen meteen opnieuw, met zicht op de betere Normandische villas. Daarna volgde een lang stuk langsheen enkele kleinere dorpjes, gehuchten en lawaaierige windmolens.

Een kustoord en een zeerivier

Ons eerste echte ijkpunt was Veulettes-sur-Mer, wat we bereikten via het gehucht Le Mensil en het betere daalwerk, langsheen de kerk, waar ook enkele Commonwealth-graven te vinden waren, allen voor de “ongekende soldaat”. Veulettes zelf had een groot strand met amper volk, deels door het feit dat het een werkdag was, deels door het weer, dat toch wat donkerder was dan de vorige dagen. De blauwe hemel die gisteren al wat weg was, was nu helemaal vervangen door onheilspellend grijs.

Na een pauze met fruit staken we het kustriviertje de Durdent over, dat met z’n 25 kilometer kort was, maar verre van de kortste waterloop die we zouden tegenkomen. Daarna klommen we nog een keer naar boven, naar het educatieve pad dat zowel de plaatselijke ecologie als de tweede wereldoorlog combineerde. De Fransen waren zo sympathiek om alles ook in het Duits te vertalen. Hoogtepunt was een zeer impressionante bunker die mooi bewaard was gebleven.

Een eindeloze dwaaltocht

Onze middagpauze hadden we voorzien in Janville. Eerst moeten we nog voorbij een kerncentrale (in de verte), een weinig zeggend gehuchtje en verlieten we de GR voor de gpx-track, vermoedelijk door een recente trajectwijziging. Helaas was Janville, deelgemeente van Paluel, ook maar een scheet in een fles. Na een pijnlijk stukje op een astfalbaan vonden we geen bankje, ook niet aan het plaatselijke kerkje, en dus was het old skool eten in de graskant. Het smalste stokbrood ooit bleek ook niet zo voedzaam.

Maar het ergste moest nog komen. De lus rond de kerncentrale werd verdergezet. En daar waar de info vanop de GR-website ons een laatste paar kilometer langs de kust had beloofd, kregen we een zeer pijnlijk, schijnbaar oneindige kruisweg van 5 kilometer op asfalt voorgeschoteld. Het landschap rondom ons veranderde niet. Er waren velden en strobalen aan de ene kant en velden en strobalen aan de andere. Halfweg begon het ook nog eens voor het eerst te regenen. Het was pijnlijk voor lichaam en geest.

Saint-Valery-en-Caux

Maar uiteindelijk haalden we dan toch onze eindbestemming. Zeker door het grijze weer en de sterke wind won het aan charme. Het is geen echte badplaats maar eerder een stad aan zee en het was fijn om de golven te zien en horen klotsen.

Sara kwam in aanraking met de gevaarlijke kant van het kustleven toen een meeuw eerst precies mikte op haar blikje en 5 minuten later een andere (of niet, wie weet) een klein beetje net boven haar wenkbrauw. Gelukkig was drie keer in deze geen scheepsrecht.

Het eten

Eindelijk een goede ervaring! Op aanraden van de serveuse koos ik de rundsbrochette met frietjes en camembertsaus (wat heel lekker was) en daarbij nog een coupe met mango, passievrucht en banaan.

Het verblijf

Hotel Les Bains was ook een schot in de roos, met een nette, ruime kamer, heel leuk ingericht en met zeer vriendelijk personeel. Eind goed, al goed.

Meer wandelingen op de GR 21 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-21-albasten-kust/

Dag 4: Fécamp – Sassetot-le-Mauconduit

🥾 Terrein

De dag begon met een stevige klim naar een kapel op een heuvel, omgeven door een imposante klif met vuurtoren, bunkers en een uitkijkpunt. Daarna volgden een korte passage door bos en open velden met zicht op windmolens. Het pad wisselde af tussen verharde straatjes in dorpjes en pittige afdalingen en beklimmingen in de beboste valleuses. Een lastig stuk liep over hard beton met putten gevuld met kiezelstenen. Het laatste deel was vlakker, met een wandeling langs de kust bij Les Grandes Dalles, gevolgd door een korte afstand naar het hotel in Sassetot.

🏞️ Bezienswaardigheden

Kapel op een heuveltje: gewijd aan vissers, nabij de indrukwekkende klif met vuurtoren en WOII-bunkers
• Uitzicht vanaf het uitkijkpunt boven de kapel
Bosrijke valleuses
Kerkhof van Saint-Pierre-en-Port: met Commonwealth oorlogsgraven
Les Grandes Dalles: Woelige kust en strand
Sassetot-le-Mauconduit: Met Château de Sissi en gezellige village green

⏳ Afstand & duur

± 18 km, comfortabel te wandelen maar met enkele uitdagende stukken voor de voeten

⛰️ Zwaartegraad

Gemiddeld – pittige beklimmingen en stevige afdalingen, met een vermoeiend deel op hard beton en kiezelputten, maar ook rustiger vlakke stukken

⭐ Oordeel 3,5/5

36.050 stappen gezet (27,3 km, waarvan 16,8 km op de GR 21)

344 meter gestegen, 289 meter gedaald

Windkracht 10

Fécamp was een aangename verrassing gebleken en zou aan het begin van deze 4de wandeldag nog wat troeven op tafel gooien. We klommen naar de kapel die, net als die van de dag ervoor in Étretat, gewijd was aan de vissers en op een heuveltje stond. Maar de klif die boven het plekje uittorende herbergde ook nog een vuurtoren en enkele bunkers uit de tweede wereldoorlog. Voeg daar nog een uitkijkpunt aan toe, en onze dag kende een fantastische start.

Na een korte doortocht door een bos en wat velden, met de statige rij windmolens voor, naast en wat later achter ons, volgde het weinig opzienbarende Senneville-sur-Fécamp. Helaas kwam niet veel later het al even weinig charmante Eletot bij. Maar we waren hier natuurlijk niet in eerste instantie voor de dorpjes, maar wel voor de natuur. En die wist de verwachtingen wel waar te maken. We daalden af naar de beboste valleuses, waar een actieve zee gepaard ging met een zeer sterke wind. We besloten niet te genieten van het uitzicht op het bankje, maar klommen naar boven, waar we een mooi uitzicht als beloning kregen.

Boodschapperikkelen

Tussen de bossen van de vallei en Eletot moesten onze voeten de gruwelijkste ondergrond doorstaan, een combinatie van de hardste beton met putten en kiezelsteentjes waarmee de putten waren gevuld. Maar de GR geeft en neemt en we vonden er in het dorpje wel een gezellige picknickbank waar onze heerlijke saucisson werd binnengespeeld, samen met een stokbrood gemaakt door de meester-bakker van Frankrijk voor Carrefour. In Frankrijk is stokbrood belangrijk, zo niet heilig, zelfs in je supermarkt.

Het laatste deel van de dag was enigszins speciaal. Het restaurant van het hotel, nochtans vermeld in de Micheling-gids, was helaas gesloten op maandagen. Ikzelf was er pas een dag eerder op gebotst. Na een bezoek aan het plaatselijk kerkhof van Saint-Pierre-en-Port, met enkele Commonwealth oorlogsgraven, gingen we naar het plaatselijke winkeltje om wat proviand in te slaan. Het was al zowaar de tweede avond dat we het met wat schamele, zelf gekochte voeding moesten zien te redden.

Na de boodschappen ging het nog even naar de kust van Les Grandes Dalles. De zee was er woelig en het strand vrij beperkt. Toch waagden enkele dapperen zich aan een duik in het water. Een Duits meisje kwam ons uithoren over ons wandelavontuur. Toen dat door onze gebrek aan kennis van het Duits niet lukte, kwam de moeder. Zij hielden ook van wandelvakanties maar hadden door COVID beslist om te kamperen op een plek. Volgend jaar hopelijk beter voor hen!

Weg van de GR

2,5 km scheidden ons nog van Sassetot, een charmant dorpje met naast ons hotel ook nog het Chateau de Sissi. Hier was weliswaar ook een restaurant, maar naar ons gevoel hadden we er niet de juiste kledij voor. En dus gingen we na de wandeling braafjes naar onze chambres d’hôtes, alwaar we na de installatie ons avondmaal, een zak Brett’s chips, op een bankje op de plaatselijke village green aten, waarna we een spelletjesavond organiseerde.

Het eten

Brett’s op houtoven gebakte pizza, koekjes en cola zero

Het verblijf

Les Relais des Dalles biedt opnieuw een kamertje aan, opnieuw wat groter dan de vorige en perfect om op adem te komen.

Meer wandelingen op de GR 21 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/gr-21-albasten-kust/