Wandelproject: De kastelenroute

België telt maar liefst 3000 kastelen. Daarmee is het het land met het hoogste aantal per km². Dat wil niet zeggen dat ze allemaal te bezichtigen zijn noch dat ze zichtbaar zijn langs de straatkant. Maar je kan er wel een hele hoop voorbijwandelen en een klein deeltje kan je ook echt bezoeken. Ik hou van wandelen en ik hou van langeafstandsroutes met een thema. Zo kwam ik op het idee om bijzondere, mooie, bijzonder mooie en boeiende kastelen op te lijsten en hier zelf een aaneensluitende route van te maken. Om het praktisch haalbaar te houden, wil ik (voorlopig) focussen op de kastelen in Vlaanderen.

Daarbij heb ik enkele basisregels opgesteld. Ten eerste probeer ik van station naar station te gaan, met tussenin ook voldoende plekken die met de bus toegankelijk zijn. Ten tweede probeer ik de etappes te houden rond de 20 kilometer. En ten derde plan ik de routes zo dat er naast mooie kastelen ook vooral mooie natuur te zien is, preferabel op onverharde paden.

Uiteraard is dit een langetermijnsproject. Ik weet zelf op dit moment nog niet waar de route gaat leiden en hoe deze gaat lopen. En of het überhaupt te doen is. Maar ik hoop wel aan de ontdekkingsreis op papier een mooie ontdekkingstocht op Vlaamse wegen te kunnen koppelen. Eentje waar ik zelf de elementen in steek die ik tijdens een tocht graag heb, in de hoop dat ook andere wandelaars dit weten te appreciëren.

Ik heb zelf al een lijst samengesteld met kastelen in alle provincies die zeker niet mogen ontbreken op een tocht, maar wil graag the wisdom of crowds inroepen. Ken jij een mooi kasteel, kasteeldomein of -tuin of kasteelruïne in je buurt? Laat het zeker weten!

GR 128.3 Drongen – Gent-Dampoort (16 km)

Nadat we de streekGR Groene Gordel na enkele jaren eindelijk hadden getemd, was het voor mijn wandelgezel en ik zoeken naar een nieuw wandelproject waar we ons voor langere tijd zoet mee konden houden. We zochten het dit keer, toch om te beginnen, iets verder en kozen voor de GR 128, de Vlaanderenroute. Deze start eigenlijk in Wissant aan de opaalkust en gaat zo door Vlaanderen naar Aken. Wij gingen echter voor de meest haalbare startplaats i.f.v. openbaar vervoer en begonnen ons GR 128-avontuur in het West-Vlaamse Tielt. De tweede etappe bleef voor het grootste stuk in de Leiestreek. Maar gaandeweg werd de rustige natuur ingeruild voor het historische centrum van Gent.

Een gezellige wijk en gekronkel langs de Leie

Vanaf het station van Drongen kom je snel in het gezellige centrum van Drongen, waar de mooi uitziende kerk van ver de aandacht trekt. Binnenin is het misschien net iets minder indrukwekkend. We passeren ook de gebouwen van de Oude Abdij, een indrukwekkend complex dat wel niet vrij te bezoeken is. De dekolonisatiebeweging is hier halvelings gepasseerd. Aan de kerk is de kleine gedenksteen voor landbouwopzichter Adolf Lootens, voor zijn beschavingswerk, veranderd. De Drongense kolonialist wordt vandaag onbedoeld geprezen voor zijn betuttelwerk.

Al snel pikt de GR op waar het vorige keer is geëindigd, namelijk voornamelijk onverharde en aangename paden langs de Leie. Het deed soms wat denken aan het stuk in Sint-Martens-Latem, alleen in een iets minder exclusieve versie. De indrukwekkende nieuwbouwwoningen werden afgewisseld met iets minder verfijnde en oudere woningen. Op de Leie zelf worstelde een groep scholieren met hun kajak, de een al wat beter en gemotiveerder dan de ander.

Dit stuk bracht drie hoogtepuntjes voort. Ten eerste was er het veer van Afsnee, waar vooral de plaatselijke kerk fotogeniek stond. Ten tweede was er de zeer kleine zij-uitstap, van weliswaar enkele meters, naar natuurgebied De Assels, van waaruit de eerste torens van Gent zichtbaar werden. En dan was er nog wat vogelvertier, eerst met een Zwartkop (met dank aan de vogel-app), maar vooral met een koekoek die we wel duidelijk hoorden, maar helaas niet zagen.

De Blaarmeersen en de Gent Mountain Trail

Even later ga je via de Blaarmeersenbrug over de Ring van Gent en de Ringvaart. Niet veel later kom je in de Blaarmeersen, het recreatief domein dat af en toe in het nieuws komt en niet altijd op de beste manier. Vandaag was het echter kalm. Toen we aankwamen werden we door een jonge vrouw meteen richting een uitkijkpunt geleid. Het bleek om een uitkijktoren op de Karel Sabbeberg te gaan.

Karel Sabbe is de ultraloper die in 2023 de Barkley Marathon uitliep als 17de loper ooit. Maar de reden dat hij zijn eigen berg (38 m) op dit domein kreeg was omdat hij in 2016 het record op de Pacific Crest Trail op zijn naam schreef en twee jaar later hetzelfde deed met de Appalachian Trail. Hij bereidde zich voor door de huidige Karel Sabbeberg 100 keer per dag op en af te lopen. Indrukwekkend en welverdiend. Maar geef mij toch maar gewoon wandelen. Desalniettemin was het zicht op de toren best leuk en de tip van de Gentse local dus zeer welgekomen. En het deed de hoogtemeters verviervoudigen.

Een tocht door de geschiedenis

Het natuurgedeelte was bijna achter de rug. Niet veel later voerde de Leie naar het centrum van Gent, waar de ene bezienswaardigheid de andere opvolgde. Via het Oud Justitiepaleis en het Pand ging het naar de Sint-Michielsbrug en de Gras- en Korenlei. Ook was het een goede gelegenheid om een bezoek te brengen aan de Sint-Nicholaaskerk en de Sint-Baafskathedraal, weliswaar zonder Lam Gods.

Op deze woensdagnamiddag was Gent een mix van jonge leerlingen, studenten en een hele hoop toeristen. Met een wandeloutfit wijk je wat af van de rest. En ook in deze binnenstad leek het even alsof de GR een imaginair pad was. De rood-witte markering was iets moeilijker te vinden en af en toe moesten we op onze passen terugkeren of het pad terug oppikken.

Vaarwel Leie, hallo Schelde

De doortocht door het centrum van Gent duurt niet te lang en dat betekent ook een afscheid van de Leie. Die vloeit namelijk in de Schelde in de Porta Ganda, de nieuwe jachthaven waarvan de naam wat blitser is dan de plek zelf. Hier is het Zwembad Van Eyck, dat in de gids werd aangekondigd als een Art Deco gebouw. Ook dat was eventjes verwarrend, aangezien je eerst de moderne aanbouw ziet. Het gebouw zelf is helaas ook niet meteen het meest indrukwekkend.

Even dreigt het weer toch nog om te slaan en begint het te druppelen, maar uiteindelijk blijft het droog. En dat is fijn want de laatste passage, richting Gentbrugge. Het kleine padje langs de Visserijvaart voert langs de achterkant van de huizen, waarvan sommige modern en gerenoveerd zijn. Een laatste hoogtepunt is de Sidonie Verhelststraat. Neen, geen familie. Ze was de eerste vrouwelijke studente aan de UGent en koos voor Natuurwetenschappen. Ondanks de onderscheiding in de tweede kandidatuur zou ze wel stoppen en dus niet de eerste vrouw zijn die afstudeerde.

Een kort stukje voert naar een brug over de Schelde. Die ziet er hier nogal pover en mistroostig uit. Maar, nu we het stuk GR 128 in Leiestreek achter de rug hebben, zal de Schelde het volgende stuk die rol overnemen. Er is dus nog ruimte voor herkansing. Daarmee was de 16 km afgelopen en was het een goede 2 kilometer noordwaarts richting Gent-Dampoort, om daar met de trein terug te keren.

GR 128.2 Deinze – Drongen (24 km)

Nadat we de streekGR Groene Gordel na enkele jaren eindelijk hadden getemd, was het voor mijn wandelgezel en ik zoeken naar een nieuw wandelproject waar we ons voor langere tijd zoet mee konden houden. We zochten het dit keer, toch om te beginnen, iets verder en kozen voor de GR 128, de Vlaanderenroute. Deze start eigenlijk in Wissant aan de opaalkust en gaat zo door Vlaanderen naar Aken. Wij gingen echter voor de meest haalbare startplaats i.f.v. openbaar vervoer en begonnen ons GR 128-avontuur in het West-Vlaamse Tielt. De tweede etappe bleef in de Leiestreek. Tussen Deinze en Drongen volgen de kleine dorpjes elkaar op.

De Leie part one

Vanaf het station van Deinze is het een goede driehonderd meter om terug op de GR 128 te geraken. Het begint waar het vorige keer eindigde, namelijk aan de Leie. Die zou de hele dag komen en gaan. Op dit eerste stuk is het minder gezellig. Het volgt voor een groot stuk een industriezone waarbij oudere en moderne fabrieken elkaar afwisselen. Een eerste “hoogtepuntje” is te vinden aan het Sas van Astene, die dateert van 1861. Aan de overkant is er nog een oude sasmeesterhuis is er ook nog een museum en een café. Maar wij volgden het jaagpad verder.

Het tweede hoogtepunt mocht er helemaal zijn. Door de bomen is het Kasteel van Ooidonk te zien, een kasteel in Vlaams-Spaanse Renaissancestijl. Het werd in 1595 herbouwd en werd daarvoor nog bewoond door Filips van Montmorency, de graaf van Horne, die in 1568 werd onthoofd op de Brusselse Grote Markt. Vandaag is het nog steeds in adellijke privéhanden, al kan je vanop een afstand gebouw en diverse bijgebouwen bewonderen.

Kleine dorpjes en vele kerken

Na een afstandelijk bezoek aan het kasteel, gaat de GR 128 langs drie kleine gehuchten. Het eerste is Bachte-Maria-Leerne, met een gezellige dorpskern aan de plaatselijke kerk, waar vooral de glasramen de moeite zijn. Even verder, op een drukke steenweg, ligt de tweede kerk, deze van Sint-Martens-Leerne. De kerk is vanbinnen waarschijnlijk iets mooier, maar de alienachtige figuren op de glasramen zijn dan weer wat bizar.

Een brug over de Leie voert naar het mooiste dorpje van de drie. Deurle heeft waarschijnlijk de mooiste kern van de drie, met een straat vol mooie, witte huizen. Dit is ook het begin van een tocht langs villa’s en kasten van villa’s. De kerk van Deurle is dan weer eerder spaarzaam en doet wat Protestants aan, waardoor deze van Bachte-Maria-Leerne uiteindelijk tot winnaar van de drie.

How the other half lives

Na het stuk Deurle gaat de GR voor het grootste stuk over verharde lanen en dreven. Aan weerszijden vallen steeds grotere huizen te bewonderen. Het zou Vlaanderen niet zijn mocht het niet heel eclectisch zijn, met landhuizen afgewisseld met moderne glazen gebouwen en af en toe ook lelijke, maar opnieuw uit de kluiten gewassen, betonnen constructies.

Het is een bijzonder stuk, vooral omdat het lange tijd door eenzelfde soort woonwijk gaat. Je kan je de ogen wel de kost geven, maar het is toch iets anders dan met een mooi landschap, een pittoresk riviertje of een gezellig dorpsplein. De hekken en hagen volgen elkaar op. Dat verandert wanneer je een graspad langs de Leie volgt. Aan de overkant zie je nog steeds grote huizen, maar de setting, vlak aan het water geeft het geheel extra cachet.

Kunstenaars

Daarna volgt nog een tweede leuk stuk. Dat begint aan de veerpont van Baarle, waar drie banken een ideale lunchplek vormen. Bij aankomst werd een groep fietsers net over de Leie gevoerd. De veerman was tijdens het kuisen van zijn aanlegsteiger best praatgraag. Hij wist te zeggen dat de steiger best glad was en enthousiaste fietsers gevaar liepen om tegen de grond te gaan als ze niet afstapten en dat door het regenweer het water zo hoog stond dat de veer niet kon uitvaren omdat het boven het hout van de steiger uitkwam.

Na deze deugddoende pauze volgde opnieuw een stuk langs grote huizen, met onder andere het ereconsulaat van Namibië in the middle of nowhere, Kort daarna volgt wel nog een stuk ongerepte natuur. De Latemse Meersen is een natuurgebied met enkele waterloopjes dat door de omstandigheden vrij moerassig aandoet. Het was blijkbaar ook het inspiratiegebied van de Latemse kunstenaar Albijn Van den Abeele.

Er komt daarna nog artistiek verantwoorde passages want ook het centrum van Sint-Martens-Latem wordt aangedaan. Naast dure en gigantische huizen wordt dit uiteraard ook vandaag nog geassocieerd met de twee Latemse scholen, met kunstenaars als Gustaaf De Smet, Gustave van de Woestyne en Constant Permeke. Ook vandaag is er nog kunst te zien in het plaatselijk museum en in de exclusievere galerijen.

Rennen naar Drongen

En dan is er nog een goede drie kilometer tot station Drongen. In eerste instantie kunnen we nog de Koutermolen bewonderen. Deze dateert van 1614 en werd in 1977 gedemonteerd en op deze plek gezet. Daarna gaat het opnieuw door een chique wijk met hoge heggen en poorten. Het contrast met de drukke E40, die even verder wordt opgezocht kan niet groter zijn.

Na een tijdje deze te volgen op een asfaltbaan, gaat het via de bijzondere Goedingebrug naar de andere kant van de Leie. Deze brug gaat onder de E40 en je hoort het dus letterlijk rammelen. De Leie wordt dan nog gevolgd in de natuurlijke setting van de Beelaartmeersen en de Hoge Laak. Ook hier zijn aan de overkant prachtige huize aan de rivier te vinden, met zelfs een mini-jachthaven. Om toch onze trein te halen werd het laatste stuk in Drongen al lopend afgelegd. Een pittig einde van een bijzonder etappe op de GR 128.

GRP 127.2 Nijvel – Villers-La-Ville

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober 2022 deed ik met een vriend twee etappes. Dit is, met serieuze vertraging, het verhaal van wandeldag 2, dat begon op het marktplein van Nijvel, voor een tocht van 25,4 km.

Een onverwacht Nijvel

Op de eerste dag ontdekte we al dat Nijvel een opvallend aangename binnenstad had. Dat werd nog versterkt door het plaatselijke park Parc de la Dodaine, in 1815 aangelegd met vijvers en volgens de Franse stijl. De beelden, zoals de waterspuwers en de engeltjes, zijn blijkbaar later uit Brussel naar hier verhuisd. Maar het helpt wel om de dag te starten en is slechts een van de vele ontdekkingen tussen Nijvel en Villers-la-Ville.

Het hoogste punt en asfaltpassages

Vanuit Nijvel werd een klein beekje gevolgd om vervolgens op een afstalfweg te belanden. Het eerste deel van deze tweede dag doet dat helaas wel een beetje meer. Het uitzicht is weliswaar mooi, dus dat is een meevaller. Na enkele kilometers kwamen we al aan het hoogste punt van deze GRP 127. Iets voor de kapel van het gehucht Bois de Nivelles halen we de 167 meter. Vanaf dan is het niet enkel bergaf, maar wel sowieso lager.

Daarna ging het terug opnieuw een tijdje over asfalt. Onderweg was er wel voldoende entertainment. Zo passeerden we langs een kapelletje, een niet nader geïdentificeerde centrale en vooral langs een vliegveld voor miniatuurvliegtuigjes dat op de zonnige dag door enkele enthousiastelingen werd gebruikt. Het gezoem van de modelvliegtuigjes was gedurende een groot deel van het asfaltstuk de soundtrack. Na een tijdje werd het gelukkig onverhard en niet veel later bevonden we ons in Hautain-le-Val.

Twee bronnen en een heus kasteel

Was het park in Nijvel nog een kleine ontdekking, dan bood Hautain-le-Val er nog wat meer en meer opzienbarende. Eerst was er de bron van de beek Mayaux, inclusief een bankje. Ideaal om de lunch te nuttigen. Even verder is er een brugje dat een andere bron vermeldde, dat van de Dijle. De bron zelf is weliswaar nog een goede kilometer verwijderd, net iets te ver voor een omweg.

Het hoogtepunt is echter een heus kasteel. Het chateau van Hautain-le-Val heeft roots in de twaalfde of dertiende eeuw, maar het symmetrische uiterlijk dateert van veel later, al zijn er nog wel elementen uit de zestiende eeuw bewaard gebleven. Het kasteel is vandaag niet toegankelijk, maar het is wel indrukwekkend en aangenaam om langs verschillende kanten te bewonderen.

Nog een kasteel te gaan

Het tweede deel is sowieso aangenamer dan het eerste. Het voornaamste stuk asfalt is achter de rug en nu volgden we vooral bospaden, veldwegen en ander onverhard vertier. Even volgen we de jonge Dijle, nog niet meer dan een potige beek. Het terrein glooit en het was op sommige stukken aangenaam wandelen maar ook geregeld uitdagend.

Dit gedeelte is opvallend afwisselend en aangenaam om te ontdekken en te bewandelen. Een deel gaat over glooiende heuvels, een deel door mooie, dichte bossen en een deel door een meer agrarisch landschap. Af en toe zijn er tekenen van kleine woonkernen. En dan is het wachten op ons tweede kasteel van de dag.

Was Hautain-le-Val al een fijne ontdekking, dan was dat helemaal het geval voor Le Châtelet. Hier zagen we de restanten van een twaalfde eeuwse burcht, ooit bezit van de kasteelheren van Marbais, die ook de grond zouden schenken waar later de abdij van Villers-la-Ville werd gebouwd. Ooit een machtige uitvalsbasis, geraakte de burcht vanaf de 16de eeuw in onbruik en werd in latere eeuwen herbestemd als onderdeel van een hoeve. Tijdens onze passage kreeg het geheel nog extra cachet door een voorbijglijdende luchtballon. De moeite!

Naar Villers-La-Ville (deel 1)

Daarna zijn we niet meer zo ver van onze eindbestemming. De GRP 127 volgt Le Sentier au Grand Pré en houdt daarmee een deel de rivier Thyle, een zijrivier van de Dijle, links van de wandelaar. Na een tijdje werd deze overgestoken om zo in Villers-La-Ville te komen. Van de befaamde abdij is op dat moment nog niets te merken. Dat is pas het geval op de volgende etappe. We krijgen wel al een eerste blik op de treinrit terug. Goed vooruitzichten dus.

Wandeldag 5: Krippen – Krippen

Vandaag gingen we de Malerweg grotendeels laten voor wat het was. In het normale programma was nog een stuk Tsjechië voorzien. Vorig jaar woedde er echter een grote brand, waardoor er twee alternatieven werden aangeboden. Een in Tsjechië, naar de Prebistor, wat een beetje de Boheemse tegenhanger van de Basteibrug is. Maar het is ook een enorme toeristische trekpleister. En dus, ook omwille van het voorspelde onweer en regenweer, kozen we voor het tweede alternatief, vertrekkend aan ons hotel, naar het hoogste punt van de Saksische Schweiz.

Een nodeloze zij-uitstap

De landschappen en wandelwegen waren ietsje anders dan de voorbije dagen. De route ging meer langs bospaden. En wat nog meer opviel, er waren veel minder collega-wandelaars op dit stukje. Het zorgde niet enkel voor een andere wandelervaring, maar sommige stukken waren ook duidelijk minder bewandeld en onderhouden.

Na een gezapige start ging het pad al wat steviger naar boven. Ik had in de beschrijving verkeerdelijk gelezen dat het uitzicht op de Kohlbarnstein de moeite was. Het pad ernaar toe en terug naar beneden was echter pittig en het uitzicht zo goed als afwezig. Iets wat Sara, die zich niet 100% voelde en niet doorhad dat dit een zij-uitstap was, maar matig kon appreciëren.

Op artisanale wijze naar de top

Het vervolg was opnieuw dalend langs een breed bospad waar de vista’s mooier waren dan op onze top. En zo ging het verder tot in het klein dorpje Kleingießhübel, waar we vooral de hoofdstraat moesten volgen tot aan der Hirschgrundweg, die opnieuw naar een bos voerde. Er waren op dat moment nog een goede 300 meter hoogte te overwinnen.

Dat ging doorgaans gestaag. Slechts op enkele stuken werden de trappen en treden bovengehaald. Het was op zich leuk om nog eens ‘artisanaal’ te stijgen en te dalen, een pad zoekend via stenen en boomwortels. Na een goed half uur kwamen we uiteindelijk aan op de Großer Zschirnstein (561 meter). De uitzichten waren hier heel anders dan deze van de voorbije dagen, met vooral veel bossen en de hogere Boheemse toppen in de verte.

Een beetje ongerepter

De weg ging even terug in dalende richting om vervolgens verder af te buigen. Vanaf dan zou het vooral naar beneden gaan. De Salzleckenweg was eerder verwilderd, waardoor benen en armen werden afgeranseld door takken, struiken en planten. In het stuk bos daarna werden we vooral geteisterd door steekmuggen. Tot mijn grote verbazing leidde een prikje tot een dramatisch ogende bloedpartij.

Aan de “voet” van de Wolfsberg vonden we een leuk bankje om te picknicken. Gaandeweg begon het echter te overtrekken. Tot we het plots in de verte hoorden rommelen. We besloten naar Reinhardtsdorf te wandelen, in de hoop daar een café te vinden om eventueel te schuilen. Zonder succes. Ondertussen zagen we in de verte bliksem en regen.

Schuilen in de kerk

We besloten dan maar eventjes onderdak te zoeken in de Lutherse Kerk, die gelukkig open was. Deze was ook prachtig versierd, met nog heel wat authentieke delen uit de 16de en 17de eeuw. En ons verblijf had er schijnbaar voor gezorgd dat het onweer was gaan liggen. Uit dankbaarheid besloten we een kleine donatie te geven.

Met nog 2,6 kilometer voor de boeg, vooral in bos, probeerden we zo snel mogelijk verder te trekken. We kwamen al snel terug op het stuk dat we de dag ervoor naar boven hadden gedaan, op de plaatselijke lus. Ook dalend bleef het bos mooi, met her en der ‘droge stenen muren’, zoals op de GR 221. Niet veel later waren we, opnieuw droog, in het hotel.

Afscheid van Saksisch Zwitserland

We namen nog een laatste keer de ferry nar Bad Schandau om iets te gaan drinken. Na een heerlijke ginger ale volgde een huiswijntje met bruschetta en een pizza Mista en een schapenkaasgerecht bij café-restaurant Memory, waar sommige aanwezigen nog aan een ijscoupe begonnen. Het was een fijn afscheid van Bad Schandau, de toegangspoort naar het wondermooie Saksische Zwitserland.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 4: Kurort Gohrisch – Krippen

Het stenen rijk

Onze 4de wandeldag was ook een kortere, die net onder de tien kilometer zou blijven met meer meters in dalende dan stijgende lijn (voor de verandering). Het ontbijt was lekker maar ietsje beperkter. Wat op zich niet erg was, gelet op de beperkte wandeltijd. Sara was wel het verse fruit zo gewoon dat ze onbewust het enige potje druiven meenam, in plaats van gericht te plukken.

We verlieten Gohrisch langs de velden, met uitzicht op enkele rotsformaties in de verte. Daarna ging het opnieuw het bos in, waar we niet 1 maar 2 massieven zouden temmen. Het eerste, Gohrischstein, werd door onze beschrijving als deel van het ‘stenen rijk van Gohrisch’ gedoopt. Ook werd de beklimming en afdaling gecategoriseerd als ‘voor mensen met een vaste tred’. Er ontstonden dus wat verwachtingen.

En inderdaad, na de makkelijke bosweg werden de treden wat steiler en kwam er occasioneel een laddertje aan te pas. Ook werd er een nieuwe stijlvorm geïntroduceerd, de ijzeren treden die relatief ver van mekaar in de rotswanden waren verwerkt. Deze boden waarschijnlijk nog het meeste uitdaging, al werd het nergens echt lastig of gevaarlijk.

Voor we doorgingen besloten we op de top van de rots nog eventjes een zijsprong te maken naar een panorama. En de Gohrischscheibe (448 m) was absoluut de moeite. Het vereiste ook enig klauterwerk, en hier was het heel even klimmen en dalen met hulp van een ijzeren ketting. Maar dit panorama zorgde wel voor de nodige added value.

Ook de afdaling bleek best entertainend. Het ging opnieuw via trappen, ladders en de hierboven vermelde eenzame ijzeren treden. Ook de uit de rotsen gehouwen treden waren net dat tikkeltje meer oneffen, met meer hoogteverschil en met meer schokken op de knieën. Het was dus nog steeds geen avonturenparcours, maar je moest wel goed op de voeten letten.

Historische etablissementen

Onze volgende -stein was op dat vlak ietsje minder spectaculair. De weg naar Papstein verliep vooral via een veelheid aan trappen die je gestaag naar boven voerden. De top zelf bestond uit een drankgelegenheid (met enige historie) en een panorama dat we elders net ietsje indrukwekkender zagen. Op het plateau dacht ik opnieuw animo te vinden via een zij-uitstap, maar het pad naar de Große Hunskirche was net ietsje te verwilderd om tussendoor te doen. En dus was het vrij eenvoudig dalen, tot we uit het bos kwamen waar we werden opgewacht door damherten.

Vervolgens kwamen we op een pad met naast ons, voor de variatie, een weide. Het bracht ons een beetje later in het kleine dorpje Kleinhennersdorf, een plekje met vooral her en der gespreide huizen. Daarna ging het terug het bos in, langs iemands tuin. Het was waarschijnlijk verkocht als een lokale buurtweg, maar de eigenaars lieten weten dat de wandelaar op eigen risico de tuin betrad, gevolgd door een tekst waarop te lezen viel dat wandelaars zich niet mochten laten afschrikken door de waarschuwing. Duidelijk een lokaal dispuut.

We daalden af via de weg, waar ik nog een mooie witte slak met huisje kon ontwijken. Via een klein reservoirtje en een beekje ging het naar het etablissement Liethermühle, opnieuw een historische horecagelegenheid. Daarna moesten we volgens de gids nog even klimmen en dalen. Het klimmen viel mee, al moesten we ons een weg door, boven en onder een weggevallen boom manoeuvreren.  De afdaling, hoewel met treden, was ook nog een uitdaging. Zo wandelde we Krippen binnen, waar Casper Friederich tijdens de oorlog van 1813 had verbleven. Onze welgekomen lunch werd verorberd aan de Elbe.

Rondje Krippen

Omdat het nog maar half twee was en we pas om drie uur konden inchecken, besloten we om nog een vervolg te breien aan onze kortere wandeldag. We kozen voor de Große Carolaschleife (3,7 km en 1u05) dat ook voor een deeltje het Caspar Friederich-pad volgde. De lud voerde door een mooi bos met panorama’s vanop de Koningstein. Wat later werd het pad afgebogen en gingen we opnieuw richting Krippen, eindigend in mooie afdaling.

Bad Schandau

Na het inchecken namen we de ferry (al wat langer en gratis dankzij de gastenkaart) naar Bad Schandau, waar we ons aan goed vullende Saksische kost met veel kaas (varken en kip) waagden, om zo weer te varen naar Krippen, daarbij de traag voorbij glijdende Bohemia op de hielen zittend. Een leuke manier om een goed gevulde dag af te sluiten.

Het eten

Bovenstaande zware Saksische kost

Het verblijf

Hotel garni Grundmühle, een aangenaam hotel met een ruime kamer en een douche die je doet denken dat je midden Saksisch Zwitserland staat.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 3: Königstein – Kurort Gohrisch

Königstein ontdekken

Neue Schanke was de hele avond onze uitvalsbasis geweest. Het was namelijk niet mogelijk om zomaar even het dorpje zelf te verkennen. Dat moest steeds door het stukje te klimmen naar de burcht en dan flink te dalen. Op de derde wandeldag zouden we dit echter doen als deel van de route, na een ontbijt waarin de artistiek gesneden worstjes de show steelden.

Na het uitchecken moesten we dus opnieuw klimmen en daarna best pittig afdalen door een bos. Zo kwamen we aan in Königstein wat best een gezellig centrum heeft. Het maakte het extra jammer dat we aan de overkant van de heuvel hadden moeten overnachten. Maar goed, we konden hier proviand voor twee dagen inslaan en een sanitaire stop inlassen. Ik vreesde wel plots dat mijn bril was blijf liggen in ons vorig verblijf, maar terugkeren was niet echt een optie. Het was wachten op de bagage vanavond.

Opnieuw een icoon van de Malerweg

Eens uit Königstein was het meteen stijl stijgen, eerst langs een klein lokaal weggetje, daarna opnieuw via een bosweg en zo naar een bos, waar we best lang in zouden vertoeven op deze korte wandeling. Het smalle, kronkelende pad voerde langs de rotsformaties en heuveltoppen met namen als Kletterhöle en Quirlwachter, alsook een stenen drinktrog. Daarna werd het bos even verlaten om niet veel later naar het hoogtepunt van de dag te gaan, het massief van Pfaffenstein. De weg ernaar toe ging al gepaard met een toename van grillige en imposante rotsen en formaties.

En we konden ons tegoed doen aan een drieluik van natuurlijk vertier. Eerst was er de zij-uitstap naar de Barbarine, een rotsnaald van 42 meter hoog en een lokale darling. Het vergde wel wat zoekwerk maar gelukkig misten we deze parel niet. De aanhouder won in deze. De weg ernaar liep ook via een eerste smalle kloof.

Rotsen en afdaalvertier

Eens teruggekeerd hadden we twee opties. Optie 1 was een makkelijke afdaling, optie 2 gaf ons panorama maar volgens de reisgids ook een pittige afdaling. We kozen voor de volledige ervaring en dus voor het laatste. Na wat klimmen en de plaatselijke horecatrekpleister op het plateau te passeren, deden we een rondje langs de panorama’s allerhande, waaronder de Teufelskessel, de Dom en de Einsamer Ritter. Het bleek ook een goede picknickplek. Wat wel opviel waren de vele jonge ouders en zeer jonge baby’s die de tocht eveneens waagden.

Daarna restte nog de afdaling langs de zogenaamde Nadelöhr, een flessenhals waar eventjes een laddertje en een steile ijzeren trap nodig was. Ik wist er met mij met enig geschraap van de rugzak door te wurmen. De stukken daarna waren wel pittig door de hoogteverschillen van de stenen en treden, maar eerder traditioneel qua afdalingskunsten.

Een kuuroord met beperkte eetgelegenheden

We daalden verder af naar Pfaffendorf, een klein gezellig dorpje, en ten slotte naar Kurort Gohrisch, al even gezellig, ietsje groter, maar ook met veel verblijven en weinig horeca. Gelukkig verbleven we in Pension Villa Irena, waar ze zo behulpzaam waren om voor ons te reserveren. Even daarvoor hadden we ons ook gewaagd aan ons eerste (en enige) ijsje.

Uiteindelijk geraakten we zo bij Margaretehof, een gezellig restaurant dat bij het gelijknamige hotel hoort. We waagden ons aan een voorgerechtje (geitenkaaskroketjes en champignonsoep). Als hoofdgerecht namen we de lokale specialiteit, Boheemse goulash met knödelen. Het was lekker en de bediening was vriendelijk. Ik verraste onbedoeld de serveuse door per ongeluk een briefje van twintig i.p.v. vijf euro als tip te geven. Gelukkig was ze zo eerlijk om te zeggen dat dat echt wel te veel was.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

GR 128.1 Tielt – Deinze (21,4 km)

Nadat we de streekGR Groene Gordel na enkele jaren eindelijk hadden getemd, was het voor mijn wandelgezel en ik zoeken naar een nieuw wandelproject waar we ons voor langere tijd zoet mee konden houden. We zochten het dit keer, toch om te beginnen, iets verder en kozen voor de GR 128, de Vlaanderenroute. Deze start eigenlijk in Wissant aan de opaalkust en gaat zo door Vlaanderen naar Aken. Wij gingen echter voor de meest haalbare startplaats i.f.v. openbaar vervoer en begonnen ons GR 128-avontuur in het West-Vlaamse Tielt.

Een mistige start, de Poelberg-puist en een bizar bos

Na het bereiken van de overkant van de spoorweg begon een mistige wandeling waarbij Tielt al snel werd verlaten voor de betere lokale weg in het groen. Ons eerste hoogtepunt van de dag (en van ons GR 128-avontuur) ligt iets verder op de Poelberg. Deze Poelberg (45 meter hoog) wordt voorgesteld als een lokale Baskische mini-puist, maar de hoge stijgingspercentages lagen duidelijk aan de overkant.

Op de Poelberg liggen echter meteen enkele hoogtepunten. Zo is er het Klooster De Hoop waarbij in 1938 een Lourdes-grot werd bijgebouwd. Het historisch vertier komt echter in duo. Want iets verder, een beetje verhuld in de mist, staat ook nog de Poelbergmolen. Deze gaat terug tot de 17de eeuw en bleef tijdens de twee wereldoorlogen intact, hoewel er wel wat herstellingen nodig waren. Net zoals vele molens verloederde deze wel in de decennia daarna, tot hij werd gekocht door de gemeente en vanaf de jaren ’90 weer maalvaardig werd gemaakt.

Na deze passage ging het naar het Meikensbos. Dit is de historische naam van het Vijverbos, dat doorheen de decennia door boskap en landbouwactiviteit steeds kleiner werd. Vanaf 2000 kwam het in het bezit van Natuur & Bos dat het beetje bij beetje aan het herstellen en uitbreiden is. Door de beplanting doet het vandaag wat vreemd aan. Het lijkt namelijk soms eerder dat je door een boomgaard in een weide loopt, eerder dan een bos.

Van kerk naar kerk

Na het bos volgt de GR 128 grotendeels veldweggen, graspadjes en af en toe een asfaltbaan, richting de steenweg die onder Aarsele loopt. Over het algemeen mag je op deze etappe niet klagen over de ondergrond. Het is heel vaak onverhard, wat het malen van de kilometers aangenamer maakt. De vergezichten zijn ietsje minder dan ze konden zijn, omdat tot de middag de velden nog verhuld zijn in nevel en mist. Het geeft weliswaar ook een zekere charme aan het geheel.

Het gaat daarna van kerk naar kerk. De eerste is een goede 3 kilometer verwijderd. De kerk van Wontergem is langs buiten niet al te speciaal, maar heeft wel nog een mooie binnenkant. Verder zijn hier ook bankjes die zich lenen tot het nuttigen van een kleine snack of je lunchpakket. We waren niet de enige met die idee, getuige de enthousiaste groep van 10 vrouwen die deelnamen aan een wandeling van de Wandelclub De Natuurvrienden Deinze. Aan deze kerk is er ook een standbeeld voor de wielrenner Lucien Buysse, die 5 etappes won in de Ronde van Frankrijk en eindoverwinnaar was in 1926.

Van de kerk van Wontergem gaat het naar deze van Grammene. Het pad is hier echter nog wat mooier. Zo passeer je een oude stationsbrug, die door het Belgische leger werd opgeblazen en herbouwd werd door de Duitsers in 1942. Vandaag zie je nog de Duitse inscriptie. Ook is er een knuppelpad, dat weliswaar her en der al z’n beste tijd heeft gehad, met gammele planken tot gevolg. Even later verschijnt de kerk van Grammene. Hier wordt het grootste avontuur verzorgd door een zwarte kat die met ons mee in de kerk binnenglipte. Of dat dachten we toch. Het is ook best mogelijk dat we de kerkkat van Grammene buiten zette en zo het dorpje en omstreken in een periode van tegenslag hebben ondergedompeld…

Langs het water naar Deinze

Eens voorbij Grammene volgt het finale deel van deze eerste etappe op de GR 128, eentje die voert langs de oude en nieuwe Leie, via de paden Natte Meersen en Meirekouter. Het is aangenaam wandelen langs het water, dat op dit gedeelte een duidelijk groene kleur heeft. We passeren tijdens dit stuk, waarbij we een bocht maken, ook het graf van Agnes Desimpel, die op 26 september 1976, op 37-jarige leeftijd overleed toen ze tijdens het rooien van de aardappelen op een obus uit de eerste wereldoorlog botste en deze wegwierp, waardoor deze tot ontploffing kwam.

Even verder wandel je langs de Lorenzobrug van Grammene. Deze spoorwegbrug, gebouwd volgens dezelfde techniek als de Eiffeltoren, was bijna gesneuveld. De NMBS wilde deze namelijk afbreken en vervangen door een andere. Maar heel wat mensen tekenden protest aan, waaronder Grammenaar Laurent Vanhaesebrouck en kunstenaar Roger Raveel. De NMBS plooide en vandaag staat de brug gekend als de Lorenzobrug, als eerbetoon aan Vanhaesebrouck.

Deinze

Daarna keert het pad weer en gaat het nog voor een laatste rechte lijn langs de Leie, om zo naar Deinze te gaan. Eerst zien we nog enkel de industrie, maar al snel komen we aan de stad zelf, waar langs de Leie heel wat nieuwbouwappartementen staan. Ook horen we het enthousiaste publiek van SK Deinze tijdens hun wedstrijd tegen Seraing. Via een parkje komen we ten slotte uit op de Grote Markt, dat volgelopen is door het aangename weer en de autoluwe zondag. Een mooi eindpunt van onze eerste kennismaking met de Vlaanderenroute.

Wandeldag 2: Kurort Rathen – Königstein

Vandaag stonden enkele vooraf aangekondigde hoogtepunten op het menu. Onze ervaring gisteren leerde ons dat het dus opletten was voor de gemotiveerde dagtoerist. Dat was zeker het geval voor de iconische Basteibrug. En dus was het een zaak om vroeg genoeg te vertrekken. Na een vroeg ontbijt konden we ze om iets na acht Rathen achter ons laten.

Het Malerwegicoon en een bijzondere kasteelruïne

Een korte klim bracht ons naar de Basteibrug, met een prachtig uitzicht op enkele indrukwekkende rotsformaties en het omliggende landschap. Bij de aankomst was er nog amper volk te bespeuren. Tien minuten later was de situatie al heel anders. Onze keuze bleek strategisch de juiste. Zo konden we genieten van dit hoogtepunt, waarbij je je op de grote brug tussen het impressionante landschap heel klein en nietig voelt.

Onze wandelbeschrijving stuurde ons vervolgens naar het zielloze horeca-complex, al leek het mij nog de bedoeling om ergens een panorama op de brug te kunnen scoren. We keerden dan ook terug en kregen zo het gekende adembenemende uitzicht dat menig promofoto siert. Het gaat natuurlijk niet altijd over de foto’s en de panorama’s, maar deze was wel ongelofelijk mooi.

Nu we toch opnieuw aan de brug waren, gingen we nog een klein beetje verder richting ons beginpunt, waar de restanten van een opzienbarend kasteel staan. De ruïne van Neurathen was te bezoeken via een wirwar aan stalen bruggen, sommige met wat meer afgrond dan andere. In ieder geval was het een kort maar leuk bezoek aan een knap staaltje kasteelarchitectuur, ingebed in de rotsen.

Nog sprookjesachtiger

Na de beide kleine maar meer dan terechte zijsprongen gingen we opnieuw langs Bastei en zo wat weg van het toeristengevoel, tot aan de Steinerne Tisch, waar de Duitse uitleg vaagweg iets zei over keurvorsten en jachttradities. De collectie stenen kon op een ander moment zeker een geschikte picknickplek aanbieden, maar we waren nog maar net op pad.

Daarna volgde een passage die deed denken aan het stukje na Hohnstein, alleen was het allemaal nog grootser, schoner en majestueuzer. De rotsen torenden boven ons uit, vaak mossig. Indrukwekkende boomstammen lagen geknakt op de heuvelrug. Bijna elke rots was fotogeniek. Het was een hele (natuur)ervaring om hier te wandelen.

Een tweede burcht en een rotsige tafelberg

Een kort stukje asfaltering bracht ons naar het gezellige plekje Stadt Wehlen. Ook hier konden we langs restanten van een burcht wandelen. Al was deze iets minder goed bewaard en waren ligging en uitzicht wat minder spectaculair. Na een korte pauze op het marktpleintje van Wehlen namen we de ferry. Anders dan gedacht was onze gastenkaart van het hotel niet geldig op deze ferry, wat nogal onvriendelijk door de bestuurder (met twee “neins”) werd duidelijk gemaakt. Zo betaalden we elks €1,80 voor een tochtje van maximum 30 meter.

Na de Elbe even te volgen aan de overkant was het opnieuw klimmen geblazen. In eerste instantie leek het een naar lokale wandelnormen bescheiden vervolg te worden op een aangenaam bospad. Maar dat was zonder de passage over de tafelberg Rauenstein gerekend. De wandeling voerde ons over en tussen de rotsen met stenen en ijzeren trappen en rotsige passages, af en toe met hulp van een railing.

Het aantal dagtoeristen maakte duidelijk dat dit zeer populair was, maar de uitzichten waren dan ook opnieuw fenomenaal. Na een langere stukje ijzeren trap naar beneden ging het via een breed pad tussen de weiden naar het kleine dorpje, Weißig, dat vandaag dienst deed als lunchplek van de dag.

Daarna volgde een tweede stukje veldweg, met geurige bloemen, en nog een bospadje dat langs een klein mausoleum en een uitkijkpunt leidde. Het kleine dorpje Thurnsdorf werd nog doorkruist op weg naar ons eindbestemming van de dag, Königstein en de vestingsburcht die we al meerdere malen in de verte hadden kunnen observeren.

De vesting en het afgelegen verblijf

Daar kwamen we via een stijgend bospad, een drukke parkeerplaats en ons hotel Landgasthof Neue Schanke aan. De vesting zag er op de rots indrukwekkend uit en we hadden deze van ver al langs alle kanten mogen bewonderen. Binnenin was het gigantisch en soms een beetje verloren lopen, al waren er wel enkele specifieke hoogtepunten zoals de muurschildering in het kerkje, het frivole schloss Frederick, de diepe waterput en de steeds groter wordende wijnvaten (die wel snel kapot gingen). Toch was het een beetje te prijzig.

En bij het verlaten van de burcht begon het plots stevig te regen. We konden even wachten om relatief droog het hotel te halen. Het ligt aan de andere kant van de heuvel en dus wat weg van het dorp zelf. Daarom, en ook door onze moeheid en onze bescheiden middagmaal, besloten we de lokale hapsnap te nemen. De schnitzels met frietjes waren niet al te hoogstaand maar het vulde. En dat er een dode wesp in mijn glas lag, vakkundig met een lepel verwijderd door de kok, zullen we maar even door de vingers zien.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 1: Bad Schandau – Kurort Rathen

Vandaag begonnen we eindelijk met het wandelgedeelte, het eerste stuk van een vijfluik. Eerst was het dus aan een vroeg ontbijt om ons goed op weg te zetten. Dat lukte dit keer zonder ongelukken en brandalarmen. Nog wat boodschappen later konden we ons aan de wandeling zetten, een goede 20 kilometer.

Velden en uitzichten

Goed begonnen is half gewonnen, en dus klommen we meteen een kort maar stevig pad naar omhoog, eerst verhard, daarna door een stukje bos. Bad Schandau werd al snel achter ons gelaten. Niet veel later kwamen we aan op een plateau met zicht op de rotsformatie Lilienstein en onze bestemming van morgen, Königstein, met z’n imposante vesting.

Vervolgens ging het naar twee kleine dorpjes. Rathmansdorf bereikten we via een bospadje, voor Porschdorf klommen we eerst omhoog, weg van de weg, om daarna stevig te dalen. Hier zagen we een brug in opbouw, wat ons opnieuw deed afvragen waarom ze geen bruggen over de Elbe bouwen, maar kiezen voor de ferry.

Een mooi pad en honderden treden

Kort na dit tweede dorp volgende we een pad met veel kleine trapjes, bruggen en boomwortels, dat parallel aan de weg bleef lopen. Aan onze linkerkant begonnen de rotsen en bomen echter boven onze hoofden te torenen. Dit was slechts een voorsmaakje van onze beklimming van de dag. Volgens onze gids moesten we +- 800 treden zien te overwinnen om Brand te bereiken, daarmee en goede 150 meter stijgen.

Het gedeelte daarna ging eerst via een kiezelpad tussen de bomen. Maar vanaf dan waren we wel eindelijk de Malerweg aan het volgen. Na een korte poos zagen we opvallend meer wandelaars (maar 99 % in de tegenovergestelde richting zagen). De bosomgeving werd indrukwekkender, met grotere rotsformaties en diepere hellingen. Ook zagen we de Drakenkopf, een rots die doet denken aan, wel ja, een drakenkop.

Na nog wat gekronkel doorheen de bossen, besloten we het dorpje Hohnstein te bezoeken en daar ons middagmaal te verorberen. Het dorpje was wel schattig, maar minder idyllisch dan we ons op basis van het klokkengeluid in het bos hadden voorgesteld. Boven ons torende Schloss Hohnstein hoog boven de huizen uit. Maar omdat we nog best wat moesten afwandelen, lieten we die beklimming voor wat het was.

Sprookjesachtige natuurpracht

Het eerste deel was mooi, maar vanaf Hohnstein begon de natuurpracht echt. De rotsen en beboste heuvels werden nu vergezeld door stroompjes, watervalletjes en zelfs een keer een Romantisch ogend bruggetje boven onze hoofden. Een sprookjesachtig tafereel. Uit het bos kwamen we in Polenstal, dat enkel leek te bestaan uit een pension.

Een volgend hoogtepuntje bood zich al snel aan. De trappen doken weer op. In het begin was dit nog een combo van hout en aarde, een beetje later hout en dan moesten we een ijzeren trap op door een smalle kloof. Vooral het betreden van de ingang was zelfs met onze bescheiden dagrugzak even wringen. Ik vroeg me af welk kunst- en vliegwerk nodig zou zijn met een volwaardige trekrugzak.

Hierna kwamen we aan de Hockstein, een plateau met uitzicht over de omgeving, waaronder het dorpje Hohnstein en z’n burcht. Het laatste stuk van de wandeling was een makkelijk pad door het bos. De exponentiële toename van medewandelaars verraadde de nabijheid van onze eindbestemming.

Recreatiemeer en een klein panorama

Deze begon met een passage aan de Amselsee, geen idyllisch meertje maar wel een paradijs voor waterplezier, met heel wat roei- en peddelboten. Nog een halve kilometer later kwamen we aan in Kurort Rathen, populaire als uitvalsbasis voor de befaamde Basteibrug. Dat maakten de vele toeristen alvast duidelijk.

We besloten om een klein ommetje te maken naar de kleine Bastei, een uitkijkpunt naar de andere kant van Rathen, de Elbe en opnieuw de Lilienstein en een stukje Konigstein. Na dit extra uitje ging we naar ons hotel Amselgrundschlossen. Niet veel later begon het fel te regenen. We mochten dus niet klagen over de aangename wandelomstandigheden van de dag. En dat bleef het nog de hele avond doen. Gelukkig konden we reserveren in ons hotel en was de regen vooral een getokkel op de achtergrond. Al was de vraag hoe dat zich de volgende dag op het pad zou vertalen.

Het verblijf

Hotel Amselgrundschlossen is een gezellig hotel dat perfect past in het door groen en rotsen omringde kuuroord.

Het eten

We namen beide gebakken kip met kroketjes en een paprikasaus. Best lekker. En we gunden ons daarnaast ook appelstrudel.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/