Dag 6: La Bastide-Puylaurent – Chasseradès

Kloosters en blokhutten

Nog 120 km te gaan – 27.430 stappen gezet (21 km, waarvan 11 km op de GR 70) 

381 m gestegen, 235 m gedaald

La Bastide-Puylaurent (1016 m) – La Mourade (1308 m) – Chasseradès (1165 m)

Notre Dame des Neiges

La Grande Halte scoorde punten bij het ontbijt. Naast de usual suspects (hard wit brood, 1 croissant, een beetje yoghurt, koffie, confituur en fruitsap) was er ook hesp en kaas. Onder normale omstandigheden zou dit niet meer zijn dan evident beleg, maar de voorbije dagen leerde mij dat het ontbijt hier geen vanzelfsprekendheid was. En dus genoot ik van de gezouten ham, wetende dat het waarschijnlijk de uitzondering op de regel zou blijken.

Omwille van de korte etappe, een goede 12 kilometer, opteerden we om tegen een comfortabel tempo naar de Notre Dame des Neiges te wandelen. Dit klooster neemt een prominente plek in Wandelen met een Ezel in de Cevennen in. Stevenson, een overtuigd protestant, was aanvankelijk niet echt enthousiast om zich richting dit klooster te begeven, maar werd er hartelijk ontvangen. Nochtans ging hij met een zwaar gemoed:

I have rarely approached anything with more unaffected terror than the monastery of our Lady of the Snows… fear took hold of me from head to foot.

Hij werd bij aankomst opgewacht door broeder Apollinaris, en hoewel het trappistenklooster normaal gezien in stilte was gehuld, waren de broeders door omstandigheden wel toegestaan om tijdens het eten te converseren. Verder kreeg  hij onder andere nog een rondleiding van de Ierse deken Michael O’Callaghan.

Sinds het bezoek van Robert Louis Stevenson is er veel veranderd. Het klooster brandde in 1912 af en werd volledig heropgebouwd. Daarnaast is ook de levenswijze, en misschien ook de zuivere geest, binnen het klooster gewijzigd. De monniken zijn niet meer gehouden aan stilte. En van de warme welkomst is er ook niet veel meer te merken, hoewel onze oorspronkelijke instelling ongetwijfeld positiever was als deze van Stevenson.

Van gastvrijheid was niet veel te merken. Er was een vage uitleg over een film en vooral veel focus op de boutique, waar producten, zoals wijn, bier en boeken, tegen een niet al te scherpe prijs te vinden waren. Maar het was ook niet al slecht. De vaten waarin de plaatselijke wijn wordt bewaard waren indrukwekkend en ook het plaatselijke kunstwerk, waarbij een kunstenaar zand had verzameld van de oevers van de Loire, inclusief de zijrivieren, was ook best boeiend. En natuurlijk, waarvoor we kwamen, het landschap was mooi. En dat zou enkel nog verbeteren.

Naar de eerste top

Van het klooster keerden we terug naar La Bastide, waar we even op een bankje genoten van het goede weer en een zure appel. Vandaag zou de tocht een goede drie uren duren en de weersomstandigheden waren ook een pak gunstiger. Vandaag zouden we een kleine klim doen die ons naar het hoogste punt tot nog toe zou brengen, La Mourade. Het witte, zanderige pad leidde ons doorheen een mooi, glooiend landschap met groene heuvels, waar de vergezichten steeds toenamen. Het was de ideale plek voor een picknick, met lekkere maar door de zon snel smeltende geitenkaas.

Helaas was de eerste top die naam waard een beetje van een anticlimax. Want onze GPS situeerde het op een plek waar we enerzijds door de bomen en anderzijds door de technologische vooruitgang geen toegang tot hadden. Er was hier namelijk een resem windmolens gebouwd, waardoor de toegang afgesloten was met verbodsborden en hekken. Wij konden dus niet anders dan onze eerste top aan ons laten voorbijgaan en genieten van de (slag)schaduw.

Gisteren was het het geknetter van de hoogspanning die ons Twin Peaksgewijs vergezelde, vandaag was het het gezoem van de windmolens, als een enorme dampkamp boven ons hoofd. De wandenlaar zou zich druk kunnen maken over het verpesten van zijn of haar natuurervaring, maar Stevenson was ook getuige van de uitbreiding van het spoorwegnetwerk doorheen het landschap. Qua esthetiek hadden de gewiekte reuzen wel iets, voor even weliswaar.

Dalen naar Chasseradès

Vanaf dat punt was het enkel nog maar dalen door bosrijk gebied met af en toe zicht op de al even beboste heuvels in de verte. We dalen af naar Chabalîer, een klein gehuchtje waar we worden opgewacht door de beeltenissen van een houten Modestine en een vreemdsoortige vogelverschrikker die ons de weg wijst. Die weg leidt naar de jonge Allier, een rivier die op dat punt nog niet meer is dan een zelfzekere beek.

Niet veel later kwamen we aan in Chasseradès. De eerste indruk deed Noord-Amerikaans aan, met naaldbomen en grote blokhutten. Daarna volgde voor een kilometer het grote niets. We volgden een baan, maar kwamen weinig tot geen volk en al helemaal geen huizen tegen. Uiteindelijk zagen we dan toch ons hotel, waar de banken bezet waren door enkele gezinnen en fietsers. We wandelden dus nog even door naar het 12de eeuwse kerkje, waar het heerlijk rusten was na een rustige, aangename wandeldag.

Afscheid en kwartelfoltering

Dit kerkje was een goede gelegenheid om het betere (en minder goede) tekenwerk boven te halen. We namen hier ook afscheid van het koppel uit de Provence, die we op de noodlottige eerste table commune hadden ontmoet en tijdens de tweede groepsmaaltijd beter leerden kennen. Daarna hadden we nog enkele keren gesproken onderweg. Chasseradès was hun eindhalte. Het was fijn dat onze paden waren gekruist. En opnieuw was ik blij dat ik wel de hele wandeling kon doen. Door de kortere etappe was het mogelijk dat we bepaalde gekende gezichten niet meer zouden terugzien en andere metgezellen zouden ontdekken. Het wandelgezelschap was even veranderlijk als het landschap.

Maar de kortere etappe gaf ons ook de mogelijkheid om tijd te nemen om te rusten en te genieten. Dat deden we met een boek en aangepaste drank. Ik koos voor La Stevenson, een plaatselijk blond bier. Het was vandaag ook letterlijk een overgangsetappe. We zaten tussen de groene bossen van de Gévaudan en de toppen van de Lozère, het dak van onze reis. Vandaag gingen we tot 1300 meter. Morgen zouden we naar de 1400 gaan. En de dag erna volgde de moederberg, de Pic de Finiels. Maar dat was voor later. Nu was het vooral genieten van het lokale biertje, de zon en het uitzicht op de groene heuvels.

Het grootste avontuur speelde zich waarschijnlijk af tijdens het avondeten. We kregen zowaar 5 gangen in plaats van de gebruikelijke 4. Eerst een heerlijke roomsoep, vervolgens een paté en dan… kwartel. Noch Sara noch ik hadden ooit al kwartel gegeten. Bijgevolg wisten we niet goed hoe het gevogelte te lijf te gaan. Ik koos ervoor om alles zorgvuldig af te schrapen, Sara heeft het beest verhakseld. Blijkt dat je die dingen moet afbreken, knabbelen en zuigen. Gelukkig kon het beest geen twee keer sterven.

Daarna volgde nog de gebruikelijke schotel met kaas en de rode vruchten met ijs. De vraag rees dan ook of we niet het verkeerde menu hadden gekregen, aangezien de meeste mensen rondom ons een pastaschotel kregen. Het was dan ook spannend of we de rekening de volgende dag niet letterlijk gepresenteerd kreeg.

Het verblijf

Hotel de Sources is goed gelegen, gezellig en net. Een leuk verblijf zonder al te veel franjes.

Het eten

Zie boven.

Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Wéris: Grootse landschappen

Onze 4de “staycation”-wandeling brengt ons naar onze verste bestemming, Wéris, een deelgemeente van Durbuy. Het feit dat het zo dicht tegen deze toeristische trekpleister ligt en zelf ook met enkele prehistorische megalieten en dolmen kan uitpakken, maakt dat het ook erg druk is, vooral aan deze bezienswaardigheden en in het dorpje zelf. Gelukkig was dat niet het geval op deze bijna 15 km lange tocht.

Stenen en duivels

Vanaf de parking gaat het via een asfaltpad al snel naar het bos. De eerste bezienswaardigheid ligt niet echt op het pad, maar het is toch de steile omweg waard. Je klimt door een bos en komt al snel aan bij de Pierre Haina, een drie meter hoge scheve steen die blijkbaar elk jaar wordt gekalkt en een beetje fallisch aandoet. Het is vreemd dat de wandelroute deze weg niet aandoet, maar wel de iets minder spectaculaire Lit du Diable. Sara had Satans bed in ieder geval wat groter verwacht.

Heerlijke panorama’s en kleine gehuchten

Het stuk in het bos duurt niet al te lang, maar wordt al snel ingeruild voor een aangenaam pad op een plateau, waarbij de vergezichten alvast de moeite zijn. Een bordje duidt iets later aan dat we op de Col de Ridieux zijn aangekomen, met een hoogte van 370 meter. Daarna wordt het landschap weer wijdser, terwijl we de afdaling inzetten, waarbij ik Sara nog wat probeer te entertain met het verhaal van de Normandische verovering (Ja, kijk. We houden beiden van geschiedenis en van wandelen, win-win) Op dit eerste deel komen we langs twee gehuchten. Eerst daalt het tot La Forge, dat zo goed als volledig bestaat uit een straat. Daarna gaat het via een zeer steil pad naar Mormont, alwaar we kunnen genieten van een bankje op de ‘village green’ met zicht op de plaatselijke kerk.

Een bijzonder pad, een gehucht met een riviertje en nog meer panorama’s

DSC00112

Vlak na Mormont zijn we even in de war wanneer het pad door iemands tuin leidt. Waarschijnlijk gaat het hier om een buurtweg, maar het feit dat de persoon in kwestie, wie weet uit protest, zijn barbecue zo heeft gepositioneerd dat het echt wel lijkt alsof je op privé-terrein zit, helpt niet. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer je je moet bukken om onder een draad te gaan en in een weide terechtkomt. En vervolgens op een pad dat tamelijk slecht onderhouden is, waardoor armen en benen meermaals met doornen in contact kwamen. Het is wel een echte wandelervaring. Het pad leidt naar een laatste gehucht, Fanzel, waar je heel kort kunt genieten van het riviertje l’Aisne. Daarna klimt het terug via een afsaltweg met opnieuw geweldige panorama’s.

Een duivelse kat in een bos en weer naar Wéris

Daarna gaat het nog een laatste keer het bos in. Daar komen we een zwarte kat tegen, die ons zeer enthousiast onthaald. Gezien onze eerdere ontdekking van het bed van de Duivel maak ik meteen de link. Sara, daarentegen, verwijt mij actief mee te werken aan de diabolisering van zwarte katten, die hierdoor vaak minder worden gekozen in kattenasielen. Het beestje was in ieder geval aanhankelijk, al was het wel wat vreemd, zo midden in een bos.

Er volgt nog een lus om daarna toch in Wéris te komen, waar het opvallend drukker is. Van alle wandelingen die we al deden is hier veruit het meeste volk aanwezig. Dat wordt nog erger wanneer we beslissen om toch nog even naar de dolmen en megalieten te gaan kijken, omdat daar in de nabijheid ook nog een parking is. We zien beide sites, maar het merendeel wordt ingenomen door West-Vlamingen, waarbij de kinderen nogal graag zitten en springen op de oeroude stenen. Misschien dus de moeite om te doen buiten het hoogseizoen. Maar de wandeling, die is zeker te doen zonder al te veel medewandelaars.