Dag 6: La Bastide-Puylaurent – Chasseradès

Kloosters en blokhutten

Nog 120 km te gaan – 27.430 stappen gezet (21 km, waarvan 11 km op de GR 70) 

381 m gestegen, 235 m gedaald

La Bastide-Puylaurent (1016 m) – La Mourade (1308 m) – Chasseradès (1165 m)

Notre Dame des Neiges

La Grande Halte scoorde punten bij het ontbijt. Naast de usual suspects (hard wit brood, 1 croissant, een beetje yoghurt, koffie, confituur en fruitsap) was er ook hesp en kaas. Onder normale omstandigheden zou dit niet meer zijn dan evident beleg, maar de voorbije dagen leerde mij dat het ontbijt hier geen vanzelfsprekendheid was. En dus genoot ik van de gezouten ham, wetende dat het waarschijnlijk de uitzondering op de regel zou blijken.

Omwille van de korte etappe, een goede 12 kilometer, opteerden we om tegen een comfortabel tempo naar de Notre Dame des Neiges te wandelen. Dit klooster neemt een prominente plek in Wandelen met een Ezel in de Cevennen in. Stevenson, een overtuigd protestant, was aanvankelijk niet echt enthousiast om zich richting dit klooster te begeven, maar werd er hartelijk ontvangen. Nochtans ging hij met een zwaar gemoed:

I have rarely approached anything with more unaffected terror than the monastery of our Lady of the Snows… fear took hold of me from head to foot.

Hij werd bij aankomst opgewacht door broeder Apollinaris, en hoewel het trappistenklooster normaal gezien in stilte was gehuld, waren de broeders door omstandigheden wel toegestaan om tijdens het eten te converseren. Verder kreeg  hij onder andere nog een rondleiding van de Ierse deken Michael O’Callaghan.

Sinds het bezoek van Robert Louis Stevenson is er veel veranderd. Het klooster brandde in 1912 af en werd volledig heropgebouwd. Daarnaast is ook de levenswijze, en misschien ook de zuivere geest, binnen het klooster gewijzigd. De monniken zijn niet meer gehouden aan stilte. En van de warme welkomst is er ook niet veel meer te merken, hoewel onze oorspronkelijke instelling ongetwijfeld positiever was als deze van Stevenson.

Van gastvrijheid was niet veel te merken. Er was een vage uitleg over een film en vooral veel focus op de boutique, waar producten, zoals wijn, bier en boeken, tegen een niet al te scherpe prijs te vinden waren. Maar het was ook niet al slecht. De vaten waarin de plaatselijke wijn wordt bewaard waren indrukwekkend en ook het plaatselijke kunstwerk, waarbij een kunstenaar zand had verzameld van de oevers van de Loire, inclusief de zijrivieren, was ook best boeiend. En natuurlijk, waarvoor we kwamen, het landschap was mooi. En dat zou enkel nog verbeteren.

Naar de eerste top

Van het klooster keerden we terug naar La Bastide, waar we even op een bankje genoten van het goede weer en een zure appel. Vandaag zou de tocht een goede drie uren duren en de weersomstandigheden waren ook een pak gunstiger. Vandaag zouden we een kleine klim doen die ons naar het hoogste punt tot nog toe zou brengen, La Mourade. Het witte, zanderige pad leidde ons doorheen een mooi, glooiend landschap met groene heuvels, waar de vergezichten steeds toenamen. Het was de ideale plek voor een picknick, met lekkere maar door de zon snel smeltende geitenkaas.

Helaas was de eerste top die naam waard een beetje van een anticlimax. Want onze GPS situeerde het op een plek waar we enerzijds door de bomen en anderzijds door de technologische vooruitgang geen toegang tot hadden. Er was hier namelijk een resem windmolens gebouwd, waardoor de toegang afgesloten was met verbodsborden en hekken. Wij konden dus niet anders dan onze eerste top aan ons laten voorbijgaan en genieten van de (slag)schaduw.

Gisteren was het het geknetter van de hoogspanning die ons Twin Peaksgewijs vergezelde, vandaag was het het gezoem van de windmolens, als een enorme dampkamp boven ons hoofd. De wandenlaar zou zich druk kunnen maken over het verpesten van zijn of haar natuurervaring, maar Stevenson was ook getuige van de uitbreiding van het spoorwegnetwerk doorheen het landschap. Qua esthetiek hadden de gewiekte reuzen wel iets, voor even weliswaar.

Dalen naar Chasseradès

Vanaf dat punt was het enkel nog maar dalen door bosrijk gebied met af en toe zicht op de al even beboste heuvels in de verte. We dalen af naar Chabalîer, een klein gehuchtje waar we worden opgewacht door de beeltenissen van een houten Modestine en een vreemdsoortige vogelverschrikker die ons de weg wijst. Die weg leidt naar de jonge Allier, een rivier die op dat punt nog niet meer is dan een zelfzekere beek.

Niet veel later kwamen we aan in Chasseradès. De eerste indruk deed Noord-Amerikaans aan, met naaldbomen en grote blokhutten. Daarna volgde voor een kilometer het grote niets. We volgden een baan, maar kwamen weinig tot geen volk en al helemaal geen huizen tegen. Uiteindelijk zagen we dan toch ons hotel, waar de banken bezet waren door enkele gezinnen en fietsers. We wandelden dus nog even door naar het 12de eeuwse kerkje, waar het heerlijk rusten was na een rustige, aangename wandeldag.

Afscheid en kwartelfoltering

Dit kerkje was een goede gelegenheid om het betere (en minder goede) tekenwerk boven te halen. We namen hier ook afscheid van het koppel uit de Provence, die we op de noodlottige eerste table commune hadden ontmoet en tijdens de tweede groepsmaaltijd beter leerden kennen. Daarna hadden we nog enkele keren gesproken onderweg. Chasseradès was hun eindhalte. Het was fijn dat onze paden waren gekruist. En opnieuw was ik blij dat ik wel de hele wandeling kon doen. Door de kortere etappe was het mogelijk dat we bepaalde gekende gezichten niet meer zouden terugzien en andere metgezellen zouden ontdekken. Het wandelgezelschap was even veranderlijk als het landschap.

Maar de kortere etappe gaf ons ook de mogelijkheid om tijd te nemen om te rusten en te genieten. Dat deden we met een boek en aangepaste drank. Ik koos voor La Stevenson, een plaatselijk blond bier. Het was vandaag ook letterlijk een overgangsetappe. We zaten tussen de groene bossen van de Gévaudan en de toppen van de Lozère, het dak van onze reis. Vandaag gingen we tot 1300 meter. Morgen zouden we naar de 1400 gaan. En de dag erna volgde de moederberg, de Pic de Finiels. Maar dat was voor later. Nu was het vooral genieten van het lokale biertje, de zon en het uitzicht op de groene heuvels.

Het grootste avontuur speelde zich waarschijnlijk af tijdens het avondeten. We kregen zowaar 5 gangen in plaats van de gebruikelijke 4. Eerst een heerlijke roomsoep, vervolgens een paté en dan… kwartel. Noch Sara noch ik hadden ooit al kwartel gegeten. Bijgevolg wisten we niet goed hoe het gevogelte te lijf te gaan. Ik koos ervoor om alles zorgvuldig af te schrapen, Sara heeft het beest verhakseld. Blijkt dat je die dingen moet afbreken, knabbelen en zuigen. Gelukkig kon het beest geen twee keer sterven.

Daarna volgde nog de gebruikelijke schotel met kaas en de rode vruchten met ijs. De vraag rees dan ook of we niet het verkeerde menu hadden gekregen, aangezien de meeste mensen rondom ons een pastaschotel kregen. Het was dan ook spannend of we de rekening de volgende dag niet letterlijk gepresenteerd kreeg.

Het verblijf

Hotel de Sources is goed gelegen, gezellig en net. Een leuk verblijf zonder al te veel franjes.

Het eten

Zie boven.

Dag 5: Cheylard-L’Évêque – La Bastide Puylaurent

Mistroostig door de regen

Nog 131 km te gaan – 37.498 stappen gezet (29 km, waarvan 26 km op de GR 70) 

383 meter gestegen, 488 meter gedaald

Cheylard L’Evêque (1126 m) – La Bastide-Puylaurent (1016 m)

Een troosteloze start

Na een rusteloze nacht was het opnieuw opstaan met het ochtendgloren. Het ontbijt werd namelijk al om 7u15 geserveerd. Dat was eigenlijk niet eens erg. De regen die al enkele dagen werd voorspeld, zou vandaag echt uit de hemel vallen. Het was dus geen waardeloos idee om de nattigheid vroeg te trotseren. Het ontbijt was hartiger en hartelijker dan we de voorbije dagen gewoon waren geworden. Er waren allerhande cakes en lekkernijen voorzien, waaronder een zandkoekje in de vorm van Modestine.

Onze tafelgenoten waren twee jonge vrouwen die Cheylard als eindpunt hadden. Ik begreep hun spijt maar al te goed. Het was niet aangenaam om je langeafstandswandeling prematuur beëindigd te zien. We hadden dit zelf ook gedaan bij Offa’s Dyke, waar we ongeveer halfweg de totale route halt hielden. Maar hier komt er nog de extra dimensie dat je een verhaal volgt, een relaas van een schrijver. Uiteraard kan je altijd terugkomen en de draad oppikken, maar het is toch fijn om het in een ruk te doen, en in evenveel dagen als Stevenson zelf.

De dagtocht naar Le Bastide was sowieso al een langere, en we hadden de keuze tussen een omweg, via de abdij Notre Dame des Neiges, of een rechtstreekse doortocht naar La Bastide. De regen, in combinatie met de wetenschap dat de volgende dag wat korter zou zijn, zou voor ons dat dilemma beslechten. Maar op een of andere masochistische manier hoort dit soort druilerige etappe er wel bij. Je ziet het landschap op een andere manier en mistige regenwolken geven het boslandschap in de Gévaudan nog wat meer mysterie. Al zou het op bepaalde punten toch even té worden.

Maar waarschijnlijk vertrok iedereen vandaag met hetzelfde gevoel. Gewoon vertrekken en uitkijken naar de warme douche die als beloning op het einde van de etappe zou voorzien. En hopen op een goed bed. Je begint steeds vol goede moed aan je wandeling, maar je waterafstotend materiaal kan maar zoveel regen afstoten. Net als bij warme temperaturen zorgt het bosrijke landschap ook hier voor wat respijt op sommige stukken. Maar het maakt de momenten waarop je in de volle regen zit des te vermoeiender en gevoelsmatig ook stukken natter.

De ruïne van Luc

Na het eerste stuk door het bos passeer je langs een klein gehuchtje genaamd Les Pradels, waar er verder niet veel te beleven valt. Het volgende ijkpunt is het kleine meertje Lac de Louradou, waar het op een mooiere dag waarschijnlijk aangenaam passeren is. Helaas was de regen dan al zodanig aanwezig dat het bladerdek net iets aangenamer leek. Het meer ligt aan de ingang van het Forêt Dominiale de Mercoire, en zou ons leiden naar het eerste echte hoogtepunt van de dag, Luc en z’n ruïne.

De goede moed werd volgehouden tot dat dorpje. Daar, bovenop een heuvel, staat de fotogenieke ruïne. Op de donjon heeft men, voor de verandering, een Mariabeeld geplaatst, dit keer een wit exemplaar van een goede 3 meter. De donjon verschafte ons ook een onderdak voor een korte pauze met wat water en een kleine snack. De Duitsers van de eerste gemeenschappelijke tafel maakten ook gebruik van deze schuilplaats. Vanop de heuvel was het uitzicht over het dorpje in de vallei mistroostig. We hadden via Google Maps onze hoop gevestigd op een crèmerie in het centrum van het dorp, maar ook dat was ons niet gegund, want wij moesten de andere kant van de spoorweg op. En dus werd onze lunch herleid tot een droog pak Parovita’s.

Bij het afdalen naar het dorpje was de regenbui ook intensiever geworden en eens de grens van drie uur in de regen gepasseerd was, was het effect op de moraal aanzienlijk. De dag ervoor was er aan tafel nog een discussie over het feit dat de lus rond Luc zou geschrapt zijn. Niets was minder waar en deden we de befaamde lus van een goede 5 kilometer zoals het vooropgesteld was. Het zou ons in zijn geheel 1 kilometer verder van het dorpje brengen, wat ook niet echt motiverend werkte. Maar je bent nu eenmaal een wandelcompletist of je bent het niet. Gelukkig was het in nevel gehulde landschap wel de moeite.

In het dorpje Laveyrune passeren we eerst de Colonie de St. Barbe, vroeger een geliefde kampplaats. Laveyrune zelf is niet zo genadig. Er is wel een picknickbank, maar door de striemende regen is dit helaas geen optie. Net als de dag ervoor zoeken we soelaas in de kerk, maar verder dan het portaal geraken we niet. Het is niet de meeste comfortabele plek, maar het is er droog.

Twin Peaks

De regen is helaas niet de enige manier waarop we vandaag getergd worden. Ook de bewegwijzering werkt niet helemaal mee. Dit stuk was vroeger anders, waardoor de oude en de nieuwe wegwijzers elkaar afwisselen en vooral tegenspreken. Dezelfde bestemming werd zo op een paar honderd meters eerst een nabije droom en vervolgens een verre oase. Uiteindelijk vonden we het juiste pad. Het bracht ons naar een pad waar de elektriciteitsmasten knetterden door de regen en de mist. Even waande ik mij in Twin Peaks en verwachtte ik elk moment dat er een Woodsman uit het lage struikgewas zou springen.

We besloten de toch maar La Notre Dame des Neiges voor de volgende dag te laten en de afdaling in te zetten naar La Bastide Puylaurent, eerst via een vervaarlijk padje met losse stenen en daarna via een bospad en zo ten slotte het dorpje binnen via de hoofdweg. Daar wachtte ons het hotel en de warme douche.

Het verblijf

La Grande Halte was van dien aard dat men blij was dat men niet in La Petite Halte zat. Hoewel best vriendelijk personeel was het hotel toch at afgeleefd en zag het interieur eruit alsof het rechtstreeks uit een woonzorgcentrum was geplukt. Het bed was ook een beetje te klein, hoewel ik maar gemiddeld van grootte ben en de buis van de afloop tikte geregeld. Gelukkig maakte de douche veel goed.

Het eten

Het eten bestond uit een spinazie-geitenkaasquiche, lamskroon met erwten en worteltjes en een soort broodpudding, specialiteit van de regio. Gezien de rest van het hotel lieten we de huiswijn graag passeren.

Dag 4: Langogne – Cheylard L’Evêque

Het beest van de Gévaudan achterna

Nog 157 km te gaan – 22.820 stappen gezet (18 km, waarvan 14,6 km op de GR 70)

331 meter gestegen, 213 meter gedaald

Langogne (915 m) – Cheylard L’Evêque (1126 m)

Het bos van het beest

Deze 4de dag op de Chemin de Stevenson was een kortere, maar daarom niet minder interessante etappe. Het was wel een waar de nodige voorzorgsmaatregelen moesten getroffen worden, aangezien men regen had voorspeld. Gelukkig bleef het bij ‘wat regen’. Enkel bij ons vertrek in Langogne en een klein beetje bij onze aankomst in Cheylard regende het echt. In onze startplaats deden we ons nog te goed aan lekker brood en lokale schapenkaas, kwestie van onze maag goed gevuld te houden.

Onze wandeling zou ons voornamelijk in de bossen van de Gévaudan houden, daar waar in de 18de eeuw werd gejaagd op het verschrikkelijke Beest. Tot op de dag van vandaag weet men nog steeds niet goed of het nu over een monsterlijk grote wolf ging of dat er iets anders aan de hand was. Maar het hield de lokale gemeenschap sterk bezig, zeker omdat er meer dan honderd slachtoffers vielen. Uiteindelijk zou zelfs Lodewijk XIV zijn beste jagers sturen, maar zonder al te veel succes. In 1767 werd de kandidaat-wolf gedood door de plaatselijk Jean Chastel, al was hij volgens sommigen misschien mee het brein achter de aanvallen.

Het is niet moeilijk voor te stellen welk schrikeffect de terreur van de Napoleon onder de wolven, zoals Stevenson hem doopte, moet teweeggebracht hebben. Vandaag de dag zijn er gelukkig geen wolven meer en de koeien zitten veilig achter prikkeldraad. Ook daar ging er dus geen enkele dreiging van uit. Maar ook zonder de dreiging van wolven en andere roofdieren was de tocht door het bos een hele ervaring. Vooraleer we op dat punt kwamen, was er nog een klein stuk in dezelfde geest als de dag ervoor.

Een praatgrage metgezel

Net voor Saint-Flour-de-Mercoire kruisten we het pad met de man die we eerder vlak na Saint-Martin-de-Fugères op dag 2 hadden gespot. Het was de man uit Bordeaux met de wandelstokken en het stevige wandeltempo. Hij was blijkbaar meer een man van de impro. Dat zou later onder andere blijken toen hij in Cheylard aankwam en moest vaststellen dat er nergens geen eten te kopen was en hij nog een goede 20 kilometer moest wandelen tot zijn eindpunt. Zijn doel was namelijk om zo snel mogelijk in Florac te geraken en daar te kajakken.

Hoewel ik mijn uiterste best deed om Frans te spreken, schakelde hij, zoals dat vaak gaat, meteen over in het Engels, wat hij trouwens zeer goed sprak. Voor een groot deel van de wandeling was hij onze metgezel, of beter gezegd de mijne. Want met zijn carbonwandelstokken haalde hij een nogal stevig tempo, en Sara, die nochtans zelf op het vlakke niet te onderschatten is, liep af en toe, al dan niet bewust, een metertje achter ons.

Zij zou dit later steken op het feit dat ze de rugzak moest dragen. Het was relatief warm, maar het regende ook, waardoor mijn t-shirt onder mijn jas helemaal klam van het zweet was. Om tijdens de droge periode wat te verluchten, had zij de rugzak overgenomen. Ondanks mijn galant aanbod, tot 3 maal toe, om deze over te nemen, maar Sara bleef op haar beurt galant. Al vatte ze wel het plan op om de mythe te creëren dat ze, zoals Modestine, als lastdier wed gebruikt terwijl ik vrolijk een praatje sloeg. Haar onversaagdheid om de rugzak te blijven dragen leverde haar wel de erenaam Victorine op.

Het bos zelf was gevarieerd. Geholpen door de redelijk mistige en regenachtige dag was het zelfs een tikkeltje mysterieus, met oude kronkelende bomen. Het hoogtepunt was waarschijnlijk een passage met grote met mos bedekte rotsen. Het deed mij met enige heimwee denken aan mijn vrijgezellenweekend, dat geheel volgens de geest van de auteur werd doorgebracht in de prachtige natuurlijke omgeving van het Luxemburgse Mullerthal. Maar de atmosfeer was hier toch enigszins anders.

De gespreksonderwerpen waren redelijk divers. Het ging uiteraard over Stevenson en diens wandeling, waarbij het een constante was dat de meesten eigenlijk niet zoveel afwisten over onze impliciete gastheer. Maar het ging ook over geschiedenis, over wandelervaringen, over België, over het duikersexamen die de man in Luxemburg moest afnemen en over de drang naar snelle informatie in het digitale tijdperk. De tijd vloog voorbij op deze reeds relatief korte etappe.

Stevenson is de weg kwijt

Op voorhand had onze gids ons gewaarschuwd voor dit stuk, omdat het moeilijker te navigeren zou zijn. Dit kwam misschien wel door de eigen ervaring van Stevenson, die hier nodeloos lang heeft moeten zoeken naar het juiste pad. Stevenson liep compleet verloren in het bos, tot hij in het kleine gehuchtje Fouzillic kwam. Helaas ging hij van daaruit verkeerd en kwam zo terecht in Fouzillac, nog verder van Cheylard. Uiteindelijk moest hij de nacht doorbrengen in het donkere bos. Vandaag zijn het nog steeds, zoals in zijn tijd, kleine gehuchtjes met een huis of drie en wat vee. Het zorgt ervoor dat je niet de snelste noch de meest logische weg volgt.

Na deze passage en een kleine daling door een laatste stukje bos, kwamen we vergezeld van wat regen aan in Cheylard l’Evêque, een plekje waar normaal gezien 68 mensen wonen en met een 30-tal huizen. Dat betekende dus dat elke dag in het hoogseizoen de aanwezige bevolking met bijna 50% toenam. Helaas was door ons stevig tempo onze gîte nog niet open en was er ook niet meteen een schuilplaats of afgedekte picknickplaats.

Le Cheylard

En dus zochten we even onderkomen in het plaatselijke kerkje, net als onze metgezel en wat andere wandelaars. De meesten onder hen gingen vandaag nog wat verder wandelen. Sara moest haar schroom wat overwinnen om in een kerk te eten, maar het was wel een droge en een aangename plek om je maaltijd te nuttigen en te rusten. En de schapenkaas die we die ochtend hadden gekocht smaakte eveneens.

Om de tijd de doden klommen we ook nog even naar de Notre-Dame des Tout Graces, waar een klein, steil padje middenin het dorp naar vertrok. De kapel, opnieuw met een Mariabeeld bovenop het gebouw, torende boven het dorpje uit en het grijze weer zorgde voor een mistroostig maar eveneens mooi vergezicht. Het was en perfecte plek voor wat contemplatie, over de dag en over het vervolg van de reis.

Omstreeks half drie konden we dan onze opwachting maken in Au Refuge du Moure, een gezellige en authentieke plek, middenin het dorp, en voor wie het grotere plaatje bekeek, middenin het bos. Door het vroege uur hadden we tijd te over om te lezen, te schrijven en van de plaatselijke geneugten te proeven. Sara ging voor een warme chocomelk en ik koos het lokaal gebrouwen artisanale biertje van de brasseurs du Sornin. Daarna konden we op ons gemak douchen en nog wat luieren in bed. Een echte snipperdag.

Nadien kregen we onze tweede table commune voorgeschoteld. De setting was beter en het gevoel dus ook. We zaten met z’n zessen aan onze tafel, met onder andere het koppel uit de Provence van de eerste gemeenschappelijke maaltijd en twee nieuwe gezichten. Het gesprek was hartelijk en mijn reserves na de eerste ervaring waren verdwenen. De sleutel tot een goed gesprek in een taal die ik niet zo machtig ben was duidelijk de schroom, of beter gezegd het laten vallen van de schroom. Na enkele dagen lukte dit al duidelijk beter. Op deze manier kreeg je het gevoel deel uit te maken van een lichting wandelaars, een wandelgemeenschap als het ware.

Verblijf

Een heel gezellige gîte. Volgens ons boekje moesten we een wc delen, maar we genoten toch van een ‘en suite’

Eten

Een heerlijke sla met o.a. ei, een heel lekkere toast en stukken vlees die ook lekker waren maar die we niet helemaal konden thuisbrengen. Het hoofdgerecht was een varkensstoofpotje met chorizo, olijven en rijst, de kaasschotel en een amandel-peer-carameltaartje.

Dag 3: Le Bouchet-Saint-Nicholas – Langogne

Naar het mooiste dorpje van Frankrijk

Nog 175 km te gaan – 38.366 stappen gezet (31 km, waarvan 27,6 km op de GR 70)

288 meter gestegen, 592 meter gedaald.

Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m) – Pradelles (1110 m) – Langogne (915 m)

Gesprekken aan de ontbijttafel

De mindere ervaring van de avond ervoor werd aan de ontbijttafel min of meer rechtgezet. We spraken even met het jonge koppel uit Lille. Zij kozen vandaag ook voor de lange tocht, richting Langogne, maar zouden daar een dag blijven. In Langogne is er namelijk een groot meer dat geschikt is voor watersport. Normaal gezien zou een rustdag aan het water een aangenaam vooruitzicht zijn, maar de weersvoorspelling voor de volgende dag was in die mate, dat het er op leek dat ze de hele dag op hun kamer zouden moeten blijven.

Zoals dat vaak gaat in het buitenland, ging het gesprek al snel over België, het vreemde land dat een lappendeken was van regio’s, gemeenschappen en gewesten. Hoewel de twee in Noord-Frankrijk woonden, bleek de communautaire en institutionele situatie in het land grotendeels nieuws te zijn. Met enige verwarring luisterden ze naar een uitleg over de taalgrens en hoe met het Frans werd omgegaan in Vlaanderen. Het toonde meteen ook aan dat het met mijn eigen Frans niet zo slecht gesteld was. Dat was waarschijnlijk een keerpunt in mijn zelfzekerheid en mijn durf om het woord te nemen in de taal die ik gevoelsmatig niet zo machtig was.

Vlaanderen Vakantieland-gevoel

Het ontbijt zelf was opnieuw een spaarzame combinatie van witte baguette, een croissant per persoon en confituur, hetzij ditmaal in een betere uitgave. Een matige nachtrust, in combinatie met een enthousiasme om deze nieuwe etappe te ontdekken, zorgde ervoor dat we al om 8u20 konden aanzetten voor een tocht van 27 km. Ook voor vandaag was er in eerste instantie regen voorspelde, onweer zelfs. Maar dat was inmiddels al een dag opgeschoven. Al was het bij aanvang wel tamelijk grijs en stond er op het eerste stuk, een weg over een plateau, een koude en redelijk stevige wind.

Dit eerste stuk was trouwens al tamelijk uitgebreid. Een goede 6 km duurde het eer we van Le Bouchet-Saint-Nicholas tot in het kleine dorpje Landos, met net geen 1000 inwoners kwamen. Vlak voor we onze eerste tussenstop zouden bereiken, haalden we opnieuw de gezette man met de zak in. Het leek al even onpraktisch en weinig ergonomisch als toen we hem vlak bij de start in Le Puy ontmoette. Alleen werd het nu nog een tikkeltje vreemder. Hij besloot namelijk, ondanks luid protest en gegesticuleer van het koppel uit de Provence, een verkeerde weg in te slaan.

Landos zelf was dus geen al te charmant plekje, maar net buiten het kleine centrum gebeurde er wel iets eigenaardigs. Zoals reeds gezegd leerde we deze route kennen dankzij Bradley Mayhew en diens Stapland. Daar komt hij vaak ‘toevallig’ interessante mensen tegen zoals imkers, molenaars, een koor, etc. Sara en ik waren lange tijd sceptisch, tot we zelf werden getrakteerd op een authentiek Bradley-momentje.

Een man wachtte ons samen met een andere koppel op en vroeg of we zin hadden in een geologische uitleg. Blijkt dat dit in het Frans al even gecompliceerd is als kerkarchitectuur, maar ik verstond er wel voldoende van om door te hebben dat de plek gebouwd was aan de rand van een vulkaankrater en we aan het wandelen waren op het grootste basaltplateau van Europa. Een geologische sensatie is eens iets anders dan een historische!

Een veranderend landschap

En wat we voorgeschoteld kregen was een waar genoegen. Daar waar er gisteren nog enkele passages waren die zich net iets te lang uitstrekten dan wenselijk, was het vandaag genieten van een landschap dat even veelzijdig als magistraal is. Het pastorale, met z’n glooiende heuvels, wordt hier al deels ingeruild voor verschillende types ruwheid. Vulkanisch gevormd, eenzame bossen, grillige rotsformaties. De zachtheid van de Velay veranderde voor onze ogen in de grilligheid van de Gévaudan, het landschap van het 17de eeuwse beest. Voorlopig was de grootste bedreiding echter de steentjes in de schoenen, met bijhorende tergende sensatie bij elke stap die gezet werd.

Even kruisten we met de wandelroute ‘Sur les Traces de la Bête’ die doorheen het gebied gaat waar het zogenaamde Beest zijn slachtoffers maakte. Over dat gruwelijk monster meer in een latere bijdrage! In het centrum van het gehuchtje Arquejol was het fijn pauzeren, zeker omdat we daarna werden getrakteerd op het gelijknamige viaduct, dat al vrij imposant boven het landschap uittorent. Het maakte vroeger deel uit van de lijn tussen Le Puy en Langogne, ons eindpunt van deze dag, maar nu is het een stille getuige van lang vervlogen tijden.

Het mooiste dorpje van Frankrijk

Ons volgende hoogtepunt was Pradelles, maar het vergde nog een goede 9 km eer we daar aankomen. Het landschap is tussendoor weer adembenemend, met vergezichten over de glooiende heuvels. In de verte is het meer van Langogne al zichtbaar, maar eerst moesten we nog een bocht nemen naar een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, naar het schijnt, voor we aan de gelijknamige stad komen. Het pad werd ietsje ruiger en we kwamen op het hoogste punt van de dag, de Rocher de la Fagette, op 1265 meter. Van daaruit is het een goede 150 meter dalen naar Pradelles. Vreemd genoeg kwam, toen we onze lunch opaten op een bankje, de man die de verkeerde passage had genomen voorbij gewandeld. Hij zal waarschijnlijk weet hebben gehad van een shortcut, of gewoon veel geluk hebben gehad.

Pradelles werd ons aangekondigd als een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, een naam die het ten dele kan waarmaken. Het doet een beetje denken aan een mini-versie van Carcassonne, maar dan zonder de omwalling en de massa’s toeristen. Wel zijn er heel wat historische (kleine en grote) bezienswaardigheden. Zo is er het verhaal van La Verdette, de vrouw die in de 12de eeuw een inval wist te verijdelen door de kapitein gericht met een steenworp uit te schakelen. Ook vind je hier een huis van waaruit de jacht op het beest van de Gévaudan (waarover later meer) werd opgestart. Ook is er de Chapelle Notre-Dame, geheel in de stijl van de streek met een Mariabeeld, dit keer een rood, op het dak. Heel wat van onze metgezellen van de dag ervoor gingen hier halt houden, maar wij gingen nog even verder, naar Langogne.

Langogne

Het is dan nog maar een goede 6 km tot onze eindbestemming. Zes tamelijk onbewogen kilometers. Het landschap was nog altijd even mooi en nadat we het plateau voorbij waren, was het nog even dalen, langs een meer bebost stukje. Onze reisgids schilderde Langogne eerder af als een te vermijden oord, maar dankzij onder andere de plaatselijke historische wandeling, langsheen de oude verdedigingstorens, de kerken en de oude fabrieken, was het toch nog de moeite waard. Het was ook nog eens de gelegenheid om ons neer te zetten en rustig te tekenen. Wat hier opvalt is dat elk dorp nog een groot kruisbeeld heeft, ergens op een centrale plek, in dit geval een met bizarre kinderkopjes. En, vaak al even centraal, een monument voor de lokale gesneuvelden. Dat laatste is misschien niet zo verschillend met ons gebruik, maar hier wappert de Franse vlag toch iets ondubbelzinniger.

’s Avonds aan het eten is er even een reality check. In Italië is een Franse jonge wandelaar vermist. Het is in Frankrijk een item omdat de Italiaanse reddingsdiensten pas na 24 uur in actie zouden geschoten zijn. Hij zou de dag erna worden gevonden, vermoedelijk van een helling gevallen en door breuken geen help kunnen zoeken. Het is niet dat ons pad zo gevaarlijk is, maar het zet toch even aan het denken.

Verblijf: Hotel Beauséjour was aangenaam en comfortabel, met best een moderne kamer. De douchefaciliteiten waren ook allemaal top. Het lag vlakbij een drukke baan, opnieuw genoemd naar Maarschalk Foch, maar daar was gelukkig niet te veel van te horen. De TV was ditmaal ook groter dan een postzegel.

Eten: Twee zeer royale porties. Eerst een grote dosis sla, dan heerlijk gekruide lasagne. Het dessert was een fruitsla, die misschien net ietsje minder vers was.