Proloog: Bad Bentheim

Soloreis van oost naar west

Iets meer dan twee maanden na de tweede sessie op het Pieterpad, bevond ik mij opnieuw naar een wandelpad dat Nederland doorkruist. Een veelheid aan nog op te nemen verlof en een druk najaar in het vooruitzicht, maakte dat ik een opportuniteit had om wat extra vakantie te plannen. En omdat thuis zitten niet altijd stimuleert, besloot ik om er enkele dagen alleen op uit te trekken.

Aangezien ik dus met het Pieterpad van noord naar zuid-Nederland trek, leek het mij, toen ik hier op botste, een leuk idee om het Marskramerpad te doen, aangezien dit van oost naar west gaat. Natuurlijk volstond enkel dit gegeven niet. Door de horizontale dwarsdoorsnede is het ook een afwisselend pad en het heeft een duidelijk historische insteek. Het is dus meer dan wandelen.

Omdat de eerste wandeldag al meteen de kaap van de 26 km overschrijdt, was het niet wenselijk om dit te combineren met de heenreis. En dus plande ik eerst een bezoek aan Bad Bentheim, de startplaats van het pad. Dit is een kuuroord dat net over de grens ligt, met als centrale attractie de plaatselijke burcht, een middeleeuws kasteel met een rijke geschiedenis binnen het Grafschaft Bentheim, gelegen op 91 meter boven de zeespiegel.

De treinrit

De reis naar Bad Bantheim viel uiteen in twee grote stukken. Vanuit Brussel-Zuid ging het eerst naar Amsterdam-Centraal en van daaruit naar Bad Bentheim. Dat viel dus al bij al goed mee. Het was vooral in Brussel opschrikken, toen een dakloze man een nog niet volledige lege beker naar en kind gooide. De korte passage in Amsterdam-Centraal was gelukkig normaal.

De rest van de treinrit verliep ook best ok. Ik zat naast een soort influencer die de hele rit bezig was met het bewerken van een video over een of ander product om de tattoo op z’n arm (deze was helemaal met inkt ingekleurd) te behandelen. Hij leek op een sjofele Pogacar met een hipsterlook. Nadat er in Deventer 2 wilde Duitse kinderen bijkwamen, mocht de treinrit toch tot een eind komen.

Bad en Burg Bentheim

Om kwart na 2, na +- 6 uur reizen, arriveerde ik in Bad Benteim. Via een leuk parkje, het Schlosspark, met zicht op de burcht, kwam ik aan in het centrum. Na wat dralen in de zon, ging ik naar het hotel, waar anders dan beloofd op de website het personeel enkel Duits sprak en ik mij dus op Pfaffiaanse wijze uit de slag moest redden.

Daarna ging het naar de hoofdbrok van de dag, Burg Bentheim. En dit was echt een topper. Van het klimmen op de muren en de torens, tot de verschillende te bezoeken zalen, van alchemisten tot manuscripten, bood het best veel voor €8. Bad Bentheim staat ook al even gekend om een specifieke lokale zandsteen, waarin heel wat huizen, maar ook de kerk en het kasteel zijn opgetrokken. Verder staat er ook een standbeeld van niemand minder dan Otto von Bismarck, omdat deze in 1869 het stadje bezocht.

Eten en verblijf

Na mijn toeristische escapade ging ik op zoek naar eten. Ik wilde vandaag gaan voor de Duitse kost en vond dit in Alt Bentheim, met een goede wiener schnitzel. Ik was best tevreden met mijn keuze, jammer dat het even ongemakkelijk werd toen bleek dat mijn debetkaart niet werd aanvaard. Gelukkig was het geldautomaat en bijhorende redding nabij.

Het hotel zelf, DS Hotel Bad Bentheim, was een tikkeltje te rustiek en het was ook bloedheet op de kamer. Maar uiteindelijk betaalde ik niet zoveel, dus klagen is uit den boze. Het was een kwestie van goed drinken en zo goed mogelijk slapen om klaar te zijn voor de eerste en meteen de langste wandeling.

Wandeldag 5: Krippen – Krippen

🥾 Terrein:
Een rustige, maar afwisselende etappe met meer bos- en veldpaden dan de vorige dagen. Minder wandelaars onderweg, waardoor sommige paden wat verwilderd aanvoelden. Eerste deel stijgend met enkele pittige stukken (o.a. naar de Großer Zschirnstein), tweede deel dalend, soms overwoekerd en met muggenoverlast. Geen technische moeilijkheden, maar wel aandacht vereist bij smalle, ruigere paden.

🏞️ Bezienswaardigheden:

  • Großer Zschirnstein (561 m) – hoogste punt van Saksisch Zwitserland met panoramisch uitzicht
  • Kleingießhübel – charmant, stil dorpje onderweg
  • Salzleckenweg – ruige afdaling met wilder karakter
  • Lutherse kerk van Reinhardtsdorf – authentieke 16de-eeuwse kerk waar werd geschuild
  • ‘Droge stenen muren’ in het bos – opvallende gelijkenis met GR 221
  • Bad Schandau – ferry over de Elbe en gezellig slotmoment in het stadje

⏳ Afstand & duur:
Ongeveer 17 à 18 km (geschat), reken op 5 tot 6 uur wandelen met pauzes en.

⛰️ Zwaartegraad:
Matig. De klim naar de Zschirnstein vraagt wat conditie, maar is geleidelijk. Relatief verwilderde paden maken het soms wat zwaarder.

⭐ Oordeel: 4/5

Vandaag gingen we de Malerweg grotendeels laten voor wat het was. In het normale programma was nog een stuk Tsjechië voorzien. Vorig jaar woedde er echter een grote brand, waardoor er twee alternatieven werden aangeboden. Een in Tsjechië, naar de Prebistor, wat een beetje de Boheemse tegenhanger van de Basteibrug is. Maar het is ook een enorme toeristische trekpleister. En dus, ook omwille van het voorspelde onweer en regenweer, kozen we voor het tweede alternatief, vertrekkend aan ons hotel, naar het hoogste punt van de Saksische Schweiz.

Een nodeloze zij-uitstap

De landschappen en wandelwegen waren ietsje anders dan de voorbije dagen. De route ging meer langs bospaden. En wat nog meer opviel, er waren veel minder collega-wandelaars op dit stukje. Het zorgde niet enkel voor een andere wandelervaring, maar sommige stukken waren ook duidelijk minder bewandeld en onderhouden.

Na een gezapige start ging het pad al wat steviger naar boven. Ik had in de beschrijving verkeerdelijk gelezen dat het uitzicht op de Kohlbarnstein de moeite was. Het pad ernaar toe en terug naar beneden was echter pittig en het uitzicht zo goed als afwezig. Iets wat Sara, die zich niet 100% voelde en niet doorhad dat dit een zij-uitstap was, maar matig kon appreciëren.

Op artisanale wijze naar de top

Het vervolg was opnieuw dalend langs een breed bospad waar de vista’s mooier waren dan op onze top. En zo ging het verder tot in het klein dorpje Kleingießhübel, waar we vooral de hoofdstraat moesten volgen tot aan der Hirschgrundweg, die opnieuw naar een bos voerde. Er waren op dat moment nog een goede 300 meter hoogte te overwinnen.

Dat ging doorgaans gestaag. Slechts op enkele stuken werden de trappen en treden bovengehaald. Het was op zich leuk om nog eens ‘artisanaal’ te stijgen en te dalen, een pad zoekend via stenen en boomwortels. Na een goed half uur kwamen we uiteindelijk aan op de Großer Zschirnstein (561 meter). De uitzichten waren hier heel anders dan deze van de voorbije dagen, met vooral veel bossen en de hogere Boheemse toppen in de verte.

Een beetje ongerepter

De weg ging even terug in dalende richting om vervolgens verder af te buigen. Vanaf dan zou het vooral naar beneden gaan. De Salzleckenweg was eerder verwilderd, waardoor benen en armen werden afgeranseld door takken, struiken en planten. In het stuk bos daarna werden we vooral geteisterd door steekmuggen. Tot mijn grote verbazing leidde een prikje tot een dramatisch ogende bloedpartij.

Aan de “voet” van de Wolfsberg vonden we een leuk bankje om te picknicken. Gaandeweg begon het echter te overtrekken. Tot we het plots in de verte hoorden rommelen. We besloten naar Reinhardtsdorf te wandelen, in de hoop daar een café te vinden om eventueel te schuilen. Zonder succes. Ondertussen zagen we in de verte bliksem en regen.

Schuilen in de kerk

We besloten dan maar eventjes onderdak te zoeken in de Lutherse Kerk, die gelukkig open was. Deze was ook prachtig versierd, met nog heel wat authentieke delen uit de 16de en 17de eeuw. En ons verblijf had er schijnbaar voor gezorgd dat het onweer was gaan liggen. Uit dankbaarheid besloten we een kleine donatie te geven.

Met nog 2,6 kilometer voor de boeg, vooral in bos, probeerden we zo snel mogelijk verder te trekken. We kwamen al snel terug op het stuk dat we de dag ervoor naar boven hadden gedaan, op de plaatselijke lus. Ook dalend bleef het bos mooi, met her en der ‘droge stenen muren’, zoals op de GR 221. Niet veel later waren we, opnieuw droog, in het hotel.

Afscheid van Saksisch Zwitserland

We namen nog een laatste keer de ferry nar Bad Schandau om iets te gaan drinken. Na een heerlijke ginger ale volgde een huiswijntje met bruschetta en een pizza Mista en een schapenkaasgerecht bij café-restaurant Memory, waar sommige aanwezigen nog aan een ijscoupe begonnen. Het was een fijn afscheid van Bad Schandau, de toegangspoort naar het wondermooie Saksische Zwitserland.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Wandeldag 3: Königstein – Kurort Gohrisch

🥾 Terrein:
Een korte maar gevarieerde etappe met flink wat klimmen en dalen. Vooral de klim na Königstein en de pittige afdaling via het Nadelöhr maken het fysiek uitdagender dan de afstand doet vermoeden. Mooie bospaden, rotspassages en smalle doorgangen houden het interessant. Technische moeilijkheden zijn beperkt, maar trappen, ladders en smalle kloven vragen wel enige tredvastheid.

🏞️ Bezienswaardigheden:

  • Königstein – charmant stadje met winkels en horeca
  • Pfaffenstein-massief – imposante rotsformaties, goed bewegwijzerd wandelgebied
  • Barbarine – 42 m hoge rotsnaald, icoon van de regio
  • Panorama’s zoals Teufelskessel, Dom & Einsamer Ritter
  • Nadelöhr – spannende passage met trap en ladder
  • Pfaffendorf & Kurort Gohrisch – kuuroorddorpjes met rustige sfeer

⏳ Afstand & duur:
± 12,5 km
Wandeltijd: ca. 4 – 5 uur incl. zij-uitstap en pauzes

⛰️ Zwaartegraad:
Matig tot stevig. Technisch niet extreem, maar door het klimmen, de passages met trap en ladder en de korte maar intensieve afdalingen een fysieke dag. De beperkte afstand maakt het beheersbaar.

⭐ Oordeel: 4/5

Königstein ontdekken

Neue Schanke was de hele avond onze uitvalsbasis geweest. Het was namelijk niet mogelijk om zomaar even het dorpje zelf te verkennen. Dat moest steeds door het stukje te klimmen naar de burcht en dan flink te dalen. Op de derde wandeldag zouden we dit echter doen als deel van de route, na een ontbijt waarin de artistiek gesneden worstjes de show steelden.

Na het uitchecken moesten we dus opnieuw klimmen en daarna best pittig afdalen door een bos. Zo kwamen we aan in Königstein wat best een gezellig centrum heeft. Het maakte het extra jammer dat we aan de overkant van de heuvel hadden moeten overnachten. Maar goed, we konden hier proviand voor twee dagen inslaan en een sanitaire stop inlassen. Ik vreesde wel plots dat mijn bril was blijf liggen in ons vorig verblijf, maar terugkeren was niet echt een optie. Het was wachten op de bagage vanavond.

Opnieuw een icoon van de Malerweg

Eens uit Königstein was het meteen stijl stijgen, eerst langs een klein lokaal weggetje, daarna opnieuw via een bosweg en zo naar een bos, waar we best lang in zouden vertoeven op deze korte wandeling. Het smalle, kronkelende pad voerde langs de rotsformaties en heuveltoppen met namen als Kletterhöle en Quirlwachter, alsook een stenen drinktrog. Daarna werd het bos even verlaten om niet veel later naar het hoogtepunt van de dag te gaan, het massief van Pfaffenstein. De weg ernaar toe ging al gepaard met een toename van grillige en imposante rotsen en formaties.

En we konden ons tegoed doen aan een drieluik van natuurlijk vertier. Eerst was er de zij-uitstap naar de Barbarine, een rotsnaald van 42 meter hoog en een lokale darling. Het vergde wel wat zoekwerk maar gelukkig misten we deze parel niet. De aanhouder won in deze. De weg ernaar liep ook via een eerste smalle kloof.

Rotsen en afdaalvertier

Eens teruggekeerd hadden we twee opties. Optie 1 was een makkelijke afdaling, optie 2 gaf ons panorama maar volgens de reisgids ook een pittige afdaling. We kozen voor de volledige ervaring en dus voor het laatste. Na wat klimmen en de plaatselijke horecatrekpleister op het plateau te passeren, deden we een rondje langs de panorama’s allerhande, waaronder de Teufelskessel, de Dom en de Einsamer Ritter. Het bleek ook een goede picknickplek. Wat wel opviel waren de vele jonge ouders en zeer jonge baby’s die de tocht eveneens waagden.

Daarna restte nog de afdaling langs de zogenaamde Nadelöhr, een flessenhals waar eventjes een laddertje en een steile ijzeren trap nodig was. Ik wist er met mij met enig geschraap van de rugzak door te wurmen. De stukken daarna waren wel pittig door de hoogteverschillen van de stenen en treden, maar eerder traditioneel qua afdalingskunsten.

Een kuuroord met beperkte eetgelegenheden

We daalden verder af naar Pfaffendorf, een klein gezellig dorpje, en ten slotte naar Kurort Gohrisch, al even gezellig, ietsje groter, maar ook met veel verblijven en weinig horeca. Gelukkig verbleven we in Pension Villa Irena, waar ze zo behulpzaam waren om voor ons te reserveren. Even daarvoor hadden we ons ook gewaagd aan ons eerste (en enige) ijsje.

Uiteindelijk geraakten we zo bij Margaretehof, een gezellig restaurant dat bij het gelijknamige hotel hoort. We waagden ons aan een voorgerechtje (geitenkaaskroketjes en champignonsoep). Als hoofdgerecht namen we de lokale specialiteit, Boheemse goulash met knödelen. Het was lekker en de bediening was vriendelijk. Ik verraste onbedoeld de serveuse door per ongeluk een briefje van twintig i.p.v. vijf euro als tip te geven. Gelukkig was ze zo eerlijk om te zeggen dat dat echt wel te veel was.

Meer wandelingen op de Malerweg vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/malerweg-en-saksisch-zwitserland/

Dag 3: Dresden – Bad Schandau

Vals alarm

De ochtendstond heeft vaak goud in de mond. Deze ochtend had het echter vooral een pittig element en een wat bittere nasmaak. Genietend van het ontbijt in de tuin van het hotel, werden we plots opgeschrikt door een brandalarm. Het toeval wilde dat Sara de gsm had laten insteken om op te laden wat het paniekbrein meteen triggerde. Eerst was het dus wat verwarrend, maar toen er drie grote en een kleine brandweerwagen met sirenes kwamen aangereden, werd het toch wat spannender. Gelukkig bleek het loos alarm en kon het blusmateriaal snel opgeborgen worden.

Barokke patsers

We verlieten het gastvrije Martha en bezochten eerst de zeer barokke Frauekirche, om daarna in de musea in het voormalige paleis van de keurvorsten rond te dwalen. Hier was het uitpakken en opzien baren aan 200% met naturalia, artificalia, wapens en wapenuitrustingen, Ottomaanse uitrustingen en tenten en, voor de liefhebbers (ik ben er geen van), de derde grootste muntcollectie van Duitsland. Ook waren er enkele imposante zalen, doorgaans niet bemeubeld, maar daarom niet minder tot de verbeelding sprekend.

Na ons bijna drie uur zoet te houden in het museum, kochten we lunch kopen in het al even decadente, maar veel modernere shoppingcenter Altmarkt. Ons middagmaal werd verorberd aan de Elbe, op de zogenaamde Brühlsche Terrasse, een verzameling van allerhande historische gebouwen in een kleine parkomgeving. De volgende bestemming was opnieuw het station (3x keer is scheepsrecht) die ons deze keer echt naar de Säksische Schweiz ging voeren. Van Dresden (+- 550.000) inwoners naar Bad Schandau (+- 3.500)

Naar de Säksische Schweiz

Terwijl we op de trein zaten, kwam de voorspeelde neerslag uit de lucht vallen. Meer dan de dagen ervoor veranderde het landschap in sneltempo. Nog maar twintig minuten van Dresden konden we al genieten van bossen, heuvels en de Elbe die oevers en dorpen doormidden kliefde. Wat ook opviel, ondanks het feit dat onze weerapp een onweericoontje aangaf, waagden diverse mensen zich nog in kajakken en bootjes op de rivier.

Vlakbij het station van Bad Schandau was de ferry te vinden die personen van de ene kant naar de andere kant van de Elbe voert, naar het centrum. Daar was ons hotel ook vlakbij te vinden, een geel gebouwd met de treffende naam Elbhotel (Niet te verwarren met Elbresidenz en Elbterrasse, die op een boogscheut van elkaar liggen).

Een ruïne en een gezellig dorpje

Omdat het al snel gestopt was met regenen, zagen we onze kans schoon om het klein dorpje wat te verkennen. En toen we op het stadsplannetje plots “schlossruin” zagen staan, konden we onszelf niet bedwingen. Het was meteen een goede oefening voor de komende dagen. Het pad leidde gedurende 500 meter naar omhoog, eerst via houten en ijzeren treden, dan via een slingerende bosweg.

De ruïne zelf was een semi-ruïne. Er stond op deze plaats wel degelijk een echt kasteel dat in de 15de werd beschadigd. Maar de ruïne zoals die vandaag te bewonderen (en een beetje te beklimmen) is, is eigenlijk een folie die men in de negentiende eeuw heeft herbouwd met te stenen van de oorspronkelijke tolburcht. Het was echter wel en mooi gelegen en we kregen zo ook een eerste panorama.

Na de installatie in het Elbhotel liepen we nog even door de gezellige straten van Bad Schandau, met al wat tekenvertier (met het potlood, niet met de vieze beesten die ziekten geven). We vonden nog een leuk plekje op het terras van ons hotel en genoten daar van onze eerste echte Duitse kost.

Het verblijf

Het Elbhotel is een groot hotel gelegen aan de Elbe. De kamers zijn er eveneens groot en het verblijf zeer comfortabel.

Het eten

Een soort omelet-quiche met champignons, ui, spek en patatjes. Sara ging voor de schweineschnitzel.