De slotbeschouwing

Lyon

Hier zijn we dan terug. Een korte stop met zicht op Hotel Part-Dieu, waar we op dag 1 ook hadden gezeten. Toen na 6 jaar afwezigheid, nu na 2 weken. Mijn blik op Frankrijk is op die korte periode volledige veranderd, of ten minste op dat kleine doch uitgebreide stukje dat we hebben bewandeld, verkend, ontdekt en ervaren. Geproefd en gedronken ook. Gevoeld. Vooral met onze voeten, soms met onze kuiten, knieën, handen en heel af en toe met ons hart.

Door deze tussenstop, meer uit improvisatie dan uit noodzaak, is de cirkel rond. Een tocht door de Cevennen en terug. Nu restte ons enkel nog een kleine vier uur op de TGV, een treinverbinding naar Halle en de vertrouwde weg van het stationsplein naar de Basiliekstraat, waar we opnieuw bij ‘onze’ Zwarte Madonna zijn. En daarna via de Beestenmarkt en het Carrefour-kruispunt naar huis. Een pak sneller terug in ons eigen huis dan Stevenson in zijn tijd.

Op de trein, een laatste beschouwing

En zo rijden we richting Brussel. Enkel Parijs en Lille liggen nog tussen ons en ons Belgenland. Deze schrijfsels zijn het relaas van een meer dan geslaagd avontuur doorheen de Cevennen. Het merendeel is verteld, en dat wat nog verteld kan worden, de overschouwing van de reis, kan nooit in een enkele spontane beurt vervat worden. Misschien moet vooral gezegd worden dat het een hartelijke manier van reizen was.

Met het kenteken van de wandelaar, misschien nog eerder de vermoeide maar nieuwsgierige en enthousiaste blik dan de rugzak, leerden we de streek, de mensen en onze medewandelaars kennen. En misschien ook voor een stuk onszelf. Dat we misschien toch socialer en hartelijker zijn dan we soms denken of pretenderen te zijn. Dat de schroom van het Frans ook overroepen is. Dat dit land ons ligt.

Stevenson reisde om de cultuur en de geschiedenis van de streek te ervaren en de liefde (tijdelijk) te vergeten. Dat eerste hebben we gemeen. Maar ik had het geluk alles met Sara te kunnen delen. Samen wandelen en ontdekken, genieten en proeven, en indien nodig elkaars voeten masseren. Weer gegroeid, weer een hoofdstuk erbij. Wat een geweldige en onvergetelijke tocht door de Cevennen*

*Zonder ezel

FIN

Dag 8: Le Bleymard – Le-Pont-de-Montvert

De koninginnenetappe en het land van de camisards

Nog 83 km te gaan – 34.449 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70) 

609 m gestegen, 814 m gedaald

Le Bleymard (1069 m) – Col Santel (1200 m) – Pic de Finiels (1699 m) – Pont de Montvert (875 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf “De oorlog met de camisards” niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 8 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Na enkele opwarmers was het vandaag zover. We gingen naar het letterlijke hoogtepunt van de GR 70. De Pic de Finiels, de top van de Mont Lozère, is 1699 meter. Zonde van die ene. De hele reis zie je de foto’s, maar uit ervaring weet je dat je nooit echt kunt weten wat het is en hoe het voelt en hoe het uitzicht zal zijn. Tot je er eindelijk naartoe wandelt en er daadwerkelijk staat. En dat had wel wat voeten in de aarde, al viel het, zoals het meeste ‘klimwerk’ hier best wel mee.

Naar het hoogtepunt van de GR 70

Zoals wel vaker op deze Chemin de Stevenson passeerde de eerste col van de dag, de Col Santel, redelijk geruisloos. Je hebt er wel een pijl naartoe, maar wanneer je het nu precies bereikt hebt, is af en toe een mysterie. Toch wanneer de col zelf omringd is door bomen en je daarna nog een goede 400 extra hoogtemeters moet afleggen, weliswaar op een comfortabele 7 kilometer. Er is geen 360 gradenpanorama en je begint niet meteen terug te dalen.

Na een korte maar steile klim om het dorpje uit te geraken, gaat het via een open weg doorheen het heuvellandschap. Zo kom je dus in het bos dat je naar de eerste col brengt. Het eerste stuk was het lastigste, maar eens het bos uit, op het moment dat de sparren plaatsmaakten voor de schuchtere heidestruiken, werd de hellingsgraad eveneens wat zachter en kon je zowaar even uithijgen.

De weg naar boven, in een open landschap, wordt eerst aangegeven door de route van de skilift. Je volgt de draden naar boven. Het wordt al helemaal moeilijk om in te beelden hoe anders het landschap en de sfeer moeten zijn in de winter bij het passeren van het chalet en bijkomend entertainmentcomplex. Met zijn 1700 meter is de Pic de Finiels en bijhorende hellingen populair voor wintersport allerhande. Maar bij temperaturen tegen de 30 graden, en later op de dag nog hoger, is dat een abstract gegeven.

Na het passeren van de skilift en het chalet werd onze routeaanwijzer overgenomen door de zogenaamde montjoies. Ze lijken op monolieten of menhirs en dienen om in alle weersomstandigheden de weg te vinden. De vrouwelijke helft van het Duitse koppel, waarmee we de hele tijd wandeljojo deden, dacht eventjes dat we te maken hadden met een prehistorisch spektakel, maar het werd al snel door haar man ontkracht.

Vooraf werd er wel gewaarschuwd voor mist, en enkele dagen eerder leek het nog even of we zouden met onweer zitten. Ik had mij zelfs al volledig geïnformeerd over wat je wel en niet moest doen als je op een open vlakte plots in een donder en bliksemspektakel terechtkwam. Maar alles was en bleef gelukkig genoeg helder, stralend en blauw, waardoor het kleurenpalet van geel, groen, rood en paars op de grond nog beter uit de verf kwam.

Na een bocht naar rechts en een goede 500 meter stijgen, zaten we op het dak van de GR 70 en de Mont Lozère, met vergezichten. We zagen onze reeds afgelegde route en de plekken die nog moesten komen. Wat een open sensatie na de bedekte, beschutte en soms claustrofobische passages door de bossen, die de voorbije dagen zo talrijk aanwezig waren. Het enige probleem was dat zelfs met visuele verklarende panelen het mij niet duidelijk was wat waar lag. Het is een soort van Waar is Wally waar ik duidelijk niet goed in ben.

Death by saucisson

Uiteraard, na zoveel stijgen komt een pakje dalen. Dat gebeurt eerst door hetzelfde mooie heidelandschap en gaandeweg met meer en meer bomen, tot het pad opnieuw volledig omsingeld wordt door het groen en de afdeling langs puntige stenen gaat. We kozen ervoor om door te zetten tot het dorpje Finièls.

Het pad werd steeds breder en de zon begon feller te branden, terwijl de sprinkhanen opnieuw enthousiast tegen onze benen sprongen. De hitte werd pas echt voelbaar wanneer we het bos verlieten en we een droog, onbedekt landschap introkken met bergen voor, naast en achter ons. Finièls is een klein dorpje middenin het natuurpark van de Cévennes.

Daar heeft een goede ziel een fantastisch bankje bij mekaar getimmerd en wordt het openbaar toilet door het bescheiden aantal inwoners beheerd. Iemand heeft zelfs zijn of haar voorportaal ter beschikking gesteld voor de vermoeide wandelaars, met schaduw, een tafel en wat stoelen. Het is eens iets anders dan huizen met hekken en hagen.

Tijdens deze pauze genoten we voor het eerst van de saucisson de Lozère, een droge worst die perfect tegen de hitte kan. Het was lekker maar niet zonder risico. Net op het moment dat er een hermelijn uit het struikgewas sprong, stikte ik haast in een stukje worst. In mijn gehoest liep het arme beest sneller weg dan zijn schaduw. Gelukkig kon ik het haast noodlottige brokje uitkuchen.

Door de chaos naar de brug

Na het deugddoend intermezzo moesten we nog 5,4 kilometer afleggen naar Le-Pont-de-Montvert, de eindbestemming van de dag. Dat verliep eerst langs een breed pad tussen de chaos, granieten rotsblokken die schipperen tussen groot en gigantisch. Het is een indrukwekkend zicht, met ook nog eens de bergen op de achtergrond.

Telkens je de tijd nam om even stil te staan en rond te kijken werd het gevoel van nietigheid groter. Na een passage langs een huis met een waarschuwingsbord voor bijen was het nog een goede twee kilometer, langs een smal pad dat al snel een smal en vervaarlijk dalend pad werd, een heuse uitdaging, gelet op de hitten de vermoeidheid.

De oorlog van de camisards

Niet veel later kwamen we aan in Le Pont-de-Montvert, ooit het dorpje waar de revolte van de camisards begon. Nadat de protestanten hun beschermde status in Frankrijk verloren begon er een heuse vervolging. Heel wat onder hen verlieten het land. Ook in de Cevennen was de vervolging van de protestanten een gegeven, zelfs in die mate dat ze hun vieringen moesten houden in de bergen en de grotten.

Maar op een gegeven moment, in 1702, besloot men dat genoeg genoeg was en richtte ze zich in Le-Pont-de-Montvert tegen de sadistische Abbé du Chayla. Hij werd door 52 mannen en naar het schijnt evenveel messteken om het leven gebracht. Het was het begin van de oorlog van de camisards. Deze geschiedenis was ook een belangrijke reden waarom de protestantse Schot Robert Louis Stevenson naar deze gebieden was getrokken.

Vandaag is het vooral een gezellig plekje waar de huizen gebouwd zijn langs drie waterstromen, de Tarn, de Rieumalet en de Martinet. Na een oppeppend drankje, het bewonderen van de steegjes en het befaamde bruggetje, met toren, ging we even aan de waterkant zitten om daar te genieten, te schrijven en te tekenen, terwijl de mensen rondom ons genoten van de zon en het verfrissende water.

(On)gezellige drukte

Vervolgens trokken we naar ons verblijf voor de nacht, de Auberge des Cévennes. Na het douchen en voor het avondeten doolden we nog wat rond in dit dorpje met z’n vele straten en niveauverschillen. Twee dingen vielen op. Ten eerste was er een harmonieus samengaan van de twee religies die ooit elkaar letterlijk te lijf gingen. Hoewel elk aan een uiteinde van het dorp is er een katholieke église en een protestantse temple. Het ene was sober, het andere nog soberder, herbouwd nadat de oorspronkelijke kerk was vernield als wraak voor de moord op Abbé du Chayla.

Wat opzienbarender was, was de chaotische verkeerssituatie. De hoofdstraat, waar we tevens van onze oppeppende frisdrank genoten, was het strijdtoneel tussen auto’s in allerhande formaten die langs beide kanten zich een weg trachtten te banen terwijl voetgangers af en toe opzij moesten springen. Op de befaamde brug was het zo mogelijk nog erger. Een mens vraagt zich af of de sense unique een ongekend begrip is in de Cévennes.

Het eten

Het avondmaal was gezellig. Voor het eerst waren er kinderen. Le Pont-de-Montvert heeft duidelijk een aantrekkingskracht die de Chemin de Stevenson overstijgt. Ook voor het eerst waren er frietjes. Zelfgemaakt en gebakken in eendenvet. Heerlijk! Het menu bestond uit soep, rosbief met frietjes, kaas en chocomousse

Het verblijf

Een bijgebouw van de auberge zelf. Degelijke kamer. Het toilet is weliswaar een zeer krappe ruimte. Een mens kan niet altijd hopen op een La Remise, maar er mocht zeker niet geklaagd worden.

Dag 1: Le Puy-en-Velay – Le Monastier-sur-Gazeille

Onderweg naar de weg van Stevenson

Nog 225 km te gaan – 32.702 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70)

534 meter gestegen, 236 meter gedaald.

Le Puy-en-Velay (625 m) – Coubon (633 m) – Le Monastier-sur-Gazeille (930 m)

De weg naar Compostella

Eindelijk wandelen. Genieten van de vrijheid die de benenwagen met zich meebrengt. De wetenschap dat elke stap je verder leidt van startpunt A en dichter brengt bij eindpunt B, zonder dat er een hoe en een wanneer hoeft te zijn. Maar elke goede wandeling begint met een goed ontbijt, dat dient als een fond om enkele uren te kunnen wandelen zonder dat de maag begint te rommelen en de benen verslappen.

Hotel Bristol scoorde op dit vlak goed. Het pure Franse ontbijt, waarover later meer, werd hier uitgebreid met verschillende soorten kaas, hesp, fruit, ontbijtgranen, verse yoghurt en platte kaas. En daarnaast appelsiensap, appelsap en een hele resem warme dranken die via een handig en gebruiksvriendelijk apparaat konden worden gescoord.

Onze bagagetransfer had dan weer een duidelijk voordeel. Het bespaarde ons enkele kilo’s op de rug en bij eventueel regenweer konden we ’s avonds rekenen op een gegarandeerd droge outfit. Maar het had ook enkele verwaarloosbare nadelen. Ten eerste is het handig om alles bij je te hebben. In het verleden heb ik wel al eens een shirtwissel gedaan tijdens een wandeling, voornamelijk na een regenbui bij een redelijk hoge temperatuur. Dan durft je t-shirt wel eens natter te zijn van het zweet dan van de regen zelf. Ten tweede werkte onze maatschappij, Malle Postale, volgens de afspraak dat de bagage telkens ten laatste om 8 uur moest klaarstaan, waardoor uitslapen er niet meteen inzat. Later zou blijken dat mijn wankele slaappatroon dat laatste sowieso onmogelijk maakte.

DSC07742

Het duurde niet lang om Le Puy, hoe mooi ook, achter ons te laten en ons te begeven op boswegen, zandwegen en kiezelpadjes. Voor een groot deel zouden we vandaag een stuk van de weg naar Compostella volgen. Heel wat enthousiastelingen waren vroeger dan ons op pad, maar zouden al snel onze achterkant zien. Onze benenwagens hebben namelijk heel wat PK. Onze eerste metgezellen waren een man en vrouw die al binnen de eerste 300 meter van elkaar gescheiden waren. De man liep een goede dertig meer voor zijn vrouw uit, die er niet bijster enthousiast uitzag om deze tocht aan te vatten. De tweede collega-wandelaar die we inhaalden was misschien nog opvallender. Op een bospad bezaaid met stenen, wat het klimmen wat bemoeilijkte, passeerden we een gezettere man met bril en baard, die naast zijn rugzak ook nog een plastieken zak in de hand had. Bij het passeren was het niet meteen mogelijk om te zien wat hij precies vervoerde, maar echt praktisch kon het in ieder geval niet zijn.

Katten van de Cevennen

Het pad bracht ons al snel naar kleine gehuchten à la L’Holme en L’Herm en dorpen als Coubon, waar een jonge Loire stroomt in de richting van een ruïne. In Vlaanderen zouden de meeste van deze gemeenten in een veel groter geheel zijn opgenomen. Vele dorpjes en gehuchten, bestaan maar uit een paar straten of huizen. Maar dit is een dunbevolkte regio, met gespreide bewoning en beschaving. En dus hebben sommige plekken met minder dan 100 inwoners toch een mooi gemeentehuis. Het moet vreemd zijn om burgemeester te zijn terwijl je ook een van de 77 dorpelingen bent, al zal het wel een pak makkelijker zijn om de vinger aan de pols te houden.

Waarschijnlijk was het op de eerste wandeldag vooral pastoraal, met zachte glooiingen die versierd zijn met balen stro, her en der een hut en wat koeien in de verte, of dichtbij, veilig achter een prikkeldraad. Hoewel, de beboste heuvels die voortgekomen zijn uit vroegere vulkanen en erupties zijn waarschijnlijk eerder pittoresk. Misschien is het ook weer niet zo eenvoudig om landschappen te categoriseren en waarschijnlijk is het ook overbodig en tijdverlies. Wat zeker is, is dat de Velay een streek is waar het goed vertoeven en wandelen is. Net voor we nog kort een bos induiken, krijgen we een laatste panorama van le Puy-en-Velay aangeboden. Het gaf ons nog een mooi zicht op de stad en haar vier prominente ijkpunten in het landschap, de kathedraal, de kerk op de rots, de Rode Madonna en nog wat verder het kasteel van Polignac.

Er boden zich ook spontaan fotoreeksen aan. Net voor het dorpje Volhac werden we opgewacht door een aanhankelijke zwart-witte lapjeskat. Ondanks onze affectie voor katten, hebben de dieren die we onderweg tegenkomen vaak de neiging om eerst nieuwsgierig te staren om vervolgens, wanneer je een poging onderneemt hen te strelen, angstig te gaan lopen. Deze miauwende aandachtzoeker kronkelde zich echter tegen mijn been aan en volgde ons een aardig stukje. Het gaf ons het idee om zoveel mogelijk katten te fotograferen, in de hoop om voldoende poezendiversiteit te hebben voor de kalender Katten van de Cevennen. Met 12 wandeldagen te gaan, en een goed begin, was dat geen loze ambitie. Maar niet elke kat is even aanhankelijk als deze. Het zou nog spannend worden.

Een ander terugkerend fenomeen op deze eerste wandeldag was het kruisbeeld. Tussen Le Puy en Le Monastier zagen we kruisbeelden van verschillende tijden, in verschillende materialen en in alle maten, vormen en stadia van erosie. In het eerste dorpje waar we binnenwandelden, Ours, stond er zelfs al meteen een 12de eeuwse stenen beeld. We zagen er nog een tiental. Het getuigde van dezelfde oude en doorleefde traditie die we gisteren ook al tijdens de processie zagen en bij ons niet meer te vinden is. Waarschijnlijk omdat we ook niet zoveel paden en wegen hebben waar er geen lint huizen staat. Katten van Stevenson. Kruisbeelden van Stevenson.

Nog niet de echte Chemin de Stevenson

Mijn gebruik van Stevenson is een tikkeltje onrechtmatig. Dit is wandeldag 1 maar in feite een proloog, aangezien de Schotse schrijver Le Puy-en-Velay redelijk snel links liet liggen en Le Monastier-sur-Gazeille duidelijk de startplaats is van zijn reis. Hij verbleef er namelijk een maand ter voorbereiding van zijn tocht door de Cevennen. Misschien zag de protestant het niet zitten om zo lang in Le Puy, een katholiek bolwerk te verblijven? In a little place called Le Monastier, in a pleasant highland valley fifteen miles from Le Puy, I spent about a month of fine days. Dat zijn de eerste woorden die neergeschreven staan in Een Reis door de Cevennen met een ezel. Onze beginplaats is dus niet meer dan een vlugge vermelding waard.

En toch is deze eerste wandeling ontegensprekelijk the real deal. De bospaden, de pastorale panorama’s, de dorpjes met oude kerken en nog oudere kruisbeelden. Het is geen verplicht nummertje en al helemaal geen beginstuk dat uit de toon valt. Toen we onze eerste wandelroute deden, Hadrian’s Wall Path, was dat wel het geval. Daar duurt het een goede 14 kilometer voor je Newcastle en z’n buitenwijken achter je laat. Maar hier zit je meteen in de natuur. En het beetje bebouwing dat je tegenkomt beperkt zich tot gehuchten met maximum 80 inwoners.

Een van die gehuchten was L’Herm. Het was, zoals dat met dit soort plekjes gaat, een verzameling huizen, ditmaal met een centrale waterplaats eraan toegevoegd. En, gelukkig voor ons, ook twee stenen bankjes. Een ideaal moment voor een middagpauze. Een van de meest weerkerende restanten van ons eerste trekavontuur samen, in Wales in 2008, waren de Parovita-koeken, crackers die voldoende energie geven, licht om mee te nemen, maar helaas niet al te veel smaak hebben, zeker niet als het een paar dagen na mekaar je hoofdbestanddeel is. Maar op deze eerste dag, op een bankje in L’Herm, was het welgekomen. En om het helemaal af te maken kregen we nog even het gezelschap van een wit-zwart-rosse lapjeskat. Nog tien te gaan.

DSC07794

Na onze pauze was het nog maar een goede 4,5 kilometer te gaan. De weg werd al gauw een grasweg en even wanen we ons zowaar op het eerder vermelde Hadrian’s Wall Path, met een muur die ons gedurende een goede kilometer gezelschap houdt. Ondertussen zagen we in de verte onze eindbestemming, een reeks huizen en straten waar je vanop die afstand weinig van kunt maken, maar die je toch met enig enthousiasme vervullen. Plaatsen zoals deze zou je in Vlaanderen amper aandacht schenken (hoewel, met z’n dorpskern en afwezigheid van lintbebouwing zou het wel een rariteit zijn), maar hier wordt het plots een place to be.

Le Monastier-sur-Gazeille

Le Monastier-sur-Gazeille was het type dorpje waar we schijnbaar nog enkele keren zouden passeren. Kleine straten, eeuwenoude huizen, her en der een kerk die al langer meegaat dan het gemiddelde dorp in eigen land. Hier gaat het over het klooster dat zijn naam heeft gegeven aan het dorpje. Gebouwd op de site van twee eerdere kerken, werd vanaf de elfde eeuw gewerkt aan deze kloosterkerk, die doorheen de eeuwen verschillende zusterkerken en kloosters aan zich zou binden. Na een gedeeltelijke instorting moest de kerk hersteld worden. Het kreeg daardoor ook een nieuw orgel, dat uit 1518 dateert en er als een stille getuige vandaag de dag nog steeds hangt. De macht van dit klooster nam echter af en het werd aan het einde van de zestiende eeuw aangesloten bij Cluny. Met de Franse revolutie werd het definitief ontmanteld. De trappartij die naar de imposante, authentieke Romaanse gevel leidt, vormde een welgekomen rustpunt na deze eerste etappe.

Volgens Tripadvisor had het kleine dorpje ook nog een interessant museum over volkscultuur te bieden. Het tweede deel klopte, min of meer, het eerste was voor discussie vatbaar. Het Musée des Croyances Populaires was een klein museum, gelegen in het plaatselijke kasteel, dat verschillende volksverhalen verzamelde en dit uitbeeldde aan de hand van lelijke maquettes met nog afgrijselijkere figuurtjes. The Usual Suspects passeren de revue, zoals vrouwen met lange witte jurken, duivels vermomd als dieren, feeën en trollen, maar ook bijzondere creaturen uit de Occitaanse cultuur. Het is duidelijk een werk van liefde en lange adem, maar de 5 euro die wordt gevraagd is misschien wel te veel van het goede.

DSC07805

Het verblijf

Na het bezoek aan het plaatselijke klooster en museum was het tijd om ons hotel, Le Provence, te gaan zoeken. Le Provence is al meer Frankrijk dan Bristol, maar kon ons minder charmeren. Het was een rustiek 2-sterrenhotel. Eerst werd ons, zeer toepasselijk, kamer 2 aangeboden, wat vreemd genoeg nog niet was opgemaakt. De slordige dekens konden nog een toevalligheid zijn, maar de volle vuilbak deed vermoeden dat er inderdaad iets was misgelopen. Met haar stoutste schoenen en haar beste Frans compenseerde Sara mijn lethargische deemoedigheid. Prompt was daar een upgrade naar kamer 4, met extra bed en veel meer beenruimte, al was de televisie nog steeds even klein als een groot uitgevallen tablet.

Het eten

Ook het eten was ietsje rustieker dan de naam doet vermoeden. Om te beginnen kregen we een flink stuk paté voor de kiezen, met twee minuscule, strategisch geplaatste augurken en een schijnbaar verloren geraakt blaadje sla. Het hoofdgerecht was tamelijk zout en zeer zwaar. Het vlees, een stukje varken, was ideaal qua grootte. Maar de hoeveelheid gnocchi die erbij werd geschonken was overdreven. Het leek een dubbele portie en de jongeman van het restaurant keek eerst bedenkelijk naar het halfvolle bord van Sara en nog verbaasder toen we de kaasschotel weigerde, nog niet goed wetend dat dat wel degelijk het derde deel van de standaard vier gangen is die men in demi-pension aanbiedt. Ik moest nog aarden aan de Franse keuken en eetcultuur. De pittige coupe tiramisu ging er nog net in.

Slotbeschouwing

En daarmee zat onze eerste wandeldag erop. We verlieten nog even het hotel om te genieten van de rust van het vallen van de avond. Eerst waren we op zoek naar de gedenksteen die het begin van de wandeling aanduidde. Ondanks instructies van onze reisgids en het internet hebben we hem nooit gevonden. We vermoeden dat deze is gesneuveld voor extra parkeerplek. Daarna zetten we ons op een bankje, vlak voor de église Saint Jean-Baptiste, wat Sara met haar tekenpotlood eerder op de dag had vereeuwigd in haar boekje. Daar in de verte staken silhouetten van heuvels af, in de richting waar we morgen zouden wandelen. De epiloog van de proloog of de proloog van de echte wandeling, het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt, was gedaan. Morgen kwamen we echt op het pad van Robert Louis Stevenson.