De slotbeschouwing

Lyon

Hier zijn we dan terug. Een korte stop met zicht op Hotel Part-Dieu, waar we op dag 1 ook hadden gezeten. Toen na 6 jaar afwezigheid, nu na 2 weken. Mijn blik op Frankrijk is op die korte periode volledige veranderd, of ten minste op dat kleine doch uitgebreide stukje dat we hebben bewandeld, verkend, ontdekt en ervaren. Geproefd en gedronken ook. Gevoeld. Vooral met onze voeten, soms met onze kuiten, knieën, handen en heel af en toe met ons hart.

Door deze tussenstop, meer uit improvisatie dan uit noodzaak, is de cirkel rond. Een tocht door de Cevennen en terug. Nu restte ons enkel nog een kleine vier uur op de TGV, een treinverbinding naar Halle en de vertrouwde weg van het stationsplein naar de Basiliekstraat, waar we opnieuw bij ‘onze’ Zwarte Madonna zijn. En daarna via de Beestenmarkt en het Carrefour-kruispunt naar huis. Een pak sneller terug in ons eigen huis dan Stevenson in zijn tijd.

Op de trein, een laatste beschouwing

En zo rijden we richting Brussel. Enkel Parijs en Lille liggen nog tussen ons en ons Belgenland. Deze schrijfsels zijn het relaas van een meer dan geslaagd avontuur doorheen de Cevennen. Het merendeel is verteld, en dat wat nog verteld kan worden, de overschouwing van de reis, kan nooit in een enkele spontane beurt vervat worden. Misschien moet vooral gezegd worden dat het een hartelijke manier van reizen was.

Met het kenteken van de wandelaar, misschien nog eerder de vermoeide maar nieuwsgierige en enthousiaste blik dan de rugzak, leerden we de streek, de mensen en onze medewandelaars kennen. En misschien ook voor een stuk onszelf. Dat we misschien toch socialer en hartelijker zijn dan we soms denken of pretenderen te zijn. Dat de schroom van het Frans ook overroepen is. Dat dit land ons ligt.

Stevenson reisde om de cultuur en de geschiedenis van de streek te ervaren en de liefde (tijdelijk) te vergeten. Dat eerste hebben we gemeen. Maar ik had het geluk alles met Sara te kunnen delen. Samen wandelen en ontdekken, genieten en proeven, en indien nodig elkaars voeten masseren. Weer gegroeid, weer een hoofdstuk erbij. Wat een geweldige en onvergetelijke tocht door de Cevennen*

*Zonder ezel

FIN

Epiloog: Saint-Jean-du-Gard – Nîmes

Het vinden van informatie over onze bus was geen evidentie. De uren die ik had opgezocht, met tussenstop in Alès, bleken ter plaatse niet verifieerbaar. Wel dook er plotseling een rechtstreekse verbinding richting Nîmes op. We kozen dus voor het gemak en een maximaal bezoek aan de stad. Hierdoor weken we lichtjes af van Stevensons reis, die na Saint-Jean-du-Gard richting Alès trok.

Een gesprek op de bus

Aan de bushalte zagen we de twee vrouwen die we in Florac hadden ontmoet. De vrouw die wat minder goed te been was bleef bij familie in Saint-Jean-du-Gard, de andere nam samen met ons de bus. Wat volgde was nog een laatste gezellige babbel (in het Frans). De vrouw vertelde onder andere over hoe ze haar kinderen van jongsaf meenam op wandeltochten, met als hoogtepunt haar 4-jarige die vlotjes 600 hoogtemeters overwon.

Verder ging het nog over het Frans, andere leuke wandelpaden in Frankrijk, Vlamingen, haar werk (ze werkte in een universiteitsbibliotheek en was gepassioneerd door fotografie. Anderhalf uur later scheidden onze wegen. Zij ging naar Toulouse, wij de stad in, na het afleveren van onze bagage in een aangenaam hotel met een ietwat vreemde en minder aangename ligging.

Alle wegen leiden naar Rome

Nîmes staat gekend voor haar indrukwekkende Romeinse restanten. Via optimale planning en een voordelige combipass konden we ze uiteindelijk allemaal bezoeken. De arena was redelijk interessant, maar de hitte en het feit dat we plots een ander soort dagbesteding deden, zorgde ervoor dat we wat onwel werden. Wandelafkickverschijnselen.

Na een ietwat prijzige maar lekkere lunch in het museumcafé, ging het naar het museum van het Oude Rome zelf. Een fantastische collectie op een boeiende manier gepresenteerd. Voorafgaand werd ik door de securityman uitgepikt vanwege mijn wandelaarsrugzak. Onze Opinel kwam even in het vizier, maar mocht samen met de rest in de vestiaire.

Vervolgens was er nog de maison carré, een zuilentempel waar een film werd getoond die qua productie vrij duur leek. Het ging over een Gallische stam die hun lot verbond aan de Romeinen en uit dankbaarheid de stad mochten bouwen die later Nîmes zou worden. Ook volgde nog Le Jardin de la Fontaine, een typische Franse geometrische tuin, met naast heel wat fonteinen en trappartijen ook nog de ruïne van de tempel van Diana en een oude wachttoren met bovenaan een panorama. Nog eentje om af te leren dus.

De stad van de krokodil

Nîmes is overigens verbonden met het symbool van een krokodil. Na de succesvolle veldtocht in Egypte vestigden zich heel wat van deze soldaten zich in de stad. Hun symbool, of beter gezegd dat van hun overwinning, was een krokodil die vastgebonden is aan een palmboom. Ook vandaag is dit beeld terug te vinden in het stadsbeeld, op paaltjes, maar vooral door middel van een geweldige fontein op de Place de la Marchée. Het is eens iets anders.

Zoals vooropgesteld sloten we onze avond af met pizza. Voor het eerst geen voorgerecht of drie gangen. We moesten zowaar zelf op zoek naar eten. Onze keuze was echter top, een plek waar ook heel wat locals te vinden zijn. In deze van oorsprong Romeinse stad was de link met de Italiaanse keuken evident. Nog een slok wijn en dan naar huis.

Eten:

Pizza 4 kazen en tiramisu

Verblijf

Rare locatie, maar vanbinnen prachtig. Een oude stenen trap, houten plafond. Grote kamer en veel comfort.

Dag 12: Saint-Germaine-de-Calberte – Saint-Jean-du-Gard

De laatste loodjes

Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70) 

453m gestegen, 542 m gedaald

Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)

Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.

Worstperikelen.

Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.

Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.

Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.

Een laatste Stevenson-moment

Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.

Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.

Het echte zuiden en het eindpunt

Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.

Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.

Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.

Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen

Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!

De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.

Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.

We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!

De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.

Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.

Het eten

Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.

Het verblijf

Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)

Dag 11: Gare de Cassagnas – Saint-Germaine-de-Calberte

Het groene hartland

Nog 23 km te gaan – 28.020 stappen gezet (22 km, waarvan 14 km op de GR 70) 

570 m gestegen, 774 m gedaald

Gare de Cassagnas (693 m) – Col de la Pierre Plantée (891) – Saint-Germaine-de-Calberte (480 m)

Een rustige wandeling met drie ijkpunten

Deze voorlaatste etappe was kort en krachtig, met eerder gestaag klimwerk. Het was vandaag een goede 15 kilometer. Na reeds 200+ kilometer op de teller wordt dat al snel aanzien als een rustige wandeldag. Het grootste deel ging dan ook langs comfortabele, brede bospaden, met af en toe, doorheen de bomen, zicht op de heuvels van de Cevennen.

Slechts drie keer werd dit stramien doorbroken. De eerste keer gebeurde dit door het nemen van een korte, maar vanzelfsprekende omweg. We hadden deze zelf ingecalculeerd. Het pad leidde namelijk naar een monument voor de Camisards, opgericht ter ere van de 100ste verjaardag van het edict van religieuze tolerantie uit 1789.

De hardnekkigheid van de camisards in het aanschijn van de katholieke repressie is het beste bewijs dat onderdrukking van ideeën, indien eenzijdig en/of manu militari, enkel zorgt voor een hardnekkiger omarmen van deze ideeën en een nog stevigere verstrengeling met de eigen en collectieve identiteit. Het zegt veel dat Robert Louis Stevenson de protestantse verzetslieden zelf met enige bewondering bekeek.

Het tweede breekpunt, iets kleiner en bescheidener, was de Col de la Pierre Planté, waar een oude monoliet staat, op een goede 891 meter hoogte. Dit was de laatste keer dat we deze hoogte zouden bereiken op dit pad.

En de derde keer dat landschap en wandelweg veranderden was bij de afdaling naar Saint-Germaine-de-Calberte zelf, wat verliep langs een kronkelend, met stenen bezaaid bospadje. Stevenson schreef dat het dorpje hem overviel en ik begrijp hem. Na een goed half uur dalen en zigzaggen zie je plots huizen en indrukwekkende terrassen op de heuvelflank.

Aan de ingang van het dorp was er enige consternatie. Een wandelaar had zijn portefeuille op een bankje, ergens in het bos, laten liggen. Naar alle waarschijnlijkheid had hij dit pas enkele kilometers later ontdekt, waarna een flinke dosis wanhoop volgde en heel misschien de nuchterheid en moed om terug te keren. De portefeuille werd ergens in een café afgegeven ter bewaring. Of portefeuille en eigenaar herenigd werden weet ik niet.

Saint-Germaine-de-Calberte

Saint-Germaine-de-Calbert is een klein dorpje met enkele pleintjes, een schattige mairie en een 12de eeuwse kerk waar abbé Chaylee, de man die in le Pont-de-Montvert werd vermoord, begraven ligt, al werd er geen aparte tombe aan de man gewijd. Saint-Germaine mag dan wel een katholiek bolwerk in de Protestanse regio zijn, in de Cevennen is de man toch een beetje wat de hertog van Alva bij ons is.

In ons verblijf, Au Figuier des Cévennes, kregen we de l’Adrech-kamer, wat blijkbaar het Occitaanse woord is voor behendig, knap of in een zon badende flank. Misschien betekent het nog iets anders ook. De Stevenson-kamer had in ieder geval wat makkelijker geweest om te verklaren of uit te leggen.

Na de installatie en de douche deden we de historische wandeling door het dorpje, wat opzienbarend interessant was. Van de katholieke kerk ging het naar de protestantse kerk, de zijdefabriek en het oude gedeelte van het dorpje. Verder leerden we ook nog bij over hoe een hele hoop Joden hier werden gered tijdens de tweede wereldoorlog en kregen we nog wat info over het verblijf van Stevenson. En dan was er nog een wandeling door de fotogenieke terrassen.

Voor de tweede avond op rij konden we buiten eten. Een gezellig diner, in eerste instantie opgevrolijkt door Julie, een aandachtshongerige kattin, en een oude labrador die enthousiast werd van de geur van onze kip. Daarna volgde nog een aangenaam gesprek met een koppel uit Dinant die vaak hun vakantie doorbrengen in de Gard. Ze vertelden het verhaal van het kasteel van Calberte, dat in de jaren 60 werd gekocht en waar men 50 jaar lang elke zomervakantie nuttigde om het kasteel herop te bouwen. De stenen waren er nog, het was een kwestie van ze precies terug te plaatsen. Fijn, een conversatie met onze zuidelijke landgenoten.

Het eten

Charcuterie van de terroir, kip met frietjes en een appeltaartje

Het verblijf

Een hele ruime kamer en badkamer, met zelfs een klein keukentje. Alleen jammer van de eenpersoonsbedden!

Dag 10: Florac – Gare de Cassagnas

De oude spoorlijn richting niemandsland

Nog 38 km te gaan – 26.505 stappen gezet (21 km, waarvan 17 km op de GR 70) 

286 m gestegen, 253 m gedaald

Florac (546 m) – Gare de Cassagnas (693 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk na de zin over grillige openingsuren niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 10 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Plots is daar, vrijwel uit het niets, een grote vermoeidheid. Is het de opeenstapeling van nachten met minder slaap? Is het de hitte? Is het het gevolg van een 10de wandeldag op rij? Het is sowieso het meeste dat mijn voeten al te verwerken kregen qua ononderbroken kilometers. Ik mag mij gelukkig prijzen met 1,5 blein, waarschijnlijk het gevolg van sokken die hun beste tijd hebben gehad. Maar ondanks de kortere etappe (relatief gezien), deden mijn voeten wel pijn en zou ik later op de dag verleid worden tot een middagdut. Maar eerst stond er nog de tocht richting het voormalige station van Cassagnas op het programma.

De eerste, grilligere helft

Vandaag moest er 17 kilometer afgelegd worden, waar we zelf nog een klein beetje aan toevoegden door Florac nog wat te verkennen, en naar de meest pittoreske Carrefour te gaan die we ooit al hebben gezien. Na enkele aankopen waarmee we de komende twee dagen verder konden, wandelden we nog eenmaal door het dorpje met haar watervalletjes- en partijen en daarna richting Cassagnas, voor een wandeling in twee delen, zoals onze reisgids zo treffelijk schreef.

Aan de voet van de eerste klim sloegen we nog even een praatje met de man van Dijon, die ik nog steeds zeer moeilijk verstond. Ook waren er 2 vrouwen, vriendinnen van in de zestig, die voor een ingekorte reis op de GR 70 hadden gekozen en voor wie Florac de start was en Cassagnas de eerste halte. Aangezien een van de twee niet zo goed te been was, had ik toch wat bedenkingen bij de tocht, waar vooral het begin nog wel best omhoog ging. Maar de drie laatste dagen waren uiteindelijk wel wat minder uitdagend dan wat de voorbije dagen was gepasseerd.

Vandaag was daar het perfecte voorbeeld van. De klimmetjes en afdalingen duurden maximaal 10 minuten. Het grootste deel bestond uit balcony wandeling, zoals onze reisgids het omschreef. Een aangenaam, egaal pad, met zicht op een helling onder ons en de heuvels in de verte. De schaduwrijke paden waren vandaag zeker welgekomen. Het gebrek aan veelzijdigheid van deze eerste helft was op die manier ook vergeven.

Het is ook zo dat het niet volledig monotoon was. Zoals gezegd was er een deel voor de afdaling en een deel erna. Het eerste gedeelte, na de klimmetjes, ging door bosrijk gebied, tot het na een vrij lange daling uitkomt op een grote autoweg, weliswaar omringd door geweldig mooie heuvels. Na een korte pauze in Saint-Julien-d’Arpaon gingen we een pad op waar vroeger een spoorweg liep.

Vandaag stond het dorpje in rep en roer door een plaatselijke loopwedstrijd. Naast het oude spoorweggebouw stond een podium waar winnaars werden gelauwerd en even verder was er de uitnodigende geur van de eetstandjes in de buurt. Het deed mij wat denken aan de voetbaltoernooien uit mijn jeugd, waar je tussen de wedstrijden door al eens een hotdog of een hamburger kon eten.

Spoorwegwandelen

Maar de spoorlijn dus. In 1880, na de passages van Stevenson, werd beslist dat Florac ook aangesloten moest worden op de ijzeren weg. Dit was echter weinig praktisch. Men kon de drukke lijn tussen Parijs en Nîmes moeilijk standaard via de bergen van de Cévennes sturen. En dus kwam er een verbindingslijn met één spoor, wat al snel in onbruik raakte door de concurrentie van de weg die parallel liep. En zo werd de lijn in 1948 afgeschaft.

Vandaag is het een aangenaam wandelpad, met de Mimente als continue metgezel in de kloof die naast het spoor loopt. Anders dan bij onze veenbaan is deze wandelweg niet geasfalteerd, waardoor het niet, zoals bij ons het geval is, een fietsparadijs is. De wandelaar heeft het hele traject voor zich alleen.

Het pad was grotendeels vlak, wat welgekomen was in deze hitte, waar alle inspanning dubbel zoveel energie en zweet kost. We passeerden ook enkele tunnels. Bij de eerste kon ik, tot grote schaamte bij Sara, mijn koplampje gebruiken, hoewel de duisternis nogal relatief was. Ook tunnel twee en drie waren niet langer dan een meter of tien. En daar liet ik de gimmick voor wat het was.

Mijmeringen en avonturen onderweg

Over het algemeen lijkt het dat er hier meer restanten bewaard zijn gebleven dan bij ons. De kerken zijn ouder en authentieker, de ruïnes staan pittoresk in het landschap. Heel wat dorpen en monumenten hebben niet moeten wijken voor een of andere weg of modern appartementsgebouw. De omgang met het patrimonium is soms vergelijkbaar, soms ook heel verschillend.

Ook hier worden historische gebouwen omgetoverd tot gîtes, hotels en horecazaken. Indien het echter wordt tentoongesteld of bezocht kan worden vanwege de historische waarde, is de omgang best anders. Ook in Vlaanderen kiest men eerder voor de moderne horeca-toets, zo niet betaal je aardig wat entreegeld. In Engeland is het ook vaak prijzig, maar je krijgt er meestal wel een leerrijke historische topervaring en een tearoom van de National Trust bij. In de Cevennen is alles dan weer relatief goedkoop, maar er zijn geen faciliteiten en je kan kop noch staart krijgen als het op openingsuren aankomt.

Vandaag was er ook weel veel plezier op het vlak van fauna. Een uit de kluiten gewassen sprinkhaan wilde even kennis maken met mijn edele delen. Daarnaast zagen we ook een grote, groene hagedis die de kleine, grijskleurige soortgenoten van de voorbij dagen deed verbleken. Al was ook dit exemplaar even schichtig en moeilijk op camera vast te leggen.

Gare de Cassagnas

Na een goede 4,5 uur gewandeld te hebben, kwamen we aan in Cassagnas, of beter gezegd in het voormalig stationsgebouw, dat omgetoverd en, jawel, gemoderniseerd werd om zo als gîte d’etappe te fungeren. Er heerst hier een campinggevoel. Los van de gîte en de bijkomende camping is er niets, ook amper bereik.

Terwijl we wat genoten van een drankje en aan het schrijven waren in onze boekjes, wandelden (en in sommige gevallen strompelden) de bekende en minder bekende gezichten binnen. Het Duitse koppel, de man uit Dijon, het duo vrouwen van deze ochtend, een man met opvallende bakkenbaarden, de twee koppels zestigers van net buiten le Pont-de-Monvert en een blonde jongen die we eerst hadden gezien in Finièls en vervolgens in een tent in het natuurpark. Van de 11 aan de table commune in Le Bouchet-Saint-Nicholas bleven enkel de Duitsers over. De sporadische contacten zijn fijn, net zoals de vrijblijvendheid ervan.

Aan de eettafels buiten was er, ondanks het feit dat dit op zich niet voorzien was, een spontane table communale ontstaan. Links van mij zaten de twee koppels zestigers, rechts het Duitse koppel, Susan en Christian, waar we het grootste deel van de tijd mee hebben gepraat. Daarnaast zat de man met de bakkenbaarden (uit Lille), de man uit Dijon, de twee vrouwen van deze ochtend en twee nieuwe gezichten.

Er werden tips uitgedeeld over de vele wandelwegen in Europa, ervaringen over de Chemin, en af en toe over het leven. Daar, buiten aan de lange picknicktafel, kreeg ik het gevoel om even deel uit te maken van een gemeenschap van wandelaars. Verschillende verhalen en ervaringen, tempo’s en blikken. Een komen en gaan van mensen met eenzelfde doel.

Hou zou Stevenson, 131 jaar geleden wandelend met een ezeltje, kijken naar de verbroedering op het pad dat zijn naam draagt? In ieder geval besloot ik om mijn uiterste best te doen om van de 2 laatste wandeldagen zo hard mogelijk te genieten. Want hoe langer de tocht duurde, en hoe meer de kleine dorpjes zich ontpopten tot bakens van rust, hoe meer ik wenste dat het nog wat kilometers extra duurde om de finishlijn te bereiken.

Het eten

Een buffet bestaande uit verschillende soorten quiches, slaatjes, worst, en daarna plattekaas en kastagnetaart.

Het verblijf

In the middle of nowhere, maar aangenaam. Het personeel is wat excentriek, Sara zou zeggen onvriendelijk, maar de kamer is ruim en netjes en de set-up van het avondeten tof.

Dag 9: Le Pont-de-Montvert- Florac

De onverbiddelijke hitte

Nog 56 km te gaan – 43.335 stappen gezet (34 km, waarvan 27 km op de GR 70) 

621 m gestegen, 956 m gedaald

Le Pont-de-Montvert (875 m) – Cham de l’Hermet (1114 m) – Col de la Planette (1292 m) – Col du Sapet (1080 m) – Florac (546 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf de Notre-Dame-de-l’Assomption niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 9 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Goed begonnen is half gewonnen. Het omgekeerde geldt helaas ook. Na een meer dan matige nacht volgde een meer dan matig ontbijt. Het harde brood van de maaltijd van de vorige avond was vandaag nog harder, de confituur was een aanslag op mijn smaakpapillen en zelfs de koffie kon niet bekoren. Het gevolg was dat we de langste etappe (een dag na de hoogste) op een wankel ontbijt moesten afwerken.

Dit terwijl mijn jarenlange ervaring op de Britse trails mij het belang (en de geneugten) van een uitgebreid ochtendmaal hebben doen inzien. Met een goed ontbijt, inclusief spek, worst en eieren, kan je makkelijk 5 uur verder. En het was vandaag al sowieso geen evidente tocht. Eerst 600 meter stijgen en dan 900 meter dalen en dit op 27 km en bij temperaturen aan de verkeerde kant van de 30.

Het ruige en het mooie

We klommen in eerste instantie boven le Pont-de-Montvert, waar we een prachtig uitzicht hadden over het sfeervolle dorpje. Dat bracht ons eerst langsheen ezeltjes en richting de Cham de l’Hermet, doorheen hetzelfde woeste landschap waar we gisteren waren geëindigd. Het smalle pad volgt de heuvelflank en komt uiteindelijk uit op een plateau, waar we in een peloton terechtkwamen met het Duitse koppel, een nieuw, ongekend gezicht en twee Franse koppels.

Maar eens de tergend lange klim door het bos goed en wel werd ingezet, waren we als vanouds niet te stuiten. Eerst passeerde de Col de la Planette, met een bizarre maar mooie constructie van gigantische steenmannetjes, een verzameling stenen die normaal de weg wijzen door berglandschap, maar in deze context eerder lijken op een prehistorisch monument.

Daarna volgt nog een hele steile klim, waarbij we twee oudere vrouwen, waarvan eentje nogal overambitieus de bolletjestrui van de Tour de France droeg, passeerden. Niet veel later, nadat het mooie heidelandschap terug verscheen, kwamen we aan het hoogste punt van de dag, de Signal de Bougès. Natuurpracht en vergezichten, purperen begroeiing tegen een decor van groene en grijsbruine bergen, hellingen en rotsformaties. De full Cevennes experience.

Een pittige afdaling

Vanaf dan ging het allemaal bergaf, hoofdzakelijk letterlijk. Op een goede 3 kilometer al om en beide 400 meter en daarna moest er nog 500 meter af. We passeerden de Col du Sapet, dat blijkbaar een ijkpunt was voor de lokale wielertoerist. Het afdalen zelf gebeurde via rotsige padjes met losliggende stenen, gevaarlijk voor de stilaan vermoeide voeten.

Maar zelfs de iets meer gezapige paden werden moeilijk te temmen uitdagingen toen de temperatuur steeg, de schaduw verdween en de honger toenam. Een lang stuk langsheen een breed pad bood wel een mooi uitzicht, maar de toenemende temperatuur, gecombineerd met de honger door het beperkte ontbijt, zorgde ervoor dat het af en toe van een kwelling was. Uiteindelijk vonden we een relatief aangenaam en minimaal comfortabel plekje om ons stokbrood met overrijpe banaan te consumeren.

Hitte en uitputting

Het tweede deel, de laatste 12 kilometer, bouwde verder op dit elan. Bospadjes en paden met zicht op beboste flanken. Niet slecht, en vaak zelfs welgekomen door de beschutting, maar ergens was het ook jammer dat de weidse landschappen meer en meer uit het zicht verdwenen. Met elke stap werd ook de vermoeidheid groter. De impressionante collegiale Notre-Dame-de-l’Assomption zorgde voor een architecturaal breekpunt.

Gelukkig hadden we nog een geheim superwapen achter de hand. Aan het kerkje en gemeentehuis, dat ook dienstdeed als school, van het dorpje Bédouès, vlak na de mooie Tarnkloof, nuttigden wij een plaatselijk gebakje op basis van kastanjes, een streekproduct. Het was niet enkel lekker, maar ook een welgekomen dosis krachtvoer voor de laatste kilometers.

Daarna volgde nog een stuk geasfalteerde weg, een korte boswandeling en een lang pad van de buitenwijken van Florac, inclusief vakantiepark, tennisbanen en de drukke weg van Alès naar Nîmes. Nog een goede kilometer later arriveerden we in het Hotel des Gorges du Tarn.

Naar en in Florac

Vandaag merkten we opnieuw dat sommige medewandelaars beter voorbereid zijn dan anderen. De man met de ezel en Aziatische vrouw die in Le Bleymard het verkeerde pad richting de Lozère had gekozen, vroeg bij het ontbijt opnieuw waar de GR 70 zich bevond, terwijl de pijl letterlijk naast het gebouw hing waar we verbleven.

En in Bédouès vroeg een leeftijdsgenoot of het te doen was om nog naar Le Pont-de-Montvert te trekken, om 3 uur in de namiddag en bij 30 graden. Doordat hij in de tegengestelde richting ging, was het voor hem 900 meter stijgen en 600 meter stijl dalen. De trek van +- 7 uur, met geen mogelijkheid om ergens tussendoor te verblijven, leek ons weinig aangewezen. Maar het hield hem niet tegen.

Florac zelf is charmant, al moesten we onszelf er na onze douche wel naartoe sleuren. Het water stroomt door het hart van de stad en gaat van biljarttafelegaal naar grillig, door de mooie watervallen. Verder zijn er smalle steegjes, oude gebouwen en gezellige pleintjes. Het zoveelste dorpje met een eigenheid.

Het eten

Tomatengazpacho, witte vis met bisquesaus, rijst en venkel, kaas van de Cantal, Lozère en 3-rivieren regio en perzik met rode vruchtencrumble en een zandkoekje en gekonfijt fruit.

Het verblijf

Het hotel zelf bezorgde ons ook een unieke ervaring. Stijlvol en, zeker vergeleken met sommige andere verblijven, goed eten. Het was zeer welgekomen na de iets mindere ervaring. La Remise (in Le Bleymard) light maar het ontbijt is veelbelovend.

Dag 8: Le Bleymard – Le-Pont-de-Montvert

De koninginnenetappe en het land van de camisards

Nog 83 km te gaan – 34.449 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70) 

609 m gestegen, 814 m gedaald

Le Bleymard (1069 m) – Col Santel (1200 m) – Pic de Finiels (1699 m) – Pont de Montvert (875 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf “De oorlog met de camisards” niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 8 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Na enkele opwarmers was het vandaag zover. We gingen naar het letterlijke hoogtepunt van de GR 70. De Pic de Finiels, de top van de Mont Lozère, is 1699 meter. Zonde van die ene. De hele reis zie je de foto’s, maar uit ervaring weet je dat je nooit echt kunt weten wat het is en hoe het voelt en hoe het uitzicht zal zijn. Tot je er eindelijk naartoe wandelt en er daadwerkelijk staat. En dat had wel wat voeten in de aarde, al viel het, zoals het meeste ‘klimwerk’ hier best wel mee.

Naar het hoogtepunt van de GR 70

Zoals wel vaker op deze Chemin de Stevenson passeerde de eerste col van de dag, de Col Santel, redelijk geruisloos. Je hebt er wel een pijl naartoe, maar wanneer je het nu precies bereikt hebt, is af en toe een mysterie. Toch wanneer de col zelf omringd is door bomen en je daarna nog een goede 400 extra hoogtemeters moet afleggen, weliswaar op een comfortabele 7 kilometer. Er is geen 360 gradenpanorama en je begint niet meteen terug te dalen.

Na een korte maar steile klim om het dorpje uit te geraken, gaat het via een open weg doorheen het heuvellandschap. Zo kom je dus in het bos dat je naar de eerste col brengt. Het eerste stuk was het lastigste, maar eens het bos uit, op het moment dat de sparren plaatsmaakten voor de schuchtere heidestruiken, werd de hellingsgraad eveneens wat zachter en kon je zowaar even uithijgen.

De weg naar boven, in een open landschap, wordt eerst aangegeven door de route van de skilift. Je volgt de draden naar boven. Het wordt al helemaal moeilijk om in te beelden hoe anders het landschap en de sfeer moeten zijn in de winter bij het passeren van het chalet en bijkomend entertainmentcomplex. Met zijn 1700 meter is de Pic de Finiels en bijhorende hellingen populair voor wintersport allerhande. Maar bij temperaturen tegen de 30 graden, en later op de dag nog hoger, is dat een abstract gegeven.

Na het passeren van de skilift en het chalet werd onze routeaanwijzer overgenomen door de zogenaamde montjoies. Ze lijken op monolieten of menhirs en dienen om in alle weersomstandigheden de weg te vinden. De vrouwelijke helft van het Duitse koppel, waarmee we de hele tijd wandeljojo deden, dacht eventjes dat we te maken hadden met een prehistorisch spektakel, maar het werd al snel door haar man ontkracht.

Vooraf werd er wel gewaarschuwd voor mist, en enkele dagen eerder leek het nog even of we zouden met onweer zitten. Ik had mij zelfs al volledig geïnformeerd over wat je wel en niet moest doen als je op een open vlakte plots in een donder en bliksemspektakel terechtkwam. Maar alles was en bleef gelukkig genoeg helder, stralend en blauw, waardoor het kleurenpalet van geel, groen, rood en paars op de grond nog beter uit de verf kwam.

Na een bocht naar rechts en een goede 500 meter stijgen, zaten we op het dak van de GR 70 en de Mont Lozère, met vergezichten. We zagen onze reeds afgelegde route en de plekken die nog moesten komen. Wat een open sensatie na de bedekte, beschutte en soms claustrofobische passages door de bossen, die de voorbije dagen zo talrijk aanwezig waren. Het enige probleem was dat zelfs met visuele verklarende panelen het mij niet duidelijk was wat waar lag. Het is een soort van Waar is Wally waar ik duidelijk niet goed in ben.

Death by saucisson

Uiteraard, na zoveel stijgen komt een pakje dalen. Dat gebeurt eerst door hetzelfde mooie heidelandschap en gaandeweg met meer en meer bomen, tot het pad opnieuw volledig omsingeld wordt door het groen en de afdeling langs puntige stenen gaat. We kozen ervoor om door te zetten tot het dorpje Finièls.

Het pad werd steeds breder en de zon begon feller te branden, terwijl de sprinkhanen opnieuw enthousiast tegen onze benen sprongen. De hitte werd pas echt voelbaar wanneer we het bos verlieten en we een droog, onbedekt landschap introkken met bergen voor, naast en achter ons. Finièls is een klein dorpje middenin het natuurpark van de Cévennes.

Daar heeft een goede ziel een fantastisch bankje bij mekaar getimmerd en wordt het openbaar toilet door het bescheiden aantal inwoners beheerd. Iemand heeft zelfs zijn of haar voorportaal ter beschikking gesteld voor de vermoeide wandelaars, met schaduw, een tafel en wat stoelen. Het is eens iets anders dan huizen met hekken en hagen.

Tijdens deze pauze genoten we voor het eerst van de saucisson de Lozère, een droge worst die perfect tegen de hitte kan. Het was lekker maar niet zonder risico. Net op het moment dat er een hermelijn uit het struikgewas sprong, stikte ik haast in een stukje worst. In mijn gehoest liep het arme beest sneller weg dan zijn schaduw. Gelukkig kon ik het haast noodlottige brokje uitkuchen.

Door de chaos naar de brug

Na het deugddoend intermezzo moesten we nog 5,4 kilometer afleggen naar Le-Pont-de-Montvert, de eindbestemming van de dag. Dat verliep eerst langs een breed pad tussen de chaos, granieten rotsblokken die schipperen tussen groot en gigantisch. Het is een indrukwekkend zicht, met ook nog eens de bergen op de achtergrond.

Telkens je de tijd nam om even stil te staan en rond te kijken werd het gevoel van nietigheid groter. Na een passage langs een huis met een waarschuwingsbord voor bijen was het nog een goede twee kilometer, langs een smal pad dat al snel een smal en vervaarlijk dalend pad werd, een heuse uitdaging, gelet op de hitten de vermoeidheid.

De oorlog van de camisards

Niet veel later kwamen we aan in Le Pont-de-Montvert, ooit het dorpje waar de revolte van de camisards begon. Nadat de protestanten hun beschermde status in Frankrijk verloren begon er een heuse vervolging. Heel wat onder hen verlieten het land. Ook in de Cevennen was de vervolging van de protestanten een gegeven, zelfs in die mate dat ze hun vieringen moesten houden in de bergen en de grotten.

Maar op een gegeven moment, in 1702, besloot men dat genoeg genoeg was en richtte ze zich in Le-Pont-de-Montvert tegen de sadistische Abbé du Chayla. Hij werd door 52 mannen en naar het schijnt evenveel messteken om het leven gebracht. Het was het begin van de oorlog van de camisards. Deze geschiedenis was ook een belangrijke reden waarom de protestantse Schot Robert Louis Stevenson naar deze gebieden was getrokken.

Vandaag is het vooral een gezellig plekje waar de huizen gebouwd zijn langs drie waterstromen, de Tarn, de Rieumalet en de Martinet. Na een oppeppend drankje, het bewonderen van de steegjes en het befaamde bruggetje, met toren, ging we even aan de waterkant zitten om daar te genieten, te schrijven en te tekenen, terwijl de mensen rondom ons genoten van de zon en het verfrissende water.

(On)gezellige drukte

Vervolgens trokken we naar ons verblijf voor de nacht, de Auberge des Cévennes. Na het douchen en voor het avondeten doolden we nog wat rond in dit dorpje met z’n vele straten en niveauverschillen. Twee dingen vielen op. Ten eerste was er een harmonieus samengaan van de twee religies die ooit elkaar letterlijk te lijf gingen. Hoewel elk aan een uiteinde van het dorp is er een katholieke église en een protestantse temple. Het ene was sober, het andere nog soberder, herbouwd nadat de oorspronkelijke kerk was vernield als wraak voor de moord op Abbé du Chayla.

Wat opzienbarender was, was de chaotische verkeerssituatie. De hoofdstraat, waar we tevens van onze oppeppende frisdrank genoten, was het strijdtoneel tussen auto’s in allerhande formaten die langs beide kanten zich een weg trachtten te banen terwijl voetgangers af en toe opzij moesten springen. Op de befaamde brug was het zo mogelijk nog erger. Een mens vraagt zich af of de sense unique een ongekend begrip is in de Cévennes.

Het eten

Het avondmaal was gezellig. Voor het eerst waren er kinderen. Le Pont-de-Montvert heeft duidelijk een aantrekkingskracht die de Chemin de Stevenson overstijgt. Ook voor het eerst waren er frietjes. Zelfgemaakt en gebakken in eendenvet. Heerlijk! Het menu bestond uit soep, rosbief met frietjes, kaas en chocomousse

Het verblijf

Een bijgebouw van de auberge zelf. Degelijke kamer. Het toilet is weliswaar een zeer krappe ruimte. Een mens kan niet altijd hopen op een La Remise, maar er mocht zeker niet geklaagd worden.

Dag 7: Chasseradès – Le Bleymard

Stalkerige insecten en koppige steenezels

Nog 102 km te gaan – 29.690 stappen gezet (23 km, waarvan 18 km op de GR 70) 

537 m gestegen, 638 m gedaald

Chasseradès (1165 m) – Goulet (1415 m) – Les Alpiers (1186 m ) – Le Bleymard (1069 m)

De dorpjes worden steeds Fransklinkender en op deze etappe beginnen de landschappen echt te hinten naar de nakende bergen. Voorlopig is het echter nog vooral door de bomen gluren, tot bijna aan het einde. Desondanks zouden we op de 7de dag op de GR opnieuw een hoogterecord breken, dit keer naar de 1415 meter. Het had nog hoger gekund, maar daarover hieronder meer.

Een hoge brug en een hoge top

Voor we ons aan de gestage klim (en afdaling) richting de Goulet konden zetten, wachtte er nog een ander hoogtepunt van de GR 70 op ons. Eerder zagen we al een spoorwegviaduct in Arquejol, maar deze van Mirandol is pas echt indrukwekkend. Al na een paar honderd meter nadat we Chasseradès verlieten, zagen we het impressionante bouwwerk tevoorschijn komen. Meer dan 120 meter lang en 30 meter hoog doorkruist het kleine dorpje met z’n kronkelende, dalende straten.

De GR geeft eerst een bovenaanzicht en vervolgens, wanneer we richting Mirandol dalen, wandel je eronder. Pas dan ervaar je de hoogte en vooral de verwevenheid tussen viaduct en dorp. Wat de mens vermag kan soms even indrukwekkend zijn als wat de natuur vermag. En de mens die de natuur letterlijk overbrugt is in dit geval heel speciaal.

De spoorlijn zou nog een tijdje naast ons lopen, tot we stilaan het open landschap verlaten en richting bos trokken. Daar wachtte een aanzienlijke klim op ons, gelukkig wel met voldoende schaduw. Eens aangekomen op het plateau van de Goulet volgde een kleine anti-climax. De GR de pays richting top moet ons ontgaan zijn, en dus bleef het bij de open ruimte die deels leek te fungeren als parking.

Een spookdorp en stalkers in het bos

Op deze dag was er, na het ontbijt, nagenoeg niemand meer te bespeuren, op een dorpeling na. Pas bij onze aankomst in Les Alpiers en Le Bleymard zagen we opnieuw medemensen. Dit was ook het geval in het bos dat we in de volgende passage moesten doorkruisen. Het was er zelfs zo kalm dat we een letterlijk spookdorp bezochten. Serreméjan was ooit een klein gehucht, maar door de veranderende economische activiteit waren dit soort afgelegen, rudimentaire verzamelingen huizen ten dode opgeschreven. De depopulatie in deze regio is wel degelijk een probleem, maar ik heb een klein vermoeden dat de voormalige en laatste inwoners van Serreméjan een punt hadden.

Want hoewel we geen mens tegenkwamen, hadden we wel degelijk gezelschap. Alleen was het nogal ongewenst. In de passage na het spookdorp, en vooral bij het afdalen na een instagramwaardige hoop boomstammen, werden we achtervolgd door een zwerm vliegen. We hadden elk een 40-tal rondom ons die een zoemend concert rond onze hoofden gaven. En eens het bos uit, en de open weg op, waren het sprinkhanen die manisch alle kanten uitsprongen, met hun rood-, blauw- of grijsgekleurde vleugels. Af en toe sprong er ook eentje onze richting uit, tegen lijf en benen. Maar het was te verkiezen boven het stalkerig gedrag van de vliegen.

Het bos had nog een laatste verrassing. Terwijl het landschap zich meer en meer begon bloot te geven, was er nog een kleine zij-uitstap naar de bron van de Lot. De Lot stroomt 489 km, waarna het in Aiguillon in de Garonne stroomt. Hier is het echter een klein plasje, dat later, in Les Alpiers al ietsje uitgebreider zal overgestoken worden. De jonge Lot vergezelde ons op weg naar het gelijknamige dorpje, terwijl de bergen van de Lozère dichter en dichter kwamen.

Zicht op de bergen

Vooraleer we aan onze eindbestemming komen, arriveren we dus eerst nog in Les Alpiers, op een kleine 2 kilometer van Le Bleymard. Dit gehuchtje beschikt over een hele hoop vakantiehuizen. Wij werden verwelkomd door een hele resem kippen en de eerder omschreven sprinkhanen. We besloten hier nog even een frangipane te nuttigen, vlakbij een eeuwenoud en geërodeerd kruis. En dan volgt nog een laatste afdaling.

Tijdens die afdaling zien we helaas dat mens en natuur wisselend samengaan, waarbij we mistroostig door het gerooide bos wandelen dat ooit de helling moet gesierd hebben. Le Bleymard zelf is een gezellig dorpje en z’n Carrefour Express is een Walhalla na de vaak overprijsde lokale winkeltjes van de voorbije dagen.

Op de picknickbank die enkele meters van de ingang stond deed ik een praatje met een medewandelaar uit Dijon, die duidelijk geen fan was van zonnecrème. Daar waar de jonge vrouwen in Cheylard nog dachten dat Sara en ik Duitsers waren, dacht deze man dat ik een Canadees was. Mijn Frans was duidelijk nog niet accentloos, maar ik maakte wel vooruitgang. Hij ging echter nog verder naar de Lozère. Aan de andere kant van de bank zat een Italiaanse vrouw in wieleroutfit te zuchten boven haar kaart, terwijl ze bedachtzaam van een droge worst at. Ze inspireerde ons in ieder geval om de smeltgrage geitenkaas de volgende dag in te ruilen voor de befaamde plaatselijk saussicon.

We zetten nog even door naar de gezellige dorpskern, waar we aan het kerkje nog even samen een tekening maakte van het plaatselijke gemeentehuis. Kort daarvoor waren we nog enkelingen tegengekomen die nog naar de Mont Lozère wilden wandelen. Het was een bizar Duits koppel met een ezel. Zij sprak hardnekkig Duits tegen Sara, hoewel zij enkele keren duidelijk maakte dat ze de taal niet machtig was. En hij negeerde mijn juiste aanwijzingen om via de GR naar de Lozère te geraken.

De accommodatie

Na de korte verkenning van het dorp en de pauze aan de Carrefour, trokken we richting La Remise, waar onze hotelkamer ons haast deed smelten van plezier. La Grande Halte was duidelijk al enkele tussenstops geleden en La Remise leek misschien wel de perfecte halte te worden. Dit werd enkel bevestigd door de heerlijke douche en later de geweldige restaurantervaring.

Het eten

Een slaatje met een soort van kaasbroodje. Stoofvlees met rijst. De obligatoire kaasschotel. En als afsluiter een peren-chocoladecrumble. Het eten was lekker en we dronken een wijn uit de Cévennes. Het was weliswaar een bijzonder gegeven, gelet op onze onfortuinlijke ervaring van de dag ervoor, dat rondom ons twee mensen kwartel bestelden. De eerste, een vrouw van in de vijftig, leek ook maar weinig raad mee te weten. Maar de tweede, een jongen van om en beide 10 jaar (?)(!) was duidelijk een pro. Jong geleerd is oud gedaan.

Dag 6: La Bastide-Puylaurent – Chasseradès

Kloosters en blokhutten

Nog 120 km te gaan – 27.430 stappen gezet (21 km, waarvan 11 km op de GR 70) 

381 m gestegen, 235 m gedaald

La Bastide-Puylaurent (1016 m) – La Mourade (1308 m) – Chasseradès (1165 m)

Notre Dame des Neiges

La Grande Halte scoorde punten bij het ontbijt. Naast de usual suspects (hard wit brood, 1 croissant, een beetje yoghurt, koffie, confituur en fruitsap) was er ook hesp en kaas. Onder normale omstandigheden zou dit niet meer zijn dan evident beleg, maar de voorbije dagen leerde mij dat het ontbijt hier geen vanzelfsprekendheid was. En dus genoot ik van de gezouten ham, wetende dat het waarschijnlijk de uitzondering op de regel zou blijken.

Omwille van de korte etappe, een goede 12 kilometer, opteerden we om tegen een comfortabel tempo naar de Notre Dame des Neiges te wandelen. Dit klooster neemt een prominente plek in Wandelen met een Ezel in de Cevennen in. Stevenson, een overtuigd protestant, was aanvankelijk niet echt enthousiast om zich richting dit klooster te begeven, maar werd er hartelijk ontvangen. Nochtans ging hij met een zwaar gemoed:

I have rarely approached anything with more unaffected terror than the monastery of our Lady of the Snows… fear took hold of me from head to foot.

Hij werd bij aankomst opgewacht door broeder Apollinaris, en hoewel het trappistenklooster normaal gezien in stilte was gehuld, waren de broeders door omstandigheden wel toegestaan om tijdens het eten te converseren. Verder kreeg  hij onder andere nog een rondleiding van de Ierse deken Michael O’Callaghan.

Sinds het bezoek van Robert Louis Stevenson is er veel veranderd. Het klooster brandde in 1912 af en werd volledig heropgebouwd. Daarnaast is ook de levenswijze, en misschien ook de zuivere geest, binnen het klooster gewijzigd. De monniken zijn niet meer gehouden aan stilte. En van de warme welkomst is er ook niet veel meer te merken, hoewel onze oorspronkelijke instelling ongetwijfeld positiever was als deze van Stevenson.

Van gastvrijheid was niet veel te merken. Er was een vage uitleg over een film en vooral veel focus op de boutique, waar producten, zoals wijn, bier en boeken, tegen een niet al te scherpe prijs te vinden waren. Maar het was ook niet al slecht. De vaten waarin de plaatselijke wijn wordt bewaard waren indrukwekkend en ook het plaatselijke kunstwerk, waarbij een kunstenaar zand had verzameld van de oevers van de Loire, inclusief de zijrivieren, was ook best boeiend. En natuurlijk, waarvoor we kwamen, het landschap was mooi. En dat zou enkel nog verbeteren.

Naar de eerste top

Van het klooster keerden we terug naar La Bastide, waar we even op een bankje genoten van het goede weer en een zure appel. Vandaag zou de tocht een goede drie uren duren en de weersomstandigheden waren ook een pak gunstiger. Vandaag zouden we een kleine klim doen die ons naar het hoogste punt tot nog toe zou brengen, La Mourade. Het witte, zanderige pad leidde ons doorheen een mooi, glooiend landschap met groene heuvels, waar de vergezichten steeds toenamen. Het was de ideale plek voor een picknick, met lekkere maar door de zon snel smeltende geitenkaas.

Helaas was de eerste top die naam waard een beetje van een anticlimax. Want onze GPS situeerde het op een plek waar we enerzijds door de bomen en anderzijds door de technologische vooruitgang geen toegang tot hadden. Er was hier namelijk een resem windmolens gebouwd, waardoor de toegang afgesloten was met verbodsborden en hekken. Wij konden dus niet anders dan onze eerste top aan ons laten voorbijgaan en genieten van de (slag)schaduw.

Gisteren was het het geknetter van de hoogspanning die ons Twin Peaksgewijs vergezelde, vandaag was het het gezoem van de windmolens, als een enorme dampkamp boven ons hoofd. De wandenlaar zou zich druk kunnen maken over het verpesten van zijn of haar natuurervaring, maar Stevenson was ook getuige van de uitbreiding van het spoorwegnetwerk doorheen het landschap. Qua esthetiek hadden de gewiekte reuzen wel iets, voor even weliswaar.

Dalen naar Chasseradès

Vanaf dat punt was het enkel nog maar dalen door bosrijk gebied met af en toe zicht op de al even beboste heuvels in de verte. We dalen af naar Chabalîer, een klein gehuchtje waar we worden opgewacht door de beeltenissen van een houten Modestine en een vreemdsoortige vogelverschrikker die ons de weg wijst. Die weg leidt naar de jonge Allier, een rivier die op dat punt nog niet meer is dan een zelfzekere beek.

Niet veel later kwamen we aan in Chasseradès. De eerste indruk deed Noord-Amerikaans aan, met naaldbomen en grote blokhutten. Daarna volgde voor een kilometer het grote niets. We volgden een baan, maar kwamen weinig tot geen volk en al helemaal geen huizen tegen. Uiteindelijk zagen we dan toch ons hotel, waar de banken bezet waren door enkele gezinnen en fietsers. We wandelden dus nog even door naar het 12de eeuwse kerkje, waar het heerlijk rusten was na een rustige, aangename wandeldag.

Afscheid en kwartelfoltering

Dit kerkje was een goede gelegenheid om het betere (en minder goede) tekenwerk boven te halen. We namen hier ook afscheid van het koppel uit de Provence, die we op de noodlottige eerste table commune hadden ontmoet en tijdens de tweede groepsmaaltijd beter leerden kennen. Daarna hadden we nog enkele keren gesproken onderweg. Chasseradès was hun eindhalte. Het was fijn dat onze paden waren gekruist. En opnieuw was ik blij dat ik wel de hele wandeling kon doen. Door de kortere etappe was het mogelijk dat we bepaalde gekende gezichten niet meer zouden terugzien en andere metgezellen zouden ontdekken. Het wandelgezelschap was even veranderlijk als het landschap.

Maar de kortere etappe gaf ons ook de mogelijkheid om tijd te nemen om te rusten en te genieten. Dat deden we met een boek en aangepaste drank. Ik koos voor La Stevenson, een plaatselijk blond bier. Het was vandaag ook letterlijk een overgangsetappe. We zaten tussen de groene bossen van de Gévaudan en de toppen van de Lozère, het dak van onze reis. Vandaag gingen we tot 1300 meter. Morgen zouden we naar de 1400 gaan. En de dag erna volgde de moederberg, de Pic de Finiels. Maar dat was voor later. Nu was het vooral genieten van het lokale biertje, de zon en het uitzicht op de groene heuvels.

Het grootste avontuur speelde zich waarschijnlijk af tijdens het avondeten. We kregen zowaar 5 gangen in plaats van de gebruikelijke 4. Eerst een heerlijke roomsoep, vervolgens een paté en dan… kwartel. Noch Sara noch ik hadden ooit al kwartel gegeten. Bijgevolg wisten we niet goed hoe het gevogelte te lijf te gaan. Ik koos ervoor om alles zorgvuldig af te schrapen, Sara heeft het beest verhakseld. Blijkt dat je die dingen moet afbreken, knabbelen en zuigen. Gelukkig kon het beest geen twee keer sterven.

Daarna volgde nog de gebruikelijke schotel met kaas en de rode vruchten met ijs. De vraag rees dan ook of we niet het verkeerde menu hadden gekregen, aangezien de meeste mensen rondom ons een pastaschotel kregen. Het was dan ook spannend of we de rekening de volgende dag niet letterlijk gepresenteerd kreeg.

Het verblijf

Hotel de Sources is goed gelegen, gezellig en net. Een leuk verblijf zonder al te veel franjes.

Het eten

Zie boven.

Dag 5: Cheylard-L’Évêque – La Bastide Puylaurent

Mistroostig door de regen

Nog 131 km te gaan – 37.498 stappen gezet (29 km, waarvan 26 km op de GR 70) 

383 meter gestegen, 488 meter gedaald

Cheylard L’Evêque (1126 m) – La Bastide-Puylaurent (1016 m)

Een troosteloze start

Na een rusteloze nacht was het opnieuw opstaan met het ochtendgloren. Het ontbijt werd namelijk al om 7u15 geserveerd. Dat was eigenlijk niet eens erg. De regen die al enkele dagen werd voorspeld, zou vandaag echt uit de hemel vallen. Het was dus geen waardeloos idee om de nattigheid vroeg te trotseren. Het ontbijt was hartiger en hartelijker dan we de voorbije dagen gewoon waren geworden. Er waren allerhande cakes en lekkernijen voorzien, waaronder een zandkoekje in de vorm van Modestine.

Onze tafelgenoten waren twee jonge vrouwen die Cheylard als eindpunt hadden. Ik begreep hun spijt maar al te goed. Het was niet aangenaam om je langeafstandswandeling prematuur beëindigd te zien. We hadden dit zelf ook gedaan bij Offa’s Dyke, waar we ongeveer halfweg de totale route halt hielden. Maar hier komt er nog de extra dimensie dat je een verhaal volgt, een relaas van een schrijver. Uiteraard kan je altijd terugkomen en de draad oppikken, maar het is toch fijn om het in een ruk te doen, en in evenveel dagen als Stevenson zelf.

De dagtocht naar Le Bastide was sowieso al een langere, en we hadden de keuze tussen een omweg, via de abdij Notre Dame des Neiges, of een rechtstreekse doortocht naar La Bastide. De regen, in combinatie met de wetenschap dat de volgende dag wat korter zou zijn, zou voor ons dat dilemma beslechten. Maar op een of andere masochistische manier hoort dit soort druilerige etappe er wel bij. Je ziet het landschap op een andere manier en mistige regenwolken geven het boslandschap in de Gévaudan nog wat meer mysterie. Al zou het op bepaalde punten toch even té worden.

Maar waarschijnlijk vertrok iedereen vandaag met hetzelfde gevoel. Gewoon vertrekken en uitkijken naar de warme douche die als beloning op het einde van de etappe zou voorzien. En hopen op een goed bed. Je begint steeds vol goede moed aan je wandeling, maar je waterafstotend materiaal kan maar zoveel regen afstoten. Net als bij warme temperaturen zorgt het bosrijke landschap ook hier voor wat respijt op sommige stukken. Maar het maakt de momenten waarop je in de volle regen zit des te vermoeiender en gevoelsmatig ook stukken natter.

De ruïne van Luc

Na het eerste stuk door het bos passeer je langs een klein gehuchtje genaamd Les Pradels, waar er verder niet veel te beleven valt. Het volgende ijkpunt is het kleine meertje Lac de Louradou, waar het op een mooiere dag waarschijnlijk aangenaam passeren is. Helaas was de regen dan al zodanig aanwezig dat het bladerdek net iets aangenamer leek. Het meer ligt aan de ingang van het Forêt Dominiale de Mercoire, en zou ons leiden naar het eerste echte hoogtepunt van de dag, Luc en z’n ruïne.

De goede moed werd volgehouden tot dat dorpje. Daar, bovenop een heuvel, staat de fotogenieke ruïne. Op de donjon heeft men, voor de verandering, een Mariabeeld geplaatst, dit keer een wit exemplaar van een goede 3 meter. De donjon verschafte ons ook een onderdak voor een korte pauze met wat water en een kleine snack. De Duitsers van de eerste gemeenschappelijke tafel maakten ook gebruik van deze schuilplaats. Vanop de heuvel was het uitzicht over het dorpje in de vallei mistroostig. We hadden via Google Maps onze hoop gevestigd op een crèmerie in het centrum van het dorp, maar ook dat was ons niet gegund, want wij moesten de andere kant van de spoorweg op. En dus werd onze lunch herleid tot een droog pak Parovita’s.

Bij het afdalen naar het dorpje was de regenbui ook intensiever geworden en eens de grens van drie uur in de regen gepasseerd was, was het effect op de moraal aanzienlijk. De dag ervoor was er aan tafel nog een discussie over het feit dat de lus rond Luc zou geschrapt zijn. Niets was minder waar en deden we de befaamde lus van een goede 5 kilometer zoals het vooropgesteld was. Het zou ons in zijn geheel 1 kilometer verder van het dorpje brengen, wat ook niet echt motiverend werkte. Maar je bent nu eenmaal een wandelcompletist of je bent het niet. Gelukkig was het in nevel gehulde landschap wel de moeite.

In het dorpje Laveyrune passeren we eerst de Colonie de St. Barbe, vroeger een geliefde kampplaats. Laveyrune zelf is niet zo genadig. Er is wel een picknickbank, maar door de striemende regen is dit helaas geen optie. Net als de dag ervoor zoeken we soelaas in de kerk, maar verder dan het portaal geraken we niet. Het is niet de meeste comfortabele plek, maar het is er droog.

Twin Peaks

De regen is helaas niet de enige manier waarop we vandaag getergd worden. Ook de bewegwijzering werkt niet helemaal mee. Dit stuk was vroeger anders, waardoor de oude en de nieuwe wegwijzers elkaar afwisselen en vooral tegenspreken. Dezelfde bestemming werd zo op een paar honderd meters eerst een nabije droom en vervolgens een verre oase. Uiteindelijk vonden we het juiste pad. Het bracht ons naar een pad waar de elektriciteitsmasten knetterden door de regen en de mist. Even waande ik mij in Twin Peaks en verwachtte ik elk moment dat er een Woodsman uit het lage struikgewas zou springen.

We besloten de toch maar La Notre Dame des Neiges voor de volgende dag te laten en de afdaling in te zetten naar La Bastide Puylaurent, eerst via een vervaarlijk padje met losse stenen en daarna via een bospad en zo ten slotte het dorpje binnen via de hoofdweg. Daar wachtte ons het hotel en de warme douche.

Het verblijf

La Grande Halte was van dien aard dat men blij was dat men niet in La Petite Halte zat. Hoewel best vriendelijk personeel was het hotel toch at afgeleefd en zag het interieur eruit alsof het rechtstreeks uit een woonzorgcentrum was geplukt. Het bed was ook een beetje te klein, hoewel ik maar gemiddeld van grootte ben en de buis van de afloop tikte geregeld. Gelukkig maakte de douche veel goed.

Het eten

Het eten bestond uit een spinazie-geitenkaasquiche, lamskroon met erwten en worteltjes en een soort broodpudding, specialiteit van de regio. Gezien de rest van het hotel lieten we de huiswijn graag passeren.