Dag 12: Saint-Germaine-de-Calberte – Saint-Jean-du-Gard

De laatste loodjes

Gearriveerd – 34.650 stappen gezet (27 km, waarvan 23 km op de GR 70) 

453m gestegen, 542 m gedaald

Saint-Germaine-de-Calberte (480 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Signal de Saint Pierre (695 m) – Col de Saint Pierre (597 m) – Saint-Jean-du-Gard (190 m)

Vandaag vertrokken we voor onze laatste 23 kilometer, een etappe die nog als vanouds pittig beloofde te worden, en niet enkel door de voorspelde 33 graden. Na een goed ontbijt, waar wij tot grote verbazing van de eigenaar van het hotel en geheel volgens onze eerlijke inborst onze wijn vergoedde (de eigenaars leken het de avond ervoor niet genoteerd te hebben), verlieten we Saint-Germaine-de-Calberte. Het dorpje had ons aangenaam verrast.

Worstperikelen.

Net zoals de vorige dagen ging het al snel omhoog via een bospad, waar we af en toe een glimp opvingen van de groene heuvels van de Cevennen. Voor we zelf ons laatste exemplaar zouden temmen moesten we nog even afdalen naar Saint-Etienne-Vallée-Française, een nog vrij uit de kluiten gewassen dorpje, naar lokale normen.

Ons luchpakket was weer even sober als tijdens de eerste wandeldagen. Parovita, fruit, granolabars, water en als luxe-item twee appelsapjes. Maar in Saint-Etienne presenteerde zich plots een opportuniteit in de vorm van een Spar. Het moet zijn dat het universum ons zachtjes aan wilde voorbereiden op onze terugkeer naar Vlaanderen, waar de algemene hoffelijkheid niet de grootste deugd is.

Toen we in Le Bleymard onze worst bestelde gebeurde dit opgewekt en werd er met de glimlach een stukje afgesneden. In Florac was de dame in kwestie al ietsje minder klantvriendelijk, maar lukte het wel om slechts een stuk mee te krijgen. Hier werd ons tweevoudig verzoek om een deel van de worst te krijgen vakkundig genegeerd en kregen we deze in z’n totaliteit mee. Gelukkig was het lekker.

Een laatste Stevenson-moment

Maar we moesten wel eerst werken voor onze lunch. De beklimming naar de Col de Saint Pierre was niet per se lastig, maar desondanks waren we beiden aan het baden in het zweet. Misschien lag dit aan de hogere luchtvochtigheid, want de zon zat nog verscholen achter een dik wolkendek. Onze ambities lagen echter nog iets hoger.

Vanaf de col (+- 600 meter) klommen we naar de signal (+- 700 meter) en dit op een goede 300 meter afstand. Het uitzicht was magnifiek. Heuvels 360 graden rondom ons, met in de verte de Mont Lozère en, iets minder duidelijk, onze volgende bestemmingen, Saint-Jean-du-Gard en Nîmes. We genoten, we aten (dit was tevens de laatste lunchplek van Robert Louis Stevenson zelf) en we hadden veel geluk. Toen we terug naar beneden gingen, waren er net een stuk of 7 wandelaars klaar om de top te bestormen.

Het echte zuiden en het eindpunt

Eens terug aan de col verlieten we de Lozère. Het laatste stukje van de GR gaat door de Gard. Het was in deze regio dat enkele weken eerder de Franse hitterecords waren gesneuveld. Het oude pad naar Nîmes voegde opnieuw een nieuw, mooi en uniek deeltje toe aan de etappe en aan de reis. Daarna ging de route even naast letterlijk ook figuurlijk bergaf, door een relatief lange passage langs een autoweg. Maar een kleine snack op een oude brug en een stukje naast de rivier en zo Saint-Jean-du-Gard in maakte veel goed.

Het was even zoeken naar het eindpunt. Je wilt toch dat er een volwaardig sluitstuk komt. Aan een infopunt van de toeristische dienst vonden we uiteindelijk toch de gedenksteen met de beeltenis van onze twee onzichtbare metgezellen. Robert Louis Stevenson, die 143 jaar geleden besloot om een tocht door de Cevennen te maken en Modestine, zijn lastdier, waarmee hij vaak lasten maar ook lusten deelde.

Het was een ietwat abrupt einde, geen toeters en bellen. Misschien was dat wel treffend, aangezien we nooit de plaat aan het vertrekpunt hadden gevonden, 12 dagen terug in Le Monastier-sur-Gazeille. Maar zelfs op het drukke plein was het niet al te mooie monumentje toch een licht ontroerend gegeven.

Saint-Jean-du-Gard en de Cevennen

Met waarschijnlijk een gebrek aan voedsel en drank doken we het museum van de Cevennen in, wat de grote en de kleine geschiedenis van de regio mooi tentoonstelt. Sara’s internationale ICOM-card maakte enige indruk op het personeel, net zoals wij aangenaam verrast waren door de audiogids in het Nederlands!

De zalen waren netjes opgedeeld. Een tijdlijn, gebruiksvoorwerpen, landbouw, kastanjes, de wolf, klompen, markten,… en vervolgens een hele zaal gewijd aan de zijde-industrie. Het museum, Maison Rouge, is gevestigd in een oude zijdefabriek. Er kwam een breed scala aan invalshoeken aan bod, waaronder de levensloop van de zijderups, inclusief beelden van copulerende zijderupsvlinders. Een of andere arme man heeft er zelfs speciaal muziek voor gecomponeerd.

Ons hotel, l’Orange, had niet de beste reviews. In eentje werd het zelfs vergeleken met Fawlty Towers in de Cevennen. Gelukkig lag dat eerder aan de anekdotische ervaring van de persoon in kwestie. Los van het kapotte badkamerlicht was de kamer meer dan geschikt. En ondanks enige verwarring over wat wel en wat niet tot het menu van onze demipension hoorde was het avondeten lekker en gezellige, met een laatste keer vin Cévenol.

We namen ook afscheid van Susann en Christian, het Duitse koppel en de enige overblijvers van de tafel in Le Monastier. Het was hartelijk en ik heb moeten beloven om de info over de 10 mooiste wandelroutes van Europa (volgens onze goeroe Bradley Mayhew) samen met mijn eigen blog door te sturen. Zo zie je maar!

De andere passanten en medereizigers zijn op een andere, plotsere manier van de radar verdwenen, elk met hun eigen tocht, weg, tempo en verhaal. Het koppel uit de Provence zei ons vaarwel in Chasserades, De oude man, een Bruno uit Grenoble die ooit een gespecialiseerde droogkuis/wasserij had, stopte op een hoogtepunt, in Le Pont-de-Montvert. Het koppel zestigers en de man uit Lille en de praatgrage wandelaar uit Dijon kwamen ook vandaag aan in Saint-Jean, maar hen zagen we niet meer.

Anderen zijn waarschijnlijk al wat langer aangekomen, nog onderweg of wie weet gestopt. Het koppel uit Lyon, de man die als enige Duits kon, het jonge koppel dat op de regendag aan het meer van Naussac zat, het koppel aan de tafel in Le Cheylard en de man met de wandelstokken die op weg naar daar met ons meewandelde. Het ga hen goed.

Het eten

Pastasalade met tomaat, Parmezaan en avocado, koolvis met mosterdsaus en fruitsla.

Het verblijf

Een goede laatste slaapplaats op deze GR. Half Cinque Terre, half Pirates of the Caribbean. We zijn inderdaad dicht bij de Middellandse Zee (inclusief gekko’s)

Dag 10: Florac – Gare de Cassagnas

De oude spoorlijn richting niemandsland

Nog 38 km te gaan – 26.505 stappen gezet (21 km, waarvan 17 km op de GR 70) 

286 m gestegen, 253 m gedaald

Florac (546 m) – Gare de Cassagnas (693 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk na de zin over grillige openingsuren niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 10 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Plots is daar, vrijwel uit het niets, een grote vermoeidheid. Is het de opeenstapeling van nachten met minder slaap? Is het de hitte? Is het het gevolg van een 10de wandeldag op rij? Het is sowieso het meeste dat mijn voeten al te verwerken kregen qua ononderbroken kilometers. Ik mag mij gelukkig prijzen met 1,5 blein, waarschijnlijk het gevolg van sokken die hun beste tijd hebben gehad. Maar ondanks de kortere etappe (relatief gezien), deden mijn voeten wel pijn en zou ik later op de dag verleid worden tot een middagdut. Maar eerst stond er nog de tocht richting het voormalige station van Cassagnas op het programma.

De eerste, grilligere helft

Vandaag moest er 17 kilometer afgelegd worden, waar we zelf nog een klein beetje aan toevoegden door Florac nog wat te verkennen, en naar de meest pittoreske Carrefour te gaan die we ooit al hebben gezien. Na enkele aankopen waarmee we de komende twee dagen verder konden, wandelden we nog eenmaal door het dorpje met haar watervalletjes- en partijen en daarna richting Cassagnas, voor een wandeling in twee delen, zoals onze reisgids zo treffelijk schreef.

Aan de voet van de eerste klim sloegen we nog even een praatje met de man van Dijon, die ik nog steeds zeer moeilijk verstond. Ook waren er 2 vrouwen, vriendinnen van in de zestig, die voor een ingekorte reis op de GR 70 hadden gekozen en voor wie Florac de start was en Cassagnas de eerste halte. Aangezien een van de twee niet zo goed te been was, had ik toch wat bedenkingen bij de tocht, waar vooral het begin nog wel best omhoog ging. Maar de drie laatste dagen waren uiteindelijk wel wat minder uitdagend dan wat de voorbije dagen was gepasseerd.

Vandaag was daar het perfecte voorbeeld van. De klimmetjes en afdalingen duurden maximaal 10 minuten. Het grootste deel bestond uit balcony wandeling, zoals onze reisgids het omschreef. Een aangenaam, egaal pad, met zicht op een helling onder ons en de heuvels in de verte. De schaduwrijke paden waren vandaag zeker welgekomen. Het gebrek aan veelzijdigheid van deze eerste helft was op die manier ook vergeven.

Het is ook zo dat het niet volledig monotoon was. Zoals gezegd was er een deel voor de afdaling en een deel erna. Het eerste gedeelte, na de klimmetjes, ging door bosrijk gebied, tot het na een vrij lange daling uitkomt op een grote autoweg, weliswaar omringd door geweldig mooie heuvels. Na een korte pauze in Saint-Julien-d’Arpaon gingen we een pad op waar vroeger een spoorweg liep.

Vandaag stond het dorpje in rep en roer door een plaatselijke loopwedstrijd. Naast het oude spoorweggebouw stond een podium waar winnaars werden gelauwerd en even verder was er de uitnodigende geur van de eetstandjes in de buurt. Het deed mij wat denken aan de voetbaltoernooien uit mijn jeugd, waar je tussen de wedstrijden door al eens een hotdog of een hamburger kon eten.

Spoorwegwandelen

Maar de spoorlijn dus. In 1880, na de passages van Stevenson, werd beslist dat Florac ook aangesloten moest worden op de ijzeren weg. Dit was echter weinig praktisch. Men kon de drukke lijn tussen Parijs en Nîmes moeilijk standaard via de bergen van de Cévennes sturen. En dus kwam er een verbindingslijn met één spoor, wat al snel in onbruik raakte door de concurrentie van de weg die parallel liep. En zo werd de lijn in 1948 afgeschaft.

Vandaag is het een aangenaam wandelpad, met de Mimente als continue metgezel in de kloof die naast het spoor loopt. Anders dan bij onze veenbaan is deze wandelweg niet geasfalteerd, waardoor het niet, zoals bij ons het geval is, een fietsparadijs is. De wandelaar heeft het hele traject voor zich alleen.

Het pad was grotendeels vlak, wat welgekomen was in deze hitte, waar alle inspanning dubbel zoveel energie en zweet kost. We passeerden ook enkele tunnels. Bij de eerste kon ik, tot grote schaamte bij Sara, mijn koplampje gebruiken, hoewel de duisternis nogal relatief was. Ook tunnel twee en drie waren niet langer dan een meter of tien. En daar liet ik de gimmick voor wat het was.

Mijmeringen en avonturen onderweg

Over het algemeen lijkt het dat er hier meer restanten bewaard zijn gebleven dan bij ons. De kerken zijn ouder en authentieker, de ruïnes staan pittoresk in het landschap. Heel wat dorpen en monumenten hebben niet moeten wijken voor een of andere weg of modern appartementsgebouw. De omgang met het patrimonium is soms vergelijkbaar, soms ook heel verschillend.

Ook hier worden historische gebouwen omgetoverd tot gîtes, hotels en horecazaken. Indien het echter wordt tentoongesteld of bezocht kan worden vanwege de historische waarde, is de omgang best anders. Ook in Vlaanderen kiest men eerder voor de moderne horeca-toets, zo niet betaal je aardig wat entreegeld. In Engeland is het ook vaak prijzig, maar je krijgt er meestal wel een leerrijke historische topervaring en een tearoom van de National Trust bij. In de Cevennen is alles dan weer relatief goedkoop, maar er zijn geen faciliteiten en je kan kop noch staart krijgen als het op openingsuren aankomt.

Vandaag was er ook weel veel plezier op het vlak van fauna. Een uit de kluiten gewassen sprinkhaan wilde even kennis maken met mijn edele delen. Daarnaast zagen we ook een grote, groene hagedis die de kleine, grijskleurige soortgenoten van de voorbij dagen deed verbleken. Al was ook dit exemplaar even schichtig en moeilijk op camera vast te leggen.

Gare de Cassagnas

Na een goede 4,5 uur gewandeld te hebben, kwamen we aan in Cassagnas, of beter gezegd in het voormalig stationsgebouw, dat omgetoverd en, jawel, gemoderniseerd werd om zo als gîte d’etappe te fungeren. Er heerst hier een campinggevoel. Los van de gîte en de bijkomende camping is er niets, ook amper bereik.

Terwijl we wat genoten van een drankje en aan het schrijven waren in onze boekjes, wandelden (en in sommige gevallen strompelden) de bekende en minder bekende gezichten binnen. Het Duitse koppel, de man uit Dijon, het duo vrouwen van deze ochtend, een man met opvallende bakkenbaarden, de twee koppels zestigers van net buiten le Pont-de-Monvert en een blonde jongen die we eerst hadden gezien in Finièls en vervolgens in een tent in het natuurpark. Van de 11 aan de table commune in Le Bouchet-Saint-Nicholas bleven enkel de Duitsers over. De sporadische contacten zijn fijn, net zoals de vrijblijvendheid ervan.

Aan de eettafels buiten was er, ondanks het feit dat dit op zich niet voorzien was, een spontane table communale ontstaan. Links van mij zaten de twee koppels zestigers, rechts het Duitse koppel, Susan en Christian, waar we het grootste deel van de tijd mee hebben gepraat. Daarnaast zat de man met de bakkenbaarden (uit Lille), de man uit Dijon, de twee vrouwen van deze ochtend en twee nieuwe gezichten.

Er werden tips uitgedeeld over de vele wandelwegen in Europa, ervaringen over de Chemin, en af en toe over het leven. Daar, buiten aan de lange picknicktafel, kreeg ik het gevoel om even deel uit te maken van een gemeenschap van wandelaars. Verschillende verhalen en ervaringen, tempo’s en blikken. Een komen en gaan van mensen met eenzelfde doel.

Hou zou Stevenson, 131 jaar geleden wandelend met een ezeltje, kijken naar de verbroedering op het pad dat zijn naam draagt? In ieder geval besloot ik om mijn uiterste best te doen om van de 2 laatste wandeldagen zo hard mogelijk te genieten. Want hoe langer de tocht duurde, en hoe meer de kleine dorpjes zich ontpopten tot bakens van rust, hoe meer ik wenste dat het nog wat kilometers extra duurde om de finishlijn te bereiken.

Het eten

Een buffet bestaande uit verschillende soorten quiches, slaatjes, worst, en daarna plattekaas en kastagnetaart.

Het verblijf

In the middle of nowhere, maar aangenaam. Het personeel is wat excentriek, Sara zou zeggen onvriendelijk, maar de kamer is ruim en netjes en de set-up van het avondeten tof.

Dag 8: Le Bleymard – Le-Pont-de-Montvert

De koninginnenetappe en het land van de camisards

Nog 83 km te gaan – 34.449 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70) 

609 m gestegen, 814 m gedaald

Le Bleymard (1069 m) – Col Santel (1200 m) – Pic de Finiels (1699 m) – Pont de Montvert (875 m)

DISCLAIMER: Blijkbaar is er een probleem via smartphone, waarbij het stuk vanaf “De oorlog met de camisards” niet verschijnt. Indien je dat probleem tegenkomt, kan je via https://fromtheseatothelandbeyond.wordpress.com/wandelen-in-frankrijk/ en onderaan naar dag 8 gaan om het toch volledig te lezen. Mijn excuses hiervoor.

Na enkele opwarmers was het vandaag zover. We gingen naar het letterlijke hoogtepunt van de GR 70. De Pic de Finiels, de top van de Mont Lozère, is 1699 meter. Zonde van die ene. De hele reis zie je de foto’s, maar uit ervaring weet je dat je nooit echt kunt weten wat het is en hoe het voelt en hoe het uitzicht zal zijn. Tot je er eindelijk naartoe wandelt en er daadwerkelijk staat. En dat had wel wat voeten in de aarde, al viel het, zoals het meeste ‘klimwerk’ hier best wel mee.

Naar het hoogtepunt van de GR 70

Zoals wel vaker op deze Chemin de Stevenson passeerde de eerste col van de dag, de Col Santel, redelijk geruisloos. Je hebt er wel een pijl naartoe, maar wanneer je het nu precies bereikt hebt, is af en toe een mysterie. Toch wanneer de col zelf omringd is door bomen en je daarna nog een goede 400 extra hoogtemeters moet afleggen, weliswaar op een comfortabele 7 kilometer. Er is geen 360 gradenpanorama en je begint niet meteen terug te dalen.

Na een korte maar steile klim om het dorpje uit te geraken, gaat het via een open weg doorheen het heuvellandschap. Zo kom je dus in het bos dat je naar de eerste col brengt. Het eerste stuk was het lastigste, maar eens het bos uit, op het moment dat de sparren plaatsmaakten voor de schuchtere heidestruiken, werd de hellingsgraad eveneens wat zachter en kon je zowaar even uithijgen.

De weg naar boven, in een open landschap, wordt eerst aangegeven door de route van de skilift. Je volgt de draden naar boven. Het wordt al helemaal moeilijk om in te beelden hoe anders het landschap en de sfeer moeten zijn in de winter bij het passeren van het chalet en bijkomend entertainmentcomplex. Met zijn 1700 meter is de Pic de Finiels en bijhorende hellingen populair voor wintersport allerhande. Maar bij temperaturen tegen de 30 graden, en later op de dag nog hoger, is dat een abstract gegeven.

Na het passeren van de skilift en het chalet werd onze routeaanwijzer overgenomen door de zogenaamde montjoies. Ze lijken op monolieten of menhirs en dienen om in alle weersomstandigheden de weg te vinden. De vrouwelijke helft van het Duitse koppel, waarmee we de hele tijd wandeljojo deden, dacht eventjes dat we te maken hadden met een prehistorisch spektakel, maar het werd al snel door haar man ontkracht.

Vooraf werd er wel gewaarschuwd voor mist, en enkele dagen eerder leek het nog even of we zouden met onweer zitten. Ik had mij zelfs al volledig geïnformeerd over wat je wel en niet moest doen als je op een open vlakte plots in een donder en bliksemspektakel terechtkwam. Maar alles was en bleef gelukkig genoeg helder, stralend en blauw, waardoor het kleurenpalet van geel, groen, rood en paars op de grond nog beter uit de verf kwam.

Na een bocht naar rechts en een goede 500 meter stijgen, zaten we op het dak van de GR 70 en de Mont Lozère, met vergezichten. We zagen onze reeds afgelegde route en de plekken die nog moesten komen. Wat een open sensatie na de bedekte, beschutte en soms claustrofobische passages door de bossen, die de voorbije dagen zo talrijk aanwezig waren. Het enige probleem was dat zelfs met visuele verklarende panelen het mij niet duidelijk was wat waar lag. Het is een soort van Waar is Wally waar ik duidelijk niet goed in ben.

Death by saucisson

Uiteraard, na zoveel stijgen komt een pakje dalen. Dat gebeurt eerst door hetzelfde mooie heidelandschap en gaandeweg met meer en meer bomen, tot het pad opnieuw volledig omsingeld wordt door het groen en de afdeling langs puntige stenen gaat. We kozen ervoor om door te zetten tot het dorpje Finièls.

Het pad werd steeds breder en de zon begon feller te branden, terwijl de sprinkhanen opnieuw enthousiast tegen onze benen sprongen. De hitte werd pas echt voelbaar wanneer we het bos verlieten en we een droog, onbedekt landschap introkken met bergen voor, naast en achter ons. Finièls is een klein dorpje middenin het natuurpark van de Cévennes.

Daar heeft een goede ziel een fantastisch bankje bij mekaar getimmerd en wordt het openbaar toilet door het bescheiden aantal inwoners beheerd. Iemand heeft zelfs zijn of haar voorportaal ter beschikking gesteld voor de vermoeide wandelaars, met schaduw, een tafel en wat stoelen. Het is eens iets anders dan huizen met hekken en hagen.

Tijdens deze pauze genoten we voor het eerst van de saucisson de Lozère, een droge worst die perfect tegen de hitte kan. Het was lekker maar niet zonder risico. Net op het moment dat er een hermelijn uit het struikgewas sprong, stikte ik haast in een stukje worst. In mijn gehoest liep het arme beest sneller weg dan zijn schaduw. Gelukkig kon ik het haast noodlottige brokje uitkuchen.

Door de chaos naar de brug

Na het deugddoend intermezzo moesten we nog 5,4 kilometer afleggen naar Le-Pont-de-Montvert, de eindbestemming van de dag. Dat verliep eerst langs een breed pad tussen de chaos, granieten rotsblokken die schipperen tussen groot en gigantisch. Het is een indrukwekkend zicht, met ook nog eens de bergen op de achtergrond.

Telkens je de tijd nam om even stil te staan en rond te kijken werd het gevoel van nietigheid groter. Na een passage langs een huis met een waarschuwingsbord voor bijen was het nog een goede twee kilometer, langs een smal pad dat al snel een smal en vervaarlijk dalend pad werd, een heuse uitdaging, gelet op de hitten de vermoeidheid.

De oorlog van de camisards

Niet veel later kwamen we aan in Le Pont-de-Montvert, ooit het dorpje waar de revolte van de camisards begon. Nadat de protestanten hun beschermde status in Frankrijk verloren begon er een heuse vervolging. Heel wat onder hen verlieten het land. Ook in de Cevennen was de vervolging van de protestanten een gegeven, zelfs in die mate dat ze hun vieringen moesten houden in de bergen en de grotten.

Maar op een gegeven moment, in 1702, besloot men dat genoeg genoeg was en richtte ze zich in Le-Pont-de-Montvert tegen de sadistische Abbé du Chayla. Hij werd door 52 mannen en naar het schijnt evenveel messteken om het leven gebracht. Het was het begin van de oorlog van de camisards. Deze geschiedenis was ook een belangrijke reden waarom de protestantse Schot Robert Louis Stevenson naar deze gebieden was getrokken.

Vandaag is het vooral een gezellig plekje waar de huizen gebouwd zijn langs drie waterstromen, de Tarn, de Rieumalet en de Martinet. Na een oppeppend drankje, het bewonderen van de steegjes en het befaamde bruggetje, met toren, ging we even aan de waterkant zitten om daar te genieten, te schrijven en te tekenen, terwijl de mensen rondom ons genoten van de zon en het verfrissende water.

(On)gezellige drukte

Vervolgens trokken we naar ons verblijf voor de nacht, de Auberge des Cévennes. Na het douchen en voor het avondeten doolden we nog wat rond in dit dorpje met z’n vele straten en niveauverschillen. Twee dingen vielen op. Ten eerste was er een harmonieus samengaan van de twee religies die ooit elkaar letterlijk te lijf gingen. Hoewel elk aan een uiteinde van het dorp is er een katholieke église en een protestantse temple. Het ene was sober, het andere nog soberder, herbouwd nadat de oorspronkelijke kerk was vernield als wraak voor de moord op Abbé du Chayla.

Wat opzienbarender was, was de chaotische verkeerssituatie. De hoofdstraat, waar we tevens van onze oppeppende frisdrank genoten, was het strijdtoneel tussen auto’s in allerhande formaten die langs beide kanten zich een weg trachtten te banen terwijl voetgangers af en toe opzij moesten springen. Op de befaamde brug was het zo mogelijk nog erger. Een mens vraagt zich af of de sense unique een ongekend begrip is in de Cévennes.

Het eten

Het avondmaal was gezellig. Voor het eerst waren er kinderen. Le Pont-de-Montvert heeft duidelijk een aantrekkingskracht die de Chemin de Stevenson overstijgt. Ook voor het eerst waren er frietjes. Zelfgemaakt en gebakken in eendenvet. Heerlijk! Het menu bestond uit soep, rosbief met frietjes, kaas en chocomousse

Het verblijf

Een bijgebouw van de auberge zelf. Degelijke kamer. Het toilet is weliswaar een zeer krappe ruimte. Een mens kan niet altijd hopen op een La Remise, maar er mocht zeker niet geklaagd worden.

Dag 7: Chasseradès – Le Bleymard

Stalkerige insecten en koppige steenezels

Nog 102 km te gaan – 29.690 stappen gezet (23 km, waarvan 18 km op de GR 70) 

537 m gestegen, 638 m gedaald

Chasseradès (1165 m) – Goulet (1415 m) – Les Alpiers (1186 m ) – Le Bleymard (1069 m)

De dorpjes worden steeds Fransklinkender en op deze etappe beginnen de landschappen echt te hinten naar de nakende bergen. Voorlopig is het echter nog vooral door de bomen gluren, tot bijna aan het einde. Desondanks zouden we op de 7de dag op de GR opnieuw een hoogterecord breken, dit keer naar de 1415 meter. Het had nog hoger gekund, maar daarover hieronder meer.

Een hoge brug en een hoge top

Voor we ons aan de gestage klim (en afdaling) richting de Goulet konden zetten, wachtte er nog een ander hoogtepunt van de GR 70 op ons. Eerder zagen we al een spoorwegviaduct in Arquejol, maar deze van Mirandol is pas echt indrukwekkend. Al na een paar honderd meter nadat we Chasseradès verlieten, zagen we het impressionante bouwwerk tevoorschijn komen. Meer dan 120 meter lang en 30 meter hoog doorkruist het kleine dorpje met z’n kronkelende, dalende straten.

De GR geeft eerst een bovenaanzicht en vervolgens, wanneer we richting Mirandol dalen, wandel je eronder. Pas dan ervaar je de hoogte en vooral de verwevenheid tussen viaduct en dorp. Wat de mens vermag kan soms even indrukwekkend zijn als wat de natuur vermag. En de mens die de natuur letterlijk overbrugt is in dit geval heel speciaal.

De spoorlijn zou nog een tijdje naast ons lopen, tot we stilaan het open landschap verlaten en richting bos trokken. Daar wachtte een aanzienlijke klim op ons, gelukkig wel met voldoende schaduw. Eens aangekomen op het plateau van de Goulet volgde een kleine anti-climax. De GR de pays richting top moet ons ontgaan zijn, en dus bleef het bij de open ruimte die deels leek te fungeren als parking.

Een spookdorp en stalkers in het bos

Op deze dag was er, na het ontbijt, nagenoeg niemand meer te bespeuren, op een dorpeling na. Pas bij onze aankomst in Les Alpiers en Le Bleymard zagen we opnieuw medemensen. Dit was ook het geval in het bos dat we in de volgende passage moesten doorkruisen. Het was er zelfs zo kalm dat we een letterlijk spookdorp bezochten. Serreméjan was ooit een klein gehucht, maar door de veranderende economische activiteit waren dit soort afgelegen, rudimentaire verzamelingen huizen ten dode opgeschreven. De depopulatie in deze regio is wel degelijk een probleem, maar ik heb een klein vermoeden dat de voormalige en laatste inwoners van Serreméjan een punt hadden.

Want hoewel we geen mens tegenkwamen, hadden we wel degelijk gezelschap. Alleen was het nogal ongewenst. In de passage na het spookdorp, en vooral bij het afdalen na een instagramwaardige hoop boomstammen, werden we achtervolgd door een zwerm vliegen. We hadden elk een 40-tal rondom ons die een zoemend concert rond onze hoofden gaven. En eens het bos uit, en de open weg op, waren het sprinkhanen die manisch alle kanten uitsprongen, met hun rood-, blauw- of grijsgekleurde vleugels. Af en toe sprong er ook eentje onze richting uit, tegen lijf en benen. Maar het was te verkiezen boven het stalkerig gedrag van de vliegen.

Het bos had nog een laatste verrassing. Terwijl het landschap zich meer en meer begon bloot te geven, was er nog een kleine zij-uitstap naar de bron van de Lot. De Lot stroomt 489 km, waarna het in Aiguillon in de Garonne stroomt. Hier is het echter een klein plasje, dat later, in Les Alpiers al ietsje uitgebreider zal overgestoken worden. De jonge Lot vergezelde ons op weg naar het gelijknamige dorpje, terwijl de bergen van de Lozère dichter en dichter kwamen.

Zicht op de bergen

Vooraleer we aan onze eindbestemming komen, arriveren we dus eerst nog in Les Alpiers, op een kleine 2 kilometer van Le Bleymard. Dit gehuchtje beschikt over een hele hoop vakantiehuizen. Wij werden verwelkomd door een hele resem kippen en de eerder omschreven sprinkhanen. We besloten hier nog even een frangipane te nuttigen, vlakbij een eeuwenoud en geërodeerd kruis. En dan volgt nog een laatste afdaling.

Tijdens die afdaling zien we helaas dat mens en natuur wisselend samengaan, waarbij we mistroostig door het gerooide bos wandelen dat ooit de helling moet gesierd hebben. Le Bleymard zelf is een gezellig dorpje en z’n Carrefour Express is een Walhalla na de vaak overprijsde lokale winkeltjes van de voorbije dagen.

Op de picknickbank die enkele meters van de ingang stond deed ik een praatje met een medewandelaar uit Dijon, die duidelijk geen fan was van zonnecrème. Daar waar de jonge vrouwen in Cheylard nog dachten dat Sara en ik Duitsers waren, dacht deze man dat ik een Canadees was. Mijn Frans was duidelijk nog niet accentloos, maar ik maakte wel vooruitgang. Hij ging echter nog verder naar de Lozère. Aan de andere kant van de bank zat een Italiaanse vrouw in wieleroutfit te zuchten boven haar kaart, terwijl ze bedachtzaam van een droge worst at. Ze inspireerde ons in ieder geval om de smeltgrage geitenkaas de volgende dag in te ruilen voor de befaamde plaatselijk saussicon.

We zetten nog even door naar de gezellige dorpskern, waar we aan het kerkje nog even samen een tekening maakte van het plaatselijke gemeentehuis. Kort daarvoor waren we nog enkelingen tegengekomen die nog naar de Mont Lozère wilden wandelen. Het was een bizar Duits koppel met een ezel. Zij sprak hardnekkig Duits tegen Sara, hoewel zij enkele keren duidelijk maakte dat ze de taal niet machtig was. En hij negeerde mijn juiste aanwijzingen om via de GR naar de Lozère te geraken.

De accommodatie

Na de korte verkenning van het dorp en de pauze aan de Carrefour, trokken we richting La Remise, waar onze hotelkamer ons haast deed smelten van plezier. La Grande Halte was duidelijk al enkele tussenstops geleden en La Remise leek misschien wel de perfecte halte te worden. Dit werd enkel bevestigd door de heerlijke douche en later de geweldige restaurantervaring.

Het eten

Een slaatje met een soort van kaasbroodje. Stoofvlees met rijst. De obligatoire kaasschotel. En als afsluiter een peren-chocoladecrumble. Het eten was lekker en we dronken een wijn uit de Cévennes. Het was weliswaar een bijzonder gegeven, gelet op onze onfortuinlijke ervaring van de dag ervoor, dat rondom ons twee mensen kwartel bestelden. De eerste, een vrouw van in de vijftig, leek ook maar weinig raad mee te weten. Maar de tweede, een jongen van om en beide 10 jaar (?)(!) was duidelijk een pro. Jong geleerd is oud gedaan.

Dag 1: Le Puy-en-Velay – Le Monastier-sur-Gazeille

Onderweg naar de weg van Stevenson

Nog 225 km te gaan – 32.702 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70)

534 meter gestegen, 236 meter gedaald.

Le Puy-en-Velay (625 m) – Coubon (633 m) – Le Monastier-sur-Gazeille (930 m)

De weg naar Compostella

Eindelijk wandelen. Genieten van de vrijheid die de benenwagen met zich meebrengt. De wetenschap dat elke stap je verder leidt van startpunt A en dichter brengt bij eindpunt B, zonder dat er een hoe en een wanneer hoeft te zijn. Maar elke goede wandeling begint met een goed ontbijt, dat dient als een fond om enkele uren te kunnen wandelen zonder dat de maag begint te rommelen en de benen verslappen.

Hotel Bristol scoorde op dit vlak goed. Het pure Franse ontbijt, waarover later meer, werd hier uitgebreid met verschillende soorten kaas, hesp, fruit, ontbijtgranen, verse yoghurt en platte kaas. En daarnaast appelsiensap, appelsap en een hele resem warme dranken die via een handig en gebruiksvriendelijk apparaat konden worden gescoord.

Onze bagagetransfer had dan weer een duidelijk voordeel. Het bespaarde ons enkele kilo’s op de rug en bij eventueel regenweer konden we ’s avonds rekenen op een gegarandeerd droge outfit. Maar het had ook enkele verwaarloosbare nadelen. Ten eerste is het handig om alles bij je te hebben. In het verleden heb ik wel al eens een shirtwissel gedaan tijdens een wandeling, voornamelijk na een regenbui bij een redelijk hoge temperatuur. Dan durft je t-shirt wel eens natter te zijn van het zweet dan van de regen zelf. Ten tweede werkte onze maatschappij, Malle Postale, volgens de afspraak dat de bagage telkens ten laatste om 8 uur moest klaarstaan, waardoor uitslapen er niet meteen inzat. Later zou blijken dat mijn wankele slaappatroon dat laatste sowieso onmogelijk maakte.

DSC07742

Het duurde niet lang om Le Puy, hoe mooi ook, achter ons te laten en ons te begeven op boswegen, zandwegen en kiezelpadjes. Voor een groot deel zouden we vandaag een stuk van de weg naar Compostella volgen. Heel wat enthousiastelingen waren vroeger dan ons op pad, maar zouden al snel onze achterkant zien. Onze benenwagens hebben namelijk heel wat PK. Onze eerste metgezellen waren een man en vrouw die al binnen de eerste 300 meter van elkaar gescheiden waren. De man liep een goede dertig meer voor zijn vrouw uit, die er niet bijster enthousiast uitzag om deze tocht aan te vatten. De tweede collega-wandelaar die we inhaalden was misschien nog opvallender. Op een bospad bezaaid met stenen, wat het klimmen wat bemoeilijkte, passeerden we een gezettere man met bril en baard, die naast zijn rugzak ook nog een plastieken zak in de hand had. Bij het passeren was het niet meteen mogelijk om te zien wat hij precies vervoerde, maar echt praktisch kon het in ieder geval niet zijn.

Katten van de Cevennen

Het pad bracht ons al snel naar kleine gehuchten à la L’Holme en L’Herm en dorpen als Coubon, waar een jonge Loire stroomt in de richting van een ruïne. In Vlaanderen zouden de meeste van deze gemeenten in een veel groter geheel zijn opgenomen. Vele dorpjes en gehuchten, bestaan maar uit een paar straten of huizen. Maar dit is een dunbevolkte regio, met gespreide bewoning en beschaving. En dus hebben sommige plekken met minder dan 100 inwoners toch een mooi gemeentehuis. Het moet vreemd zijn om burgemeester te zijn terwijl je ook een van de 77 dorpelingen bent, al zal het wel een pak makkelijker zijn om de vinger aan de pols te houden.

Waarschijnlijk was het op de eerste wandeldag vooral pastoraal, met zachte glooiingen die versierd zijn met balen stro, her en der een hut en wat koeien in de verte, of dichtbij, veilig achter een prikkeldraad. Hoewel, de beboste heuvels die voortgekomen zijn uit vroegere vulkanen en erupties zijn waarschijnlijk eerder pittoresk. Misschien is het ook weer niet zo eenvoudig om landschappen te categoriseren en waarschijnlijk is het ook overbodig en tijdverlies. Wat zeker is, is dat de Velay een streek is waar het goed vertoeven en wandelen is. Net voor we nog kort een bos induiken, krijgen we een laatste panorama van le Puy-en-Velay aangeboden. Het gaf ons nog een mooi zicht op de stad en haar vier prominente ijkpunten in het landschap, de kathedraal, de kerk op de rots, de Rode Madonna en nog wat verder het kasteel van Polignac.

Er boden zich ook spontaan fotoreeksen aan. Net voor het dorpje Volhac werden we opgewacht door een aanhankelijke zwart-witte lapjeskat. Ondanks onze affectie voor katten, hebben de dieren die we onderweg tegenkomen vaak de neiging om eerst nieuwsgierig te staren om vervolgens, wanneer je een poging onderneemt hen te strelen, angstig te gaan lopen. Deze miauwende aandachtzoeker kronkelde zich echter tegen mijn been aan en volgde ons een aardig stukje. Het gaf ons het idee om zoveel mogelijk katten te fotograferen, in de hoop om voldoende poezendiversiteit te hebben voor de kalender Katten van de Cevennen. Met 12 wandeldagen te gaan, en een goed begin, was dat geen loze ambitie. Maar niet elke kat is even aanhankelijk als deze. Het zou nog spannend worden.

Een ander terugkerend fenomeen op deze eerste wandeldag was het kruisbeeld. Tussen Le Puy en Le Monastier zagen we kruisbeelden van verschillende tijden, in verschillende materialen en in alle maten, vormen en stadia van erosie. In het eerste dorpje waar we binnenwandelden, Ours, stond er zelfs al meteen een 12de eeuwse stenen beeld. We zagen er nog een tiental. Het getuigde van dezelfde oude en doorleefde traditie die we gisteren ook al tijdens de processie zagen en bij ons niet meer te vinden is. Waarschijnlijk omdat we ook niet zoveel paden en wegen hebben waar er geen lint huizen staat. Katten van Stevenson. Kruisbeelden van Stevenson.

Nog niet de echte Chemin de Stevenson

Mijn gebruik van Stevenson is een tikkeltje onrechtmatig. Dit is wandeldag 1 maar in feite een proloog, aangezien de Schotse schrijver Le Puy-en-Velay redelijk snel links liet liggen en Le Monastier-sur-Gazeille duidelijk de startplaats is van zijn reis. Hij verbleef er namelijk een maand ter voorbereiding van zijn tocht door de Cevennen. Misschien zag de protestant het niet zitten om zo lang in Le Puy, een katholiek bolwerk te verblijven? In a little place called Le Monastier, in a pleasant highland valley fifteen miles from Le Puy, I spent about a month of fine days. Dat zijn de eerste woorden die neergeschreven staan in Een Reis door de Cevennen met een ezel. Onze beginplaats is dus niet meer dan een vlugge vermelding waard.

En toch is deze eerste wandeling ontegensprekelijk the real deal. De bospaden, de pastorale panorama’s, de dorpjes met oude kerken en nog oudere kruisbeelden. Het is geen verplicht nummertje en al helemaal geen beginstuk dat uit de toon valt. Toen we onze eerste wandelroute deden, Hadrian’s Wall Path, was dat wel het geval. Daar duurt het een goede 14 kilometer voor je Newcastle en z’n buitenwijken achter je laat. Maar hier zit je meteen in de natuur. En het beetje bebouwing dat je tegenkomt beperkt zich tot gehuchten met maximum 80 inwoners.

Een van die gehuchten was L’Herm. Het was, zoals dat met dit soort plekjes gaat, een verzameling huizen, ditmaal met een centrale waterplaats eraan toegevoegd. En, gelukkig voor ons, ook twee stenen bankjes. Een ideaal moment voor een middagpauze. Een van de meest weerkerende restanten van ons eerste trekavontuur samen, in Wales in 2008, waren de Parovita-koeken, crackers die voldoende energie geven, licht om mee te nemen, maar helaas niet al te veel smaak hebben, zeker niet als het een paar dagen na mekaar je hoofdbestanddeel is. Maar op deze eerste dag, op een bankje in L’Herm, was het welgekomen. En om het helemaal af te maken kregen we nog even het gezelschap van een wit-zwart-rosse lapjeskat. Nog tien te gaan.

DSC07794

Na onze pauze was het nog maar een goede 4,5 kilometer te gaan. De weg werd al gauw een grasweg en even wanen we ons zowaar op het eerder vermelde Hadrian’s Wall Path, met een muur die ons gedurende een goede kilometer gezelschap houdt. Ondertussen zagen we in de verte onze eindbestemming, een reeks huizen en straten waar je vanop die afstand weinig van kunt maken, maar die je toch met enig enthousiasme vervullen. Plaatsen zoals deze zou je in Vlaanderen amper aandacht schenken (hoewel, met z’n dorpskern en afwezigheid van lintbebouwing zou het wel een rariteit zijn), maar hier wordt het plots een place to be.

Le Monastier-sur-Gazeille

Le Monastier-sur-Gazeille was het type dorpje waar we schijnbaar nog enkele keren zouden passeren. Kleine straten, eeuwenoude huizen, her en der een kerk die al langer meegaat dan het gemiddelde dorp in eigen land. Hier gaat het over het klooster dat zijn naam heeft gegeven aan het dorpje. Gebouwd op de site van twee eerdere kerken, werd vanaf de elfde eeuw gewerkt aan deze kloosterkerk, die doorheen de eeuwen verschillende zusterkerken en kloosters aan zich zou binden. Na een gedeeltelijke instorting moest de kerk hersteld worden. Het kreeg daardoor ook een nieuw orgel, dat uit 1518 dateert en er als een stille getuige vandaag de dag nog steeds hangt. De macht van dit klooster nam echter af en het werd aan het einde van de zestiende eeuw aangesloten bij Cluny. Met de Franse revolutie werd het definitief ontmanteld. De trappartij die naar de imposante, authentieke Romaanse gevel leidt, vormde een welgekomen rustpunt na deze eerste etappe.

Volgens Tripadvisor had het kleine dorpje ook nog een interessant museum over volkscultuur te bieden. Het tweede deel klopte, min of meer, het eerste was voor discussie vatbaar. Het Musée des Croyances Populaires was een klein museum, gelegen in het plaatselijke kasteel, dat verschillende volksverhalen verzamelde en dit uitbeeldde aan de hand van lelijke maquettes met nog afgrijselijkere figuurtjes. The Usual Suspects passeren de revue, zoals vrouwen met lange witte jurken, duivels vermomd als dieren, feeën en trollen, maar ook bijzondere creaturen uit de Occitaanse cultuur. Het is duidelijk een werk van liefde en lange adem, maar de 5 euro die wordt gevraagd is misschien wel te veel van het goede.

DSC07805

Het verblijf

Na het bezoek aan het plaatselijke klooster en museum was het tijd om ons hotel, Le Provence, te gaan zoeken. Le Provence is al meer Frankrijk dan Bristol, maar kon ons minder charmeren. Het was een rustiek 2-sterrenhotel. Eerst werd ons, zeer toepasselijk, kamer 2 aangeboden, wat vreemd genoeg nog niet was opgemaakt. De slordige dekens konden nog een toevalligheid zijn, maar de volle vuilbak deed vermoeden dat er inderdaad iets was misgelopen. Met haar stoutste schoenen en haar beste Frans compenseerde Sara mijn lethargische deemoedigheid. Prompt was daar een upgrade naar kamer 4, met extra bed en veel meer beenruimte, al was de televisie nog steeds even klein als een groot uitgevallen tablet.

Het eten

Ook het eten was ietsje rustieker dan de naam doet vermoeden. Om te beginnen kregen we een flink stuk paté voor de kiezen, met twee minuscule, strategisch geplaatste augurken en een schijnbaar verloren geraakt blaadje sla. Het hoofdgerecht was tamelijk zout en zeer zwaar. Het vlees, een stukje varken, was ideaal qua grootte. Maar de hoeveelheid gnocchi die erbij werd geschonken was overdreven. Het leek een dubbele portie en de jongeman van het restaurant keek eerst bedenkelijk naar het halfvolle bord van Sara en nog verbaasder toen we de kaasschotel weigerde, nog niet goed wetend dat dat wel degelijk het derde deel van de standaard vier gangen is die men in demi-pension aanbiedt. Ik moest nog aarden aan de Franse keuken en eetcultuur. De pittige coupe tiramisu ging er nog net in.

Slotbeschouwing

En daarmee zat onze eerste wandeldag erop. We verlieten nog even het hotel om te genieten van de rust van het vallen van de avond. Eerst waren we op zoek naar de gedenksteen die het begin van de wandeling aanduidde. Ondanks instructies van onze reisgids en het internet hebben we hem nooit gevonden. We vermoeden dat deze is gesneuveld voor extra parkeerplek. Daarna zetten we ons op een bankje, vlak voor de église Saint Jean-Baptiste, wat Sara met haar tekenpotlood eerder op de dag had vereeuwigd in haar boekje. Daar in de verte staken silhouetten van heuvels af, in de richting waar we morgen zouden wandelen. De epiloog van de proloog of de proloog van de echte wandeling, het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt, was gedaan. Morgen kwamen we echt op het pad van Robert Louis Stevenson.

 

Le Chemin de Stevenson: Wat?

De reis van Stevenson en de GR 70

Image result for A travel through the cevennes

For my part, I travel not to go anywhere, but to go. I travel for travel’s sake. The great affair is to move; to feel the needs and hitches of our life more nearly; to come down off this feather-bed of civilization, and find the globe granite underfoot and strewn with cutting flints.

Op 22 september 1878 verlaat Robert Louis Stevenson, een Schotse schrijver en avontuurlijke geest, het kleine dorpje Le Monastier-sur-Gazeille in het zuiden van Frankrijk. Hij had hier enkele weken vertoefd om zijn reis naar de Cevennen te plannen. Die tocht stond in het teken van drie dingen. Ten eerste wou hij de liefde even ontvluchten. Fanny Osbourne, de Amerikaanse waarmee hij een relatie had, was in feite nog getrouwd. Zij had net besloten om terug naar haar thuisland te reizen om daar de situatie met haar echtgenoot te regelen. Ten tweede was hij als Protestant erg geïnteresseerd in de geschiedenis van de camisards. Dit was een protestantste verzetsbeweging die honderd jaar eerder een religieuze oorlog had uitgevochten in de Cevennen. En ten slotte zag hij ook het potentieel van deze reis. Het zou een interessant verhaal kunnen opleveren, een die zijn schrijverscarrière een boost zou geven.  Uit praktische overwegingen kocht hij in Le Monastier een ezelin, om zijn uit de kluiten gewassen bagage te dragen.

It will readily be conceived that I could not carry this huge package on my own, merely human, shoulders.  It remained to choose a beast of burden.  Now, a horse is a fine lady among animals, flighty, timid, delicate in eating, of tender health; he is too valuable and too restive to be left alone, so that you are chained to your brute as to a fellow galley-slave; a dangerous road puts him out of his wits; in short, he’s an uncertain and exacting ally, and adds thirty-fold to the troubles of the voyager.  What I required was something cheap and small and hardy, and of a stolid and peaceful temper; and all these requisites pointed to a donkey.

Modestine, zoals hij het arme dier zou dopen, was klein en niet geschikt om de hele inboedel van Stevenson te dragen. Maar de keuze om haar mee op de tocht te nemen, was wel een meesterzet vanuit literair standpunt. Heel wat van de komische noten in het verhaal vinden hun oorsprong in de koppigheid of het niet-kwaadwillige onvermogen van zijn lastdier en het feit dat Stevenson ook geen al te goede navigator bleek.

Image result for gr 70 chemin de stevenson

Desondanks maakte hij wel een mooie reis. 220 kilometer in 12 dagen, beginnend in de Velay en zo via de Gévaudan, naar de Lozère, de Cevennen door en eindigend in de Gard. Hij nam niet altijd de meest voor de hand liggende route en enkele keren was hij zelfs compleet het pad kwijt, maar het leverde een veelzijdig en boeiend verhaal op en een geweldige en al even veelzijdige route. Dit verklaart de relatieve populariteit van de wandelroute.

Maar de streek heeft al meer dan honderd jaar te kampen met depopulatie en sommige dorpen hadden ten tijde van Stevensons bezoek meer inwoners dan in de jaren daarna. De eerste wereldoorlog versterkte deze tendens nog meer. In 1929 ondernam de Amerikaan Robert T. Skinner een tocht om de mensen die Stevenson sprak te interviewen. Ook na hem wandelen heel wat avonturiers in de voetsporen van de schrijver, maar het landschap was sindsdien gewijzigd en het was niet altijd even evident of veilig om het te volgen.

Om die reden besliste de  Franse Fédération française de randonnée pédestre om een sentier de grande randonnée in het leven te roepen, de GR 70, tussen le Monastier-sur-Gazeille en Saint-Jean-du-Gard. In 1994 kwam daar nog de Association sur le Chemin de Stevenson bij, die het op zich neemt om de route en de stopplaatsen actief te promoten. Met succes. De auteur van onze reisgids, de Brit Alan Castle, deed de Chemin zowel in 1988 als in 2005. Daar waar hij in zijn eerste tocht gedurende 90 km geen enkele gîte d’etappe tegenkwam, waren er een dozijn in 2005. Zoals zo vaak doet toerisme de streek heropleven.

Naast de vele hotels, hostels, chambres d’hôtes en gites d’etappes heb je natuurlijk ook restaurants, bars en winkeltjes die kunnen overleven dankzij de toestroom van wandelaars. Maar het zorgt evenzeer voor aanverwante toeristische activiteiten, zoals groepstochten of de verhuur van ezels, die je voor een klein deeltje of de hele tocht kunnen vergezellen. Er is veel veranderd op de Chemin de Stevenson, maar de koppigheid van de ezel hoort daar niet bij. Wie een redelijk wandeltempo wilt aanhouden, wordt afgeraden zo’n lastdier te nemen.

Onze tocht door de Cevennen

DSC08268

Mont Lozère, letterlijk (en figuurlijk) het hoogtepunt

Er is uiteraard heel wat veranderd sinds 1878. Waar je vroeger enkele weken zou doen over de tocht naar het startpunt, doe je deze reis nu in een paar uren. Moest je vroeger een ezel inhuren om je spullen mee de berg op te sleuren, kan dit nu gemakkelijk via een aangepaste ergonomische rugzak, of nog beter, bagagevervoer. Wij kozen voor het maximale comfort. Alles werd geregeld door Zuiderhuis, een reisorganisatie die ter plekke met partners de hele reis uitstippelen. Onze grote rugzakken werden vervoerd door La Malle Postale. We werden geacht elke dag om 8 uur onze bagage klaar te zetten en bij aankomst in de volgende slaapplek stond deze klaar. Handig.

Zo konden we zelf op pad met twee dagrugzakken, waarbij we de fout maakten om te denken dat mijn oude schoolrugzak, een Eastpak, zou volstaan om het extra water en andere kleinere spullen te dragen. Qua gewicht was er geen enkel probleem, alleen was de ergonomie niet optimaal. Onze benodigdheden voor tijdens de wandelingen bestond meestal uit het lunchpakket, koekjes en fruit voor tijdens de wandeling, voldoende water (afhankelijk van de lengte en de temperatuur), onze reisgidsen en de kaart van de route en af en toe onze schrijfboekjes.

We hadden het plan opgevat om, geïnspireerd door Robert Louis Stevenson, zelf ook onderweg te schrijven. Over indrukken onderweg, gesprekken, het eten, de verblijven, de overeenkomsten en verschillen met zijn tocht door de Cevennen. Kortom alles wat in ons opkwam en wat later nog leuk kon zijn om te lezen. Mijn schrift vormt de basis van deze blog.

Hoewel we niet echt op het gewicht van onze bagage moesten kijken, proberen we toch steeds zo selectief mogelijk om te gaan met wat we wel en niet meenemen. Hiervoor werken we al enkele jaren met een handige Excel-lijst, die afhankelijk van de weersomstandigheden en de aard van onze bestemming meer of minder regen- en koudebestendige kledij bevat. Een regenjas en fleece staan standaard op de lijst, zeker als je boven de 1000 meter gaat, maar aangezien het toch vooral warm tot heet ging worden, konden we lichte kledij en sandalen meenemen.

Onze manier van reizen zorgde ook nog voor een ander comfortabel voordeel. In onze formule zat steeds demi pension, waardoor je zowel ’s morgens als ’s avonds gewoon de voeten onder de tafel kunt schuiven zonder te veel denkwerk of keuzestress. Dat is geen detail, aangezien we, zeker voor het Tripadvisor-tijdperk, uren hebben versleten aan het ronddwalen door straten op zoek naar een goed, gezellig en niet te duur restaurant. Een extra voordeel is dat je zaken krijgt voorgeschoteld die je anders nooit zou nemen. Zo valt er elke avond wel iets te ontdekken.

Uit praktische overwegingen viel onze reisroute niet helemaal samen met deze van Stevenson. We begonnen en eindigden in Lyon, waar onze TGV vanuit Brussel halt hield. Onze feitelijke wandeltocht vatten we aan in Le Puy-en-Velay, wat ook niet helemaal volgens het canon is, maar wat wel een bijzondere ervaring en een aangename wandeldag extra opleverde. Na onze aankomst in Saint-Jean-du-Gard reisden we nog verder zuidwaarts naar Nîmes. Het wordt in deze blog mee opgenomen omdat het nu eenmaal een deel uitmaakte van onze reis, ook al gaat het ruimer dan onze tocht door de Cevennen.

DSC07873

Op de GR 70 zijn Stevenson en Modestine nooit veraf