GRP 127.1: Hennuyères – Nijvel

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober deed ik met een vriend twee etappes. Dit is het verhaal van wandeldag 1, dat begon in het station van Hennuyères voor een tocht van een goede 22 km.

Een gemeenschapsbos

Hennuyères zelf is niet het meest spectaculaire dorpje. Maar gelukkig konden we al snel een padje inslaan en kwamen we terecht aan de flanken van Le Grand Bois Commun. Dit bos werd in 2018 te koop gezet. Uiteindelijk was het een coöperatieve van 2000 burgers die het kocht voor een flinke duit geld, maar het dus wel openstelt voor wandelaars en inzet op beheer en versterking van het bosgebied. Een bijzondere start en een bijzonder ontdekking.

Nadat we uit het bos kwamen, ontdekten we even de kleindorpelijke kant van dit stukje Waals-Brabant. Eerst gingen we door het gehuchtje Rouge Bouton, daarna naar het centrum van Virginal-Samme, een deelgemeente van Ittre. Daar brachten we een kort bezoekje aan de plaatselijke kerk, de église Saint-Pierre, die werd heropgebouwd in de 19de eeuw. Het is weinig opzienbarend, maar er zijn wel her en der mooie glasramen.

Een akelig bos en een vreemde boom

Het centrum van Virginal wordt verlaten via enkele kleinere buurtwegen, waarna het opnieuw naar een bos ging, dit keer het bois des nonnes. Het was er op zich aangenaam vertoeven, zeker gezien de oranje herfstpracht. Het bospad ging ook op en neer en de glooiingen zorgden voor de nodige wandeluitdaging. Er was wel een vreemd tafereel toen we plots een verlaten en licht getoucheerde caravan zagen. Gezien onze eindbestemming, Nijvel, ging mijn gedachten plots naar een zekere bende uit de jaren 80.

Eens het bos uit ging het eventjes door de velden, waarna opnieuw een ander stuk bosrand volgen. Daar zag ik een boom die niet aan niet-fictieve gangsterbendes deed denken, maar wel aan Cthulhu, het fictieve opperwezen uit de werken van H.P. Lovecraft. De boomwortels leken vervaarlijk op het sliertige gelaat van de gigantische inktvisgod. Gelukkig is het maar hout.

Ingenieuze constructies à volonté

We verlieten opnieuw het bos en kwamen dan aan een oude bekende. Het kanaal Brussel-Charleroi is uiteraard een vast gegeven in mijn leven, als Hallenaar. Hier kruisten we het opnieuw, maar kilometers verder, in Ittre. Het is maar een korte passage tot we een brug over moeten. Daarna is het terug naar een meer vertrouwd landschap, met licht glooiende velden en weiden. Maar ook hier hadden we, hetzij vanuit de verte, zicht op een ingenieuze constructie. De hoge toren van het hellend vlak van Ronquières zou enkele kilometers keer op keer opduiken.

Kleinere bouwwerken

Daarna is het nog even in en langs de bosrand, het zogenaamde Bois d’En Bas. In de verte zien we een voormalig kasteel, La Castia, dat vandaag dienst doet als boerderij, nadat het in verval geraakte en opnieuw werd opgebouwd. Een volgend historisch ijkpuntje is de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg of Onze-Lieve-Vrouw van Walcourt. Deze gaat terug tot een kapel die gebouwd werd rond 1767. Vandaag is het een klein rustpuntje voor de wandelaar.

Een aangename binnenstad

Het is dan niet meer al te ver naar Nijvel. Het pad gaat nog even door wat velden, met zicht op een witte vierkantshoeve en een kerkje, dat van Monstreux. Het duurt dan niet meer lang of we wandelen op de RAVel, de vroegere spoorwegbedding, dat doorheen de decennia evolueerde van personenvervoer naar later vervoer in functie van de suikerindustrie. Vandaag is het dus geasfalteerd en is het aan de fietsers en de voetgangers.

Na een tijdje is het afdalen via een trap en zo Nijvel binnen. Dat gebeurt eerst via een uit de kluiten gewassen muur. Daarna gaat het de verrassend aangename binnenstad in. De collegiale kerk staat helaas in de stijgers. Verder passeren we ook nog de restanten van de omwalling, met de Tour Simone, de enige die overbleef van de omwalling met 11 torens. Deze omwalling ging terug tot de 13de eeuw maar de reeds vervallen restanten werden al door de Fransen vernield of in dienst genomen voor andere doeleinden.

Via het centrum trokken we naar het stationsgebouw, waar vreemd genoeg niet “Gare” maar wel “Station” staat. Daarmee eindigde deze eerste tocht op de GRP 127 door Waals-Brabant, een opvallend glooiende etappe met heel wat mooie natuur en her en der ook architecturaal wat verrassingen. Een mooi begin van de kennismaking met deze buurtprovincie over de taalgrens.

Virelles: In het koninkrijk van de vogels

Om even te ontsnappen aan de dagelijkse stress besloten we nog eens een uitstap te maken naar het zuiden van het land. Ons oog viel op Virelles, in Chimay. Ornithologen en liefhebbers van de betere vogelfotografie moet ik echter deels teleurstellen. Je bent er wel degelijk omringd door heel wat vogels, maar helaas heb ik er geen kunnen vastleggen met mijn fototoestel, dat niet echt is uitgerust voor dat soort natuurfotografie. Ik hoop dat te compenseren met wandelplezier.

Een meer en een hoop mossige bomen

Het dorpje Virelles zelf ligt niet op de route. Het is op zich niet al te opzienbarend, al is het gezien het beperkt aantal extra meters die het vergt wel de moeite om even een bezoek te brengen aan het kerkje. Maar op het hoofdprogramma staan voornamelijk de bossen van Virelles en omgeving. Met z’n 15,6 kilometer is het zeker niet de langste wandeling, maar wel een verrassend afwisselde.

Aan het begin krijg je voornamelijk weidelanden voorgeschoteld, terwijl het hoofddecor, de bossen van Chimay in de verte opduiken. Ook het meer van Virelles, een van de vele uit de buurt, kan je af en toe in de verte spotten. Dit stukje Wallonië is blijkbaar vrij speciaal door de vochtigheid, waardoor er zich een rijke fauna en flora kan ontwikkelen. Het is zelfs zo dat men bepaalde delen aanprijst als “vochtige prairie”.

Of het er iets mee te maken heeft, weet ik niet, maar de bomen zijn vaak wel gedeeltelijk bedekt in kleurige mossen en worden af en toe lichtjes gewurgd door een plant. Uiteindelijk wordt het bos toch even verlaten en krijg je terug een mooi bucolisch landschap. Na een grote weg over te steken, kan je je weer tegoed doen aan natuurpracht. Het asfalt wordt hier ingeruild voor een aangenaam bospadje.

Het mooie Lompret

In de verte duikt na een klimmetje het mooie dorpje Lompret op. Het is opnieuw een van de zogenaamde mooiste Waalse dorpen, en werd bekroond met een officiële titel. Dat heeft het voor een stuk te danken aan z’n klein, authentieke kern, de oude weverij maar vooral door de verwevenheid met het water, dat zich er via watervalletjes een weg door kronkelt.

Het landschap verandert hier heel even wat. Maar eens het plekje Vaulx gepasseerd gaat het een laatste keer het bos in. Ditmaal ben je vergezeld van de Eau Blanche, een riviertje dat het geheel nog iets extra geeft. Daarna volgt een korte maar zeer pittige beklimming, tussen de kleurrijke bloemetjes. Het viaduct van Virelles duikt plots op uit het niets, en de rivier is nog even je metgezel, tot het laatste stuk. Een drukke weg brengt je naar de parking aan Aquascope, met opnieuw zicht op het meer, het eindpunt van een erg mooie en afwisselende wandeling.

Celles: Een bucolisch landschap

Voor deze wandeling keren we terug naar de Condroz, niet zover van Falaën waar we een mooie wandeling naar een ruïne deden. Celles is opnieuw een van de mooiste dorpjes van Wallonië en ditmaal echt meer dan terecht. De wandeling is iets langer, 18 km en wat extra afstand als je het kasteel van Vêves wilt bezoeken. Het landschap wordt aangekondigd als bucolisch (landelijk, herderlijk), wat zeker in het begin klopt, maar al snel wordt het wat ruwer, met meer bos en een rotsachtig landschap.

Celles

Zoals reeds gezegd is Celles ook een van de inmiddels befaamde plus beaux villages de Wallonie. Van alle dorpjes die we deden spant Celles volgens ons de kroon. De huizen zijn zeer charmant, er is een zeer gezellig pleintje, vlak aan de indrukwekkende collegiale kerk en iets boven het dorp torent de ermitage uit. Dit dorpje is op z’n zachtst uitgedrukt zeer fotogeniek. Het was  het eerste dorpje op deze staycation waar we in het “centrum” ook onze mondmaskers moesten opzetten, wat bij deze temperaturen en bezweet van het wandelen misschien net iets minder gezellig is.

De kruisweg en het bucolische Namen

DSC00179

De wandeling begint met een zeer korte kruisweg naar de ermitage. Deze bestaat uit enkele trappen en wordt vergezeld van een moderne interpretatie van de 12 stadia, een minimalistische versie met geometrische figuren. Daarna klimt het pad naar de velden, en kan je meteen zien waarom deze wandeling wordt geafficheerd als bucolisch. In het begin ga je vooral over asfalt, maar al snel wordt het een graspad, tot je in Lavis en later het gehuchtje Gendron komt. Daar ga je door een bospadje naar het plaatselijke station. Het is vanaf dit punt dat de wandeling een andere vorm aanneemt.

Langs de kalme Lesse in een eerder pittoresk landschap

Je gaat hier de Lesse over en neemt een bosweg. Er is opnieuw een parking nabij en langs het pad zijn ook her en der auto’s geparkeerd. De mooiste plekjes langs het water zijn op die manier ingepalmd door gezinnen die picknicken of koelte zoeken aan het water. Wij wandelen dus verder, onder andere langs een indrukwekkende bomenrij, en vinden een picknickplek op een boomstam. Misschien ietsje minder mooi, maar wel heerlijk rustig.

Daarna ga je enkele keren onder en op de spoorwegbrug, waarbij de Lesse even een metgezel blijft. Je gaat door een mooi stukje natuur, met af en toe zicht op grote en grillige rotsen. Ook gaat het geregeld stevig omhoog, wat bij deze temperaturen geen sinecure is. Het geklim is echter de moeite waard, want je krijgt er een heerlijke panorama voor in de plaats.

Terug naar het bucolische en naar een indrukwekkend kasteel

Na het panorama gaat het terug het bos uit en krijg je opnieuw weiden, velden, akkers en de betere kasteelhoeve voor de kiezen. Zo kom je even later in het gehuchtje Furfooz, waarbij je, zo blijkt, al op het grondgebied van Dinant zit. Na het gehucht duiken we terug de velden in, waar het inmiddels bijzonder heet is geworden. Gelukkig brengt een bos even verfrissing.

Kort daarna maken we een omwegje naar het kasteel van Vêves. Het is een indrukwekkend kasteel, in de handen van het geslacht Beaufort, dat geschiedenis ademt. De linken met onder andere Lodewijk XVI, Napoleon en het Congres van Wenen zijn binnenin te zien. Ook zijn er enkele kamers bewaard gebleven. Het is misschien ietsje aan de prijzige kant, maar als je in de buurt bent mag je dit kasteel toch niet missen.

Terug naar Celles

Het is terug even klimmen vanuit het kasteel en daarna ga je weer naar de velden. De temperatuur is inmiddels serieus de hoogte ingeschoten, dus het is een fijn weerzien met Celles en z’n gezellig plein waar het genieten is van een verfrissend drankje in een covidveilige setting.

 

 

Wéris: Grootse landschappen

Onze 4de “staycation”-wandeling brengt ons naar onze verste bestemming, Wéris, een deelgemeente van Durbuy. Het feit dat het zo dicht tegen deze toeristische trekpleister ligt en zelf ook met enkele prehistorische megalieten en dolmen kan uitpakken, maakt dat het ook erg druk is, vooral aan deze bezienswaardigheden en in het dorpje zelf. Gelukkig was dat niet het geval op deze bijna 15 km lange tocht.

Stenen en duivels

Vanaf de parking gaat het via een asfaltpad al snel naar het bos. De eerste bezienswaardigheid ligt niet echt op het pad, maar het is toch de steile omweg waard. Je klimt door een bos en komt al snel aan bij de Pierre Haina, een drie meter hoge scheve steen die blijkbaar elk jaar wordt gekalkt en een beetje fallisch aandoet. Het is vreemd dat de wandelroute deze weg niet aandoet, maar wel de iets minder spectaculaire Lit du Diable. Sara had Satans bed in ieder geval wat groter verwacht.

Heerlijke panorama’s en kleine gehuchten

Het stuk in het bos duurt niet al te lang, maar wordt al snel ingeruild voor een aangenaam pad op een plateau, waarbij de vergezichten alvast de moeite zijn. Een bordje duidt iets later aan dat we op de Col de Ridieux zijn aangekomen, met een hoogte van 370 meter. Daarna wordt het landschap weer wijdser, terwijl we de afdaling inzetten, waarbij ik Sara nog wat probeer te entertain met het verhaal van de Normandische verovering (Ja, kijk. We houden beiden van geschiedenis en van wandelen, win-win) Op dit eerste deel komen we langs twee gehuchten. Eerst daalt het tot La Forge, dat zo goed als volledig bestaat uit een straat. Daarna gaat het via een zeer steil pad naar Mormont, alwaar we kunnen genieten van een bankje op de ‘village green’ met zicht op de plaatselijke kerk.

Een bijzonder pad, een gehucht met een riviertje en nog meer panorama’s

DSC00112

Vlak na Mormont zijn we even in de war wanneer het pad door iemands tuin leidt. Waarschijnlijk gaat het hier om een buurtweg, maar het feit dat de persoon in kwestie, wie weet uit protest, zijn barbecue zo heeft gepositioneerd dat het echt wel lijkt alsof je op privé-terrein zit, helpt niet. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer je je moet bukken om onder een draad te gaan en in een weide terechtkomt. En vervolgens op een pad dat tamelijk slecht onderhouden is, waardoor armen en benen meermaals met doornen in contact kwamen. Het is wel een echte wandelervaring. Het pad leidt naar een laatste gehucht, Fanzel, waar je heel kort kunt genieten van het riviertje l’Aisne. Daarna klimt het terug via een afsaltweg met opnieuw geweldige panorama’s.

Een duivelse kat in een bos en weer naar Wéris

Daarna gaat het nog een laatste keer het bos in. Daar komen we een zwarte kat tegen, die ons zeer enthousiast onthaald. Gezien onze eerdere ontdekking van het bed van de Duivel maak ik meteen de link. Sara, daarentegen, verwijt mij actief mee te werken aan de diabolisering van zwarte katten, die hierdoor vaak minder worden gekozen in kattenasielen. Het beestje was in ieder geval aanhankelijk, al was het wel wat vreemd, zo midden in een bos.

Er volgt nog een lus om daarna toch in Wéris te komen, waar het opvallend drukker is. Van alle wandelingen die we al deden is hier veruit het meeste volk aanwezig. Dat wordt nog erger wanneer we beslissen om toch nog even naar de dolmen en megalieten te gaan kijken, omdat daar in de nabijheid ook nog een parking is. We zien beide sites, maar het merendeel wordt ingenomen door West-Vlamingen, waarbij de kinderen nogal graag zitten en springen op de oeroude stenen. Misschien dus de moeite om te doen buiten het hoogseizoen. Maar de wandeling, die is zeker te doen zonder al te veel medewandelaars.

 

Villers-la-Ville: De grootsheid van een abdij en een woud

De abdij van Villers-la-Ville is een gekende en fotogenieke ruïne in Waals-Brabant. Er werd in 1146 aangevangen met de bouw. Doorheen de eeuwen zouden er verschillende stukken bijkomen, steeds conform de laatste mode, van romaans naar gotisch en zo naar neo-classicistisch. Op z’n hoogtepunt is de abdij een toonvoorbeeld van de grootsheid van de cisterciënzers. Zoals zo vaak geraakt het na de Franse Revolutie in onbruik en wordt het daarna eerst een inspiratiebron voor kunstenaars en vervolgens een populaire toeristische plek. Een aanrader dus, zeker omdat je een bezoek kan combineren met een mooie wandeling.

De grootsheid van een abdij en een woud

De website van toerisme Wallonië biedt een hele resem interessante wandelingen aan, geconcentreerd in de Ardennen. Maar in elke provincie is er wel iets om de aandacht te trekken. Deze wandeling rondom de abdij is 9,5 km lang, volgt de gele rechthoek en krijgt code oranje, wat betekent dat het gemiddeld moeilijk is. Het merendeel van de wandeling gaat via een bospad en af en toe heb je een iets steilere klim of afdaling, maar nergens wordt het echt technisch.

De wandeling zelf

Je begint aan de parking van de abdij en wandelt een eerste stuk via de Rue de l’Abbaye, wat best omschreven kan worden als vals plat. Je bevindt je dan al in het bois de l’Ermitage. Na een dik kwartier ga je echt het bos in en ben je meteen afgesloten van de drukte aan de abdij. Het eerste stuk van het bos doet ons zelfs her en der denken aan de bossen die we in Wales, op de Offa’s Dyke Path, hebben bewandeld. Het eerste breekpunt is het beekje, de Ry Pirot, met enkele vijvers.

Daarna gaat het via enkele holle wegen gestaag naar boven, tot je terug op een kasseiweg uitkomt met zicht op de akkers. Even passeer je door het gehuchtje La Roche om al snel terug de bossen van Saint-Cathérine in te klimmen. Het pad volgt daarna even de spoorlijn, die wat verder ook vlakbij de abdij passeert. Hier moet je er echter onder, om daarna terug te klimmen. Je passeert hier de Thyle, een kleine zijrivier van de Dijle die belangrijk was voor de ontwikkeling van de abdij.

Daarna gaat het de laatste keer het bos in, waarbij je nog een klein stukje wandelt aan de bosrand, met zicht op de velden en door een klein gehucht. Daarna wordt het pad haast even verwilderd, met dichte begroeiing, waarbij je het beekje Ry d’Hez volgt. Het laatste stuk gaat eerst via een smaller bospad en daarna een breder pad, waarna je terug afdaalt naar de parking. Een korte maar erg mooie wandeling, goed te combineren met een bezoek aan de historische ruïne.

Dag 8: Brompton crossroads – Knighton (23 km)

Montgomery

Op de laatste dag stonden we voor een klein dilemma. Als wandelpuristen doen we graag alles maximaal te voet. Maar het pad van Montgomery naar de startplaats van dag 8 betrof 5 kilometer en het was eveneens redelijk hellend. Dus besloten we om toch maar een taxi te nemen. (Een redelijk dure taxi uiteraard, want deze moest nog van redelijk ver komen). Het gedeelte dat we vandaag zouden doen is gekend als de “switchback”, een spel van continu stijgen en dalen in de Shropshire Hills. Uitdagend, zo zou blijken.

442

Wandelen in de aangename zomerzon

Brompton Crossroads – Newcastle on Clun (11 km)

Het grootste deel van de dag heb je de Dyke als metgezel. In het eerste stuk wandel je er zelfs op. Het is op zich tof, alleen hebben konijnen er zich mettertijd meester over gemaakt, waardoor je moet oppassen dat je niet struikelt over een pijp. Tijdens de eerste kilometers klimt het pad aanvankelijk nog gestaag, via de Kerry ridgeway, een pad dat al in het Bronzen tijdperk werd gebruikt. Het is na een tijdje dat je aan de eerste serieuze beklimming komt. Hoewel de hellingsgraad vrij moordend is, staat het op de kaart zelfs niet aangeduid als heuvel. Dat is het voor- en nadeel van wandelen in Engeland. Je mag er door de velden en weiden, maar dat betekent ook dat het pad niet slingert maar gewoon recht naar omhoog en omlaag gaat.

Die daling is redelijk gevaarlijk, aangezien je opnieuw op de Dyke met konijnenpijpen moet wandelen en je dus nog meer risico loopt om je voet verkeerd te zetten. Gelukkig komen we in een stuk beneden, aan het pittoreske kerkje van Churchtown, alwaar we werden verwelkomd door de klanken van het plaatselijk kerkkoortje. En dan kwamen de heuvels er eindelijk aan. Eerst via een bos naar Hergan (408 meter) en dan naar het lagergelegen Graig Hill (369 meter). Uiteindelijk gaat het weer een hele stuk naar beneden, tot je op de weg naar Newcastle on Clun komt, wat je links mag laten liggen.

451

Een kerkje tussen de heuvels

Newcastle on Clun – Knighton (12 km)

Het tweede deel volgt ongeveer hetzelfde stramien. Op en neer, steeds zo direct en steil mogelijk. Het geeft zeker de nodige fysieke uitdaging en mooie vergezichten, maar elke beklimming wordt wel zwaarder. Het grootste stuk stijgen is het naar Llanfair Hill (432 m). Eens daar aangekomen mag je genieten van een heel lang stuk Dyke dat eerst aan de rechter- en dan weer aan de linkerzijde opduikt. Een perfecte plaats voor een picknick.

Hierna staan er nog twee heuvels op het menu. De groene heuvels blijven nog even het decor van een mooie maar vermoeiende wandeling. Het betreft de Cwm-Sanaham Hill (406 m), met een trig point van waaruit je in de verte al de eindbestemming van de dag kunt zien. Daarna gaat het weer een heel stuk naar beneden om via een smal padje en vervolgens langs een bomenreeks naar de laatste heuveltop van de dag te gaan, Panpunton Hill (376 m). Na een kleine rustpauze (de voeten doen op dat moment al serieus pijn), is er nog een affreuze afdeling, waar het leek alsof mijn knieën het zouden begeven. Uitgeput maar tevreden komen we aan in Knighton, waar nog even langs het kleine Offa’s Dyke Centre passeren.

467

Langsheen de Shropshire Hills

Knighton

Ons avontuur langs Offa’s Dyke eindigde uiteindelijk in Knighton, voorbij ietsje meer dan de helft van het wandelpad. Op dat moment leek het meer dan voldoende, al is de completist in mij altijd een beetje lastig als ik niets kan afmaken of -wandelen. Wat we zagen van de national trail was echter fantastisch. Vanaf het begin, aan het strand van Prestatyn, doorheen de Clwydian range, volgden ook nog o.a. de puinhellingen van Llangollen, bossen, viaducten en acquaducten, grootse kastelen en ruïnes, kanalen, riviertjes en meren. Offa’s Dyke Path is een uitdagend maar mooi pad, met een goede mix tussen natuur en cultuur.

484

Een Jeroen with a view

Het eten

In The Horse & Jockey Inn besloten we om eens iets anders te proberen en namen we beiden eerder Mexicaans geïnspireerde voeding. Lekker, maar pikant. Gelukkig was er nog een lokaal biertje om de keel te blussen.

Het verblijf

Offa’s Dyke Guesthouse was zeer net, met een goed en welgekomen bed. De gastvrouw was een beetje excentriek (lees: verwarde kunstenarestype) en hoewel ze op dat moment misschien niet uitblonk in traditionele gastvrijheid, ontving ik achteraf wel nog een vriendelijke mail. Misschien was ze gewoon niet zo goed in de omgang met mensen, maar dan is een B&B wel wat raar.

Bijzonderheden

– Na deze dag volgt er nog een soortgelijke dag tussen Knighton en Kington. Op dat moment vroeg ik mij af hoe mijn arme voeten en knieën zich zouden voelen om een twee dag op rij op en neer te gaan.

– De hoogtepunten van het tweede gedeelte van Offa’s Dyke zijn onder meer een passage door de Brecon Beacons, met ook het hoogste punt van de reis rond de 700 meter, Tintern Abbey, de stad van de boekenwinkels Hay-on-Wye, de boekenhoofdstad van het Verenigd Koninkrijk en Chepstow met het indrukwekkend kasteel.

Dag 7: Welshpool – Montgomery (17 + 1,5 km)

Welshpool

We waren Welshpool binnengewandeld via het kanaal en besloten een andere weg te nemen om terug richting het pad te wandelen. Soms is het reeds begane pad de betere optie. Via de binnenstad en doorheen de weinig charmante wegen van de buitenwijken kom je uiteindelijk toch langs het kanaal terecht, en maar goed ook. Het zorgde voor een extra 2,5 km. Maar deze voorlaatste dag herbergt wel enkele mooie plekken.

397

Nog een keer langs het kanaal

Welshpool – Kingswood & Forden (10 km)

Het eerste gedeelte van de wandeling is een redelijk stijle trek naar de top van Beacon Hill, een oud heuvelfort dat nu beplant is met beuken en met als kers op de taart ook nog een zendmast. Dankzij de gele graanvelden is de weg naar boven niet enkel uitdagend maar ook visueel aangenaam. De top is een ideale plek voor een korte pauze.

404

Naar Beacon Hill

Het hoogtepunt van de dag is waarschijnlijk de passage door Leighton Estate, een aangenaam pad door een indrukwekkend bos. Dit bos wordt niet enkel gebruikt om wandelaars te behagen, maar ook voor de fok van fazanten. Het mag dan wel leuk zijn om even omringd te zijn door een hondertal manische vogels, het is echter meteen duidelijk dat het hier gaat om gekweekt kannonenvoer. Eens het bos uit passeer je langs de kleine dorpjes Kingswood & Forden.

418

De fazanten zijn niet de enige rare snuiters in het bos

Kingswood & Forden – Montgomery (8,5 km)

Het tweede deel, richting Montgomery, is eerder pastoraal en gaat vooral langs velden en akkers. De historicus kan zich nog even “laven” aan de wetenschap dat een van de bloedigste veldslagen in de Engelse civil war van de 17de eeuw zich in de omgeving van Montgomery afspeelde. Tijdens deze kleine 10 kilometer krijg je ook nog wat van de Dyke zelf te zien. Het is een rustige passage, niet al te opvallend, maar wel aangenaam om te wandelen.

426

Langs de velden met Montgomery in de verte

Montgomery

Montgomery zelf is waarschijnlijk een van de leukste plekjes op dit eerste gedeelte van Offa’s Dyke, een klein dorpje met pittoreske huizen. Ondanks de relatief beperkte grootte kan je er ook nog wat uren doorbrengen als je wat vroeger bent aangekomen. Het plaatselijke museum heeft een opzienbarend interessante collectie en het kasteel, hoewel een ruïne is de moeite, omwille van de restanten maar ook vanwege de uitleg die je tijdens het bezoek krijgt.

427

Even uitblazen op het dorpspleintje

Het eten

Ook hier werd weer getoond dat je op verbazingwekkend kleine plekjes dankzij een redelijke toeristische wandelroute verfijnd en lekker kunt eten. Ikzelf koos voor een risotto en Sara ging voor een vegetarische pasta. Ik heb ook goede herinneringen aan de chocoladecake.

Het verblijf

The Dragon Inn is een net hotel met ruime kamers en een goede douche (altijd belangrijk als je gaat wandelen). Het personeel was ook zeer behulpzaam, wat handig was aangezien we nood hadden aan een taxi voor de volgende dag.

Bijzonderheden

– Het grensgebied was reeds vanaf de invasie van Willem van Normandië van groot strategisch belang en stond gekend als de Marshes, een buffergebied tussen Engeland en de Welshe koninkrijken.

– Montgomery kreeg zijn naam dankzij de Normandische edelman, en getrouwe metgezel van Willem van Normandië, Roger de Montgomery.

435

Deel van Montgomery Castle

 

Dag 6: Llanymynech – Welshpool (18,5 km)

Llanymynech

De regen die een code geel had gerechtvaardigd, had vooral ’s avonds lelijk huis gehouden. Gelukkig zaten we toen al eventjes in de veiligheid, warmte en droogte van onze kamer. Op deze zesde wandeldag zou er weliswaar ook wat nattigheid vallen, alleen was het eerder miezer dan een volwaardige bui. Nadeel is wel dat je er even nat van wordt en dat het er ook voor zorgt dat je niet meteen een droge plek vindt om te pauzeren, waardoor we ons middagmaal half zittend onder een boom moesten nuttigen. Het was echter een redelijk vlakke, maar helaas ook vrij monotone etappe.

Llanymynech – Pool Quay (14,5 km)

In feite begon en eindigde deze zesde dag op dezelfde manier, langs een kanaal. Het kanaal van Montgomery is hetzelfde kanaal dat we op dag 4 tegenkwamen, tussen Llangollen en Chirk. Hier is het in eerste instantie licht verloederd. Het is dus wat minder mooi voor de dagjestoeristen die graag met hun boten varen, maar voor de wandelaar die houdt van een beetje Romantische chaos is het wel aangenaam. Zeker aangezien we af en toe een zwanennestje passeren.

345

Een lichtjes verloederd kanaal kan ook mooi zijn

Na het kanaal duikt het pad de weilanden in. De nevelwolken en lichte mist geven het landschap nog een zeker karakter, maar het kan niet verbergen dat je 8 km lang dezelfde, ietwat saaie weg volgt. Er zijn wel enkele lichtpunten. Zo wandel je een stuk op de dijk, volg je voor het eerst de rivier Severn en zie je in de verte ook een indrukwekkende groeve opduiken. Het ligt misschien ook aan het feit dat ik die dag zelf niet in beste vorm was, en dus heel de tijd op Sara’s kleurrijke rugzakregenhoes moest kijken.

361

Het uitzicht van een man met een mindere wandeldag

Pool Quay – Welshpool (4 km)

Alsof dat nog niet ‘erg genoeg’ was, moesten we nog voorbij de grootste hindernis van de dag. We hadden al reeds ontdekt dat koeien nogal assertief uit de hoek konden komen, maar net voor Pool Quay, een klein dorpje, wachtte een sliert koeien ons op, allemaal netjes op een rij, ietsje hoger gepositioneerd, op de Dyke zelf, ons aanstarend als een bende vorte sekteleden. Associaties met Children of the corn waren onvermijdelijk. Op dat moment gebeurde er iets bizar. Een van de koeien liep naar beneden op ons af. Je zou dan kunnen denken dat het niet onlogisch is dat een moeder haar kalfje verdedigt, ware het niet dat het het kalfje was dat ons leek te willen aanvallen. Alsof het een bende wilde honden betrof, probeerden we snel maar geruisloos voorbij de colonne koeien te wandelen. Sindsdien hebben runderen hetzelfde effect op mij als vrachtwagens op de autostrade. Hoe sneller ik er langs ben, hoe beter.

366

Psycho Killer, qu’est-ce que c’est?

Eens Pool Quay voorbij werd ons gelukkig wat rust gegund en kwamen we opnieuw aan het Montgomery Canal. Dat bleven we nog verder volgen dan de feitelijke eindhalte van de dag, Buttington, richting Welshpool, een klein maar gezellig stadje. Door de regen hadden we niet al te veel pauze gehad. In feite hadden we de 18,5 km zo goed als in een trek gewandeld. We (of vooral ik) strompelden dan ook Welshpool binnen, maar voor we op onze lauweren gingen rusten, bezochten we nog Powis Castle (zie onder)

Het eten

Een vreemdsoortig keten, type Lunch Garden, waarbij je zowel wereldkeuken, als hamburger, als pizza als vol-au-vent kunt eten. Niet meteen onze eerste keus, maar de andere opties in Welshpool waren vreemd genoeg volboekt en dit werd ons aangeraden door de eigenaar van de B&B.

Het verblijf

The Stone House is een recent (toch in 2015) gerenoveerde B&B, met een vriendelijke gastheer, een goed ontbijt en een meer dan degelijke packed lunch. Het is gelegen in Welshpool, ongeveer drie kilometer van de route, maar het is sowieso handig om naar daar uit te wijken wanneer je op dit punt komt.

Bijzonderheden

  • Het kanaal werd in 1936 officieel gesloten. De restoratie is sinds 1987 traag maar gestaag bezig.
  • Koeien zijn wel degelijk gevaarlijke dieren. In het Verenigd Koninkrijk zijn er elk jaar 4 à 5 doden door koeien, 74 sinds 2000. Maar het cijfer van aanvallen door koeien ligt hoger. Ook opvallend. De aanvallen gebeuren wel degelijk eerder door koeien dan stieren.
  • Powis Castle is zonder twijfel mijn favoriete kasteel in Wales. Oorspronkelijk gebouwd in de 13de eeuw, kende het zijn glorieperiode onder Edward, zoon van Clive of India, die zelf ook governeur van Madras was. Het kasteel wordt gekenmerkt door prachtige kamers, kunst, artefacten en kledij van over de hele wereld en vooral een prachtige tuin.

379

Powis Castle

Dag 5: Chirk – Llanymynech (14 km)

Chirk

Na drie dagen Llangollen kwam er alweer een einde aan mijn achtste verblijf hier. Het vertrek was een klein beetje in mineur. Het voor- en nadeel van reizen met moderne middelen is dat men het weer goed in de gaten kan houden. Wie de Hadrian’s Wall Path blog heeft gelezen, weet dat we totaal onwetend in een code oranje-wind hebben gewandeld. Deze keer was er een oranje code voor regen. Regen is erger dan wind. Er moest dus goed gewikt en gewogen worden.

Chirk  – Racecourse common (7 km)

Het voordeel was dat we hier beschikten over een lokale bron die het terrein kende en kon inschatten of code oranje ook daadwerkelijk iets betekende in weertermen. In onderling overleg werd de avond ervoor besloten om een stuk van de route te skippen. De wandelautist in mijn stierf een beetje (Ik word al lastig als ik een strook van 100 meter moet overslaan, laat staan 7 km), maar veiligheid voorop. En dus stonden we om half 9 klaar voor een lift richting Racecourse common, een paardenrenbaan uit de vroege negentiende eeuw, die vandaag in onbruik en verwilderd is.

289

Ik heb iets met paarden

Racecourse Common – LLanymynech (14 km)

Vanaf de renbaan gaat het doorheen een bos waar de dyke meermaals als metgezel fungeert. De bomen hebben er met de jaren hun weg opgevonden, maar de grote aarden ophoping is duidelijk te zien langs een redelijk groot traject in racecourse wood. Al heeft men wel de reisgids nodig om een duidelijk onderscheid te zien tussen de dyke en natuurlijke ophopingen die doorheen de eeuwen gevormd werden. De meeste kleine heuvels zaten in het eerste deel. Daarom is de 14 km die we toch nog kunnen doen niet meteen de meest boeiende.

298

De Dyke

Er zijn wel twee kleine heuveltjes, na de dorpjes Tyn-y-coed en Trefonen. Eerst is er de Moelydd, 285 meter, met een redelijk mooi panorama. Daarna is het eventjes dalen richting Nant-Mawr en Porth-Y-Waen. Na een oude spoorlijn, nu in ongebruik, gaat het naar de laatste en waarschijnlijk mooiste klim van de dag. Via een golfbaan kom je op Llanymynech Hill, met zijn 226 meter ook niet echt hoog, maar het is wel gelegen aan een oude kalksteengroeve, nu een natuurreservaat, met het soort geit waar men in de middeleeuwen al eens graag een duivelsfiguur uit puurde. Van daaruit is het afdalen naar Llanymynech zelf. Ook in dit dorpje bevinden zich nog restanten van de kalkeenindustrie, zoals een grote bakoven, zeker een bezoekje waard.

318

De nakende regen

Het eten

Voor de verandering een hamburger.

Het verblijf

Llanymynech lijkt te bestaan uit vier straten, maar telt toch 1700 inwoners. Uiteindelijk vonden we met het Cross Keys Hotel een degelijke, nette verblijfplaats om de regen, die pas later kwam, te trotseren.

Bijzonderheden

  • Llanymynech lijkt op zich niet zo moeilijk om uit te spreken, maar het is mij nooit gelukt. Integendeel, ik heb mening wenkbrauw doen fronsen met mijn uitspraak.
  • De grens tussen Wales en Engeland werd heel duidelijk door twee borden die je verwelkomden in beide.
  • De duivelse geit, QED.

315

Satan is watching you

Dag 4: Llangollen – Chirk (16 km)

Llangollen

Het is een gouden regel onder de wandelaars. Na een zware dag plan je best een kortere etappe in, zeker als je die luxe hebt. Na de onverwachte uitputtingsslag van de derde dag was er een relatief korte wandeldag gepland op dag 4. Aangezien we ’s avonds terug naar de hostel zouden gaan, konden we gewoon met een beperkte rugzak en alle tijd van de wereld genieten.

211

Op de Panorama Walk

Llangollen – Froncysyllte (7 km)

Na een korte klim richting Offa’s Dyke Path vanuit Llangollen begint de dag opnieuw zoals de vorige geëindigd was, langs de brede, geasfalteerde Panorama Walk. Het uitzicht is inderdaad mooi, al is asfalt natuurlijk minder aangenaam aan de voeten en zijn de passerende auto’s ook een (licht) storende factor in de zoektocht naar peis en vree. Gelukkig duik je al snel een bos in, meer bepaald Trevor Hall Wood.

Trevor Hall is een Victoriaans landhuis dat vandaag gedeeltelijk gebruikt wordt voor recepties en trouwfeesten. Het bos maakt deel uit van het domein, maar, zoals dat zo vaak gaat in het Verenigd Koninkrijk, is het wel toegankelijk door middel van een vast te volgen wandelpad. Het bos zelf is anders dan het gruwelijke Llandegla bos (zie dag 3) feeërieker, en herinnert de wandelaar er weer aan waarom J.R.R. Tolkien Wales gedeeltelijk als inspiratiebron nam voor zijn Midden-Aarde.

219

Wél een tof bos

Eens het bos uit ga je onder een tunnel en kom je via een poortje in een weide met paarden. Het is hier waar ik een van de diepere dierenconnecties uit mijn leven heb mogen ervaren, dankzij een kortstondige maar innige vriendschap met een paard. De selfie was al leuk, maar toen het dier het grootste stuk van de weide niet afweek van mijn zijde, had ik even het gevoel dat ik een echte paardenfluisteraar was. Helaas kwam het afscheid er snel aan. Na een korte middagpauze in Trevor, ging het naar Froncysyllte (alweer een makkelijke naam) waar het bekende (toch in het Verenigd Koninkrijk) aquaduct van de Schotse ingenieur Telford staat.

231

Vriendschap voor het leven

Froncysyllte – Chirk (9 km)

Hou je vast. Het aquaduct in Froncysyllte heet Pontcysyllte. Oorspronkelijk maakte het deel uit van een plan om de Severn in Shrewsbury te verbinden met de Mersey in Liverpool. Het aquaduct werd gebouwd in 1805. Maar de nodige middelen waren niet aanwezig om het hele traject af te maken en de komst van de trein zorgde ervoor dat ook het kanaal van Llangollen niet lang voor industriële doeleinden werd gebruikt. Het  is vandaag nog wel operationeel (bevaarbaar) maar dan eerder voor pleziervaarten. Af en toe zie je er ook nog de bekende bootjes die door paarden worden getrokken. Telfords aquaduct is wel het oudste en langste nog bevaarbare aquaduct van het Verenigd Koninkrijk en is met z’n 38 meter hoogte ook indrukwekkend.

Het pad volgt het kanaal een paar kilometer, tot je aan de zogenaamde Irish Bridge naar beneden moet en terug de groene weilanden intrekt. Het goede nieuws is dat er ook meer (of beter gezegd iets) van Offa’s Dyke te zien is.  In eerste instantie is het nog redelijk subtiel, maar na een tijdje is de aarden muur duidelijk waarneembaar. Na een stevig stuk dalen draait het pad rond Chirk Castle (zie onder), waar achter de omheining Offa’s werk te bewonderen is. Het is vanaf daar nog een half uurtje naar het eindpunt van de dag (Castle Mill) en voor ons nog twee kilometer naar het centrum van Chirk, waar ons een weerzien met familie en vrienden wachten.

249

Chirk Castle & Offa’s Dyke

Het eten

Heerlijke spaghetti bij Paul & Ruth, de Welshe volksdansvrienden van mijn ouders.

Dag erna naar Corn Mill, leuk restaurantje met zicht op de Dee.

Het verblijf

Llangollen Hostel was gedurende drie nachten onze uitvalsbasis, omwille van het feit dat mijn ouders op dat moment in het naburige Chirk bij Welshe vrienden zaten, waar de volgende wandeldag ons naartoe zou brengen, en we daarna nog een rustdag extra inplanden. Het was een leuke hostel, met goede faciliteiten.

Bijzonderheden

In Chirk ligt een van mijn favoriete (Welshe) kastelen, het gelijknamige Chirk Castle. Zowel vanbinnen als vanbuiten de moeite. Ook de kasteeltuin en het omliggende domein zijn aanraders, met bijzondere aandacht voor de poort en de legende van de rode hand.

269

Chirk Castle vanuit de kasteeltuin

De legende van de rode hand wil dat een stervende feodale heer niet wist welke van zijn zonen de oudste was. Hij besloot een race te organiseren en de eerste die zijn sterfbed met de hand zou aanraken zou zijn bezittingen en titel erven. Toen een van de zonen merkte dat hij de race zou verliezen, hakte hij zijn hand af en gooide het naar het bed. Vandaar dus de rode, bloederige hand die in de poort verwerkt zit.

Thomas Telford was in zijn tijd een groot ingenieur en bouwde naast kanalen en bruggen, tunnels en havens.