Virelles: In het koninkrijk van de vogels

Om even te ontsnappen aan de dagelijkse stress besloten we nog eens een uitstap te maken naar het zuiden van het land. Ons oog viel op Virelles, in Chimay. Ornithologen en liefhebbers van de betere vogelfotografie moet ik echter deels teleurstellen. Je bent er wel degelijk omringd door heel wat vogels, maar helaas heb ik er geen kunnen vastleggen met mijn fototoestel, dat niet echt is uitgerust voor dat soort natuurfotografie. Ik hoop dat te compenseren met wandelplezier.

Een meer en een hoop mossige bomen

Het dorpje Virelles zelf ligt niet op de route. Het is op zich niet al te opzienbarend, al is het gezien het beperkt aantal extra meters die het vergt wel de moeite om even een bezoek te brengen aan het kerkje. Maar op het hoofdprogramma staan voornamelijk de bossen van Virelles en omgeving. Met z’n 15,6 kilometer is het zeker niet de langste wandeling, maar wel een verrassend afwisselde.

Aan het begin krijg je voornamelijk weidelanden voorgeschoteld, terwijl het hoofddecor, de bossen van Chimay in de verte opduiken. Ook het meer van Virelles, een van de vele uit de buurt, kan je af en toe in de verte spotten. Dit stukje Wallonië is blijkbaar vrij speciaal door de vochtigheid, waardoor er zich een rijke fauna en flora kan ontwikkelen. Het is zelfs zo dat men bepaalde delen aanprijst als “vochtige prairie”.

Of het er iets mee te maken heeft, weet ik niet, maar de bomen zijn vaak wel gedeeltelijk bedekt in kleurige mossen en worden af en toe lichtjes gewurgd door een plant. Uiteindelijk wordt het bos toch even verlaten en krijg je terug een mooi bucolisch landschap. Na een grote weg over te steken, kan je je weer tegoed doen aan natuurpracht. Het asfalt wordt hier ingeruild voor een aangenaam bospadje.

Het mooie Lompret

In de verte duikt na een klimmetje het mooie dorpje Lompret op. Het is opnieuw een van de zogenaamde mooiste Waalse dorpen, en werd bekroond met een officiële titel. Dat heeft het voor een stuk te danken aan z’n klein, authentieke kern, de oude weverij maar vooral door de verwevenheid met het water, dat zich er via watervalletjes een weg door kronkelt.

Het landschap verandert hier heel even wat. Maar eens het plekje Vaulx gepasseerd gaat het een laatste keer het bos in. Ditmaal ben je vergezeld van de Eau Blanche, een riviertje dat het geheel nog iets extra geeft. Daarna volgt een korte maar zeer pittige beklimming, tussen de kleurrijke bloemetjes. Het viaduct van Virelles duikt plots op uit het niets, en de rivier is nog even je metgezel, tot het laatste stuk. Een drukke weg brengt je naar de parking aan Aquascope, met opnieuw zicht op het meer, het eindpunt van een erg mooie en afwisselende wandeling.

Van Lembeek tot Achter de “Bergen”

Deze wandeling vond ik op originele wandelingen. Deze vertrekt in het centrum van Lembeek, deelgemeente van Halle en gaat via enkele bossen naar Kasteelbrakel, waar je even langsheen en op drie kunstmatige gecreëerde verdedigingsheuvels wandelt. Via het Halse gehucht Congo gaat het terug richting Zenne en kanaal. Ik wandelde ook nog langs het kanaal en zo naar centrum Halle, goed voor 23 kilometer, die ik voor de gelegenheid solo wandel.

Naar Berendries en Maasdalbos

Het duurt niet lang om van Lembeek de natuur in te trekken. Deze wandeling probeert je zoveel mogelijk langs originele en onverharde paden te sturen. Wanneer je Lembeek verlaat moet je eerst nog via enkele bruggen de Zenne en het kanaal Brussel-Charleroi oversteken. Al snel kom je via enkele akkers in het klein natuurreservaat Berendries. Even passeer je door bebouwing, hoewel het er best kalm is, om dan naar je tweede natuurlijke place of interest te gaan. Het Maasdalbos is vroeg op de ochtend nog tamelijk donker en ook hier is het heerlijk rustig.

Kort door het Hallerbos

Voor mij was het nog onontgonnen, of beter gezegd onbewandeld, terrein. Mijn volgende bestemming is echter een golden oldie. Het Hallerbos is vooral bekend van de paarse boshyacinten die een korte periode het bos versieren, maar is het hele jaar door een geweldige plek om te wandelen. De weg ernaar toe was dan weer wel een ontdekking. Zo passeer ik langs een aardbeikwekerij. Even moet ik mijn weg zoeken, hoewel de wegbeschrijving 98% van de tijd heel duidelijk is. Via een smal padje met wat laag hangende takken kom ik dan toch via een zijweg naar het Hallerbos, waar even de sequoiawandeling, met bijhorende verzameling sequoias, wordt gevolgd. Aan de Vlasmarktdreef vind ik een verzameling boomstammen die fungeren als de perfecte picknickplek.

Naar Kasteelbrakel

Niet veel verder ga ik alweer naar de rand van het bos, waar een holle weg mij over de taalgrens en naar Kasteelbrakel stuurt. Het lijkt al meteen een ander landschap en een andere wereld. Het eerste wat je ziet is een verkaveling, maar de huizen zijn hier groter en gebouwd rond bescheiden glooiingen en heuvels. Even, met zicht op enkele beboste heuveltjes aan de ene kant en wat pittoreske huisjes aan de andere, krijg ik een waar vakantiegevoel. Je moet echt maar enkele kilometers afleggen om ontdekkingen te doen. Via een bospad dat uitkomt op een graspad met zicht op Kasteelbrakel daal je terug om via een GR even langs de rivier Hain te wandelen. Achter de bomen verschuilt het kasteel zich. Ik wandel even naar links om de 13de eeuwse molen te bewonderen, maar ga dan terug op pad, naar een voorlaatste hoogtepunt van de wandeltocht.

Les Monts

Het pad klimt tussen de velden. Vanop een bankje heb ik een mooi zicht, ditmaal ook op het kasteel, dat al wat zichtbaarder is. Mijn volgende bestemming is een collectie aarden heuvels die deel uitmaakten van de verdediging van het kasteel, de zogenaamde monts. Via een kasseiweg en enkele steile stukken kom je op deze speciale plek. Je moet het wel weten, anders zou je denken dat het gewoon een collectie heuveltjes betreft, maar het is wel een erg aangename plek om te wandelen, met smalle padjes die je langs de flanken van deze “bergen” brengt.

Terug naar Lembeek

Daarna ga je terug wat meer richting de bebouwing. Even loop ik verloren, al dan niet door mijn eigen toedoen. Noch de beschrijving, noch de gps-track maken duidelijk welk pad ik moet nemen, tenzij ik mij door een akker met hoge begroeiing moet wurmen en dus kies ik een omweg, waardoor ik mijzelf ook nog eens moet netelen. Ik wandel nog langs het Lembeekbos en kom zo in het gehucht Congo, helaas minder spectaculair dan de naam doet vermoeden. Zo gaat het terug naar Lembeek, via een mooi pad langs de Zenne. Ik doe nog even een klein omwegje naar de Malakofftoren, mijn favoriete plek in Halle. Na even te pauzeren is het nog een goede 3,5 km naar centrum-Halle, via het kanaal.

Dag 3: Le Bouchet-Saint-Nicholas – Langogne

Naar het mooiste dorpje van Frankrijk

Nog 175 km te gaan – 38.366 stappen gezet (31 km, waarvan 27,6 km op de GR 70)

288 meter gestegen, 592 meter gedaald.

Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m) – Pradelles (1110 m) – Langogne (915 m)

Gesprekken aan de ontbijttafel

De mindere ervaring van de avond ervoor werd aan de ontbijttafel min of meer rechtgezet. We spraken even met het jonge koppel uit Lille. Zij kozen vandaag ook voor de lange tocht, richting Langogne, maar zouden daar een dag blijven. In Langogne is er namelijk een groot meer dat geschikt is voor watersport. Normaal gezien zou een rustdag aan het water een aangenaam vooruitzicht zijn, maar de weersvoorspelling voor de volgende dag was in die mate, dat het er op leek dat ze de hele dag op hun kamer zouden moeten blijven.

Zoals dat vaak gaat in het buitenland, ging het gesprek al snel over België, het vreemde land dat een lappendeken was van regio’s, gemeenschappen en gewesten. Hoewel de twee in Noord-Frankrijk woonden, bleek de communautaire en institutionele situatie in het land grotendeels nieuws te zijn. Met enige verwarring luisterden ze naar een uitleg over de taalgrens en hoe met het Frans werd omgegaan in Vlaanderen. Het toonde meteen ook aan dat het met mijn eigen Frans niet zo slecht gesteld was. Dat was waarschijnlijk een keerpunt in mijn zelfzekerheid en mijn durf om het woord te nemen in de taal die ik gevoelsmatig niet zo machtig was.

Vlaanderen Vakantieland-gevoel

Het ontbijt zelf was opnieuw een spaarzame combinatie van witte baguette, een croissant per persoon en confituur, hetzij ditmaal in een betere uitgave. Een matige nachtrust, in combinatie met een enthousiasme om deze nieuwe etappe te ontdekken, zorgde ervoor dat we al om 8u20 konden aanzetten voor een tocht van 27 km. Ook voor vandaag was er in eerste instantie regen voorspelde, onweer zelfs. Maar dat was inmiddels al een dag opgeschoven. Al was het bij aanvang wel tamelijk grijs en stond er op het eerste stuk, een weg over een plateau, een koude en redelijk stevige wind.

Dit eerste stuk was trouwens al tamelijk uitgebreid. Een goede 6 km duurde het eer we van Le Bouchet-Saint-Nicholas tot in het kleine dorpje Landos, met net geen 1000 inwoners kwamen. Vlak voor we onze eerste tussenstop zouden bereiken, haalden we opnieuw de gezette man met de zak in. Het leek al even onpraktisch en weinig ergonomisch als toen we hem vlak bij de start in Le Puy ontmoette. Alleen werd het nu nog een tikkeltje vreemder. Hij besloot namelijk, ondanks luid protest en gegesticuleer van het koppel uit de Provence, een verkeerde weg in te slaan.

Landos zelf was dus geen al te charmant plekje, maar net buiten het kleine centrum gebeurde er wel iets eigenaardigs. Zoals reeds gezegd leerde we deze route kennen dankzij Bradley Mayhew en diens Stapland. Daar komt hij vaak ‘toevallig’ interessante mensen tegen zoals imkers, molenaars, een koor, etc. Sara en ik waren lange tijd sceptisch, tot we zelf werden getrakteerd op een authentiek Bradley-momentje.

Een man wachtte ons samen met een andere koppel op en vroeg of we zin hadden in een geologische uitleg. Blijkt dat dit in het Frans al even gecompliceerd is als kerkarchitectuur, maar ik verstond er wel voldoende van om door te hebben dat de plek gebouwd was aan de rand van een vulkaankrater en we aan het wandelen waren op het grootste basaltplateau van Europa. Een geologische sensatie is eens iets anders dan een historische!

Een veranderend landschap

En wat we voorgeschoteld kregen was een waar genoegen. Daar waar er gisteren nog enkele passages waren die zich net iets te lang uitstrekten dan wenselijk, was het vandaag genieten van een landschap dat even veelzijdig als magistraal is. Het pastorale, met z’n glooiende heuvels, wordt hier al deels ingeruild voor verschillende types ruwheid. Vulkanisch gevormd, eenzame bossen, grillige rotsformaties. De zachtheid van de Velay veranderde voor onze ogen in de grilligheid van de Gévaudan, het landschap van het 17de eeuwse beest. Voorlopig was de grootste bedreiding echter de steentjes in de schoenen, met bijhorende tergende sensatie bij elke stap die gezet werd.

Even kruisten we met de wandelroute ‘Sur les Traces de la Bête’ die doorheen het gebied gaat waar het zogenaamde Beest zijn slachtoffers maakte. Over dat gruwelijk monster meer in een latere bijdrage! In het centrum van het gehuchtje Arquejol was het fijn pauzeren, zeker omdat we daarna werden getrakteerd op het gelijknamige viaduct, dat al vrij imposant boven het landschap uittorent. Het maakte vroeger deel uit van de lijn tussen Le Puy en Langogne, ons eindpunt van deze dag, maar nu is het een stille getuige van lang vervlogen tijden.

Het mooiste dorpje van Frankrijk

Ons volgende hoogtepunt was Pradelles, maar het vergde nog een goede 9 km eer we daar aankomen. Het landschap is tussendoor weer adembenemend, met vergezichten over de glooiende heuvels. In de verte is het meer van Langogne al zichtbaar, maar eerst moesten we nog een bocht nemen naar een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, naar het schijnt, voor we aan de gelijknamige stad komen. Het pad werd ietsje ruiger en we kwamen op het hoogste punt van de dag, de Rocher de la Fagette, op 1265 meter. Van daaruit is het een goede 150 meter dalen naar Pradelles. Vreemd genoeg kwam, toen we onze lunch opaten op een bankje, de man die de verkeerde passage had genomen voorbij gewandeld. Hij zal waarschijnlijk weet hebben gehad van een shortcut, of gewoon veel geluk hebben gehad.

Pradelles werd ons aangekondigd als een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, een naam die het ten dele kan waarmaken. Het doet een beetje denken aan een mini-versie van Carcassonne, maar dan zonder de omwalling en de massa’s toeristen. Wel zijn er heel wat historische (kleine en grote) bezienswaardigheden. Zo is er het verhaal van La Verdette, de vrouw die in de 12de eeuw een inval wist te verijdelen door de kapitein gericht met een steenworp uit te schakelen. Ook vind je hier een huis van waaruit de jacht op het beest van de Gévaudan (waarover later meer) werd opgestart. Ook is er de Chapelle Notre-Dame, geheel in de stijl van de streek met een Mariabeeld, dit keer een rood, op het dak. Heel wat van onze metgezellen van de dag ervoor gingen hier halt houden, maar wij gingen nog even verder, naar Langogne.

Langogne

Het is dan nog maar een goede 6 km tot onze eindbestemming. Zes tamelijk onbewogen kilometers. Het landschap was nog altijd even mooi en nadat we het plateau voorbij waren, was het nog even dalen, langs een meer bebost stukje. Onze reisgids schilderde Langogne eerder af als een te vermijden oord, maar dankzij onder andere de plaatselijke historische wandeling, langsheen de oude verdedigingstorens, de kerken en de oude fabrieken, was het toch nog de moeite waard. Het was ook nog eens de gelegenheid om ons neer te zetten en rustig te tekenen. Wat hier opvalt is dat elk dorp nog een groot kruisbeeld heeft, ergens op een centrale plek, in dit geval een met bizarre kinderkopjes. En, vaak al even centraal, een monument voor de lokale gesneuvelden. Dat laatste is misschien niet zo verschillend met ons gebruik, maar hier wappert de Franse vlag toch iets ondubbelzinniger.

’s Avonds aan het eten is er even een reality check. In Italië is een Franse jonge wandelaar vermist. Het is in Frankrijk een item omdat de Italiaanse reddingsdiensten pas na 24 uur in actie zouden geschoten zijn. Hij zou de dag erna worden gevonden, vermoedelijk van een helling gevallen en door breuken geen help kunnen zoeken. Het is niet dat ons pad zo gevaarlijk is, maar het zet toch even aan het denken.

Verblijf: Hotel Beauséjour was aangenaam en comfortabel, met best een moderne kamer. De douchefaciliteiten waren ook allemaal top. Het lag vlakbij een drukke baan, opnieuw genoemd naar Maarschalk Foch, maar daar was gelukkig niet te veel van te horen. De TV was ditmaal ook groter dan een postzegel.

Eten: Twee zeer royale porties. Eerst een grote dosis sla, dan heerlijk gekruide lasagne. Het dessert was een fruitsla, die misschien net ietsje minder vers was.