GRP 127.1: Hennuyères – Nijvel

Je moet niet altijd naar het buitenland gaan om nieuwe dingen en plekken te ontdekken. Meer zelfs, soms ligt het in je achtertuin. Dat is eigenlijk wel het geval voor de GRP 127, beter bekend als de Tour du Brabant Wallon. Deze relatief jonge (2018) wandelroute gaat in een lus doorheen de kleinste provincie van Wallonië en biedt zo’n 266 kilometer wandelpad om te ontdekken. Eind oktober deed ik met een vriend twee etappes. Dit is het verhaal van wandeldag 1, dat begon in het station van Hennuyères voor een tocht van een goede 22 km.

Een gemeenschapsbos

Hennuyères zelf is niet het meest spectaculaire dorpje. Maar gelukkig konden we al snel een padje inslaan en kwamen we terecht aan de flanken van Le Grand Bois Commun. Dit bos werd in 2018 te koop gezet. Uiteindelijk was het een coöperatieve van 2000 burgers die het kocht voor een flinke duit geld, maar het dus wel openstelt voor wandelaars en inzet op beheer en versterking van het bosgebied. Een bijzondere start en een bijzonder ontdekking.

Nadat we uit het bos kwamen, ontdekten we even de kleindorpelijke kant van dit stukje Waals-Brabant. Eerst gingen we door het gehuchtje Rouge Bouton, daarna naar het centrum van Virginal-Samme, een deelgemeente van Ittre. Daar brachten we een kort bezoekje aan de plaatselijke kerk, de église Saint-Pierre, die werd heropgebouwd in de 19de eeuw. Het is weinig opzienbarend, maar er zijn wel her en der mooie glasramen.

Een akelig bos en een vreemde boom

Het centrum van Virginal wordt verlaten via enkele kleinere buurtwegen, waarna het opnieuw naar een bos ging, dit keer het bois des nonnes. Het was er op zich aangenaam vertoeven, zeker gezien de oranje herfstpracht. Het bospad ging ook op en neer en de glooiingen zorgden voor de nodige wandeluitdaging. Er was wel een vreemd tafereel toen we plots een verlaten en licht getoucheerde caravan zagen. Gezien onze eindbestemming, Nijvel, ging mijn gedachten plots naar een zekere bende uit de jaren 80.

Eens het bos uit ging het eventjes door de velden, waarna opnieuw een ander stuk bosrand volgen. Daar zag ik een boom die niet aan niet-fictieve gangsterbendes deed denken, maar wel aan Cthulhu, het fictieve opperwezen uit de werken van H.P. Lovecraft. De boomwortels leken vervaarlijk op het sliertige gelaat van de gigantische inktvisgod. Gelukkig is het maar hout.

Ingenieuze constructies à volonté

We verlieten opnieuw het bos en kwamen dan aan een oude bekende. Het kanaal Brussel-Charleroi is uiteraard een vast gegeven in mijn leven, als Hallenaar. Hier kruisten we het opnieuw, maar kilometers verder, in Ittre. Het is maar een korte passage tot we een brug over moeten. Daarna is het terug naar een meer vertrouwd landschap, met licht glooiende velden en weiden. Maar ook hier hadden we, hetzij vanuit de verte, zicht op een ingenieuze constructie. De hoge toren van het hellend vlak van Ronquières zou enkele kilometers keer op keer opduiken.

Kleinere bouwwerken

Daarna is het nog even in en langs de bosrand, het zogenaamde Bois d’En Bas. In de verte zien we een voormalig kasteel, La Castia, dat vandaag dienst doet als boerderij, nadat het in verval geraakte en opnieuw werd opgebouwd. Een volgend historisch ijkpuntje is de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg of Onze-Lieve-Vrouw van Walcourt. Deze gaat terug tot een kapel die gebouwd werd rond 1767. Vandaag is het een klein rustpuntje voor de wandelaar.

Een aangename binnenstad

Het is dan niet meer al te ver naar Nijvel. Het pad gaat nog even door wat velden, met zicht op een witte vierkantshoeve en een kerkje, dat van Monstreux. Het duurt dan niet meer lang of we wandelen op de RAVel, de vroegere spoorwegbedding, dat doorheen de decennia evolueerde van personenvervoer naar later vervoer in functie van de suikerindustrie. Vandaag is het dus geasfalteerd en is het aan de fietsers en de voetgangers.

Na een tijdje is het afdalen via een trap en zo Nijvel binnen. Dat gebeurt eerst via een uit de kluiten gewassen muur. Daarna gaat het de verrassend aangename binnenstad in. De collegiale kerk staat helaas in de stijgers. Verder passeren we ook nog de restanten van de omwalling, met de Tour Simone, de enige die overbleef van de omwalling met 11 torens. Deze omwalling ging terug tot de 13de eeuw maar de reeds vervallen restanten werden al door de Fransen vernield of in dienst genomen voor andere doeleinden.

Via het centrum trokken we naar het stationsgebouw, waar vreemd genoeg niet “Gare” maar wel “Station” staat. Daarmee eindigde deze eerste tocht op de GRP 127 door Waals-Brabant, een opvallend glooiende etappe met heel wat mooie natuur en her en der ook architecturaal wat verrassingen. Een mooi begin van de kennismaking met deze buurtprovincie over de taalgrens.

Etappe 5: Eyeries – Lauragh

44.213 stappen, 34,6 km waarvan 28 km op de Beara Way

656 meter gestegen, 684 meter gedaald

Een vroege start

Op deze dag stond qua kilometers de koninginnenetappe op het programma. 29,8 kilometer van B&B naar B&B. En wat de wandeling nog extra pit gaf, ze voorspelden ook voor het eerst regen en meteen ook onweer. Ons plan A was alles doen. Ons plan B was tot in Ardgroom geraken en dan de situatie beoordelen. Beide plannen vereisten evenwel een vroeg ontbijt. Om 7u30 stonden we paraat, om 8u30 waren we vertrekkensklaar.

Langs de kust en een lang, smal meer

En we kregen absolute pracht voorgeschoteld. De eerste kilometers gingen naar en langs de kust. Het was een prachtige, ruige kustlijn, met zelfs een heuse ruïne. De ondergrond varieerde van moeilijk te bewandelen kiezels tot padjes tussen hoog gras of struiken. Daarna ging het even op een verhard pad langs de baai, waar een stone circle geblokkeerd en afgeschermd werd door een bord ‘private property’.

Het volgend hoogtepunt liet niet lang op zich wachten. Na een kilometer weg van de baai, sloegen we af naar Lough Fadda, een lang, smal meer in een prachtig decor. Dat werd nog verlengd door eenzelfde heidepadje met zicht op de oceaan. Daarna moesten we een verraderlijk steil pad naar beneden. Een kleine 2 kilometer later kwamen we aan in Ardgroom, ongeveer op de helft van de weg.

Dit was een ideale plek om te pauzeren, zeker omdat er een bankje en enkele tafeltjes stonden. In afwezigheid van hitte en aanwezigheid van verse producten, waagden we ons aan versgemaakte sandwiches. Het was, met op de achtergrond een huilende baby en occasioneel een voorbij rijdende auto, een iets minder idyllische lunchplek dan dat we inmiddels gewoon waren.

Op en neer

Het weer bleef voorlopig nog meezitten en dus konden we ons zetten aan de grote klim van de dag. Deze ging weer stijl omhoog via een paaltjesparcours. Daarna ging het weer over de kam, met de gebruikelijke uitdagende ondergrond. Na het dalen werd de weg vermeden. Er restte ons nog 8 kilometer.

Het bleef op- en neergaan en ikzelf ging ook, voor de tweede keer deze wandelreis, neer. Sara noemde het een gracieuze voetballersduik. Gelukkig landde ik tussen twee schapendrollen in. We besloten nog een keer te pauzeren, voor een deugddoende appelsap, en zetten ons vervolgens aan het laatste gedeelte.

De wolken kwamen namelijk meer en meer op. Onze laatste twee klimmen en dalen bleven nog droog. Maar moeheid en pijn begonnen toch wat hardnekkiger te worden. We besloten bij de eerstvolgende mogelijkheid van de baan te gaan. Die keuze werd nog verder beïnvloed door het gerommel dat op de achtergrond hoorbaar werd.

Storm op komst

We passeerden nog langs een stone circle en daarna bleef er nog een ruig stukje over tot we op de weg konden. Dat was mij niet gegund zonder voor het eerst in het zompige, moerassige bog te zakken met een groot deel van mijn voet en scheenbeen. Kort daarna begon het te regenen. Na 1,5 kilometer op de baan werden we van de weg geplukt door Sheila, de eigenares van de B&B, die door een vriendin was gewaarschuwd dat het inmiddels ruig weer was in de heuvels.

We deelden een cottage met een ouder Australische koppel, uit Tasmanië, die we opnieuw troffen aan de tafel. Doordat Lauragh zo’n afgelegen plekje was, was het eten ter plekke voorzien. Gelukkige konden we kort daarna snel in onze cocon gaan.

Eten

Vegetarische curry en ijs met fruit

Verblijf

Een kamer in een cottage. In de woonkamer stond een grote televisie en lag er ook een boek met oude foto’s uit de regio. Sheila was een heel vriendelijk eigenares.

Villers-la-Ville: De grootsheid van een abdij en een woud

De abdij van Villers-la-Ville is een gekende en fotogenieke ruïne in Waals-Brabant. Er werd in 1146 aangevangen met de bouw. Doorheen de eeuwen zouden er verschillende stukken bijkomen, steeds conform de laatste mode, van romaans naar gotisch en zo naar neo-classicistisch. Op z’n hoogtepunt is de abdij een toonvoorbeeld van de grootsheid van de cisterciënzers. Zoals zo vaak geraakt het na de Franse Revolutie in onbruik en wordt het daarna eerst een inspiratiebron voor kunstenaars en vervolgens een populaire toeristische plek. Een aanrader dus, zeker omdat je een bezoek kan combineren met een mooie wandeling.

De grootsheid van een abdij en een woud

De website van toerisme Wallonië biedt een hele resem interessante wandelingen aan, geconcentreerd in de Ardennen. Maar in elke provincie is er wel iets om de aandacht te trekken. Deze wandeling rondom de abdij is 9,5 km lang, volgt de gele rechthoek en krijgt code oranje, wat betekent dat het gemiddeld moeilijk is. Het merendeel van de wandeling gaat via een bospad en af en toe heb je een iets steilere klim of afdaling, maar nergens wordt het echt technisch.

De wandeling zelf

Je begint aan de parking van de abdij en wandelt een eerste stuk via de Rue de l’Abbaye, wat best omschreven kan worden als vals plat. Je bevindt je dan al in het bois de l’Ermitage. Na een dik kwartier ga je echt het bos in en ben je meteen afgesloten van de drukte aan de abdij. Het eerste stuk van het bos doet ons zelfs her en der denken aan de bossen die we in Wales, op de Offa’s Dyke Path, hebben bewandeld. Het eerste breekpunt is het beekje, de Ry Pirot, met enkele vijvers.

Daarna gaat het via enkele holle wegen gestaag naar boven, tot je terug op een kasseiweg uitkomt met zicht op de akkers. Even passeer je door het gehuchtje La Roche om al snel terug de bossen van Saint-Cathérine in te klimmen. Het pad volgt daarna even de spoorlijn, die wat verder ook vlakbij de abdij passeert. Hier moet je er echter onder, om daarna terug te klimmen. Je passeert hier de Thyle, een kleine zijrivier van de Dijle die belangrijk was voor de ontwikkeling van de abdij.

Daarna gaat het de laatste keer het bos in, waarbij je nog een klein stukje wandelt aan de bosrand, met zicht op de velden en door een klein gehucht. Daarna wordt het pad haast even verwilderd, met dichte begroeiing, waarbij je het beekje Ry d’Hez volgt. Het laatste stuk gaat eerst via een smaller bospad en daarna een breder pad, waarna je terug afdaalt naar de parking. Een korte maar erg mooie wandeling, goed te combineren met een bezoek aan de historische ruïne.