Van Lembeek tot Achter de “Bergen”

Deze wandeling vond ik op originele wandelingen. Deze vertrekt in het centrum van Lembeek, deelgemeente van Halle en gaat via enkele bossen naar Kasteelbrakel, waar je even langsheen en op drie kunstmatige gecreëerde verdedigingsheuvels wandelt. Via het Halse gehucht Congo gaat het terug richting Zenne en kanaal. Ik wandelde ook nog langs het kanaal en zo naar centrum Halle, goed voor 23 kilometer, die ik voor de gelegenheid solo wandel.

Naar Berendries en Maasdalbos

Het duurt niet lang om van Lembeek de natuur in te trekken. Deze wandeling probeert je zoveel mogelijk langs originele en onverharde paden te sturen. Wanneer je Lembeek verlaat moet je eerst nog via enkele bruggen de Zenne en het kanaal Brussel-Charleroi oversteken. Al snel kom je via enkele akkers in het klein natuurreservaat Berendries. Even passeer je door bebouwing, hoewel het er best kalm is, om dan naar je tweede natuurlijke place of interest te gaan. Het Maasdalbos is vroeg op de ochtend nog tamelijk donker en ook hier is het heerlijk rustig.

Kort door het Hallerbos

Voor mij was het nog onontgonnen, of beter gezegd onbewandeld, terrein. Mijn volgende bestemming is echter een golden oldie. Het Hallerbos is vooral bekend van de paarse boshyacinten die een korte periode het bos versieren, maar is het hele jaar door een geweldige plek om te wandelen. De weg ernaar toe was dan weer wel een ontdekking. Zo passeer ik langs een aardbeikwekerij. Even moet ik mijn weg zoeken, hoewel de wegbeschrijving 98% van de tijd heel duidelijk is. Via een smal padje met wat laag hangende takken kom ik dan toch via een zijweg naar het Hallerbos, waar even de sequoiawandeling, met bijhorende verzameling sequoias, wordt gevolgd. Aan de Vlasmarktdreef vind ik een verzameling boomstammen die fungeren als de perfecte picknickplek.

Naar Kasteelbrakel

Niet veel verder ga ik alweer naar de rand van het bos, waar een holle weg mij over de taalgrens en naar Kasteelbrakel stuurt. Het lijkt al meteen een ander landschap en een andere wereld. Het eerste wat je ziet is een verkaveling, maar de huizen zijn hier groter en gebouwd rond bescheiden glooiingen en heuvels. Even, met zicht op enkele beboste heuveltjes aan de ene kant en wat pittoreske huisjes aan de andere, krijg ik een waar vakantiegevoel. Je moet echt maar enkele kilometers afleggen om ontdekkingen te doen. Via een bospad dat uitkomt op een graspad met zicht op Kasteelbrakel daal je terug om via een GR even langs de rivier Hain te wandelen. Achter de bomen verschuilt het kasteel zich. Ik wandel even naar links om de 13de eeuwse molen te bewonderen, maar ga dan terug op pad, naar een voorlaatste hoogtepunt van de wandeltocht.

Les Monts

Het pad klimt tussen de velden. Vanop een bankje heb ik een mooi zicht, ditmaal ook op het kasteel, dat al wat zichtbaarder is. Mijn volgende bestemming is een collectie aarden heuvels die deel uitmaakten van de verdediging van het kasteel, de zogenaamde monts. Via een kasseiweg en enkele steile stukken kom je op deze speciale plek. Je moet het wel weten, anders zou je denken dat het gewoon een collectie heuveltjes betreft, maar het is wel een erg aangename plek om te wandelen, met smalle padjes die je langs de flanken van deze “bergen” brengt.

Terug naar Lembeek

Daarna ga je terug wat meer richting de bebouwing. Even loop ik verloren, al dan niet door mijn eigen toedoen. Noch de beschrijving, noch de gps-track maken duidelijk welk pad ik moet nemen, tenzij ik mij door een akker met hoge begroeiing moet wurmen en dus kies ik een omweg, waardoor ik mijzelf ook nog eens moet netelen. Ik wandel nog langs het Lembeekbos en kom zo in het gehucht Congo, helaas minder spectaculair dan de naam doet vermoeden. Zo gaat het terug naar Lembeek, via een mooi pad langs de Zenne. Ik doe nog even een klein omwegje naar de Malakofftoren, mijn favoriete plek in Halle. Na even te pauzeren is het nog een goede 3,5 km naar centrum-Halle, via het kanaal.

Dag 3: Le Bouchet-Saint-Nicholas – Langogne

Naar het mooiste dorpje van Frankrijk

Nog 175 km te gaan – 38.366 stappen gezet (31 km, waarvan 27,6 km op de GR 70)

288 meter gestegen, 592 meter gedaald.

Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m) – Pradelles (1110 m) – Langogne (915 m)

Gesprekken aan de ontbijttafel

De mindere ervaring van de avond ervoor werd aan de ontbijttafel min of meer rechtgezet. We spraken even met het jonge koppel uit Lille. Zij kozen vandaag ook voor de lange tocht, richting Langogne, maar zouden daar een dag blijven. In Langogne is er namelijk een groot meer dat geschikt is voor watersport. Normaal gezien zou een rustdag aan het water een aangenaam vooruitzicht zijn, maar de weersvoorspelling voor de volgende dag was in die mate, dat het er op leek dat ze de hele dag op hun kamer zouden moeten blijven.

Zoals dat vaak gaat in het buitenland, ging het gesprek al snel over België, het vreemde land dat een lappendeken was van regio’s, gemeenschappen en gewesten. Hoewel de twee in Noord-Frankrijk woonden, bleek de communautaire en institutionele situatie in het land grotendeels nieuws te zijn. Met enige verwarring luisterden ze naar een uitleg over de taalgrens en hoe met het Frans werd omgegaan in Vlaanderen. Het toonde meteen ook aan dat het met mijn eigen Frans niet zo slecht gesteld was. Dat was waarschijnlijk een keerpunt in mijn zelfzekerheid en mijn durf om het woord te nemen in de taal die ik gevoelsmatig niet zo machtig was.

Vlaanderen Vakantieland-gevoel

Het ontbijt zelf was opnieuw een spaarzame combinatie van witte baguette, een croissant per persoon en confituur, hetzij ditmaal in een betere uitgave. Een matige nachtrust, in combinatie met een enthousiasme om deze nieuwe etappe te ontdekken, zorgde ervoor dat we al om 8u20 konden aanzetten voor een tocht van 27 km. Ook voor vandaag was er in eerste instantie regen voorspelde, onweer zelfs. Maar dat was inmiddels al een dag opgeschoven. Al was het bij aanvang wel tamelijk grijs en stond er op het eerste stuk, een weg over een plateau, een koude en redelijk stevige wind.

Dit eerste stuk was trouwens al tamelijk uitgebreid. Een goede 6 km duurde het eer we van Le Bouchet-Saint-Nicholas tot in het kleine dorpje Landos, met net geen 1000 inwoners kwamen. Vlak voor we onze eerste tussenstop zouden bereiken, haalden we opnieuw de gezette man met de zak in. Het leek al even onpraktisch en weinig ergonomisch als toen we hem vlak bij de start in Le Puy ontmoette. Alleen werd het nu nog een tikkeltje vreemder. Hij besloot namelijk, ondanks luid protest en gegesticuleer van het koppel uit de Provence, een verkeerde weg in te slaan.

Landos zelf was dus geen al te charmant plekje, maar net buiten het kleine centrum gebeurde er wel iets eigenaardigs. Zoals reeds gezegd leerde we deze route kennen dankzij Bradley Mayhew en diens Stapland. Daar komt hij vaak ‘toevallig’ interessante mensen tegen zoals imkers, molenaars, een koor, etc. Sara en ik waren lange tijd sceptisch, tot we zelf werden getrakteerd op een authentiek Bradley-momentje.

Een man wachtte ons samen met een andere koppel op en vroeg of we zin hadden in een geologische uitleg. Blijkt dat dit in het Frans al even gecompliceerd is als kerkarchitectuur, maar ik verstond er wel voldoende van om door te hebben dat de plek gebouwd was aan de rand van een vulkaankrater en we aan het wandelen waren op het grootste basaltplateau van Europa. Een geologische sensatie is eens iets anders dan een historische!

Een veranderend landschap

En wat we voorgeschoteld kregen was een waar genoegen. Daar waar er gisteren nog enkele passages waren die zich net iets te lang uitstrekten dan wenselijk, was het vandaag genieten van een landschap dat even veelzijdig als magistraal is. Het pastorale, met z’n glooiende heuvels, wordt hier al deels ingeruild voor verschillende types ruwheid. Vulkanisch gevormd, eenzame bossen, grillige rotsformaties. De zachtheid van de Velay veranderde voor onze ogen in de grilligheid van de Gévaudan, het landschap van het 17de eeuwse beest. Voorlopig was de grootste bedreiding echter de steentjes in de schoenen, met bijhorende tergende sensatie bij elke stap die gezet werd.

Even kruisten we met de wandelroute ‘Sur les Traces de la Bête’ die doorheen het gebied gaat waar het zogenaamde Beest zijn slachtoffers maakte. Over dat gruwelijk monster meer in een latere bijdrage! In het centrum van het gehuchtje Arquejol was het fijn pauzeren, zeker omdat we daarna werden getrakteerd op het gelijknamige viaduct, dat al vrij imposant boven het landschap uittorent. Het maakte vroeger deel uit van de lijn tussen Le Puy en Langogne, ons eindpunt van deze dag, maar nu is het een stille getuige van lang vervlogen tijden.

Het mooiste dorpje van Frankrijk

Ons volgende hoogtepunt was Pradelles, maar het vergde nog een goede 9 km eer we daar aankomen. Het landschap is tussendoor weer adembenemend, met vergezichten over de glooiende heuvels. In de verte is het meer van Langogne al zichtbaar, maar eerst moesten we nog een bocht nemen naar een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, naar het schijnt, voor we aan de gelijknamige stad komen. Het pad werd ietsje ruiger en we kwamen op het hoogste punt van de dag, de Rocher de la Fagette, op 1265 meter. Van daaruit is het een goede 150 meter dalen naar Pradelles. Vreemd genoeg kwam, toen we onze lunch opaten op een bankje, de man die de verkeerde passage had genomen voorbij gewandeld. Hij zal waarschijnlijk weet hebben gehad van een shortcut, of gewoon veel geluk hebben gehad.

Pradelles werd ons aangekondigd als een van de mooiste dorpjes van Frankrijk, een naam die het ten dele kan waarmaken. Het doet een beetje denken aan een mini-versie van Carcassonne, maar dan zonder de omwalling en de massa’s toeristen. Wel zijn er heel wat historische (kleine en grote) bezienswaardigheden. Zo is er het verhaal van La Verdette, de vrouw die in de 12de eeuw een inval wist te verijdelen door de kapitein gericht met een steenworp uit te schakelen. Ook vind je hier een huis van waaruit de jacht op het beest van de Gévaudan (waarover later meer) werd opgestart. Ook is er de Chapelle Notre-Dame, geheel in de stijl van de streek met een Mariabeeld, dit keer een rood, op het dak. Heel wat van onze metgezellen van de dag ervoor gingen hier halt houden, maar wij gingen nog even verder, naar Langogne.

Langogne

Het is dan nog maar een goede 6 km tot onze eindbestemming. Zes tamelijk onbewogen kilometers. Het landschap was nog altijd even mooi en nadat we het plateau voorbij waren, was het nog even dalen, langs een meer bebost stukje. Onze reisgids schilderde Langogne eerder af als een te vermijden oord, maar dankzij onder andere de plaatselijke historische wandeling, langsheen de oude verdedigingstorens, de kerken en de oude fabrieken, was het toch nog de moeite waard. Het was ook nog eens de gelegenheid om ons neer te zetten en rustig te tekenen. Wat hier opvalt is dat elk dorp nog een groot kruisbeeld heeft, ergens op een centrale plek, in dit geval een met bizarre kinderkopjes. En, vaak al even centraal, een monument voor de lokale gesneuvelden. Dat laatste is misschien niet zo verschillend met ons gebruik, maar hier wappert de Franse vlag toch iets ondubbelzinniger.

’s Avonds aan het eten is er even een reality check. In Italië is een Franse jonge wandelaar vermist. Het is in Frankrijk een item omdat de Italiaanse reddingsdiensten pas na 24 uur in actie zouden geschoten zijn. Hij zou de dag erna worden gevonden, vermoedelijk van een helling gevallen en door breuken geen help kunnen zoeken. Het is niet dat ons pad zo gevaarlijk is, maar het zet toch even aan het denken.

Verblijf: Hotel Beauséjour was aangenaam en comfortabel, met best een moderne kamer. De douchefaciliteiten waren ook allemaal top. Het lag vlakbij een drukke baan, opnieuw genoemd naar Maarschalk Foch, maar daar was gelukkig niet te veel van te horen. De TV was ditmaal ook groter dan een postzegel.

Eten: Twee zeer royale porties. Eerst een grote dosis sla, dan heerlijk gekruide lasagne. Het dessert was een fruitsla, die misschien net ietsje minder vers was.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Dag 2: Le Monastier-sur-Gazeille – Le Bouchet-Saint-Nicholas

Langsheen de eindeloze zandweggetjes

Nog 202 km te gaan – 33.373 stappen gezet (26 km, waarvan 23 km op de GR 70)

727 meter gestegen, 439 meter gedaald.

Le Monastier-sur-Gazeille (930 m) – Goudet (760 m) – Le Bouchet-Saint-Nicholas (1218 m)

Ah, het land van de duizend zandweggetjes. Soms tergend rood, soms simpel bruin. Vaak afwisselend kronkelend in de richting van en vervolgens weg van de vele kleine dorpjes die ook op deze dag typische namen dragen zoals Le Cros, Montagnac en Preyssac. Maar vandaag simpelweg herleiden tot de soms gruwelijk eindeloze zandweggetjes zou deze tweede wandeldag, en de eerste echte op de Chemin de Stevenson, oneer aandoen.

De treurnis van een Frans ontbijt

Ons eerste ontbijt, in Bristol-en-Velay, was nog wat je meestal krijgt aangeboden als het wordt aangekondigd als continentaal. Vandaag was het voor het eerst op z’n Frans. Wit brood, confituur, niet al te veel fruitsap en redelijk slappe koffie. Je kan dat soort culinaire fratsen nog enigszins plaatsen, zeker als je in een relatief goedkoop hotel verblijft. Maar het is ook wel ergens vreemd, aangezien je je profileert op een wandelroute en dus voornamelijk wandelaars ontvangt. Een verschrikkelijk snel verteerbaar ontbijt verandert toch wel het een en het ander.

Zeker als je te maken hebt met twee notoire anglofielen. In het Verenigde Konkrijk krijg je in de B&B’s  en guesthouses een Engels ontbijt, wat op gewone dagen redelijk overdreven is. Maar als je gaat wandelen is het wel ideaal om het tot de middag of vroege namiddag uit te houden. Maar de overgang van Bristol naar de Provence betekende ook het einde van spek en worst en het begin van de hegemonie van wit brood met confituur.

Naast ons zat een koppel uit Aken, Duitsers die net over de grens woonden. Ze bleken fervente GR 70-wandelaars te zijn en hadden de 12 wandeldagen in vier gekapt. De eerste negen etappes hadden ze in de omgekeerde richting gedaan, beginnend in Saint-Jean-du-Gard en zo richting Le Puy wandelend. Voor dit laatste stuk hadden ze besloten om het toch omgekeerd te doen. En dus waren ze, na enkele jaren, nog twee dagtochten verwijderd van het vervolledigen van hun route.

Uit ons gesprek bleek ook dat we een gedeelde voorliefde hadden voor Malmedy en omgeving. Ook daar proberen we minstens een keer per jaar naar toe te gaan. De Oostkantons, met zijn venen, rivieren en bossen is waarschijnlijk van het mooiste wat België te bieden heeft aan fervente wandelaars. Tussen Kerstmis en Oudjaar vertoeven we vaak in de plaatselijke jeugdherberg, de ideale uitvalsbasis voor wandelingen. Maar, zo leerde de Duitser mij, is Malmedy ook de plek waar jaarlijks een redelijk uit de kluiten gewassen badmintontoernooi doorgaat. Voor elk wat wils.

Eindelijk op de GR 70

Maar wij waren hier voor de eigen wandelervaring. En dus verlieten we, zonder al te veel spijt Hotel Le Provence. Nadat we Le Monastier achter ons lieten, zakten we even af tot aan de Gazeille, een rivier die maar 27,2 kilometer stroomt tot ze opgeslokt wordt door de machtige Loire. Het landschap is vergelijkbaar met de eerste etappe. De uitzichten over de Velay, met z’n door vulkanen gevormd landschap, is ook hier aanwezig. Soms worden deze vergezichten afgeschermd door bossen. De GR 70 is bosrijk, en je wandelt hier vaak in de beschutting. Maar eens je de open ruimte vindt, is het genieten van een mooi uitzicht.

Op onze weg liggen ook enkele kleine dorpjes. Zo is er Le Cluzel, met een bijhorend schrijn, of Saint-Martin-de-Fugères, waar de weinige straten gecentreerd liggen rond een gezellig dorpsplein. Tussen twee dorpjes in volgt een mooi stuk met een geweldige vista over het door vulkanen gevormde landschap van de Velay. We worden hier even vergezeld door een Fransman uit Bordeaux, met wandelstokken, uit de kluiten gewassen kuiten en een al even impressionant wandeltempo. Desondanks zouden we hem achter ons laten. Om het dorpje Goudet te bereiken, moesten we namelijk afdalen via een pittig, steil en met kleine steentjes bedekt pad, met bijhorend gevaar op uitschuiven. Gelukkig geraakten we zonder kleerscheuren beneden, tot aan een brug over de Loire en met boven ons de ruïne van chateau Beaufort.

DSC07848

In this pleasant humour I came down the hill to where Goudet stands in a green end of a valley, with Château Beaufort opposite upon a rocky steep, and the stream, as clear as crystal, lying in a deep pool between them.

Van het kasteel zelf, dat oorspronkelijk in de 13de eeuw werd gebouwd, blijft vandaag niet veel over. En ondanks het feit dat het augustus, en dus hoogseizoen is, is het slechts zeer beperkt en 1 dag per week toegankelijk. We konden dan ook niet veel anders doen dan, na een korte snack, onze tocht verder te zetten.

De klim omhoog en naar de zandweggetjes

Even tartte ik de wandelgoden door laatdunkend te doen over de beklimming uit Goudet, tot we er echt aan begonnen. Het bleek een pittig, steil bospad te zijn. Al na enkele minuten waren we opnieuw boven de ruïne van het kasteel geklommen, en dan was er nog een aanzienlijk stuk omhoog te gaan. Het was niet echt onlogisch. Vanaf het beginpunt waren we 170 meter gedaald en nu moesten we een kleine 500 meter terug omhoog. Maar het klimmen zou niet eens het zwaarste gedeelte van de dag blijken.

Terwijl de temperatuur stilaan begon te klimmen, kwamen we op een pad terecht dat ons naar Ursel moest leiden. Het dorpje was in de verte min of meer te zien, maar we moesten weliswaar eerst een kronkelende zandweg temmen. Wanneer je wandelt kan je soms voor jezelf uitmaken dat je nog wel even kunt wachten met eten tot je een goede picknickplek vindt, maar wanneer die plek zichtbaar is, maar niet dichterbij lijkt te komen door het betere bochtwerk, en er ook nog eens zand in je schoenen kruipt, dan is het soms aanlokkelijk om binnensmonds te vloeken.

Soms tart je de wandelgoden zelf, door bijvoorbeeld een perfect gelegen picknickbank links te laten liggen. Toegegeven, deze stond weliswaar in de vlakke zon, die op dat moment van de dag stilaan begon te branden, maar tegelijkertijd was het wel een beter alternatief dan de pijnlijke rotsen. Deze hadden dan weer het voordeel dat ze strategisch onder een reeks bomen waren gesitueerd en we even afkoeling konden vinden. Later op de avond zou blijken dat mijn kuiten al stevig verbrand waren van het eerste deel van de dag.

Le Bouchet

Na de lunch restte ons nog +- 8 km en drie dorpjes, met name het gezellige Bargettes, het uit welgeteld 4 huizen bestaande Preyssac en onze eindbestemming van de dag, Le Bouchet-Saint-Nicholas. Geen idee wat een bouchet is, maar ik ontdekte wel dat étang het Frans voor pond is. Op deze tweede wandeldag konden we ook meteen onze gpx-track ten volle benutten. Hoewel de GR 70 over het algemeen goed is aangeduid, was er ergens tussen Preyssac en Le Bouchet toch een kleine fout ingeslopen. Gelukkig konden we dit snel rechtzetten.

Nog een laatste zandweggetje, met zicht op het dorpje, restte ons voor vandaag. Net als het geval was bij het dorpje Ursel zagen we ook hier de kerk al redelijk vroeg. Gelukkig was onze kronkelkwelling iets beperkter en bereikten we al snel onze eindbestemming, waar we in ons verblijf, de L’Auberge du Couvige ons op het terras neerzette voor een welverdiende cola, terwijl ons verhaal van de dag neerpennend.

Op het moment dat Stevenson Le Bouchet bezocht had het ongeveer 553 inwoners, dat zakte tegen het begin van de 21ste eeuw naar iets meer dan 230. De laatste jaren zijn er terug wat mensen bijgekomen, maar het toont aan hoezeer deze dunbevolkte periode met de eeuwen is leeggelopen. Terwijl we op het terrasje zitten passeert er af en toe een auto op de parking. Het dorpswinkeltje is pal tegenover onze herberg gevestigd.

We waren tamelijk vroeg aangekomen en moesten dus nog wat extra tijd doden tot het eten. Dat deden we in eerste instantie met een korte wandeling naar de kerk, de église Saint-Nicolas, die we beiden probeerden te vereeuwigen met een tekening. Ik ben geen Da Vinci en als ik thuis teken stop ik vaak gefrustreerd uit onvrede met het tussentijdse of eindresultaat, maar hier was er geen alternatief. Er was geen gom, enkel een potlood. Het was een andere manier van tekenen, een waar het proces nog belangrijker was dan anders. En het was, op een bankje in een klein Frans dorpje, een aangenaam tijdverdrijf.

Aan de gemeenschappelijke tafel

Deze avond hadden we ook onze eerste ervaring aan een table commune. De mensen die hebben gekozen voor de demi pension, of later nog hebben aangegeven in de herberg te willen eten, worden aan een lange tafel gezet. Ik was hiervoor enigszins nerveus. Ten eerste ben ik uit mezelf niet altijd de meest vlotte persoon bij mensen die ik niet ken. Ten tweede moest ik nog eens Frans spreken. Uiteindelijk schoven we onze benen aan de lange tafel, samen met tien anderen.

Er was een jong koppel uit de buurt van Lille, een praatgrage man en zijn vrouw uit Lyon, een koppel uit de Provence, een koppel dat we al meermaals hadden tegengekomen, maar die zich nu aan de andere kant van de tafel begaven, en ten slotte twee Duitsers, de enige niet-Fransen in het gezelschap. De vrouw, die er in eerste instantie nogal nors uitzag, had duidelijk een redelijke kennis van het Frans en probeerde, af en toe struikelend over haar woorden, verdienstelijk te participeren aan het gesprek. Haar man, die schijnbaar geen woord Frans sprak, zat er wat bij en keek er naar.

Ik deed het zelf niet veel beter. Misschien had ik aanvankelijk de fout gemaakt om te zeggen dat we van Vlaanderen waren i.p.v. België, want naar mijn gevoel werden we nogal uit het gesprek gehouden. Of misschien lag het gewoon aan het feit dat we nog onvoldoende waren geacclimatiseerd en ons Frans nog te hakkelig was om echt te participeren. Ik vond het, los van het eten, een onaangename ervaring, maar volgens Sara viel het allemaal goed mee. Even werd er wel over ons geroddeld, toen er gesproken werd over een jong koppel dat snel wandelde met een absurde Eastpack als bagage. Na wat geschuifel lieten we toch voorzichtig weten dat wij dat waren. De volgende dag had je in principe de keuze tussen een lange en een korte route. De meesten kozen voor het tweede. We zouden dus zien wat morgen bracht, en met wie.

Het verblijf

L’Auberge du Couvige zelf is een aangename plek. Het is geweldig gelegen, in het centrum van het dorpje, is heel gezellig en ruim. Dit keer hadden we een kamer voor vier, na de kamer voor drie van gisteren. Tegen dit tempo eindigen we met een slaapzaal voor ons alleen!

Het eten

Het eten was in ieder geval absoluut verrukkelijk. Als voorgerecht aten we de befaamde linzen uit Le Puy. Het hoofdgerecht bestond uit zeer romige gratin dauphinois met heerlijk gekruide kippenboutjes. Het dessert was een clafoutis van pruimen. Lekker en leuk om de linzen, de trots van deze streek, te kunnen proeven.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

Dag 1: Le Puy-en-Velay – Le Monastier-sur-Gazeille

Onderweg naar de weg van Stevenson

Nog 225 km te gaan – 32.702 stappen gezet (26 km, waarvan 19 km op de GR 70)

534 meter gestegen, 236 meter gedaald.

Le Puy-en-Velay (625 m) – Coubon (633 m) – Le Monastier-sur-Gazeille (930 m)

De weg naar Compostella

Eindelijk wandelen. Genieten van de vrijheid die de benenwagen met zich meebrengt. De wetenschap dat elke stap je verder leidt van startpunt A en dichter brengt bij eindpunt B, zonder dat er een hoe en een wanneer hoeft te zijn. Maar elke goede wandeling begint met een goed ontbijt, dat dient als een fond om enkele uren te kunnen wandelen zonder dat de maag begint te rommelen en de benen verslappen.

Hotel Bristol scoorde op dit vlak goed. Het pure Franse ontbijt, waarover later meer, werd hier uitgebreid met verschillende soorten kaas, hesp, fruit, ontbijtgranen, verse yoghurt en platte kaas. En daarnaast appelsiensap, appelsap en een hele resem warme dranken die via een handig en gebruiksvriendelijk apparaat konden worden gescoord.

Onze bagagetransfer had dan weer een duidelijk voordeel. Het bespaarde ons enkele kilo’s op de rug en bij eventueel regenweer konden we ’s avonds rekenen op een gegarandeerd droge outfit. Maar het had ook enkele verwaarloosbare nadelen. Ten eerste is het handig om alles bij je te hebben. In het verleden heb ik wel al eens een shirtwissel gedaan tijdens een wandeling, voornamelijk na een regenbui bij een redelijk hoge temperatuur. Dan durft je t-shirt wel eens natter te zijn van het zweet dan van de regen zelf. Ten tweede werkte onze maatschappij, Malle Postale, volgens de afspraak dat de bagage telkens ten laatste om 8 uur moest klaarstaan, waardoor uitslapen er niet meteen inzat. Later zou blijken dat mijn wankele slaappatroon dat laatste sowieso onmogelijk maakte.

DSC07742

Het duurde niet lang om Le Puy, hoe mooi ook, achter ons te laten en ons te begeven op boswegen, zandwegen en kiezelpadjes. Voor een groot deel zouden we vandaag een stuk van de weg naar Compostella volgen. Heel wat enthousiastelingen waren vroeger dan ons op pad, maar zouden al snel onze achterkant zien. Onze benenwagens hebben namelijk heel wat PK. Onze eerste metgezellen waren een man en vrouw die al binnen de eerste 300 meter van elkaar gescheiden waren. De man liep een goede dertig meer voor zijn vrouw uit, die er niet bijster enthousiast uitzag om deze tocht aan te vatten. De tweede collega-wandelaar die we inhaalden was misschien nog opvallender. Op een bospad bezaaid met stenen, wat het klimmen wat bemoeilijkte, passeerden we een gezettere man met bril en baard, die naast zijn rugzak ook nog een plastieken zak in de hand had. Bij het passeren was het niet meteen mogelijk om te zien wat hij precies vervoerde, maar echt praktisch kon het in ieder geval niet zijn.

Katten van de Cevennen

Het pad bracht ons al snel naar kleine gehuchten à la L’Holme en L’Herm en dorpen als Coubon, waar een jonge Loire stroomt in de richting van een ruïne. In Vlaanderen zouden de meeste van deze gemeenten in een veel groter geheel zijn opgenomen. Vele dorpjes en gehuchten, bestaan maar uit een paar straten of huizen. Maar dit is een dunbevolkte regio, met gespreide bewoning en beschaving. En dus hebben sommige plekken met minder dan 100 inwoners toch een mooi gemeentehuis. Het moet vreemd zijn om burgemeester te zijn terwijl je ook een van de 77 dorpelingen bent, al zal het wel een pak makkelijker zijn om de vinger aan de pols te houden.

Waarschijnlijk was het op de eerste wandeldag vooral pastoraal, met zachte glooiingen die versierd zijn met balen stro, her en der een hut en wat koeien in de verte, of dichtbij, veilig achter een prikkeldraad. Hoewel, de beboste heuvels die voortgekomen zijn uit vroegere vulkanen en erupties zijn waarschijnlijk eerder pittoresk. Misschien is het ook weer niet zo eenvoudig om landschappen te categoriseren en waarschijnlijk is het ook overbodig en tijdverlies. Wat zeker is, is dat de Velay een streek is waar het goed vertoeven en wandelen is. Net voor we nog kort een bos induiken, krijgen we een laatste panorama van le Puy-en-Velay aangeboden. Het gaf ons nog een mooi zicht op de stad en haar vier prominente ijkpunten in het landschap, de kathedraal, de kerk op de rots, de Rode Madonna en nog wat verder het kasteel van Polignac.

Er boden zich ook spontaan fotoreeksen aan. Net voor het dorpje Volhac werden we opgewacht door een aanhankelijke zwart-witte lapjeskat. Ondanks onze affectie voor katten, hebben de dieren die we onderweg tegenkomen vaak de neiging om eerst nieuwsgierig te staren om vervolgens, wanneer je een poging onderneemt hen te strelen, angstig te gaan lopen. Deze miauwende aandachtzoeker kronkelde zich echter tegen mijn been aan en volgde ons een aardig stukje. Het gaf ons het idee om zoveel mogelijk katten te fotograferen, in de hoop om voldoende poezendiversiteit te hebben voor de kalender Katten van de Cevennen. Met 12 wandeldagen te gaan, en een goed begin, was dat geen loze ambitie. Maar niet elke kat is even aanhankelijk als deze. Het zou nog spannend worden.

Een ander terugkerend fenomeen op deze eerste wandeldag was het kruisbeeld. Tussen Le Puy en Le Monastier zagen we kruisbeelden van verschillende tijden, in verschillende materialen en in alle maten, vormen en stadia van erosie. In het eerste dorpje waar we binnenwandelden, Ours, stond er zelfs al meteen een 12de eeuwse stenen beeld. We zagen er nog een tiental. Het getuigde van dezelfde oude en doorleefde traditie die we gisteren ook al tijdens de processie zagen en bij ons niet meer te vinden is. Waarschijnlijk omdat we ook niet zoveel paden en wegen hebben waar er geen lint huizen staat. Katten van Stevenson. Kruisbeelden van Stevenson.

Nog niet de echte Chemin de Stevenson

Mijn gebruik van Stevenson is een tikkeltje onrechtmatig. Dit is wandeldag 1 maar in feite een proloog, aangezien de Schotse schrijver Le Puy-en-Velay redelijk snel links liet liggen en Le Monastier-sur-Gazeille duidelijk de startplaats is van zijn reis. Hij verbleef er namelijk een maand ter voorbereiding van zijn tocht door de Cevennen. Misschien zag de protestant het niet zitten om zo lang in Le Puy, een katholiek bolwerk te verblijven? In a little place called Le Monastier, in a pleasant highland valley fifteen miles from Le Puy, I spent about a month of fine days. Dat zijn de eerste woorden die neergeschreven staan in Een Reis door de Cevennen met een ezel. Onze beginplaats is dus niet meer dan een vlugge vermelding waard.

En toch is deze eerste wandeling ontegensprekelijk the real deal. De bospaden, de pastorale panorama’s, de dorpjes met oude kerken en nog oudere kruisbeelden. Het is geen verplicht nummertje en al helemaal geen beginstuk dat uit de toon valt. Toen we onze eerste wandelroute deden, Hadrian’s Wall Path, was dat wel het geval. Daar duurt het een goede 14 kilometer voor je Newcastle en z’n buitenwijken achter je laat. Maar hier zit je meteen in de natuur. En het beetje bebouwing dat je tegenkomt beperkt zich tot gehuchten met maximum 80 inwoners.

Een van die gehuchten was L’Herm. Het was, zoals dat met dit soort plekjes gaat, een verzameling huizen, ditmaal met een centrale waterplaats eraan toegevoegd. En, gelukkig voor ons, ook twee stenen bankjes. Een ideaal moment voor een middagpauze. Een van de meest weerkerende restanten van ons eerste trekavontuur samen, in Wales in 2008, waren de Parovita-koeken, crackers die voldoende energie geven, licht om mee te nemen, maar helaas niet al te veel smaak hebben, zeker niet als het een paar dagen na mekaar je hoofdbestanddeel is. Maar op deze eerste dag, op een bankje in L’Herm, was het welgekomen. En om het helemaal af te maken kregen we nog even het gezelschap van een wit-zwart-rosse lapjeskat. Nog tien te gaan.

DSC07794

Na onze pauze was het nog maar een goede 4,5 kilometer te gaan. De weg werd al gauw een grasweg en even wanen we ons zowaar op het eerder vermelde Hadrian’s Wall Path, met een muur die ons gedurende een goede kilometer gezelschap houdt. Ondertussen zagen we in de verte onze eindbestemming, een reeks huizen en straten waar je vanop die afstand weinig van kunt maken, maar die je toch met enig enthousiasme vervullen. Plaatsen zoals deze zou je in Vlaanderen amper aandacht schenken (hoewel, met z’n dorpskern en afwezigheid van lintbebouwing zou het wel een rariteit zijn), maar hier wordt het plots een place to be.

Le Monastier-sur-Gazeille

Le Monastier-sur-Gazeille was het type dorpje waar we schijnbaar nog enkele keren zouden passeren. Kleine straten, eeuwenoude huizen, her en der een kerk die al langer meegaat dan het gemiddelde dorp in eigen land. Hier gaat het over het klooster dat zijn naam heeft gegeven aan het dorpje. Gebouwd op de site van twee eerdere kerken, werd vanaf de elfde eeuw gewerkt aan deze kloosterkerk, die doorheen de eeuwen verschillende zusterkerken en kloosters aan zich zou binden. Na een gedeeltelijke instorting moest de kerk hersteld worden. Het kreeg daardoor ook een nieuw orgel, dat uit 1518 dateert en er als een stille getuige vandaag de dag nog steeds hangt. De macht van dit klooster nam echter af en het werd aan het einde van de zestiende eeuw aangesloten bij Cluny. Met de Franse revolutie werd het definitief ontmanteld. De trappartij die naar de imposante, authentieke Romaanse gevel leidt, vormde een welgekomen rustpunt na deze eerste etappe.

Volgens Tripadvisor had het kleine dorpje ook nog een interessant museum over volkscultuur te bieden. Het tweede deel klopte, min of meer, het eerste was voor discussie vatbaar. Het Musée des Croyances Populaires was een klein museum, gelegen in het plaatselijke kasteel, dat verschillende volksverhalen verzamelde en dit uitbeeldde aan de hand van lelijke maquettes met nog afgrijselijkere figuurtjes. The Usual Suspects passeren de revue, zoals vrouwen met lange witte jurken, duivels vermomd als dieren, feeën en trollen, maar ook bijzondere creaturen uit de Occitaanse cultuur. Het is duidelijk een werk van liefde en lange adem, maar de 5 euro die wordt gevraagd is misschien wel te veel van het goede.

DSC07805

Het verblijf

Na het bezoek aan het plaatselijke klooster en museum was het tijd om ons hotel, Le Provence, te gaan zoeken. Le Provence is al meer Frankrijk dan Bristol, maar kon ons minder charmeren. Het was een rustiek 2-sterrenhotel. Eerst werd ons, zeer toepasselijk, kamer 2 aangeboden, wat vreemd genoeg nog niet was opgemaakt. De slordige dekens konden nog een toevalligheid zijn, maar de volle vuilbak deed vermoeden dat er inderdaad iets was misgelopen. Met haar stoutste schoenen en haar beste Frans compenseerde Sara mijn lethargische deemoedigheid. Prompt was daar een upgrade naar kamer 4, met extra bed en veel meer beenruimte, al was de televisie nog steeds even klein als een groot uitgevallen tablet.

Het eten

Ook het eten was ietsje rustieker dan de naam doet vermoeden. Om te beginnen kregen we een flink stuk paté voor de kiezen, met twee minuscule, strategisch geplaatste augurken en een schijnbaar verloren geraakt blaadje sla. Het hoofdgerecht was tamelijk zout en zeer zwaar. Het vlees, een stukje varken, was ideaal qua grootte. Maar de hoeveelheid gnocchi die erbij werd geschonken was overdreven. Het leek een dubbele portie en de jongeman van het restaurant keek eerst bedenkelijk naar het halfvolle bord van Sara en nog verbaasder toen we de kaasschotel weigerde, nog niet goed wetend dat dat wel degelijk het derde deel van de standaard vier gangen is die men in demi-pension aanbiedt. Ik moest nog aarden aan de Franse keuken en eetcultuur. De pittige coupe tiramisu ging er nog net in.

Slotbeschouwing

En daarmee zat onze eerste wandeldag erop. We verlieten nog even het hotel om te genieten van de rust van het vallen van de avond. Eerst waren we op zoek naar de gedenksteen die het begin van de wandeling aanduidde. Ondanks instructies van onze reisgids en het internet hebben we hem nooit gevonden. We vermoeden dat deze is gesneuveld voor extra parkeerplek. Daarna zetten we ons op een bankje, vlak voor de église Saint Jean-Baptiste, wat Sara met haar tekenpotlood eerder op de dag had vereeuwigd in haar boekje. Daar in de verte staken silhouetten van heuvels af, in de richting waar we morgen zouden wandelen. De epiloog van de proloog of de proloog van de echte wandeling, het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt, was gedaan. Morgen kwamen we echt op het pad van Robert Louis Stevenson.

Meer wandelingen op de GR 70 vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/wandelen-in-frankrijk/

De RLS-Proloog: Lyon – Saint-Etienne – Le Puy-en-Velay

In het hart van de devotie (en Maria)

Nog 244 km te gaan – 12.151 stappen gezet (9 km)

De Route de Gorges de la Loire

We stonden relatief vroeg op voor een relatief goed maar prijzig ontbijt, om vervolgens rond 9 uur opnieuw naar Lyon Part-Dieu te keren. Door de werken duurde het langer dan normaal, met onderweg nog een verwarrende passage langs een dakterras die naar de opzichtige toren van het Radisson Blu Hotel leidt. Tussen Lyon en Le Puy-en-Velay, onze bestemming vandaag, ligt een goede 140 kilometer, het station van Saint-Etienne Châteaucreux en een grondverzakking de mij al enkele dagen bezighield.

De website van de SNCF, de Société Nationale des Chemins de Fer français of de Franse tegenhanger van onze NMBS, is vrij complex. Wie een zoekopdracht ingeeft krijgt meestal eerst het resultaat dat wordt aangeraden, dan eentje met de kortste reistijd, dan eentje met een wagen (waarover zodra meer) en dan in willekeurige volgorde nog wat verbindingen, alles zo min mogelijk chronologisch gepresenteerd.  De aangeraden autorit lijkt helemaal vreemd, wat het ook deels is. De SNCF en de TEC, de Franse busdienst, werken samen met Bla Bla Cars, een autodeelplatform met meer dan 70 miljoen gebruikers. Wie in dit geval van Saint-Etienne naar Le Puy moet en nog plaatsen overheeft op de achterbank, kan dus reizigers meenemen. Maar dit bood niet de zekerheid waar ik naar op zoek was.

Maar goed, de grondverzakking dus. Ergens op het treintraject was er door een zware storm schade aan het spoor, waardoor er geen treinen meer reden tussen Saint-Etienne en Le Puy. De verwarrende website sprak wel over een vervangbus en er was ons een kwartier gegund om het volledig uit te klaren. Op het scherm in het station verscheen de verbinding wel, maar ik had in mijn sprint richting het ticketautomaat niet gezien dat er een bus- in plaats van een treinsymbool stond. De trein was inderdaad vervangen, maar gelukkig waren mijn twee prematuur gekochte treintickets van 15 euro geldig.

Een privéfirma was ingehuurd om de lijn over te nemen, waarbij elk station ook een halte was en de chauffeur allerhande maneuvers moest uitvoeren om zich op de vaak weinig optimale parkings te keren. Onze treinrit, die normaal anderhalf uur zou duren, werd zo vervangen door een busrit van 2u35, langs kleine dorpjes als Bas – Monistrol, Chamalières-sur-Loire en Saint-Vincent le Château. Een groot deel van dit traject was in 2019 ook door het peloton van de Tour gereden, tijdens de rit van Saint-Étienne naar Brioude, doorheen het Centraal Massief, die gewonnen werd door de Zuid-Afrikaan Daryl Impey. De vele ronde punten waren versierd met fietsen, wielen en kunstwerken die verwezen naar de gele, groene en bolletjestrui.

De trage tocht richting de Velay werd enigszins gecompenseerd door het feit dat onze baan op een scenic route lag, de zogenaamde Route de Gorges de La Loire. Enkele rivieren zullen tijdens onze reis een rol spelen en de Loire is daar een van. Haar bron ligt op 1315 meter hoogte op de mont Gerbier-du-Jonc, een goede 40 kilometer ten zuidoosten van Le Puy in de Ardèche. Met haar 1012 km is ze de langste rivier van Frankrijk en voor ze uitmondt in de Atlantische Oceaan passeert ze nog door 11 andere departementen. Wanneer onze bus ons een blik gunt op de diepe kloven waar de Loire zich een weg door kronkelt, zien we dus een jonge rivier.  Eens Lavoûte-sur-Loire voorbij was het nog maar een goede twintig minuten wachten tot we eindelijk voet aan grond kon zetten. In totaal had onze tocht van Brussel naar Le Puy-en-Velay, weliswaar met twee tussenstations 7u15 geduurd.

Le Puy, een historisch bedevaartsoord

Ons grote geluk was misschien wel dat er telkens op 15de augustus, Maria-Hemelvaart of Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, een processie doorgaat in Le Puy, met in de hoofdrol, jawel, een Zwarte Madonna. Het was een van de redenen om een dag vroeger te vertrekken en zeker vroeg genoeg in het stadje aan te komen. De link met onze thuisstad Halle was namelijk te interessant. Ook dat is historisch gezien een belangrijk bedevaartsoord met een lange traditie van Maria-devotie. En bovendien is “onze” Madonna ook zwart.

De Sint-Martinuskerk is pas sinds 1946 verheven tot basiliek door Pius XII, maar kent wel een lange geschiedenis. De toren is 71 meter hoog en werd in de 15de eeuw gefinaliseerd. De kerk had altijd een groot aanzien. Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, stierf in een herberg vlakbij de kerk, Karel V bezocht deze ooit en Hendrik VIII, koning van Engeland, schonk een monstrans, enkele jaren voor hij de Anglicaanse Kerk zou oprichten. Ook de Mariaprocessie kent een lang traditie en wordt reeds vermeld in een pauselijke Bul uit 1335 waarbij aflaten werden beloofd voor zij die vroom deelnamen aan de processie.

En dan is er nog de Zwarte Madonna van Halle. Het beeld zou door Elisabeth van Thüringen en via omwegen aan de stad geschonken zijn. In dit beeld zit Maria en geeft ze Jezus de borst. Volgens de legende komt de zwarte kleur door een miraculeuze redding van de stad, waarbij ze tijdens een belegering in 1489 door Filips van Cleef de kanonballen met haar mantel opving, waarbij gelaat en handen zwart werden van het roet. De echte reden is waarschijnlijk iets meer geaard in de realiteit en ligt waarschijnlijk aan het materiaal dat gebruikt werd en het resultaat van oxidatie of dampen. In ieder geval spreekt het, als een van de vijf overgebleven Zwarte Madonna’s in België tot de verbeelding.

Le Puy heeft geen basiliek maar een kathedraal, namelijk de Notre-Dame-du-Puy, met een al even rijke geschiedenis en een groot historisch belang. De bouw van de kathedraal zelf werd in de 13de eeuw afgerond. Net als de Basilique Fourvière in Lyon torent het boven de historische stad uit. Meer zelfs nog, het vergt een reeks trappen, die tot in het gebouw gaan om haar te betreden. En net als Halle is het een belangrijk oord voor pelgrims, waarbij de oorsprong teruggaat tot de vroege middeleeuwen. Binnenin is er een grote vulkanische steen, de zogenaamde Pierre de Fièvre of Pierre des Apparitions te zien, die volgens de legende helende krachten zou hebben. Een vrouw was op een dolmen gaan liggen nadat ze had gebeden tot de Maagd om haar te genezen. En zo geschiedde. Hier ligt de oorsprong van de Mariaverering in Le Puy. De Maagd van de Dolmen werd mettertijd vervangen door, jawel, een Zwarte Madonna.

Het oorspronkelijk beeld werd ook geschonken door een prominent historische figuur. Niemand minder dan Lodewijk IX, nadien geëerd als Lodewijk de Heilige, zou de Madonna in Ethiopische stijl geschonken hebben na terugkeer van zijn kruistocht. Ondanks de turbulente en vaak gewelddadige geschiedenis, werden de religieuze schatten, waaronder de Zwarte Madonna pas vernietigd tijdens de Franse Revolutie. Het huidige beeld is dus niet het originele beeld dat geschonken werd door Lodewijk de Heilige maar een replica uit de zeventiende eeuw.

Vandaag is Le Puy een belangrijke startplaats van een van de vier Franse routes die naar Santiago de Compostella leiden. De Via Podiensis komt net voor de Pyreneeën samen met twee andere wegen, deze uit Parijs en uit Vezelay, en vormt daar de befaamde Camino Frances, waarbij eens in Spanje er nog een vierde route, vanuit Arles, bijkomt. De Via Brabantica, die ook Halle aandoet, komt uiteindelijk uit op deze van Parijs.  Le Puy en Santiago zijn duidelijk al eeuwen met elkaar verbonden. Het zorgt ervoor dat je niet weet wie een mogelijke metgezel wordt op de Chemin de Stevenson en wie andere ambities koestert, grensoverschrijdend en spiritueel. Tenzij ze natuurlijk overduidelijk pronken met hun jakobsschelp of pelgrimsstaf.

We zouden de Zwarte Madonna die namiddag twee keer zien. Een keer in de imposante kathedraal, de weg ernaar toe versierd met vlaggen in de blauwwitte kleuren van de Heilige Maagd, en een keer tijdens de processie. Maar eerst zouden we op een heel andere manier een connectie maken met Maria. De skyline van Le Puy wordt namelijk gedomineerd door drie opvallende ijkpunten. Naast de kathedraal is er ook nog de Église Saint-Michel d’Aiguilhe, een kerk die op een vulkanische plug van 82 meter hoog is gebouwd en waar een gemotiveerde bezoeker 268 treden voor moet beklimmen.

De Rode Madonna

Het meest opvallende monument is ongetwijfeld de Rode Madonna, die vanop verscheidene plekken in het stadje te zien is en zowel kerk als kathedraal onder zich laat, pronkend op een vulkanische kegel van 132 meter, en dit op een hoogte van 757 meter boven de zeespiegel. Nadat het idee hem ter ore was gekomen via een priester, beslist Auguste de Morlhon, de bisschop van Le Puy, in 1853 om een commissie op te richten om te onderzoeken of en hoe men een standbeeld van de Heilige Maagd op de rocher Corneille kan bouwen. Niet veel later schreven zij een wedstrijd uit. Die werd in november van dat jaar gewonnen door ene Jean-Marie Bonnassieux. Eind 1854 werd begonnen aan het project, maar al snel merkte men dat men geld en materiaal te kort komt.

Dat werd opgelost in 1856, wanneer, na een smeekbede bij Napoleon III, het ijzer van 213 kanonnen die buit werden gemaakt tijdens de slag om Sebastopol in de Krimoorlog, goed voor 150.000 kilo materiaal, werden geschonken. Het beeld werd gegoten in het plekje Givors, in de buurt van Lyon, en vanaf juli 1859 werden de delen op de rots geïnstalleerd. Op 12 september 1860, 7 jaar na het gekke idee ontsproten was aan het geestelijke brein, werd het beeld ingehuldigd door bisschop de Morlhon in aanwezigheid van een massa van 120.000 pelgrims. Het moet in die tijd inderdaad een bijzonder zicht geweest zijn. Het was met z’n 16 meter hoogte (en zelfs 22 inclusief het voetstuk) 26 jaar lang het hoogste standbeeld ter wereld, tot het Vrijheidsbeeld in New York werd neergepoot. Het weegt in totaal 835 ton. Zelfs de arm van Jezus, die in de lucht wordt gehouden, weegt alleen al 600 kilo.

Wie dacht dat daarmee alles gezegd was over dit bijzondere beeld, wacht nog een aangename verrassing. De speciale connectie met Maria, directer dan in de kathedraal of tijdens de processie, ligt namelijk voor iedereen voor het grijpen. Voor slechts 4 euro kan je een ticketje kopen dat toegang geeft tot het omringende park en vooral tot de binnenkant van het standbeeld. Een wenteltrap brengt je in het hoofd van Maria en wie gemotiveerd is en geen last van hoogtevrees heeft kan nog via een ladder 3,5 meter hoger klimmen om zo via de doorzichtige kroon een 360 graden panorama van de Velay te krijgen. Ik heb maar een beetje last van hoogtevrees en aangezien ik al zo ver was geraakt, er 4 euro had voor betaald (en de vijf wachtenden achter mij verwachtten dat ik naar boven zou kruipen), genoot ik zelf ook even van het uitzicht, al waren de treden niet echt voorzien op de zool van een wandelschoen. Gelukkig geraakte ik met lijf en leden intact opnieuw uit het beeld.

De processie van het broederschap

Na het toeristische bezoek aan de Rode Madonna was het tijd voor een authentieke ervaring met de Zwarte Madonna in de hoofdrol. De historische binnenstad was volgehangen met luidsprekers, waardoor zelfs de meest cynische atheïst niet kon ontsnappen aan de misviering voorafgaand aan de processie, met bijhorende gebeden en koorgezangen. Sara en ik hadden ons strategisch op het stadsplein aan de mairie gezet. Rondom ons waren hoofdzakelijk oudere mensen verzameld, en aan de overkant stonden enkele militairen strategisch opgesteld. We hadden hen al eerder in de binnenstad zien patrouilleren. Zoals zo vaak voelt men zich net onveiliger door het machtsvertoon, maar net als met de koffer in Charles De Gaulle is het een teken van deze tijd.

Centraal in de processie bevindt zich een eeuwenoud broederschap,  la confrérie des pénitents blancs du Puy-en-Velay, opgericht in 1584, en in de eeuwen daarna een machtige actor binnen het religieuze gebeuren, onder andere door hun rol in de ziekenzorg. Ze waren zelfs zo invloedrijk dat hun kapel vandaag nog vlak naast de kathedraal ligt. Na een kort intermezzo tijdens de Franse Revolutie, waarbij het broederschap werd afgeschaft, werden ze in 1811 in ere hersteld. Tot op de dag van vandaag spelen ze een belangrijke rol in zowel de paasprocessie als deze op 15 augustus. Voor deze laatste halen ze enkel de witte gewaden boven, maar tijdens de processie op Goede Vrijdag kan je hen ook zien met hun witte kappen op.

Klokslag om 15u30 vertrok de massa aan de kathedraal. Niet veel later verschijnt het gezelschap, met achter hen de Zwarte Madonna, gedragen door vier zusters. Maar het bijzondere aan de processie was het vervolg. Het standbeeld werd gevolgd door een lange sliert toehoorders. Geen gekostumeerde folklore, geen geromantiseerde historische taferelen, geen praalwagens of toeters en bellen, maar gebeden en gezangen, gepreveld en gezongen door een divers gezelschap, verenigd in hun devotie voor de Maagd Maria, Zij die, zoals de priester eerder door de luidsprekers verkondigde, iedereen in haar armen sluit, de gelovigen, de ongelukkigen, de zondaars en ja, zelfs en vooral de ongelovigen.

Op zo’n moment is het zelfs voor een atheïst moeilijk om geen jaloezie te voelen voor de lotsverbondenheid en de samenhorigheid die de stoet uitstraalt, het vermogen om te geloven in de helende en heilzame kracht van Maria. Stevenson, een overtuigd Protestant, die overigens niet lang in Le Puy verbleef, zou het tafereel in ieder geval met argusogen hebben gadegeslagen. Het zegt misschien iets over onze tijd, of misschien over mij, dat een ongelovige met meer bewondering naar deze authentieke uiting van geloof kan kijken dan een geloofsgenoot uit de negentiende eeuw, die zich weliswaar aan een andere tak van dezelfde boom had vastgehangen.

Een duik in de geschiedenis

Om onze namiddag optimaal af te ronden gingen we nog naar het plaatselijk museum, le musée Crozatier, dat in 1820 in z’n vroegste vorm werd opgericht, om in 1851 te verhuizen naar de huidige site, in wat vandaag de Jardin Henry Vinay is. Dit park werd genoemd naar een plaatselijk politicus die tussen 1865 en 1877 enkele keren burgemeester was van Puy-en-Velay. De naam van het museum zelf is dan weer afkomstig van Charles Crozatier, een verzamelaar en mecenas die het project mee financierde. Maar in Frankrijk koestert men zelfs in stadjes van om en beide 20.000 inwoners hun erfgoed. Na een renovatie die 7 jaar duurde, opende het gebouw in juli 2018 opnieuw haar deuren om de veelzijdige collectie in een moderner jasje te presenteren.

Het is vaak die variatie en historische reikwijdte die plaatselijke musea, al zou dit zelfs in België tot de beteren behoren, die ons, zeker als historici, kan boeien. Je krijgt er een blik op de geschiedenis van de stad en de streek, die vaak getoond wordt door een massa authentieke voorwerpen. En dat is hier niet anders. Naast een bescheiden expositie over de Keltische aanwezigheid is er voor elk wat wils. Je hebt de archeologische collectie, de collectie schilderijen, een afdeling over (natuur)wetenschappen en ten slotte enkele kamers die inzoomen op het leven, de devotie en de nijverheid van Le Puy en haar inwoners. Dat gaat dan van medaillons met humoristische afbeeldingen die aan ezels werden gehangen tot een enorme kantcollectie.  Le Puy was een van de bekendste productiecentra van Franse kant. In het museum kan je zelfs het kantklossen uitproberen. Opnieuw bleek dat mijn motoriek niet al te ontwikkeld is.

Na ons museumbezoek wandelden we via het park, waar een tiental petanquebanen zijn voorzien voor de enthousiastelingen naar ons hotel, het eerste dat voor ons geregeld werd. Bristol, een onbedoelde kwinkslag richting onze voorliefde voor het Verenigd Koninkrijk en de plek waar in 2008 de reis begon die ons samen zou brengen. Waarschijnlijk werd de naam ooit gekozen omdat men hier dacht dat het internationaal klonk. Bovenop het hotel pronkt de naam in grote, rode letters. Ertegenover, in bijna even grote, blauwe letters, wordt Parking Foch aangeprezen. 7 dagen op 7, 24 uur per dag. Een troosteloze stukje asfalt, verstopt achter een slagboom en een pizzeria die ook al de naam van de maarschalk uit de Eerste Wereldoorlog draagt. De discussie die ervoor zorgde dat Foch zijn plein in Leuven kwijtspeelde aan voormalig rector De Somer was duidelijk nog niet tot de Velay geraakt.

Hoe dichter de Chemin, hoe kleiner de schaal. Maar het was ook een reis van het alledaagse, familiaire Halle naar het relatief gekende Lyon en zo de komende dagen steeds meer het onbekende in. Een aardse, profane pelgrimstocht in de voetsporen van een devoot, protestants schrijver, op zoek naar een interessant verhaal voor een publicatie en de geschiedenis van zijn medegenoten, de Camisards. Op zoek naar Goddelijke inspiratie ook, iets wat hier in Le Puy, een van de beginpunten van de Camino, in overvloed te vinden is. Hij wou de liefde vergeten, ik zou de tocht maken met mijn kersverse vrouw. Vanuit onze kamer hoorden we hoe de klokken van de kathedraal opnieuw luidden. Het officiële programma van deze 15de augustus begon met een mis om 7 uur ’s ochtends en eindigde om 21 uur met een klank- en lichtspektakel. Soms zou ik wel willen geloven, maar misschien is wandelen en ontdekken mijn manier om de schepping te eren, eerder dan zingen en bidden. Van de grootstad naar de stad naar het dorp en zo de natuur in. God, wat had ik er zin in.

De accommodatie

Op het eerste zicht komt de wat vergane grandeur die de buitengevel lijkt te impliceren overeen met het interieur. De houten trap is wat afgeleefd en de gammele lift kan ons en onze rugzakken met moeite naar boven hijsen. Instappen lukt nog net, maar draaien en keren is geen optie, en dus is het opletten om niet te struikelen bij het uitstappen. Hoewel het aangeprezen werd als een gerenoveerd hotel, is dit in de kamer slechts half te zien. Het slaapgedeelte is charmant en modern genoeg, maar de badkuip vertoont roestplekken en zelfs met mijn bescheiden maat 42 is het geen evidentie om mijn beide voeten naast mekaar te plaatsen. Het daagt ons ook pas later hoe het rolluiksysteem, waarbij men het uiteinde van een lange staaf dient te plooien en vervolgens eenvoudig te draaien, werkt, waardoor Sara en ik onszelf bijna een polsblessure wrongen.

Het eten

Daar waar de slaapkamers met gedeeltelijk succes gerenoveerd zijn, is dit voor het restaurant met meer visie en oog voor sfeer en gezelligheid gebeurt. Je kijkt wel uit op de houten trap, maar tegelijk zit je in een gezellige kader. Waar de bar duidelijk mikt op de roaring twenties, voel het restaurant modern maar warm aan. En wat meer, het restaurant kon uitpakken met het officiële label van maître restaurateur, uitgevaardigd door de Franse staat na audits en inspecties aan zaken die werken met lokale, verse producten en dit combineren met vakmanschap.

We namen beide het excellente courgettetaartje als voorgerecht. Bij het hoofdgerecht nam mijn zin voor culinair avontuur over en koos ik de brandade de morue, een stokvispuree die bekend staat als specialiteit uit Nîmes, de stad waar onze reis zou eindigen. (Ja, ik geef toe dat ik het eerst het eerst heb moeten googelen) Een bijzondere ervaring, maar een die gelukkig en misschien onverwachts, gezien je letterlijk puree met gepureerde vis eet, niet tegensteekt. Sara hield het iets traditioneler en nam het kalfsvlees met olijven en aardappelkroketjes. Eerder dan gepaneerde puree bestonden deze vreemd uit gepaneerde aardappelen. Terwijl ik daar zat met mijn gepureerde vis… Na het hoofdgerecht volgden nog respectievelijk een citroentaartje met merengue en een tiramisu met rode vruchten. Als dit ons elke avond te wachten stond, dan zouden we vier kilo zwaarder en tevreden terug in België landen.

Proloog: Brussel – Lyon

De nostalgische zijstap

Nog 244 km te gaan – 25.401 stappen gezet (20 km)

Uit praktische en ecologische overwegingen ruilden we het idee van een pelgrimstocht naar Noorwegen in voor een literair geïnspireerd wandelavontuur. We traden niet in de voetsporen van een Noorse koning maar wel in deze van een Schotse schrijver en diens ezelin Modestine. Aan onze 14 dagen, waaronder 12 volwaardige wandeldagen, hebben we nog een begin- en een slotstuk toegevoegd. Het ene misschien uit nostalgie, het andere vanwege de relatieve nabijheid en de bijhorende opportuniteit. 6 jaar geleden waren we al eens in Lyon, met twee van onze beste vrienden. Een andere tijd, schijnbaar een ander leven. Nostalgie is een tweesnijdend zwaard. De 4 kazen-pizza van pizzeria Rossi in Hasselt was zo’n transcendentale ervaring dat ik er niet meer zou teruggaan.

Maar Lyon, gelegen in de Auvergne-Rhône-Alpes, is geen vluchtig of culinair vertier. Het is de derde grootste stad van Frankrijk, en vooral een eeuwenoude stad met een geschiedenis die tegelijk klassiek Romeins, klassiek Frans als modern is. Ten tijde van het Romeinse rijk stond het gekend als Lugdunum, een belangrijke nederzetting vanwege de strategische ligging aan de samenloop van twee rivieren. Naast een boeiend archeologisch museum kan je ook nog een amfitheater en een oud stuk viaduct zien. Vervolgens heb je de middeleeuwse wijk, vieux Lyon, met nauwe straatjes en hoge huizen, een van de hoofdredenen waarom de binnenstad erkend werd als UNESCO werelderfgoed, en Fourvière, waar de basiliek staat die boven het stadsbeeld uittorent. Daarnaast heb je de iets recentere volkswijk, gelegen op La Croix-Rousse, een heuvel van 254 meter. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw schoten de zijdefabrieken hier als paddenstoelen uit de lucht, en de arbeiders die de machines bemanden woonden hier. Om die reden werd deze wijk la colline qui travaille genoemd, terwijl Fourvière gekend stond als la colline qui prie.

DSC07664

Zicht op het middeleeuwse Lyon

Ik herinnerde mij Lyon als een stad gespleten door bruggen, rivieren en tijdperken, een plek met lekker eten, zorgeloosheid en vriendschap. Nu is het het beginpunt van een reis weg van de drukte van de stad, en misschien zelfs een beetje weg van de moderne beschaving, hoewel dat vandaag de dag altijd relatief is.

Onze treinrit verliep grotendeels zonder ophef. In Lille Europe hield de trein wat langer halt, vooral omdat dit het station is waar de Britten, voorlopig nog genietend van het relatief eenvoudig verkeer tussen eiland en continent, in de wagon komen. Een uur later werden we vroeger dan voorzien tot stilstand gebracht. Een koffer was op een perron in het station van Charles de Gaulle, de Parijse luchthaven, onbemand achtergelaten. Anno 2019 is dat meer dan voldoende om treinen veiligheidshalve ergens tussen de velden te laten stoppen. Na een goed kwartier was de zaak opgelost en konden we het niemandsland uitrijden en de rit verderzetten. Na een goede 4 uur schrijven, lezen, dutten en door het raam staren, kwamen we aan in Lyon Part Dieu, de toegangspoort naar deze aangename stad.

En er passeerden enkele golden oldies de revue. De imposante Basilique Notre-Dame de Fourvière, via een klim door de jardien de Rosière, zoals zo vaak met een kruiswegthema. Hoewel de basiliek relatief recent is (ze werd afgewerkt in 1884) oogt ze als een eeuwenoude getuige van het passeren van de tijd, bovenop de heuvel en bekroond met een beeld van Maria, een rode draad doorheen onze reis. De straten en pleinen, zoals het immense Place Bellecour, met ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV voelden vertrouwd aan, net als de artisanale ijsjeszaak Terre Adélice, waar we zes jaar geleden ijs aten waar we tegen jan en alleman over mijmerden.

DSC07650

Uitzicht over Lyon, vanaf de bovenstad

Anders dan met de pizza uit Hasselt was een terugkeer onvermijdelijk. Sara had zelfs het avondeten ingeruild voor een hoorntje met twee bollen, wat gelukkig niet nodig was. De ijsjeszaak heeft een gamma van bijna 100 smaken, met naast de vaste waarden ook smaken als Chartreuse, geranium, gerookte spek, Piment d’Espelette en tijm. Ik vond kokosnoot en madeleine, het cakeje dat dankzij Proust tot het Franse patrimonium behoort, al avontuurlijk genoeg. Even leek er niet veel veranderd te zijn, likkend aan een ijsje met zicht op dezelfde boom die zes jaar geleden ook al in het oog sprong.

Uiteraard is de stad niet blijven stilstaan. Eens uit station Part-dieu word je in een werf gesleurd, een renovatieproject dat de wijk een nieuw elan moet geven. Het hotel Part-dieu, het oude hospitaalklooster dat toen in de steigers stond, is inmiddels een hippe multifunctionele ontmoetingsplaats met bars, winkels en atelierruimte voor jonge kunstenaars. En het netwerk voor huurfietsen dat toen zo handig was, is ten dele vervangen door de elektrische stephype die ook onze eigen hoofdstad teistert. Het zorgt voor een tussenstap in de hiërarchie. Fietsers moeten oppassen voor automobilisten, elektrische steps voor fietsers en de voetgangers voor alle drie.

Eten

Na een korte zoektocht plantten we onszelf neer in de comfortabele stoelen van het Indisch restaurant Lal Qila, vooral vanuit de verwachting dat we de komende dagen vooral oer-Franse kost voorgeschoteld zouden krijgen. Wat we krijgen is geen hoogstaande keuken. Het voor- en nadeel van veelvuldig reizen naar Engeland is dat je daar zelfs in kleine dorpjes en stadjes een verfijnde Indische culinaire ervaring op het bord krijgt. Zo aten we in Berwick-upon-Tweed, aan de Schotse grens ooit bij de 10de beste Indiër van het Verenigd Koninkrijk. Mogelijks arbitrair, maar het zegt toch iets. Misschien zat de horde wespen die het op onze schotels gemunt hadden er voor iets tussen, maar Lal Qila kon ons matig bekoren.

Verblijf

Met een volle maag en een relatief voldaan gevoel, wandelden we nog een keer over een van de vele bruggen die de stad telt, en zo naar onze Best Western, een degelijke keten waar we graag en meermaals beroep op doen. Op de regionale zender van de Franse omroep is het Festival interceltique de Lorient te zien. Doedelzakken, Irish jigs en folkloristische toeters en bellen. Net voor het licht wordt gedoofd, zien we nog even de Bretoense delegatie in volle glorie. Het authentieke Frankrijk waar we zo hopen komt al iets dichter. En dan is het tijd om te slapen, wat even wordt bemoeilijkt door onze buren, die doorheen de muren een late conversatie houden. Morgen komen de voetsporen van Stevenson dichterbij.

Le Chemin de Stevenson: Wat?

De reis van Stevenson en de GR 70

Image result for A travel through the cevennes

For my part, I travel not to go anywhere, but to go. I travel for travel’s sake. The great affair is to move; to feel the needs and hitches of our life more nearly; to come down off this feather-bed of civilization, and find the globe granite underfoot and strewn with cutting flints.

Op 22 september 1878 verlaat Robert Louis Stevenson, een Schotse schrijver en avontuurlijke geest, het kleine dorpje Le Monastier-sur-Gazeille in het zuiden van Frankrijk. Hij had hier enkele weken vertoefd om zijn reis naar de Cevennen te plannen. Die tocht stond in het teken van drie dingen. Ten eerste wou hij de liefde even ontvluchten. Fanny Osbourne, de Amerikaanse waarmee hij een relatie had, was in feite nog getrouwd. Zij had net besloten om terug naar haar thuisland te reizen om daar de situatie met haar echtgenoot te regelen. Ten tweede was hij als Protestant erg geïnteresseerd in de geschiedenis van de camisards. Dit was een protestantste verzetsbeweging die honderd jaar eerder een religieuze oorlog had uitgevochten in de Cevennen. En ten slotte zag hij ook het potentieel van deze reis. Het zou een interessant verhaal kunnen opleveren, een die zijn schrijverscarrière een boost zou geven.  Uit praktische overwegingen kocht hij in Le Monastier een ezelin, om zijn uit de kluiten gewassen bagage te dragen.

It will readily be conceived that I could not carry this huge package on my own, merely human, shoulders.  It remained to choose a beast of burden.  Now, a horse is a fine lady among animals, flighty, timid, delicate in eating, of tender health; he is too valuable and too restive to be left alone, so that you are chained to your brute as to a fellow galley-slave; a dangerous road puts him out of his wits; in short, he’s an uncertain and exacting ally, and adds thirty-fold to the troubles of the voyager.  What I required was something cheap and small and hardy, and of a stolid and peaceful temper; and all these requisites pointed to a donkey.

Modestine, zoals hij het arme dier zou dopen, was klein en niet geschikt om de hele inboedel van Stevenson te dragen. Maar de keuze om haar mee op de tocht te nemen, was wel een meesterzet vanuit literair standpunt. Heel wat van de komische noten in het verhaal vinden hun oorsprong in de koppigheid of het niet-kwaadwillige onvermogen van zijn lastdier en het feit dat Stevenson ook geen al te goede navigator bleek.

Image result for gr 70 chemin de stevenson

Desondanks maakte hij wel een mooie reis. 220 kilometer in 12 dagen, beginnend in de Velay en zo via de Gévaudan, naar de Lozère, de Cevennen door en eindigend in de Gard. Hij nam niet altijd de meest voor de hand liggende route en enkele keren was hij zelfs compleet het pad kwijt, maar het leverde een veelzijdig en boeiend verhaal op en een geweldige en al even veelzijdige route. Dit verklaart de relatieve populariteit van de wandelroute.

Maar de streek heeft al meer dan honderd jaar te kampen met depopulatie en sommige dorpen hadden ten tijde van Stevensons bezoek meer inwoners dan in de jaren daarna. De eerste wereldoorlog versterkte deze tendens nog meer. In 1929 ondernam de Amerikaan Robert T. Skinner een tocht om de mensen die Stevenson sprak te interviewen. Ook na hem wandelen heel wat avonturiers in de voetsporen van de schrijver, maar het landschap was sindsdien gewijzigd en het was niet altijd even evident of veilig om het te volgen.

Om die reden besliste de  Franse Fédération française de randonnée pédestre om een sentier de grande randonnée in het leven te roepen, de GR 70, tussen le Monastier-sur-Gazeille en Saint-Jean-du-Gard. In 1994 kwam daar nog de Association sur le Chemin de Stevenson bij, die het op zich neemt om de route en de stopplaatsen actief te promoten. Met succes. De auteur van onze reisgids, de Brit Alan Castle, deed de Chemin zowel in 1988 als in 2005. Daar waar hij in zijn eerste tocht gedurende 90 km geen enkele gîte d’etappe tegenkwam, waren er een dozijn in 2005. Zoals zo vaak doet toerisme de streek heropleven.

Naast de vele hotels, hostels, chambres d’hôtes en gites d’etappes heb je natuurlijk ook restaurants, bars en winkeltjes die kunnen overleven dankzij de toestroom van wandelaars. Maar het zorgt evenzeer voor aanverwante toeristische activiteiten, zoals groepstochten of de verhuur van ezels, die je voor een klein deeltje of de hele tocht kunnen vergezellen. Er is veel veranderd op de Chemin de Stevenson, maar de koppigheid van de ezel hoort daar niet bij. Wie een redelijk wandeltempo wilt aanhouden, wordt afgeraden zo’n lastdier te nemen.

Onze tocht door de Cevennen

DSC08268

Mont Lozère, letterlijk (en figuurlijk) het hoogtepunt

Er is uiteraard heel wat veranderd sinds 1878. Waar je vroeger enkele weken zou doen over de tocht naar het startpunt, doe je deze reis nu in een paar uren. Moest je vroeger een ezel inhuren om je spullen mee de berg op te sleuren, kan dit nu gemakkelijk via een aangepaste ergonomische rugzak, of nog beter, bagagevervoer. Wij kozen voor het maximale comfort. Alles werd geregeld door Zuiderhuis, een reisorganisatie die ter plekke met partners de hele reis uitstippelen. Onze grote rugzakken werden vervoerd door La Malle Postale. We werden geacht elke dag om 8 uur onze bagage klaar te zetten en bij aankomst in de volgende slaapplek stond deze klaar. Handig.

Zo konden we zelf op pad met twee dagrugzakken, waarbij we de fout maakten om te denken dat mijn oude schoolrugzak, een Eastpak, zou volstaan om het extra water en andere kleinere spullen te dragen. Qua gewicht was er geen enkel probleem, alleen was de ergonomie niet optimaal. Onze benodigdheden voor tijdens de wandelingen bestond meestal uit het lunchpakket, koekjes en fruit voor tijdens de wandeling, voldoende water (afhankelijk van de lengte en de temperatuur), onze reisgidsen en de kaart van de route en af en toe onze schrijfboekjes.

We hadden het plan opgevat om, geïnspireerd door Robert Louis Stevenson, zelf ook onderweg te schrijven. Over indrukken onderweg, gesprekken, het eten, de verblijven, de overeenkomsten en verschillen met zijn tocht door de Cevennen. Kortom alles wat in ons opkwam en wat later nog leuk kon zijn om te lezen. Mijn schrift vormt de basis van deze blog.

Hoewel we niet echt op het gewicht van onze bagage moesten kijken, proberen we toch steeds zo selectief mogelijk om te gaan met wat we wel en niet meenemen. Hiervoor werken we al enkele jaren met een handige Excel-lijst, die afhankelijk van de weersomstandigheden en de aard van onze bestemming meer of minder regen- en koudebestendige kledij bevat. Een regenjas en fleece staan standaard op de lijst, zeker als je boven de 1000 meter gaat, maar aangezien het toch vooral warm tot heet ging worden, konden we lichte kledij en sandalen meenemen.

Onze manier van reizen zorgde ook nog voor een ander comfortabel voordeel. In onze formule zat steeds demi pension, waardoor je zowel ’s morgens als ’s avonds gewoon de voeten onder de tafel kunt schuiven zonder te veel denkwerk of keuzestress. Dat is geen detail, aangezien we, zeker voor het Tripadvisor-tijdperk, uren hebben versleten aan het ronddwalen door straten op zoek naar een goed, gezellig en niet te duur restaurant. Een extra voordeel is dat je zaken krijgt voorgeschoteld die je anders nooit zou nemen. Zo valt er elke avond wel iets te ontdekken.

Uit praktische overwegingen viel onze reisroute niet helemaal samen met deze van Stevenson. We begonnen en eindigden in Lyon, waar onze TGV vanuit Brussel halt hield. Onze feitelijke wandeltocht vatten we aan in Le Puy-en-Velay, wat ook niet helemaal volgens het canon is, maar wat wel een bijzondere ervaring en een aangename wandeldag extra opleverde. Na onze aankomst in Saint-Jean-du-Gard reisden we nog verder zuidwaarts naar Nîmes. Het wordt in deze blog mee opgenomen omdat het nu eenmaal een deel uitmaakte van onze reis, ook al gaat het ruimer dan onze tocht door de Cevennen.

DSC07873

Op de GR 70 zijn Stevenson en Modestine nooit veraf

Etappe 2: Groenendaal – Kortenberg (33 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Ik begon samen met een collega in april aan de eerste etappe, die niet toevallig en zeer handig in Halle begint. Door omstandigheden duurde het even om het vervolg te hervatten, maar naar aanleiding van het vervolledigen van het tweede stuk, alvast een verslag van etappe 1 en 2.

Groenendaal – Tervuren

Tussen half april en half december zit 8 maanden en bijna 3 seizoenen. Maar op deze tweede etappe waren de weergoden ons veel gunstiger gezind dan tijdens onze het eerste stuk. Tussen enkele regenachtige dagen in zouden we vandaag getrakteerd worden op een helderblauwe lucht en ideale wandeltemperaturen, zeker voor de tijd van het jaar. En zo begonnen we in de relatief vroege ochtend, na een treinrit van Halle naar Groenendaal, aan deze tweede etappe die ons 33 km later naar Kortenberg, tegen Leuven, zou brengen.

En het begint zoals het ook geëindigd is, in het Zoniënwoud. De regen was de dagen daarvoor vrij aanwezig, waardoor sommige passages er nogal modderig bijliggen. Maar dat maakt ergens ook wel deel uit van de charme. Iets minder charmant is de spaarzaamheid van de signalisatie, waardoor het vinden van de gele-rode markering soms een speurtocht wordt. De gpx downloaden en deze bij de hand houden is geen overbodige luxe.

DSC08876

Een gesneuvelde boom in het Zoniënwoud

Net als op de eerste dag zullen we ook best wel wat vijvers zien. Deze werden hier vaak aangelegd op vraag van Leopold II. Diens koninklijk domein is namelijk niet al te ver verwijderd meer. Af en toe horen we het geklop van een specht, die schuilend tussen de takken ritmisch met zijn snavel door een stam boort. De specht is op dit stuk een zeer aanwezige metgezel trouwens. Dat geldt ook voor diverse waterlopen. Zo gaan we via een geïmproviseerd brugje een klein afvoerkanaal over.

DSC08880

De kerk van Jezus-Eik met herfstgebladerte

Nadat het Zoniënwoud wordt verlaten, gaat het via een impressionante manege langs een kaarsrecht landbouwweggetje naar Jezus-Eik, een deelgemeente van Overijse en een vroeger bedevaartsoord. De horecazaken die rondom de kerk zijn gebouwd herinneren aan de vroegere herbergen voor de bedevaarders. Het is een klein en tamelijk charmant plekje en we zien opvallend meer medewandelaars dan in april. Het park van Tervuren nadert.

Maar eerst volgt nog een laatste, korte passage door het Zoniënwoud en een iets langere door het geografisch arboretum, een plantage van diverse bomen die deel uitmaakt van de koninklijke schenking en in de vroege twintigste eeuw werd aangeplant. Op sommige plekken doet het haast Noord-Amerikaans aan. En na Jezus-Eik volgt opnieuw een plek met een rijke geschiedenis. We zijn in Tervuren.

Tervuren – Kortenberg

Het centrum van Tervuren is gebouwd rond de Sint-Evangelistkerk waar ook Sint-Hubertus wordt gevierd. Een bezoekje aan de kerk is aan te raden, al was het maar omwille van enkele mooie glasramen. Via een pleintje dat ingepalmd is door tenten en kraampjes, voor de al dan niet nog in gang te trekken kerstmarkt, gaat het via de Warandepoort.

De herinnering aan het koloniale verleden is er niet enkel door de architectuur in de omgeving, met naast de Warandepoort ook het hele park en het impressionante gebouw waar nu het Afrikamuseum is gevestigd, maar ook door 7 graven van Congolezen die in 1897 omkwamen nadat ze voor de toenmalige expo naar hier werden gebracht en omkwamen door de weersomstandigheden. Aanvankelijk werden ze begraven in niet-gewijde grond, maar nu hebben ze een prominente plek gekregen, vlak aan de kerk.

Het is een goede herinnering aan de gruweldaden tijdens de koloniale periode en de manier waarop er met de Congolezen werd omgegaan. Met dat in het achterhoofd wandelen we het Warandepark van Tervuren in. Ook hier zijn verschillende vijvers aangelegd, met een hele resem vogels om te bewonderen. Van koeten en eenden tot aalscholvers. Het park is een ideale plek om even te pauzeren en een lunch te nuttigen. Door het redelijk hoge aantal kilometers dat nog voor de boeg ligt, is een bezoek aan het Afrikamuseum geen optie.

We gaan opnieuw langs enkele vijvers, met daartussen het zogenaamde Spaanse Huis, een molen die deze naam kreeg vanwege het type baksteen dat gebruikt werd, eerder dan een link met het Zuid-Europese land. Na de Vossemvijver gaat het naar een gezellig padje langs de Voer, een klein beekje dat etymologisch verwant is met Tervuren. Ook dat komt van Fura, wat zoveel betekent als afvoer. De Voer leidt ons naar Vossem, deelgemeente van Tervuren.

DSC08917

De Voer in Tervuren

Vossem is niet al te groot en dus is het ook niet echt interessant om hier al te lang te blijven hangen. Via een korte kasseiweg gaat het naar een smal pad langsheen de velden. Daar waar links nog een weinig charmante autoweg ligt, kan je aan de rechterzijde genieten van een mooi uitzicht over velden, met Leefdaal in de verte en daarachter zelfs Leuven. Zo kom je via de curieuze Coigesteenweg in Moorsel.

We verlaten al snel dit laatste stukje Tervuren en komen zo via het Hogenbos en het gehucht Vrebos de gemeente Kortenberg binnen. In de verte zien we de E40 opduiken en we moeten deze autosnelweg zelfs even doorkruisen via een brug. Terwijl onder ons de auto’s tegen een vervaarlijke snelheid voorbij razen, gaan wij tegen een aanzienlijk doch verhoudingsgewijs zeer traag tempo naar het laatste gedeelte van deze tweede etappe.

En dat brengt ons eerst langs de hekken en prikkeldraden van de gesloten jeugdinstelling van Everberg dat De Grubbe werd gedoopt. Hier zitten een 40-tal jongeren die hier maximaal 2 maanden en 5 dagen kunnen verblijven en die hier terechtkomen nadat ze een ernstig misdrijf hebben gepleegd of hiervan verdacht worden. Het is een vreemde passage op deze GR.

Everberg zelf heeft nog een oud gemeentehuis, een jeugdcentrum en een kerk en doet gewoon zeer typisch en Vlaams aan. De verschillende buurt- en voetwegen voeren ons vaak langs de achtertuinen die bijna zonder uitzondering worden afgeschermd door hagen, hekken en draden. Heel af en toe heb je inkijk en kan je pluizig pluimvee en dartele konijnen bewonderen.

DSC08932

Het bos van Kortenberg

Voor we in Kortenberg zelf aankomen, gaan we nog een keer door een bos. De herfstkleuren zijn ook hier mooi, maar beetje bij beetje zakt de zon. Een koplamp is nog niet nodig, maar lang laat de duisternis niet op zich wachten. Via een atletiekpiste en sportcomplex nemen we nog enkele buurtwegen, door het park van de Oude Abdij en zo naar de Leuvensesteenweg met nieuwe abdij. Hier zien we nog enkele mooie villa’s in Art Deco- en Art Nouveau-stijl, zoals de Villa Lurmann, met een indrukwekkende poort. De Villa werd ontworpen door de architect Emiel Van Averbeke, die ook onder andere het poortgebouw van de Zoo van Antwerpen ontwierp.

DSC08935

De poort van Villa Lurmann

Een halve minuut later eindigt onze wandeltocht van 33 km, van het station van Groenendael, via het Zoniënwoud en het park van Tervuren naar Kortenberg. Het station zelf heeft een mooie en ruimte fietsenstalling, maar is zelf een beetje troosteloos. Dat geldt ook voor de stationsbuurt, wat op een zondagavond doods en verlaten is. Er is dus geen mogelijkheid om ons, met het vallen van de avond, op te warmen aan een warme chocomelk. Maar anders dan de vorige keer voert de trein ons wel geruisloos van Kortenberg naar Halle.

DSC08937

Terug naar Halle

Meer wandelingen op de StreekGR Groene Gordel vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/streekgr-groene-gordel-rond-brussel/

4 keer Oostkantons

Een tocht naar Malmedy is een jaarlijkse traditie. Meestal doen we dit met vrienden, maar door hun pril gezinsgeluk lukte dat dit jaar niet. Sara en ik besloten dan maar met ons tweeën te gaan. Het recept was nog steeds hetzelfde, een verblijf in de gezellige jeugdherberg van Malmedy en wandelingen in de dichte en nabije omgeving van het stadje. Voor de mensen die selectief willen lezen, hier volgt een korte samenvatting van elke wandeling:

  • Wandeling 1: Baraque Michel, door Venen en bossen
  • Wandeling 2: Sourbrodt, mistige venen en oorlogsmonumenten
  • Wandeling 3: Robertville, smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein
  • Wandeling 4: Ternell, een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

Wandeling 1: Een donkere tocht vanaf de Baraque Michel

12 kilometer, groene rechthoek, start aan Baraque Michel

Onze eerste wandeling startte aan de Baraque Michel en de nabijgelegen Fischbach kapel. Deze werd in 1830 gebouwd op initiatief van een industrieel uit Malmedy en fungeerde lange tijd als baken. De eigenaars van de Baraque beloofden elke avond de lamp in de klokkentoren aan te steken, zodat men op de Venen niet zou verdwalen.

DSC09033

We hadden deze route gekozen omdat we hier natuurlijk ook zijn voor de venen en deze wandeling voert ons n eerste instantie langs de Grande Fagne. Hier is men, net zoals op heel wat andere plaatsen, bezig met het herstellen van de oorspronkelijke staat. Dat betekent hier dat men heel wat dennenbomen kapt. Het pijpestrootje, in zijn gelige vorm, domineert ook hier, waardoor het soms iets weg heeft van een planeet in Star Wars. Deze wandeling is echter geen veenwandeling pur sang en een groot deel gaat via een bos, tot je na een tijdje opnieuw de gele vlakte ziet, ditmaal de Setay Veen.

Na een korte, maar relatief modderige passage gaat het terug het bos in. Ook daar heeft de regenval ervoor gezorgd dat het pad niet altijd even vlot begaanbaar is. Na wat bochtenwerk, komen we uit aan de Ru de Polleur een pittoresk riviertje dat zich klaterend een weg door de venen baant. Eens de Pont de Beleu over, gaat het opnieuw via de venen naar de parking van de Baraque Michel, waar ons helaas geen tafeltje gegund is voor een warme chocomelk.

Wandeling 2: Door de mistige venen en langs oorlogsmonumenten

7,5 kilometer, rode rechthoek, start aan kerk van Sourbrodt

Vanaf de kerk van Sourbrodt is het even twijfelend afwachten wanneer je begint in de straten van het dorpje. De mist is die ochtend serieus aanwezig. Dat maakt de tocht door de bebouwing al wat fijner, maar de echte meerwaarde wordt duidelijk wanneer je de mistige venen betreedt. Het is haast een traditie om minstens een mistige dag te hebben en dat is dit jaar niet anders. Sommige bomen zijn versierd als kerstboom. Daarnaast zijn hier ook heel wat zaken te vinden die verwijzen naar het oorlogsverleden van de streek, zoals een monument voor gecrashte Amerikaanse piloten een een orthodox kruis als gedenkmonument voor Russische gevangen.

Na de venen volgt ook hier een stuk bos. De schoenen krijgen opnieuw een laagje modder. Ook bossen krijgen iets extra wanneer het mistig is, zeker in Malmedy, waar je een soort van Scandinavische sfeer krijgt. In deze bospassage komt er zelfs wat behendigheid bij kijken. Het knuppelpad is omringd door water en dus moet je het gelegenheidsvijvertje oversteken door een geïmproviseerde brug met omgevallen bomen. Eens het bos uit, is er nog een korte passage langs de venen van Sourbrodt. We passeren ook nog het oude station en dra is daar opnieuw, al is het zeer miniem door de mist, de kerk zichtbaar.

Wandeling 3: Smalle bospaden rond kasteel Reinhardstein

7 km, groene (oude)/blauwe (nieuwe) rechthoek, startplaats aan parking meer Robertville.

Omdat we drie dagen in Malmedy bleven i.p.v. de gebruikelijke 4, besloten we om op de tweede dag twee kleinere wandelingen te doen. Wie al eens in Malmedy heeft verbleven om te wandelen zal weten dat de Neus van Napoleon en kasteel Reinhardstein er twee vaste waarden zijn. We hebben er al via verschillende paden op en naar toe gewandeld, maar deze korte, maar mooie route via smalle bospaden en met mooie panorama’s, hadden we nog niet gedaan.

Meteen vanaf de parking ga je via een small bospad, met een mooi uitzicht op Reinhardstein, een kasteel dat nog enkele keren de revue zal passeren. Ook hier is het modderig, waardoor het her en der opletten is, gezien de relatief steile hellingsgraad naast je. Het is even klimmen tot aan de Neus van Napoleon, een rotsformatie die door de beboste hellingen uitsteken. Geen idee waar de naam vandaan komt, maar het uitzicht is mooi.

Ook deze wandeling heeft water als thema, of het nu de vele watervalletjes zijn die via de rotsen naar beneden stromen of de Warche, die je enkele keren moet oversteken, het geklater vergezelt je een groot deel van de wandeling. Vanaf de tweede oversteek aan de rivier gaat het opnieuw omhoog, waarbij je Reinhardstein dra in het vizier krijgt. Daar is voldoende ruimte voor een picknick. Het is daarna niet ver meer naar de parking, met een korte blik op het meer van Robertville.

Wandeling 4: Een kolkende rivier en een authentiek veenlandschap

21 km, rode rechthoek, maison Ternell

Op deze laatste dag besloten we voor een gevuld dagprogramma te gaan en namen we een wandeling van 21 km die start aan het natuureducatief centrum Ternell in Eupen. Het was even zoeken naar het juiste pad, maar aangezien we wisten dat we de Helle stroomopwaarts moesten volgen, konden we in principe niet missen. Het eerste deel van de wandeling volgt de rivier die wild kolkt. De hellingsgraad wordt steeds pittiger, tot we op een gegeven moment zelfs een leuning nodig hebben.

Eens naar boven geklommen verlaat je het water en zie je opnieuw de Hoge Venen. Ook hier doen ze aan ecoconservatie, waar nodig zijn er bomen gekapt en in de plaats worden berken geplant. Doordat het best een zonnige dag is, is er een mooi lichtspel in het bos, waarbij de stralen de bomen in een felgroen onthullen en dan weer schuchter komen piepen. Eens uit het bos gaat het via een nieuw stukje venen, Im Platten Ven en een grensparking tussen België en Duitsland naar de Brackvenn. We kiezen hier voor een alternatieve route zodat we in z’n volheid kunnen genieten van het mooie veenlandschap.

De Brackvenn is een mooie veenafsluiter. Een groot deel gaat via een knuppelpad, dat door de temperatuur her en der glad is. Opletten geblazen dus, zeker als je rondkijkt naar het prachtige landschap. Aan de uitgang van de Brackvenn is er een ideaal gelegen bankje voor de lunch. Daarna gaat het opnieuw door het bos en steken we de Getzbach over via een bruggetje.

Het slotstuk van deze wandelroute is nog enigszins misleidend. Een eerste deel, langs het laatste stuk veen is namelijk aangenaam wandelen op een plateau, maar daarna volgen nog een redelijk stijl stuk via glibberige stenen, een bospad waar het pad een beek is geworden en een modderpassage waardoor mijn schoen enkele keren is verdwenen met een glibberig zuiggeluid (mensen die al eens zijn weggezakt in de modder weten wat ik bedoel). Daarna is de parking terug in zicht. De cafetaria is helaas gesloten, dus er wordt ons opnieuw een warme chocomelk ontzegd.

 

Etappe 1: Halle – Groenendaal (22 km)

De Vlaamse Rand is meer dan een plek waar Vlamingen thuis zijn en de schaduw van onze hoofdstad immer aanwezig is. Het is ook een plek waar wandelaars thuis zijn, dankzij verscheidene wandelknooppuntnetwerken maar ook dankzij een eigen streekGR, de GR groene gordel. Want ondanks de onvermijdelijke verstedelijking en verkaveling, is er nog heel wat natuurpracht te vinden. Ik begon samen met een collega in april aan de eerste etappe, die niet toevallig en zeer handig in Halle begint. Door omstandigheden duurde het even om het vervolg te hervatten, maar naar aanleiding van het vervolledigen van het tweede stuk, alvast een verslag van etappe 1 en 2.

Halle – Sint-Genesius-Rode

20170805_190729

De grote markt van Halle met basiliek

Zoals ik al zei, het is handig meegenomen dat de GR Groene Gordel in Halle begint, met name aan de trots van deze bedevaartstad, de basiliek. Onze basiliek is gekend van de Zwarte Madonna en de kannonballen die deel uitmaken van de legende. Gespeend van enig chauvinisme kan ik wel zeggen dat het een bijzonder mooie basiliek is. Maar goed, de GR dus. De weg wordt doorgaans goed aangeven aan de hand van geel-rode rechthoeken (voor de grote GR’s gebruikt men wit en rood). Maar dit eerste deel gaat door relatief gekend terrein en dus is het minder nodig om volledig af te gaan op de signalisatie.

Aanvankelijk worden we nog vergezeld van een flinke portie regen. Maar eens aan het kerkhof van Buizingen gekomen blijft de schade beperkt tot grijze, dreigende wolken. En een onaangenaam sterke wind die doorheen de dag zal toenemen. Tot de nakende storm uiteindelijk onze tocht door het bos enigszins gevaarlijk maakt en het treinverkeer danig in de war stuur. Maar daarover later meer.

DSC06762

Je moet niet ver gaan voor een mooi wandelpad

Van de Basiliekstraat, de hoofdstraat van Halle, gaat het via Buizingen, waar we het oude sanatorium passeren, naar het al iets groenere Beersel. Het is opvallend hoe tussen de verkavelingen door je toch passages hebt in bossen, langs holle wegen en kleine beekjes, zoals de kapittelbeek. De Zennevallei is natuurlijk van oudsher, net als het aanpalende Pajottenland, een bron van inspiratie geweest voor kunstenaars en schrijvers. Blijkbaar is het Consciencepad dat je van Halle naar Beersel volgt zelfs het oudste bewegwijzerde recreatieve wandelpad van Vlaanderen. Het dateert van 1935.

DSC06763

Een landschap in de Zennevallei met grijze wolken

Na een tijdje komen we aan in het centrum van Dworp, waar je via het oude gemeentehuis en de 18de eeuwse schandpaal naar een pad langs de Molenbeek gaat. Langs dit landschap waren vroeger heel wat molens te vinden. De relatieve heuvelachtigheid van dit landschap maakte dat het een interessante locatie was. Vandaag zijn er nog amper te vinden, maar het pad passeert wel aan de oude papiermolen van Herisem, goed bewaard industrieel erfgoed en een excellente keuze als je op zoek bent naar een leuke trouwlocatie.

Af en toe wordt de rust en oase doorprikt door de drukte van de 21ste eeuwse beschaving. Dan moet je bijvoorbeeld een drukke steenweg over. Maar deze momenten zijn opvallend afwezig en worden al snel gecompenseerd door authentieke hoogtepunten. Soms is dit letterlijk te nemen, zoals in het geval van de hertogelijke OLV-kerk van Alsemberg en z’n pittige trappenpartij. Even later komen we al in onze derde gemeente aan, met name de faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode. Hier gaan we even door het centrum van het dorpje en is het station, op zo’n 12 km, een zeer goede plek om te pauzeren.

Sint-Genesius-Rode – Groenendaal

Na een relatief lange passage over asfalt en door de bewoonde wereld kunnen we terug een aangenaam padje op en komen we niet veel later aan de vijvers van Sint-Genesius-Rode. Ik heb het wel voor waterpartijen. Een gekleurde, afgebroken mozaïek geeft het geheel iets extra melancholisch. De ligging van deze vijvers zijn ook bijzonder. In de Vlaamse Rand gaat groen en gezellig vaak gepaard met villawijken en “kasten van huizen”. Dat is in Sint-Genesius-Rode niet anders.

Wanneer we dit mooi stukje natuur verlaten komen we dan ook opnieuw in een verkaveling met gigantische, maar weinig esthetische bouwwerken. Dat is helaas onvermijdelijk wanneer je gaat wandelen in de Vlaamse Rand, waar ook uitwijkelingen met veel geld thuis zijn. Maar opnieuw zijn deze passages niet zo storend en zit je nooit langer dan een kwartier in dit type wijk.

En het laatste stuk van deze eerste etappe compenseert helemaal voor elke lelijke, uit de kluiten gewassen villa. Na nog een keer een drukke baan te kruisen, gaan we namelijk het Zönienwoud in. Het is geen ongerept bos en de wandelpaden zijn op dit gedeelte vaak geasfalteerd of toch deels verhard. Maar er hangt een bijzonder sfeer door het hierboven vermelde stormweer.

Want de wind begint zich vanaf de namiddag meer en meer te manifesteren, en daar waar dat in de gemiddelde villawijk niet zoveel uitmaakt, is dat wel anders in een bos. Doorheen de wandeling in het Zoniënwoud horen we de bomen dan ook vervaarlijk kraken. Af en toe duikelt er een tak naar beneden. Een keer is dat zelfs een redelijk uit de kluiten gewassen exemplaar dat aan onze voeten neervalt.

DSC06779

Something wicked this way comes

Desondanks proberen we zoveel mogelijk te genieten van de rust en schoonheid van het bos, waar, misschien door de aanwezige wind, niet al te veel volk te bespeuren valt. Ook hier wordt de liefhebber van de betere vijver getrakteerd op mooie exemplaren. De inmiddels zeer dreigende wolken op de achtergrond geven het geheel iets extra. Net als we het bos verlaten horen we een onaards klinkend maar zeer aards gekraak. Aan de overkant van de weg is een boom door de stormwind omgewaaid.

Voor de storm echt ruig wordt, naar Vlaamse normen weliswaar, komen we opnieuw in de bewoonde wereld aan, waar we schuilen in het station van Groenendaal. Op het perron van het station klappert het dak naar boven en onder, maar het is toch nog voldoende goed bevestigd en het blijft bij wat gebonk. We geraken nog wel van Groenendaal naar Brussel-Zuid, maar daar zijn alle treinen door het stormweer afgelast. De bus is gelukkig een goed alternatief, en zo eindigt onze eerste wandeldag, van Halle, doorheen het groene Beersel en Rode en zo naar het Zoniënwoud,  met een rit door het minst aantrekkelijke van Anderlecht en Sint-Pieters-Leeuw.

DSC06781

Eindhalte: Groenendaal

Meer wandelingen op de StreekGR Groene Gordel vind je hier: https://fromtheseatothelandbeyond.com/streekgr-groene-gordel-rond-brussel/